Besluit nadere werktijdregeling en overwerkvergoeding voor personenchauffeurs (1)

[Regeling materieel uitgewerkt per 04-12-1998.]
Geraadpleegd op 17-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2003.
Geldend van 01-01-1990 t/m heden

Besluit van 17 januari 1990, houdende nadere werktijdregeling en overwerkvergoeding voor personenchauffeurs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Minister van Justitie van 13 december 1989, Centrale Directie Personeelszaken, nr. 053 P189, Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

Overwegende, dat het wenselijk is om de arbeidsduur van personenchauffeurs die structureel overwerk verrichten te verlengen, onder de toekenning van een toelage;

Gelet op artikel 21, zevende lid, Algemeen Rijksambtenarenreglement, artikel 23, twaalfde lid, artikel 19 en artikel 25, tweede lid, Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In afwijking van het bepaalde in artikel 21, tweede lid van het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt de maximale arbeidsduur van door de Minister van Justitie aangewezen ambtenaren die de functie van personenchauffeur uitoefenen, met 30 uur per maand verlengd.

Artikel 2

De krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar ontvangt een maandelijkse toelage die 30 maal het voor hem geldende salaris per uur bedraagt.

Artikel 3

  • 1 Buiten de voor hem geldende werktijden kan aan de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar overwerk worden opgedragen tot een maximum van 45 uur per maand tegen een vergoeding van 150% van het voor de aangewezen ambtenaar geldende salaris per uur.

  • 2 Overwerk dat aan de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar wordt opgedragen dat uitstijgt boven het in het eerste lid van dit artikel genoemde aantal uren per maand, wordt vergoed op basis van verlof, gelijk aan de extra gewerkte tijd en in geld per extra gewerkt uur van 50% van het salaris per uur van de aangewezen ambtenaar.

Artikel 4

De geldelijke vergoeding voor overwerk als bedoeld in het eerste lid van artikel 3, wordt berekend op basis van het in de voorafgaande vier volle kalenderkwartalen gemiddeld verrichte aantal uren overwerk.

Het overwerk als bedoeld in het tweede lid van artikel 3 wordt vergoed op basis van een maandelijks door de aangewezen ambtenaar in te dienen declaratie.

Artikel 5

Voor zover de diensttijd aanvangt en eindigt op het moment dat de aangewezen ambtenaar zijn woning verlaat, respectievelijk daar terugkeert, wordt op de dagelijkse werktijd de normale reistijd voor woon-werkverkeer, die minimaal op één uur wordt gesteld, in mindering gebracht.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1990.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 17 januari 1990

Beatrix

De Minister-President, De Minister van Algemene Zaken,

R. F. M. Lubbers

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

Uitgegeven de zesde februari 1990

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin