1. Coffeeshops
[Regeling vervallen per 30-06-2011]
‘Coffeeshops’ zijn alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs
plaatsvindt. Deze gelegenheden kunnen ook andere namen voeren, zoals reggaebar, koffiehuis,
theehuis, shoarmahuis, sappenbar en dergelijke. In deze aanwijzing is gekozen voor
de verzamelnaam coffeeshop, omdat die het meest is ingeburgerd.
Het aantal coffeeshops is in het begin van de jaren ’90 enorm toegenomen. Mede door
de overlast die dat met zich mee brengt, is op steeds meer plaatsen de dringende behoefte
ontstaan om het aantal coffeeshops terug te dringen. Dat is gebeurd.
Op veel plaatsen is een lokaal coffeeshopbeleid tot stand gekomen dat voorziet in
een maximum aantal coffeeshops, waarbij regulering plaatsvindt d.m.v. een (soort)
vergunningenstelsel dat wordt gebaseerd op de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
In een dergelijk stelsel wordt toestemming gegeven om een speciaal soort horeca-inrichting
te exploiteren, namelijk een horeca-inrichting waar men zich mag beroepen op het justitiële
gedoogbeleid.
Het OM werkt bij de totstandkoming en handhaving van lokaal coffeeshopbeleid samen
met de lokale autoriteiten.
In het kader van een in de lokale driehoek gezamenlijk uit te werken integraal beleid
ten aanzien van coffeeshops, dient tot een evenwichtige inzet van de verschillende
beheersingsinstrumenten te worden gekomen. In artikel 13b van de Opiumwet is een bestuursdwangbevoegdheid opgenomen van de burgemeester: voor coffeeshops hangt
dit nieuwe bestuurlijke handhavinginstrument als het spreekwoordelijke zwaard van
Damocles boven het hoofd, in de gevallen dat er niet wordt gehandeld overeenkomstig
het lokaal geldende coffeeshopbeleid en daarmee dus ook in de andere hiervoor genoemde
gevallen, waarin er geen sprake is van overlast.
Artikel 13b Opiumwet introduceert een bestuursrechtelijk instrument, dat betrekking heeft op een beperkt
aantal overtreding. De bevoegdheden om strafrechtelijk op te treden blijven daarnaast
bestaan.
Het Openbaar Ministerie spant zich in om in het driehoeksoverleg met de burgemeester(s)
afspraken te maken over een efficiënte en effectieve hantering van strafrechtelijke
en bestuursrechtelijke handhavinginstrumenten
Een actieve rol vanuit het OM geeft het signaal dat justitie het belang van de aanpak
onderschrijft, de bestuurlijke aanpak strafrechtelijk ondersteunt en haar eigen verantwoordelijkheid
daarin neemt.
Uitgangspunt voor het coffeeshopbeleid is dat de verkoop van alcohol en de verkoop
van soft drugs niet samen dienen te gaan. Redenen hiervoor zijn onder meer dat – uit
oogpunt van handhaafbaarheid – aldus het te controleren segment van economische bedrijvigheid
wordt versmald, terwijl tevens wordt bevorderd dat een beperkter publiek wordt geconfronteerd
met (soft) drugs. De gemeente beschikt over instrumenten om de droge horeca te reguleren.
In het lokale driehoeksoverleg kan worden afgesproken dat in een bepaalde gemeente
in het geheel geen coffeeshops worden gedoogd.
Het coffeeshopbeleid ten aanzien van affichering door coffeeshops op het internet
wordt lokaal in het driehoeksoverleg besproken en vastgesteld. Het afficheringsverbod
wordt daarmee bestuurlijk gefundeerd in het vergunningenbeleid, waardoor ook bestuursrechtelijke
handhaving mogelijk wordt. Het expliciet tonen van of verwijzen naar prijslijsten
voor softdrugs en het tonen van een opsomming en/of beschrijving van producten en/of
afbeeldingen, ook als het via het internet geschiedt, is strafbaar ingevolge artikel 3b Opiumwet. Dit biedt de grond om proces-verbaal op te maken en aan te bieden aan het OM zodat
het OM tot vervolging over kan gaan.