U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 06-10-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2009.]Geraadpleegd op 27-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 26-12-2024. Geldend van 27-05-2007 t/m 30-06-2009
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 april 2007, nr. AV/IR/2007/7323, tot vaststelling van nieuwe Beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 10:5 en 10:7 van de Arbeidstijdenwet;
Besluit:
[Regeling vervallen per 06-10-2009 met terugwerkende kracht tot en met 01-07-2009]
1 Bij de berekening van een boete als bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet wordt voor alle beboetbare feiten als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de ‘Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet’ die als bijlage 1 bij deze beleidsregel is gevoegd.
2 Bij de toepassing hiervan wordt onderscheid gemaakt tussen:
a. feiten waarvoor eerst een waarschuwing wordt gegeven of een eis wordt gesteld en pas in tweede instantie, nadat nogmaals is geconstateerd dat een bepaling van dezelfde categorie niet is nageleefd of dat de betreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot boeteoplegging;
b. direct beboetbare feiten die worden genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel.
3 Van deze beleidsregel zijn uitgezonderd alle beboetbare feiten die als zodanig in de Arbeidstijdenwet zijn aangemerkt en die betrekking hebben op arbeid verricht door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, en arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenwet.
1 De in bijlage 1 genoemde boetenormbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen boetes voor een werkgever die 50 of meer, maar minder dan 100 werknemers in dienst heeft (middelgroot bedrijf).
2 Voor de werkgever die een van het eerste lid afwijkend aantal werknemers in dienst heeft, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd voor de berekening van op te leggen boetes:
a. van 0,5 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die minder dan 10 werknemers in dienst heeft (kleinbedrijf);
b. van 0,75 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die 10 of meer, maar minder dan 50 werknemers in dienst heeft (middenbedrijf);
c. van 1,5 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die 100 of meer werknemers in dienst heeft (grootbedrijf).
3 Een al dan niet op het aantal werknemers dat in dienst is van de werkgever gecorrigeerd normbedrag, is het uitgangsbedrag voor de eventuele verdere berekening van de boete.
Voor beboetbare feiten die zijn begaan door een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn als bedoeld in artikel 2:7 van de Arbeidstijdenwet wordt als uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen boete de in artikel 2, tweede lid, onderdeel a, gegeven correctiefactor gehanteerd.
Voor een verantwoordelijk persoon, niet zijnde een werkgever als bedoeld in de artikelen 3:2, eerste en vierde lid, en 3:5 eerste lid, van de Arbeidstijdenwet wordt als uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen boete gehanteerd: 0,25 maal het boetenormbedrag.
Het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal werknemers terzake waarvan een of meer beboetbare feiten is vastgesteld, bedraagt, afhankelijk van het aantal werknemers dat bij de betreffende werkgever in dienst is:
a. 3 (kleinbedrijf),
b. 6 (middenbedrijf),
c. 9 (middelgroot bedrijf),
d. 12 (grootbedrijf).
Het op grond van voorgaande artikelen bepaalde boetebedrag wordt met anderhalf vermenigvuldigd, indien er sprake is van een direct beboetbaar feit zoals genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel.
1 De totale bij een boetebeschikking op te leggen boete bestaat, in geval er sprake is van meerdere beboetbare feiten, uit de som van de per beboetbaar feit berekende boetebedragen.
2 De boete die per boetebeschikking aan een werkgever of een persoon die, zonder werkgever of werknemer te zijn, bedoeld in artikel 3, of de verantwoordelijke persoon, bedoeld in artikel 4, kan worden opgelegd, bedraagt:
a. minimaal € 25,–;
b. voor de werkgever als natuurlijk persoon maximaal € 11.250,–;
c. voor de werkgever als rechtspersoon maximaal € 45.000,–;
d. voor de persoon die noch werkgever noch werknemer is, bedoeld in artikel 3, maximaal € 11.250,–;
e. voor de verantwoordelijke persoon, bedoeld in artikel 4, maximaal € 2250,–.
Voor de toepassing van artikel 11:3, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet gelden de boetes die een werkgever in een onderneming onherroepelijk zijn opgelegd.
De Beleidsregels boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit van 7 september 2004 (Stcrt. 174) worden ingetrokken.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit.
Deze beleidsregel wordt met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant geplaatst.
Den Haag, 5 april 2007
Minister
J.P.H. Donner
Onderwerp
Boetenormbedrag
Kinderarbeid
* het verbod van kinderarbeid
€ 900,–
– het ontbreken van een ontheffing indien deze kan worden verleend
€ 500,–
* het niet naleven van voorschriften in geval van toegestane kinderarbeid
– rusttijd
€ 100,–
– zondagsarbeid
– arbeidstijd
– nachtarbeid
– pauze
* bijzondere onderwerpen
– voorlichting
– zorgverplichting arbeidsomstandigheden
Algemene verplichtingen
– beleidsvoering, inventarisatie en evaluatie
– arbeids- en rusttijdenregistratie
€ 4.500,–
– bewaren registratie
– werkneemsters
– verbod van het werken rondom de bevalling
€ 2.250,–
Jeugdige werknemers
– bijzondere diensten
Werknemers van 18 jaar of ouder met uitzondering van werknemers waarop § 5.14 Arbeidstijdenbesluit van toepassing is
Werknemers voor zover het een overtreding betreft van artikel 5:15 lid 7 Arbeidstijdenwet, en voor zover een deel van de werkzaamheden activiteiten betreft als bedoeld in artikel 5:12 lid 2 onder a Arbeidstijdenwet.
– dagelijkse rusttijd enkel bemand < 11 uur
€ 110,–
– dagelijkse rusttijd enkel bemand < 8 uur
€ 220,–
+ € 220,– per uur te kort
– dagelijkse rusttijd enkel bemand bij < 4,5 uur
€ 1100,–
+ € 220,– per uur
– dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 9 uur
– dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 7 uur
– dagelijkse rusttijd dubbel bemand bij < 4,5 uur
€ 880,–
Werknemers van 18 jaar of ouder waarop § 5.14 Arbeidstijdenbesluit van toepassing is
– aantal aaneengesloten dagen arbeid
a. Het niet hebben van een deugdelijke arbeids- en rusttijdenregistratie indien hierdoor een volledige inspectie over de gehele te onderzoeken periode niet mogelijk is.
b. Het niet naleven van het verbod van kinderarbeid:
– indien (‘gewone’) arbeid wordt verricht door kinderen jonger dan 13 jaar, of
– indien ‘artistieke’ arbeid door kinderen wordt verricht waarvoor geen ontheffing is verleend.
c. Indien er bij het niet naleven van art. 3:2 van de Arbeidstijdenwet sprake is van een voor een kind gevaarlijke situatie.
d. Indien sprake is van het verrichten van arbeid door kinderen van 13 tot en met 15 jaar:
– een kind in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 24 uur, of
– tussen 21.00 uur en 06.00 uur, of
– waarbij de onafgebroken rusttijd in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren minder dan 12 uur is, of
– meer dan 10 uur per dienst, of
– meer dan 45 uur per week.
e. Indien sprake is van het verrichten van arbeid door jeugdige werknemers (16 en 17 jarigen):
– een jeugdige werknemer in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 24 uur, of
– tussen 00.00 uur en 06.00 uur, of
– met een onafgebroken rusttijd van minder dan 10 uur in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, of
– meer dan 12 uur per dienst, of
– meer dan 60 uur per week.
– f. Een overtreding met betrekking tot de arbeidstijd die het gevolg is van het feit dat twee perioden waarin arbeid wordt verricht wordt onderbroken door een te korte dagelijkse rusttijd is slechts een direct beboetbaar feit indien genoemde rusttijd korter is dan 6 uur.Indien sprake is van het verrichten van arbeid door werknemers van 18 jaar of ouder:
– een werknemer in een tijdruimte van 14 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 32 uur, of
– met een onafgebroken rusttijd van minder dan 6 uur in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, of
– meer dan 14 uur per dienst, of
– gedurende meer dan 72 uur in een periode van een week, of
– meer dan 48 uur gemiddeld berekend over een periode van 16 weken.
g. Het gestelde onder e en f geldt niet voor zover in het Arbeidstijdenbesluit in langere arbeidstijden of kortere rusttijden is voorzien dan onder e of f zijn genoemd. Zolang in dat geval conform het Arbeidstijdenbesluit arbeid wordt verricht, is er pas sprake van een direct beboetbaar feit indien de ruimere norm van het Arbeidstijdenbesluit wordt overtreden.
h. Het bepaalde onder g is niet van toepassing wat betreft de norm van het gemiddeld aantal uren per week en de norm van de onafgebroken rusttijd na de aanwezigheidsdienst indien er sprake is van het verrichten van arbeid door werknemers van 18 jaar of ouder en de werknemer conform het Arbeidstijdenbesluit in een aanwezigheidsdienst arbeid verricht. Er is in dat geval sprake van een direct beboetbaar feit:
– indien er meer dan 60 uur gemiddeld arbeid wordt verricht berekend over een periode van 26 weken; of,
– indien er sprake is van een onafgebroken rusttijd van minder dan 6 uur na afloop van een aanwezigheidsdienst.
i. Het niet naleven van de voorschriften die zijn geregeld in § 5.14 Arbeidstijdenbesluit en als zodanig in het interventiebeleid van het Staatstoezicht op de Mijnen zijn gekwalificeerd.
Samenloop en vervoerswerkzaamheden
j. Indien er sprake is van een transportinspectie:
– een te korte dagelijkse rusttijd;
k. Indien er sprake is van een bedrijfsinspectie:
– een dagelijkse rusttijd van minder dan 4,5 uur, of
– structurele overtredingen op 10% of meer van de door de bestuurder gebruikte registratiemiddelen terzake in tenminste 11 gecontroleerde zogenoemde chauffeurswerkdagen.
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.