Uitvoeringswet grondkamers

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 01-01-2013.
Geldend van 01-01-2013 t/m 24-01-2014

Wet van 6 december 2006 ter uitvoering van titel 7.5 (Pacht) van het Burgerlijk Wetboek inzake de samenstelling en werkwijze van de grondkamers en de centrale grondkamer (Uitvoeringswet grondkamers)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is tegelijk met het wetsvoorstel tot vaststelling en invoering van titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek onder gelijktijdige intrekking van de Pachtwet de bepalingen van de Pachtwet over de samenstelling en werkwijze van de grondkamers en van de Centrale Grondkamer over te hevelen naar een wet tot uitvoering van titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede enige wetgeving aan te passen aan genoemde titel;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Samenstelling en werkwijze van de grondkamers en van de centrale grondkamer

Artikel 1

Er zijn grondkamers, waarvan het rechtsgebied en de standplaats door Ons worden aangewezen.

Artikel 2

  • 1 De grondkamer bestaat uit een voorzitter en ten minste vier en ten hoogste twaalf leden. Zij wordt bijgestaan door een secretaris.

  • 2 Er kunnen een plaatsvervangende voorzitter, plaatsvervangende leden en een of meer plaatsvervangende secretarissen worden benoemd.

  • 3 Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter of van de plaatsvervangende voorzitter treedt het oudste lid als waarnemend voorzitter op.

Artikel 3

  • 1 Wij benoemen en ontslaan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de secretaris alsmede de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen.

  • 2 De leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor de tijd van vijf jaren. Zij zijn bij hun aftreden opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek kunnen zij door Ons worden ontslagen.

  • 3 Voor de benoeming van een lid of van een plaatsvervangend lid maakt de grondkamer een aanbeveling op.

  • 4 Bij de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden dragen Wij zorg, dat in de grondkamer het belang van de pachters, noch dat van de verpachters overheerst.

  • 5 De in het eerste lid bedoelde personen worden voor de aanvang hunner bediening beëdigd.

  • 6 Bij het bereiken van de ouderdom van zeventig jaren wordt aan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden en plaatsvervangende leden ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende maand.

Artikel 4

  • 1 Voor benoeming tot secretaris of plaatsvervangende secretaris komt in aanmerking degene:

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat lid bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.

  • 3 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regels worden gesteld met betrekking tot de beroepsvereisten.

Artikel 5

  • 1 Onverminderd hetgeen elders is bepaald, worden de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen ontslagen:

    • a. bij gebleken ongeschiktheid door ouderdom of door aanhoudende lichamelijke of psychische aandoeningen;

    • b. wanneer zij onder curatele zijn gesteld.

  • 2 Onverminderd hetgeen elders is bepaald, kunnen de in het vorige lid genoemde personen worden ontslagen:

    • a. bij overtreding van de artikelen 6 en 7;

    • b. wanneer zij in staat van faillissement zijn verklaard, ten aanzien van hen de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, zij surséance van betaling hebben verkregen of wegens schulden zijn gegijzeld.

  • 3 Alvorens het ontslag op grond van het in de voorgaande leden bepaalde wordt verleend, wordt de betrokkene gehoord.

  • 4 Wanneer zich een van de omstandigheden voordoet, als bedoeld in het tweede lid, zijn Onze Ministers van Veiligheid en Justitie en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bevoegd de betrokkene in de uitoefening van zijn ambt terstond te schorsen. De schorsing mag een termijn van drie maanden niet overschrijden. Op deze termijn is de Algemene termijnenwet niet van toepassing.

  • 5 Wanneer tijdens de in het vierde lid bedoelde schorsing het besluit tot ontslag wordt genomen, blijft de schorsing van kracht tot het tijdstip, waarop het ontslag ingaat.

Artikel 6

  • 1 De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen zijn verplicht het geheim te bewaren omtrent hetgeen hun als zodanig bekend wordt.

  • 2 Zij mogen zich noch direct, noch indirect in enig bijzonder onderhoud of gesprek inlaten met partijen of hun raadslieden, noch enige bijzondere onderrichting, memorie of schrifturen aannemen over enige aangelegenheid, welke aanhangig is of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze aanhangig zal worden bij de grondkamer, waartoe zij behoren.

Artikel 7

  • 1 Het is de voorzitter en de secretaris verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke bij enige grondkamer of pachtkamer, bij de Centrale Grondkamer of bij de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig zijn, of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze daarbij aanhangig zullen worden.

