Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007

[Regeling vervallen per 01-01-2012.]
Geraadpleegd op 12-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2011 en zichtdatum 03-12-2024.
Geldend van 01-07-2010 t/m 31-12-2011

Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie van 25 april 2007, DJZ2007037384, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging (Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007)

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Ministerie: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • b. Minister: Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer of Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

  • c. algemene leiding: secretaris-generaal en de vervanging van de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal;

  • d. portefeuille: een geheel van organisatieonderdelen, zoals in de bijlage van het Organisatiebesluit 2008 toebedeeld aan een lid van de Bestuursraad, die tezamen een dienst vormen;

  • e. Bestuursraad: Bestuursraad, bedoeld in artikel 5 van het Organisatiebesluit VROM 2008;

  • f. portefeuillehouder:

    • 1°. de secretaris-generaal;

    • 2°. de plaatsvervangend secretaris-generaal;

    • 3°. de directeur-generaal Milieu;

    • 4°. de directeur-generaal Ruimte;

    • 5°. de directeur-generaal Wonen, Wijken en Integratie,

    voor zover aan hen een portefeuille, als bedoeld in onderdeel d, is toebedeeld.

Artikel 2. Algemene leiding

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 4 Tot de beslissingen op bezwaarschriften, bedoeld in het derde lid, behoren in ieder geval beslissingen op bezwaarschriften:

    • a. die zijn gericht tegen besluiten, bedoeld in het tweede lid;

    • b. die voortvloeien uit het Besluit Reorganisaties VROM 2001.

Artikel 3. Mandaat

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 Aan de portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving wordt mandaat verleend met betrekking tot de aangelegenheden die verband houden met hun taken en de taken van de onder hen ressorterende onderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2008, onverminderd de mandaatverlening aan de algemene leiding in artikel 2 en behoudens artikel 10:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 Tot de aangelegenheden, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:

    • a. de taken van integraal management, met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeels, financieel en materieel gebied;

    • b. het inzetten en uitvoeren van organisatieveranderingen en formatieveranderingen;

    • c. het vaststellen van de formatie van de onder de portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving, met dien verstande dat functiewaarderingsbesluiten met betrekking tot de functionarissen die rechtstreeks onder hen vallen, en de functies die niet opgenomen zijn in de formatie, zijn voorbehouden aan de algemene leiding;

    • d. het geven van leiding aan de onder de portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving ressorterende functionarissen;

    • e. het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in de overleggen met de medezeggenschap van het onder de portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving ressorterende organisatieonderdelen.

  • 3 Aan de portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving wordt mandaat verleend tot het nemen van beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten, die verband houden met hun taken en de taken van de onder hen ressorterende onderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2008.

  • 4 Onverminderd het derde lid wordt aan de directeur van de directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, alsmede aan de afdelingshoofden van die directie, mandaat verleend tot het nemen van en ondertekenen van beslissingen op bezwaarschriften, met uitzondering van ambtenarenzaken en georganiseerd overleg- en medezeggenschapszaken.

  • 5 Aan de portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving wordt mandaat verleend tot het vaststellen van beleidsregels met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met hun taken en de taken van de onder hen ressorterende onderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2008.

  • 6 De portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving zijn bevoegd tot het uitvoeren van de taken en het uitoefenen van de bevoegdheden ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in de Regeling Wet bescherming persoonsgegevens Ministerie VROM, binnen hun organisatieonderdelen.

  • 7 Onverminderd de mandaatverlening aan de algemene leiding in artikel 2, tweede lid, onderdelen a, b, c, met uitzondering van de besluiten tot toepassing van de artikelen 113, 114, 116 en 117 van het algemeen Rijksambtenarenreglement, d en e, wordt aan de inspecteur-generaal VROM , de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving, voor zover het onder hen ressorterende organisatieonderdelen en functionarissen betreft, mandaat verleend met betrekking tot de daarin genoemde aangelegenheden.

  • 8 De directeur-generaal Rijksgebouwendienst is bevoegd tot het instellen van bezwaar en het voeren van nationale gerechtelijke procedures, voor zover deze verband houden met de taken van de Rijksgebouwendienst en de taken van de hieronder ressorterende onderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit VROM 2008.

Artikel 4. Ondermandaat

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 De portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving kunnen ondermandaat verlenen aan onder hen ressorterende functionarissen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt geen ondermandaat verleend met betrekking tot de inzet van externen voor de categorieën interimmanagement, organisatie- en formatieadvies, beleidsadvies en communicatieadvies.

