Beleidsregels inzake ontheffing verbod van kinderarbeid

[Regeling vervallen per 01-04-2016.]
Geraadpleegd op 13-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2008 en zichtdatum 10-11-2024.
Geldend van 01-04-2007 t/m 31-03-2016

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 26 maart 2007, nr. AV/IR/2007/9636, houdende vaststelling van nieuwe Beleidsregels inzake ontheffing verbod van kinderarbeid in verband met de vereenvoudiging van de Arbeidstijdenwet

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 3:3, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet;

Besluit:

Artikel 1. Ontheffing verbod van kinderarbeid

[Regeling vervallen per 01-04-2016]

Een ontheffing van het verbod van kinderarbeid, bedoeld in artikel 3:3, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet wordt, met inachtneming van artikel 3:5, tweede lid, van genoemde wet, op verzoek van de werkgever verleend, indien de niet-industriële arbeid van lichte aard, bestaat uit het deelnemen aan uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke aard, aan modeshows, aan audio-, visuele of audio-visuele opnamen en daarmee vergelijkbare niet-industriële arbeid van lichte aard.

Artikel 2. Kind tot en met 6 jaar

[Regeling vervallen per 01-04-2016]

Bij het verlenen van een ontheffing voor het verrichten van niet-industriële arbeid van lichte aard door een kind tot en met 6 jaar wordt in acht genomen, dat dat kind:

  • a. ten hoogste 4 maal per jaar arbeid verricht;

  • b. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan op zondag arbeid worden verricht, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. Arbeid op zondag kan uitsluitend worden verricht, indien door de ouders of verzorgers uitdrukkelijk toestemming is verleend;

  • c. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke aaneengesloten periode van 24 uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 08.00 uur begrepen is;

  • d. niet langer dan 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en 4 uren per dag op andere dagen arbeid verricht, en

  • e. zowel voor, tijdens als na de uitvoering deskundig wordt begeleid.

Artikel 3. Kind van 7 tot en met 12 jaar

[Regeling vervallen per 01-04-2016]

  • 1 Bij het verlenen van een ontheffing voor het verrichten van niet-industriële arbeid van lichte aard door een kind van 7 tot en met 12 jaar wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. ten hoogste 12 maal per jaar met een maximum van 3 maal per week arbeid verricht;

    • b. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover dat uit de aard van de arbeid voortvloeit en het tegendeel is bedongen. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan van de vorige zin worden afgeweken, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. Een in de aanhef bedoelde kind verricht in de omstandigheden, bedoeld in dit onderdeel, uitsluitend arbeid op zondag, indien de ouders of verzorgers daarmee voor dat geval instemmen;

    • c. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;

    • d. op ten minste 5 zondagen in elke periode van 16 aaneengesloten weken geen arbeid verricht;

    • e. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke aaneengesloten periode van 24 uren, waarin de periode tussen 23.00 uur en 08.00 uur begrepen is;

    • f. niet langer dan 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en 4 uren per dag op andere dagen arbeid verricht, en

    • g. zowel voor, tijdens als na de uitvoering deskundig wordt begeleid.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en sub f, wordt bij het verlenen van een ontheffing voor het verrichten van schoolse activiteiten door een kind van 7 tot en met 12 jaar in het kader van een schoolwerkplan van een school voor kunstzinnige vorming, in acht genomen dat dat kind:

    • a. ten hoogste 15 maal per jaar met een maximum van 3 maal per week arbeid verricht, en

    • b. niet langer dan 7 uren per dag en 12 uren per week arbeid verricht.

    Indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur dan wordt de arbeid afgewisseld met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

Artikel 4. Verdere ontheffing

[Regeling vervallen per 01-04-2016]

  • 1 Uitsluitend indien de noodzaak daartoe wordt aangetoond in een plan van aanpak, wordt, in afwijking van artikel 2, aanhef en sub c en d, bij het verlenen van een ontheffing in acht genomen, dat dat kind:

    • a. ten hoogste 8 maal per jaar arbeid verricht met een maximum met 3 maal per week;

    • b. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke aaneengesloten periode van 24 uren, waarin de periode tussen 23.00 uur en 08.00 uur begrepen is, en

    • c. niet langer dan 7 uren per dag en 12 uren per week arbeid verricht.

    Indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur dan wordt de arbeid afgewisseld met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

  • 2 Uitsluitend indien de noodzaak daartoe wordt aangetoond in een plan van aanpak, wordt, in afwijking van artikel 3, eerste lid, aanhef en sub c en f, bij het verlenen van een ontheffing in acht genomen, dat dat kind:

    • a. ten hoogste 24 maal per jaar arbeid verricht met een maximum met 3 maal per week, en

    • b. niet langer dan 7 uren per dag en 12 uren per week arbeid verricht.

    Indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur dan wordt de arbeid afgewisseld met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

  • 3 In een plan van aanpak als bedoeld in het eerste of tweede lid geeft de werkgever aan:

    • a. de rol van het kind;

    • b. de wijze waarop de selectie, voorarbeid en arbeid plaatsvindt;

    • c. de wijze waarop de deskundige begeleiding, opvang en nazorg is georganiseerd, en

    • d. de arbeids- en rusttijden die voor het kind worden gehanteerd.

  • 4 Indien sprake is van schoolverzuim wordt in het plan van aanpak tevens:

    • a. de noodzaak van het schoolverzuim aangetoond;

    • b. een verklaring gevoegd waaruit blijkt dat het schoolhoofd voor dat schoolverzuim toestemming geeft, en

    • c. aangegeven op welke wijze huiswerkbegeleiding en het contact met de leerkracht is georganiseerd.

  • 5 Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden omtrent de maximaal toegestane totale duur van de niet-industriële arbeid van lichte aard.

Artikel 5. Voorarbeid

[Regeling vervallen per 01-04-2016]

Bij de in deze beleidsregels bedoelde niet-industriële arbeid van lichte aard is de zogenoemde voorarbeid, zoals onder meer de noodzakelijke repetities en de wacht- en rusttijden, inbegrepen.

Artikel 6. Intrekking oude beleidsregels

[Regeling vervallen per 01-04-2016]

De Beleidsregels inzake ontheffing verbod van kinderarbeid van 13 december 1995 (Stcrt. 246) worden ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-04-2016]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2007.

Artikel 8. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-04-2016]

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels inzake ontheffing verbod van kinderarbeid.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 maart 2007

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J.P.H. Donner