2.8. Terugbetaling studiekostenvergoedingen
[Regeling vervallen per 31-08-2007 met terugwerkende kracht tot en met 22-08-2007]
Het komt regelmatig voor dat werknemers bij ontslag een vergoeding voor studiekosten
moeten terugbetalen aan de - voormalige - werkgever (hierna: werkgever 1). Ook komt
het voor dat de nieuwe werkgever (hierna: werkgever 2) de terug te betalen vergoeding
van studiekosten direct of indirect voor zijn rekening neemt. Waar hierna gesproken
wordt over studiekosten, zijn dit de op de werknemer drukkende uitgaven voor het volgen
van een opleiding of studie als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB).
De volgende situaties zijn te onderscheiden:
-
a. Vergoeding van studiekosten door werkgever 1
-
b. Terugbetaling van een studiekostenvergoeding door de werknemer
-
c. Vergoeding door werkgever 2 binnen het kalenderjaar van terugbetaling
-
d. Vergoeding door werkgever 2 buiten het kalenderjaar van terugbetaling
Per situatie geef ik hierna de gevolgen weer.
a. Vergoeding van studiekosten door werkgever 1
Dit is de gebruikelijke (begin-)situatie. Een werkgever kent een studiekostenvergoeding
toe in het jaar waarin de werknemer de uitgaven doet. De studiekostenvergoeding is
een vrije vergoeding. Voor de werknemer is in zoverre geen sprake meer van uitgaven
die op hem drukken. De kosten kunnen hierom voor de heffing van de inkomstenbelasting
niet bij hem in aftrek komen (zie de artikelen 6.1 en 6.27 van de Wet IB 2001).
b. Terugbetaling van een studiekostenvergoeding door de werknemer
Als een werknemer een eerder vrijgestelde studiekostenvergoeding terugbetaalt is er
geen sprake van negatief loon. Zie in dit verband de MvT op artikel 15 van de Wet LB (onder meer gepubliceerd in VN BP21 1999/2.6A): ‘Indien een werknemer om welke reden
dan ook een vrije vergoeding geheel of gedeeltelijk terugbetaalt, brengt het in de
wet neergelegde systeem mee dat deze terugbetaling niet op enigerlei wijze in mindering
op het loon kan komen. De fiscale behandeling van een dergelijke situatie is derhalve
gelijk aan die van de situatie waarin de werkgever aanstonds geen of een gedeeltelijke
vergoeding verstrekt.’
Mede gelet op het voorgaande brengt een redelijke wetstoepassing mee dat de werknemer
het terugbetaalde bedrag voor de heffing van de inkomstenbelasting in aanmerking kan
nemen als scholingsuitgaven in het jaar van terugbetaling.
c. Vergoeding door werkgever 2 binnen het kalenderjaar van terugbetaling
Aangezien de terugbetaling van de studiekostenvergoeding voor de werknemer meebrengt
dat in zoverre sprake is van op hem drukkende scholingsuitgaven (zie hiervoor onder
2), kan werkgever 2 hiervoor een vrije studiekostenvergoeding geven. Hierbij geldt
als voorwaarde dat hij de vergoeding betaalt of onvoorwaardelijk toezegt in het kalenderjaar
waarin de werknemer terugbetaalt aan werkgever 1. Het gevolg voor de werknemer is
dat in zoverre geen sprake meer is van uitgaven die op hem drukken. De kosten kunnen
hierom voor de heffing van de inkomstenbelasting niet bij hem in aftrek komen (zie
de artikelen 6.1 en 6.27 van de Wet IB 2001).
In de praktijk hoeft dit overigens niet via de werknemer te verlopen. Als werkgever
2 de terugbetalingsverplichting van de werknemer overneemt en rechtstreeks aan werkgever
1 betaalt, heeft deze betaling voor de werknemer geen enkel gevolg voor de loon- en
inkomstenbelasting.
d. Vergoeding door werkgever 2 buiten het kalenderjaar van terugbetaling
Als werkgever 2 een vergoeding toekent na afloop van het jaar waarin de werknemer
terugbetaalt aan werkgever 1, is er geen sprake van een vrije studiekostenvergoeding.
Voor de werknemer vormde de terugbetaling in het desbetreffende jaar aftrekbare scholingsuitgaven
(zie hiervoor onder 2). In een later jaar is hierom geen sprake van drukkende uitgaven
en is een vrije vergoeding in zoverre niet mogelijk.