  • 3 De bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat heeft tevens betrekking op het uitoefenen van de dagelijkse leiding van het onderdeel waarvoor de betreffende functionarissen verantwoordelijk zijn, met inbegrip van verantwoordelijkheden op organisatorisch, financieel en materieel gebied en specifieke door de portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving toegekende bevoegdheden.

  • 4 De uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van ondermandaat geschiedt bij schriftelijk besluit, met voorafgaande instemming van de algemene leiding.

Artikel 5. Voorbehoud Minister

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 Aan de Minister blijft voorbehouden de bevoegdheid tot het nemen van besluiten met betrekking tot kaders van departementaal beleid en aangelegenheden die op grond van interdepartementale regelgeving of afspraken op het niveau van een Minister dienen te worden afgehandeld.

  • 2 Onder het voorbehoud, bedoeld in het eerste lid, valt in ieder geval de bevoegdheid tot het afdoen en ondertekenen van stukken gericht aan:

    • a. de Koningin;

    • b. de Raad van Ministers van het Koninkrijk, de Raad van Ministers en de daaruit gevormde colleges;

    • c. Ministers en staatssecretarissen;

    • d. autoriteiten in binnen- en buitenland, in rang gelijk aan of hoger dan een Minister of een staatssecretaris;

    • e. de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal en de voorzitters van de uit die Kamers gevormde commissies;

    • f. de vice-president van de Raad van State van het Koninkrijk en de vice-president van de Raad van State;

    • g. de president van de Algemene Rekenkamer.

Artikel 6. Begrenzing van het mandaat

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 Dit besluit is van toepassing op de uitoefening van bevoegdheden, voor zover deze niet reeds ingevolge een wettelijk voorschrift aan de portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving zijn toegedeeld dan wel voor zover deze niet zijn toegedeeld aan een andere functionaris of orgaan dan de in dit besluit genoemde.

  • 5 Onder beslissingsbevoegde functionaris, bedoeld in het derde lid, worden tevens verstaan de functionarissen aan wie leidinggevende taken zijn toebedeeld en die als zodanig in het personeelsinformatiesysteem zijn geautoriseerd.

Artikel 7. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 Elke functionaris aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat is verleend, heeft een informatie- en signaleringsplicht jegens degene die het mandaat heeft verleend.

  • 2 De Minister en de algemene leiding worden in ieder geval geïnformeerd bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen, aangaande de gemandateerde bevoegdheden. Zwaarwegende omstandigheden zijn in ieder geval die omstandigheden of gebeurtenissen die naar redelijke verwachting van invloed zijn op de beeldvorming over of de politieke ruimte van de Minister dan wel op een ordelijk beheer van het Ministerie.

Artikel 8. Volmacht en machtiging

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen worden met mandaat gelijkgesteld, de verlening van:

    • a. volmacht om in naam van de Minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

    • b. machtiging om in naam van de Minister handelingen te verrichten, die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • 2 De portefeuillehouder, de inspecteur-generaal VROM, de directeur-generaal Rijksgebouwendienst, de directeur Nederlandse emissieautoriteit in oprichting en de directeur Planbureau voor de Leefomgeving nemen bij het aangaan van financiële verplichtingen de vastgestelde begrotingen van hun organisatieonderdelen in acht.

Artikel 9. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 1 Indien een besluit wordt afgedaan door een daartoe op grond van dit besluit gemandateerde functionaris, luidt de ondertekening:

    De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

    voor deze:

    gevolgd door functieaanduiding, handtekening en naam van de functionaris

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt een beslissing in het kader van de beleidsterreinen:

    • a. integratie en inburgering;

    • b. coördinatie integratie minderheden;

    • c. antidiscriminatie;

    • d. grotestedenbeleid;

    • e. wonen en huisvesting;

    • f. huurbeleid en huurtoeslag;

    • g. buurtbudgetten;

    • h. bestrijding van lokale overlast;

    • i. bevordering van buurtgerichte veiligheid;

    • j. rijkshuisvesting,

    als volgt ondertekend:

    De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

    voor deze:

    gevolgd door functieaanduiding, handtekening en naam van de functionaris.

  • 3 Bij ondertekening van stukken op grond van de volmacht wordt de aanduiding van de Minister voorafgegaan door: namens de Staat der Nederlanden.

Artikel 10. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2012]

  • 4 Het diensthoofd van de Gemeenschappelijke Dienst is belast met het beheer van dit besluit en de besluiten, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 5 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 6 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging VROM 2007.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 april 2007

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer

De

Minister

voor Wonen, Wijken en Integratie,

C.P. Vogelaar