  • 2 Het is de plaatsvervangende voorzitter, de plaatsvervangende secretaris, de leden en de plaatsvervangende leden verboden zich te belasten met de consultatie omtrent en de verdediging van zaken, welke aanhangig zijn of waarvan zij weten of vermoeden, dat deze aanhangig zullen worden bij de grondkamer, waartoe zij behoren, of bij de Centrale Grondkamer, in het laatste geval voor zover het betreft zaken, aan de behandeling waarvan zij in de grondkamer hebben deelgenomen.

Artikel 8

  • 1 De grondkamer houdt zitting en beslist met de voorzitter en twee leden.

  • 2 Beschikkingen van de grondkamer, genomen met een ander aantal personen dan in het vorige lid is vermeld, zijn nietig.

Artikel 9

  • 1 De voorzitter en de secretaris genieten een bezoldiging, die bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Zij genieten voorts een vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

  • 2 De plaatsvervangende voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen genieten een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 11

De tot de rechterlijke macht behorende leden, de deskundige leden en de plaatsvervangende deskundige leden van de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn van rechtswege tevens lid, onderscheidenlijk plaatsvervangend lid, van de Centrale Grondkamer.

Artikel 12

  • 1 Wij benoemen en ontslaan de griffier van de Centrale Grondkamer.

  • 2 Wij kunnen een of meer plaatsvervangende griffiers benoemen.

Artikel 13

  • 1 De Centrale Grondkamer houdt zitting en beslist met drie tot de rechterlijke macht behorende leden en twee niet tot de rechterlijke macht behorende deskundige leden.

  • 2 Een van de tot de rechterlijke macht behorende leden treedt op als voorzitter.

  • 3 Beschikkingen van de Centrale Grondkamer, genomen met een ander aantal personen dan in het eerste lid is vermeld, zijn nietig.

Artikel 14

De artikelen 6 en 7 vinden ten aanzien van de leden, de plaatsvervangende leden, de griffier en de plaatsvervangende griffier van de Centrale Grondkamer overeenkomstige toepassing.

Artikel 15

  • 1 De griffier geniet een bezoldiging, die bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Hij geniet voorts een vergoeding voor reis- en verblijfkosten volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 2 De leden, de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende griffier van de Centrale Grondkamer genieten een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regelen.

Artikel 16

Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven ter uitvoering van dit hoofdstuk alsmede omtrent de werkwijze van de grondkamers en de Centrale Grondkamer.

Hoofdstuk 2. Verzoeken aan de grondkamer

Paragraaf 1. De indiening

Artikel 17

  • 1 Het verzoek tot goedkeuring van een pachtovereenkomst en van een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst geschiedt door indiening bij de grondkamer van een door partijen ondertekende akte of een notarieel afschrift, met zoveel ongetekende afschriften als er meer dan twee partijen bij de overeenkomst zijn betrokken.

  • 2 Aan het hoofd van de akte worden de namen, voornamen en woonplaatsen van de partijen vermeld, voor zover deze niet in de overeenkomst zijn opgenomen. Het gepachte moet met de kadastrale aanduiding zijn aangeduid.

  • 3 Indien de goedkeuring van de pachtovereenkomst of van de overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst wordt verlangd op grond van artikel 324, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt tevens de beschikking van de grondkamer, waarbij de ontwerp-overeenkomst werd goedgekeurd, vermeld.

Artikel 18

Het verzoek tot goedkeuring van een ontwerp-pachtovereenkomst of van een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst wordt ingediend bij de grondkamer. Het moet zijn ondertekend door degenen, die in de ontwerp-overeenkomst als partijen zijn genoemd of hun gemachtigden. Daarbij wordt overgelegd een ongetekend exemplaar van de ontwerp-overeenkomst, vermeerderd met zoveel ongetekende exemplaren als er verzoekers zijn. Het verpachte moet met de kadastrale aanduiding zijn aangeduid.

Artikel 19

  • 2 Het verzoekschrift vermeldt de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, de naam en de woonplaats van de wederpartij of van de belanghebbenden, als deze er zijn, voorts de gronden, waarop het verzoek steunt, en de gevraagde beslissing.

Artikel 20

  • 3 Het bevoegde college beslist binnen drie weken na de indiening van het verzoek.

  • 4 De in dit artikel bedoelde verklaringen zijn slechts geldig gedurende zes maanden na de dagtekening daarvan, tenzij de verklaring zelf een kortere geldigheidsduur vermeldt.

