Besluit nadere werktijdregeling en overwerkvergoeding voor personenchauffeurs (6)

[Regeling materieel uitgewerkt per 04-12-1998.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 13-01-2010 en zichtdatum 20-09-2024.
Geldend van 01-01-1993 t/m heden

Besluit van 15 december 1992, houdende een nadere werktijdregeling en overwerkvergoeding voor personenchauffeurs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken van 23 november 1992, nr. 92MO08489, Onze Minister van Financiën, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 7 oktober 1992, nr. PM92-2259,

Overwegende, dat het wenselijk is om de arbeidsduur van personenchauffeurs die structureel overwerk verrichten te verlengen, onder toekenning van een toelage;

Gelet op artikel 21, achtste lid Algemeen Rijksambtenaren reglement, artikel 23, twaalfde lid, artikel 19 en artikel 25, tweede lid Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

Gehoord de Bijzondere Commissie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In afwijking van het bepaalde in artikel 21, tweede lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt de maximale arbeidsduur van door de Minister van Financiën aangewezen ambtenaren die de functie van personenchauffeurs uitoefenen met 30 uur per maand verlengd.

Artikel 2

De krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar ontvangt maandelijks een toelage die 30 maal het voor hem geldende salaris per uur bedraagt.

Artikel 3

  • 1 Buiten de voor hem geldende werktijden kan aan de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar overwerk worden opgedragen tot een maximum van gemiddeld 45 uur per maand tegen een vergoeding van 150% van het voor de aangewezen ambtenaar geldende salaris per uur.

  • 2 Overwerk dat aan de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar wordt opgedragen dat uitstijgt boven het in het eerste lid genoemde aantal uren per maand, wordt vergoed op basis van verlof gelijk aan de extra gewerkte tijd en in geld per extra gewerkt uur van 50% van het salaris per uur van de aangewezen ambtenaar.

Artikel 4

  • 1 De maandelijkse vergoeding voor overwerk als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt berekend op basis van het in voorgaande 12 maanden gemiddeld verricht aantal uren overwerk.

  • 2 Het overwerk als bedoeld in artikel 3, tweede lid, wordt vergoed op basis van een maandelijks door de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar in te dienen declaratie.

Artikel 5

Voorzover de werktijd aanvangt en eindigt op het moment dat de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar zijn huis verlaat respectievelijk daar terugkeert, wordt op de dagelijkse werktijd de normale begeeftijd (reistijd) van 1 uur in mindering gebracht.

Artikel 6

  • 1 Indien ambtenaren in dienst treden en worden aangewezen krachtens artikel 1 ontvangen zij de eerste drie maanden een vergoeding voor overwerk op declaratiebasis met dien verstande dat het aantal overuren niet meer dan 45 uur per maand bedraagt.

  • 2 Na de in het eerste lid genoemde 3 maanden wordt de overwerkvergoeding voor overwerk maandelijks vergoed op basis van de voorafgaande maanden totdat op deze manier 12 maanden vooraf zijn gegaan aan de maandelijkse vergoeding.

Artikel 7

Bij het uit dienst treden van een krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar vindt geen nacalculatie plaats van het gemiddeld aantal overuren over de voorafgaande 12 maanden.

Artikel 8

Aan de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar, bij wie het gemiddeld aantal overuren (à 150%) per maand, berekend over de 12 maanden voorafgaand aan het moment van invoering, hoger is dan 45 uur, wordt gedurende een periode van twee jaar op maandbasis een afnemend toeslagpercentage toegekend over het verschil tussen het 12-maands gemiddelde en voornoemde 45 uur. Het toeslagpercentage ziet er alsvolgt uit:

het eerste halfjaar 80%

het tweede halfjaar 60%

het derde halfjaar 40%

het vierde halfjaar 20%

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 15 december 1992

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

R. F. M. Lubbers

De Minister van Financiën,

W. Kok

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

Uitgegeven de negentwintigste januari 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin