Besluit nadere werktijdregeling en overwerkvergoeding voor personenchauffeurs (5)

[Regeling materieel uitgewerkt per 04-12-1998.]
Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 01-01-1993 t/m heden

Besluit van 25 november 1992, houdende een nadere werktijdregeling en overwerkvergoeding voor personenchauffeurs

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, van 11 november 1992, nr. 92M008101, de Staatssecretaris van Financiën van 2 oktober 1992, nr. 592-2301, directie Personeel en Organisatie van de Belastingdienst, en Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 6 november 1992, nr. AB92/1031, DGMP/AV/R;

Overwegende, dat het wenselijk is om de arbeidsduur van personenchauffeurs die structureel overwerk verrichten te verlengen, onder de toekenning van een toelage, en een aparte regeling te treffen voor het overwerk;

Gelet op artikel 21, achtste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, artikel 23, twaalfde lid, artikel 19 en artikel 25, tweede lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In afwijking van het bepaalde bij artikel 21, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement wordt de maximale arbeidsduur van door de Staatssecretaris van Financiën aangewezen ambtenaren die binnen de Belastingdienst de functie van personenchauffeur uitoefenen, met 30 uur per maand verlengd.

Artikel 2

De krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar ontvangt een maandelijkse toelage ter grootte van 30/165 van het salaris.

Artikel 3

  • 1 Buiten de voor hem geldende arbeidsduur kan aan de krachtens artikel 1 aangewezen ambtenaar overwerk worden opgedragen tegen een vergoeding van 150% van het voor hem geldende salaris per uur.

  • 2 Indien de ambtenaar overuren, in dezelfde maand waarin deze gewerkt zijn, compenseert met verlof, bestaat de vergoeding voor overwerk uit:

    • a. verlof, gelijk aan het aantal uren overschrijding van de op basis van artikel 1 verlengde arbeidsduur, en

    • b. een bedrag in geld, dat voor elk uur van die overschrijding 50% bedraagt van het voor hem geldende salaris per uur.

  • 3 Aan de ambtenaar wordt de vergoeding over maximaal gemiddeld 45 overwerkuren per maand toegekend, waarbij overwerkuren die met toepassing van het tweede lid zijn vergoed, niet worden meegerekend bij het vaststellen van het aantal van 45.

Artikel 5

Voor de lunch wordt een ½ uur per dag op de werktijd in mindering gebracht. De werktijd wordt verder verminderd met 1 uur per dag indien voor de kosten van een avondmaaltijd een vergoeding is genoten op basis van daartoe strekkende voorschriften en/of regelingen.

Artikel 6

Indien de dagelijkse werktijd aanvangt op het moment dat de ambtenaar zijn woning verlaat en eindigt op het moment dat de ambtenaar daar terugkeert wordt, voor het vaststellen van de arbeidsduur per dag, op de werktijd de reistijd wegens woning-werk (in casu de tijd om de afstand tussen de woning van de chauffeur en de woning van de directeur te overbruggen) tot een maximum van een ½ uur per dag in mindering gebracht.

Artikel 7

  • 1 De overuren worden maandelijks uitbetaald door aan het begin van elk kwartaal het gemiddeld aantal overuren per maand vast te stellen op basis van het aantal overuren in de voorafgaande 12 maanden.

  • 2 Bij de aanwijzing voor de functie van chauffeur wordt gedurende de eerste 3 maanden op declaratiebasis een overwerkvergoeding per maand uitbetaald. Na die 3 maanden wordt de overwerkvergoeding maandelijks uitbetaald op basis van de voorafgaande maanden totdat de in het eerste lid bedoelde 12 maanden zijn bereikt.

  • 3 Bij ontslag of bij beëindiging van de aanwijzing voor de functie van personenchauffeur heeft geen nacalculatie plaats.

Artikel 8

Aan de ambtenaar die op de datum voor inwerkingtreding van dit besluit de functie van personenchauffeur uitoefent, kan gedurende een periode van twee jaar een afnemende toeslag worden toegekend indien als gevolg van de toepassing van dit besluit sprake is van een inkomensachteruitgang. Deze toeslag wordt berekend over het verschil tussen de gemiddeld per maand over een periode van 12 maanden direct voorafgaande aan de inwerkingtreding van dit besluit ontvangen vergoeding en de vergoeding die op basis van dit besluit wordt genoten. De toeslag bedraagt gedurende de eerste periode van een halfjaar 80%, de tweede periode van een halfjaar 60%, de derde periode van een halfjaar 40% en de vierde periode van een halfjaar 20% van het vorenbedoelde verschil.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste van de maand volgende op die waarin het besluit in het Staatsblad is geplaatst.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 25 november 1992

Beatrix

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,

R. F. M. Lubbers

De Staatssecretaris van Financiën,

M. J. J. van Amelsvoort

De Minister van Binnenlandse Zaken,

C. I. Dales

Uitgegeven de dertigste december 1992

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin