Regeling mobiele eenheid 2007

Geraadpleegd op 17-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2015.
Geldend van 01-07-2015 t/m heden

Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie van 15 februari 2007, nr. 2006/361778, houdende nieuwe regels voor de mobiele eenheid (Regeling mobiele eenheid 2007)

De Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie,

Gelet op de artikelen 48, eerste lid, en 48a van de Politiewet 1993 en de artikelen 6, tweede lid, en 17, tweede lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen;

Besluiten:

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1

  • 1 De mobiele eenheid bestaat uit basiseenheden al dan niet met een bijzondere taak en bijzondere eenheden.

  • 2 Bijzondere eenheden zijn verkenningseenheden, eenheden beredenen, eenheden hondengeleiders, eenheden met de waterwerper, aanhoudingseenheden, BRATRA-groepen en eenheden specialistische schutters.

Paragraaf 2. Basiseenheden

Artikel 2

  • 1 Basiseenheden zijn organisatorisch opgebouwd uit een groep, sectie, peloton of compagnie.

  • 2 Een groep bestaat uit elf leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur.

  • 3 Een sectie bestaat uit een sectiecommandant en twee groepen.

  • 4 Een peloton bestaat uit een pelotonscommandant en twee secties.

  • 5 Een compagnie bestaat uit een compagniescommandant en twee of meer pelotons.

  • 6 Indien een basiseenheid, anders dan in een groep, zelfstandig optreedt, dan heeft die de beschikking over een chauffeur voor het commandovoertuig en één of meer verbindingsspecialisten.

Paragraaf 3. Basiseenheden met een bijzondere taak

Artikel 3

  • 1 Eenheden te water zijn bekwaam om op of rond een vaartuig of een waterwerk op te treden.

  • 2 Artikel 2 is overeenkomstig van toepassing.

Paragraaf 4. Bijzondere eenheden

Artikel 4

  • 1 Een regionale eenheid kan beschikken, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale eenheden, over een of meer verkenningseenheden.

  • 2 Verkenningseenheden zijn organisatorisch opgebouwd uit een groep, bestaande uit vier tot twaalf leden, onder wie een groepscommandant.

Artikel 5

  • 1 Een regionale eenheid kan beschikken, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale eenheden, over een of meer eenheden beredenen.

  • 2 Eenheden beredenen zijn organisatorisch opgebouwd uit een groep bestaande uit zes ruiters, onder wie een groepscommandant.

Artikel 6

  • 1 Een regionale eenheid kan beschikken, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale eenheden, over een of meer eenheden hondengeleiders.

  • 2 Eenheden hondengeleiders zijn organisatorisch opgebouwd uit een groep bestaande uit zes leden, onder wie een groepscommandant, een voor zijn taak opgeleide chauffeur en vier hondengeleiders.

Artikel 7

  • 1 Bij de regionale eenheden, genoemd in bijlage 3, zijn één of meer waterwerpers gestationeerd.

  • 2 De regionale eenheid, bedoeld in het eerste lid, beschikt over een bij de waterwerper behorende eenheid.

  • 3 Een eenheid met de waterwerper bestaat uit een voor deze taak bekwame commandant, chauffeur en twee kanonniers.

Artikel 8

  • 1 Een regionale eenheid kan, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale eenheden, beschikken over een of meer aanhoudingseenheden.

  • 2 Aanhoudingseenheden zijn organisatorisch opgebouwd uit een groep of sectie.

  • 3 Een groep bestaat uit acht leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur.

  • 4 Een sectie bestaat uit een sectiecommandant en twee groepen.

Artikel 9

  • 1 Een regionale eenheid kan, zelfstandig of samen met een of meer andere regionale eenheden, beschikken over een of meer BRATRA-groepen.

  • 2 De leden van een BRATRA-groep zijn bekwaam in het toegankelijk en vrij van obstakels maken van ruimten, wegen en gebieden, het bestrijden van kleine branden bij een optreden van de mobiele eenheid en verspreiding van CS-traangas al of niet met behulp van een vuurwapen.

  • 3 De BRATRA-groep bestaat uit zes leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur.

Artikel 10

  • 2 De in het eerste lid bedoelde schutters zijn daarnaast bekwaam in verspreiden van CS-traangas al of niet met behulp van een vuurwapen.

  • 3 Het aantal eenheden minimaal gelijk is aan het aantal eenheden zoals vermeld in de bijlage 3 van deze regeling.

  • 4 Eenheden specialistische schutters zijn organisatorisch opgebouwd uit een groep, bestaande uit elf leden, onder wie een groepscommandant en een voor zijn taak opgeleide chauffeur.

Paragraaf 5. Verantwoordelijkheid korpschef

Artikel 11

  • 2 De opleiding voor de specifieke taak, bedoeld in het eerste lid, onder c, is met succes afgerond indien de deelnemer heeft voldaan aan de competentiegerichte eindtermen van de daartoe strekkende opleiding en is gecertificeerd door het Bureau examinering van de LSOP.

Artikel 12

De korpschef draagt voor wat betreft opleiden en oefenen zorg voor dat:

  • 1. Elk in een basiseenheid of een bijzondere eenheid ingedeeld personeelslid van zijn korps jaarlijks, door middel van opleiding en oefening, blijft voldoen aan de geldende eindtermen, gesteld voor deze specifieke taak. Deze eindtermen omvatten minimaal 40 uur oefenen per jaar.

  • 2. De basiseenheden en de bijzondere eenheden geoefend zijn en blijven in de samenwerking met relevante andere eenheden of organisatieonderdelen.

Artikel 13

De korpschef draagt voor wat betreft het materieel zorg voor dat:

  • 1. De in deze regeling genoemde eenheden en BRATRA-groep de beschikking hebben over een voor de taak toegerust voertuig.

  • 2. Een basiseenheid bij een zelfstandig optreden, anders dan een groep, de beschikking heeft over een commandovoertuig.

  • 3. De ruiters de beschikking hebben over voor hun taak getrainde paarden.

  • 4. Iedere hondengeleider de beschikking heeft over een gecertificeerde hond zoals voorgeschreven in de Regeling politiehonden.

  • 5. De leden van de in deze regeling genoemde eenheden en BRATRA-groep zijn uitgerust met adequate beschermings- en veiligheidsmiddelen.

  • 6. De aangewezen leden van de in deze regeling genoemde eenheden en BRATRA-groep zijn uitgerust met een vuurwapen als bedoeld in artikel 10 van het Besluit bewapening en uitrusting politie.

Artikel 14

De korpschef draagt er zorg voor dat ten behoeve van de eenheden te water, als bedoeld in artikel 3, kan worden beschikt over twee vaartuigen, een commandovaartuig en een reddingsvaartuig met een voor deze taak bekwame bemanning.

Paragraaf 6. Paraatheid

Artikel 15

  • 1 De korpschef houdt het aantal basiseenheden uit de bijlage 1 en 2 van deze regeling beschikbaar voor bijstand.

  • 2 De korpschef houdt de bijzondere eenheden uit de bijlage 3 van deze regeling beschikbaar voor bijstand.

  • 3 De korpschef draagt ervoor zorg dat basiseenheden, basiseenheden met een bijzondere taak en bijzondere eenheden zijn toegesneden op de behoefte in de regionale eenheid, dan wel in de samenwerkende regionale eenheden.

Artikel 16

  • 1 De korpschef draagt ervoor zorg dat in een regionale eenheid waarbinnen op basis van bijlage 1 twee of meer pelotons basiseenheden voor bijstand beschikbaar moeten zijn, één peloton binnen anderhalf uur en een volgend peloton binnen vier uur gereed is voor vertrek.

  • 2 De korpschef draagt ervoor zorg dat in een regionale eenheid waarbinnen op basis van bijlage 1 één peloton en één sectie basiseenheden voor bijstand beschikbaar moeten zijn, één sectie binnen anderhalf uur en één volgende sectie binnen vier uur gereed is voor vertrek.

  • 3 De korpschef draagt ervoor zorg dat in een regionale eenheid waarbinnen op basis van bijlage 2 één peloton eenheden te water beschikbaar moet zijn, één sectie binnen anderhalf uur en de andere sectie binnen vier uur gereed is voor vertrek.

  • 4 De korpschef draagt ervoor zorg dat van de bijzondere eenheden die op basis van bijlage 3 voor bijstand binnen een regionale eenheid beschikbaar moeten zijn, de helft, zijnde ten minste een groep of eenheid, binnen anderhalf uur gereed is voor vertrek, en de volgende groep of eenheid binnen vier uur gereed is voor vertrek.

Paragraaf 8. Opvang, nazorg en evaluatie

Artikel 18

  • 1 De korpschef draagt er zorg voor dat binnen elke regionale eenheid voldoende opvang en nazorg wordt aangeboden aan de ingezette leden tijdens en na een optreden van de mobiele eenheden.

  • 2 De korpschef maakt, de gezagsverantwoordelijken gehoord hebbende, van elk grootschalig optreden waarbij sprake is geweest van ernstige verstoring van de openbare orde, een evaluatierapport op.

  • 3 De korpschef verstrekt de Minister van Veiligheid en Justitie op diens verzoek een afschrift van het onder 2 genoemde evaluatierapport.

Paragraaf 10. Slotbepalingen

Artikel 21

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en geldt voor de duur van twee jaar.

  • 2 Deze regeling wordt automatisch verlengd voor onbepaalde tijd tenzij de leden van het Centraal Georganiseerd Overleg Politie met feiten aantonen dat uitvoering van de artikelen 15 en 16 tot sociaal onaanvaardbare situaties leidt voor de leden van de mobiele eenheid in de regionale politiekorpsen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 15 februari 2007

De

Minister

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J.W. Remkes

De

Minister

van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin

Bijlage 1. , behorend bij de artikelen 15, eerste lid, en 16, eerste en tweede lid, van de Regeling mobiele eenheid 2007

Bijstandssterkte mobiele eenheid

Basiseenheden

Regionale eenheid

pelotons

Secties

Noord-Nederland

3

 

Oost-Nederland

5

 

Noord-Holland

2

1

Amsterdam

4

 

Midden-Nederland

4

 

Den Haag

4

1

Rotterdam

4

1

Zeeland-West-Brabant

2

1

Oost-Brabant

2

1

Limburg

2

1

Bijlage 2. , behorend bij artikel 16, derde lid, van de Regeling mobiele eenheid 2007

Basiseenheden met een bijzondere taak

Eenheden te water

Regionale eenheid

pelotons

Noord-Nederland

1

Oost-Nederland

2

Noord-Holland

1

Amsterdam

1

Midden-Nederland

Den Haag

Rotterdam

2

Zeeland-West-Brabant

1

Oost-Brabant

Limburg

1

Bijlage 3. , behorend bij artikel 16, vierde lid, van de Regeling mobiele eenheid 2007

Bijstandssterkte mobiele eenheid

Bijzondere eenheden

Regionale eenheid

Eenheden met waterwerper

Eenheden/groepen

specialistische schutters

Noord-Nederland

4

Oost-Nederland

5

Noord-Holland

3

Amsterdam

2

4

Midden-Nederland

5

Den Haag

2

5

Rotterdam

2

5

Zeeland-West-Brabant

4

Oost-Brabant

3

Limburg

3