Regels vrijwillige verzekering Wet WIA 2007

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2013.
Geldend van 25-05-2007 t/m heden

Regels vrijwillige verzekering Wet WIA 2007

Hoofdstuk II. Aanmelding

Artikel 2

Een verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering geschiedt met gebruikmaking van een door het UWV ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

Artikel 3

  • 1 De persoon bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel b, van de Wet, legt bij aanmelding voor de vrijwillige verzekering bij het UWV een verklaring over, waaruit ten genoegen van het UWV blijkt wie de werkgever van betrokkene in het buitenland was, naar welke loon betrokkene in het buitenland verplicht verzekerd was en wanneer de verzekering van betrokkene daar eindigde

  • 2 Bij de aanmelding voor de vrijwillige verzekering van degene, die is bedoeld in artikel 18, tweede lid, onderdelen b en c, van de Wet, wordt een verklaring overgelegd, waaruit ten genoegen van het UWV blijkt welke nationaliteit betrokkene bezit, welke werkzaamheden hij verricht en door welke organisatie hij wordt uitgezonden.

Artikel 4

De termijn van vier weken, genoemd in artikel 19, eerste lid en tweede lid, van de Wet, wordt gerekend aan te vangen voor degene, die binnen de daarvoor vastgestelde termijn een aanvraag om uitkering krachtens de Werkloosheidswet heeft gedaan en op wiens aanvraag afwijzend is beslist, met ingang van de dag na die, waarop hij redelijkerwijze van de desbetreffende beschikking heeft kunnen kennisnemen.

Hoofdstuk III. Aanvang en einde vrijwillige verzekering

Artikel 5

Het UWV geeft van de op de aanvraag genomen beslissing schriftelijk kennis aan de aanvrager onder mededeling van het tijdstip waarop de vrijwillige verzekering een aanvang neemt.

Artikel 6

  • 1 Het UWV geeft aan de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering, schriftelijk kennis van het tijdstip waarop de vrijwillige verzekering wordt beëindigd.

  • 2 Het eindigen van de vrijwillige verzekering heeft geen invloed op de uitkeringen welke krachtens die verzekering lopen op het tijdstip waarop de verzekering een einde neemt.

Hoofdstuk IV. Dagloon en premie vrijwillige verzekering

Artikel 7

  • 2 Het UWV kan het dagloon dat ten grondslag ligt aan de vrijwillige verzekering van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering herzien:

    • a. indien dat dagloon niet overeenkomt met het loon of inkomen dat de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering, in geval van arbeidsongeschiktheid naar het oordeel van het UWV derft;

    • b. indien het naar het oordeel van het UWV aannemelijk is dat door een wijziging in de Wet de uitkeringsvoorwaarden zodanig zijn gewijzigd dat de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering bij aanvang van de vrijwillige verzekering een ander dagloon bepaald zou hebben.

  • 3 De herziening bedoeld in het eerste en tweede lid gaat in per 1 januari van enig jaar. De herziening bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan eveneens plaatsvinden op verzoek van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering. De herziening bedoeld in het tweede lid, onderdeel b kan alleen plaatsvinden op verzoek van de persoon die is toegelaten tot de vrijwillige verzekering. Dit verzoek wordt ingediend vóór 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarin de herziening ingaat. Het UWV kan een herziening als bedoeld in het tweede lid ook op een ander tijdstip laten ingaan, indien naar zijn oordeel sprake is van een aanzienlijke wijziging van het loon, inkomen of dagloon.

Artikel 8

  • 1 De premie is per kalendermaand bij vooruitbetaling verschuldigd door degene die op eigen verzoek tot de vrijwillige verzekering is toegelaten, en wordt door of namens de verzekerde voldaan op de door het UWV aangegeven wijze.

  • 2 Het UWV deelt bij zijn beslissing, bedoeld in artikel 5 mede welke premie de aanvrager verschuldigd is en binnen welke termijnen en op welke wijze de betaling dient te geschieden.

  • 3 Indien het premiepercentage wijziging ondergaat deelt het UWV zo spoedig mogelijk het gewijzigde premiebedrag aan de verzekerde mede.

  • 4 In geval van arbeidsongeschiktheid is geen premie verschuldigd over volle kalenderweken gelegen na de dag van melding van die ongeschiktheid, tenzij alsdan 13 weken zijn verstreken, in welk geval over volle kalenderweken na die periode geen premie is verschuldigd.

Hoofdstuk V. Melding van arbeidsongeschiktheid

Artikel 9

  • 1 De verzekerde is in geval van arbeidsongeschiktheid verplicht te zorgen dat daarvan aan het UWV mededeling wordt gedaan binnen 13 weken na de aanvang van de arbeidsongeschiktheid of binnen een zodanig kortere termijn als door het UWV is bepaald.

  • 2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet voor degene die reeds tot de vrijwillige verzekering ingevolge de Ziektewet is toegelaten.

Hoofdstuk VI. Recht op uitkering

Artikel 10

  • 1 Indien recht bestaat op een uitkering krachtens zowel de verplichte als de vrijwillige verzekering wordt bij verschil in hoogte van de daglonen alleen toegekend de uitkering die gebaseerd is op het dagloon uit de verzekering waarop recht bestaat anders dan op grond van het bepaalde in artikel 10 van de Wet.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt ingeval de vrijwillige verzekering gebaseerd is op artikel 18, eerste lid, onderdelen d en e van de Wet:

    • a. het dagloon dat aan de uitkering ten grondslag ligt bepaald op de som van de daglonen krachtens beide verzekeringen;

    • b. het door samentelling verkregen dagloon en de daarop gebaseerde uitkering beschouwd als een dagloon, respectievelijk een uitkering krachtens de vrijwillige verzekering.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

Artikel 11

Op het dagloon waarnaar de uitkering op grond van de vrijwillige verzekering wordt berekend, is het bepaalde in artikel 14 van de Wet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk VII. Overige bepalingen

Artikel 12

Behoudens de vrijwillige verzekering gesloten voor degene bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdelen d, e en f, van de Wet, welke voor zover het de toepassing van artikel 46, tweede lid, van de Wet betreft met betrekking tot het tijdstip waarop de verzekering een aanvang nam, als een afzonderlijke verzekering wordt aangemerkt, wordt de vrijwillige verzekering als een voortzetting van de verplichte verzekering beschouwd.

Amsterdam, 29 maart 2007

Voorzitter Raad van bestuur UWV

,

J.M. Linthorst