  • 5 De verklaring, bedoeld in het eerste of tweede lid, vermeldt tevens de datum van de terinzagelegging en de datum en wijze van bekendmaking daarvan.

  • 6 De grondkamer neemt een verklaring, waarin een of meer van de in het vijfde lid bedoelde gegevens ontbreken, niet in aanmerking.

Artikel 21

  • 2 Het verzoekschrift vermeldt de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, voorts de gronden, waarop het verzoek steunt en de gevraagde beslissing.

Artikel 22

  • 1 De in deze afdeling bedoelde verzoeken moeten worden ingediend bij de grondkamer, binnen het rechtsgebied waarvan de onroerende zaak of het grootste gedeelte daarvan is gelegen. Indien het een hoeve betreft, wordt het verzoek ingediend bij de grondkamer, binnen het rechtsgebied waarvan het hoofdgebouw, tot de hoeve behorend, gelegen is.

  • 2 Indien de grondkamer van oordeel is, dat een verzoek ten onrechte bij haar is ingediend, verwijst zij het verzoek naar de grondkamer, die naar haar oordeel bevoegd is het verzoek te behandelen.

Paragraaf 2. Het onderzoek

Artikel 23

  • 1 De grondkamer kan een onderzoek naar aanleiding van het bij haar ingediende verzoek gelasten. Zij zal hiermee een of meer leden of een of meer door haar aan te wijzen deskundigen belasten. Deze aanwijzing geschiedt in het algemeen, dan wel voor een bepaald geval.

  • 3 Binnen een maand na het gelasten van het onderzoek doet de grondkamer daarvan mededeling aan de verzoeker en de bij de overeenkomst of ontwerp-overeenkomst betrokken partijen onder vermelding van de plaats waar en het tijdstip waarop het onderzoek wordt gehouden.

Artikel 24

  • 1 De verzoeker en de bij de overeenkomst of ontwerp-overeenkomst betrokken partijen of belanghebbenden zijn verplicht aan degene, aan wie het onderzoek is opgedragen, desgevraagd de ter uitvoering van zijn opdracht nodige inlichtingen te verstrekken.

  • 2 Degene, aan wie het onderzoek is opgedragen, is bevoegd de onroerende zaak, waarop het verzoek betrekking heeft, te betreden. Zo nodig verschaft hij zich de toegang met behulp van de sterke arm.

  • 3 De uitkomsten van het onderzoek worden neergelegd in een rapport, dat wordt ondertekend door degene, die met het onderzoek werd belast.

Paragraaf 3. De behandeling

Artikel 25

  • 1 Indien de grondkamer een pachtovereenkomst of een overeenkomst tot wijziging of beëindiging van een pachtovereenkomst niet aanstonds kan goedkeuren, deelt zij aan partijen haar bezwaren mede en geeft zij aan of en op welke wijze deze kunnen worden opgeheven.

  • 2 Indien een onderzoek door een van haar leden of door een deskundige heeft plaats gehad, zendt de grondkamer aan partijen, tegelijk met de mededeling van haar bezwaren, een afschrift van het rapport van het onderzoek toe.

  • 3 De in het vorige lid bedoelde mededeling vermeldt de termijn, waarbinnen partijen schriftelijke opmerkingen aan de grondkamer kunnen inzenden en een mondelinge behandeling kunnen verzoeken.

  • 4 Indien de partijen toestemmen in de wijzigingen, die door de grondkamer als voorwaarde voor het verlenen van haar goedkeuring aan de overeenkomst worden gesteld, legt de grondkamer deze vast in een akte, die door partijen wordt ondertekend en voor dezen bindend is.

  • 5 Indien de partijen de door de grondkamer nodig geoordeelde wijzigingen niet overnemen, wijzigt de grondkamer de overeenkomst, of, indien zij oordeelt dat door wijziging haar in het eerste lid bedoelde bezwaren niet kunnen worden opgeheven, vernietigt zij haar.

Artikel 26

  • 1 Indien de grondkamer een ontwerp-pachtovereenkomst of een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst niet aanstonds kan goedkeuren, deelt zij aan de personen, die in de ontwerp-overeenkomst als partijen zijn genoemd, haar bezwaren mee en geeft zij aan of en op welke wijze deze kunnen worden opgeheven.

  • 2 Het tweede en derde lid van het voorgaande artikel zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Indien de grondkamer de ontwerp-overeenkomst goedkeurt, wordt de goedkeuring niet op de ontwerp-akte gesteld, doch bij een afzonderlijke beschikking verleend.

  • 4 Indien de grondkamer de ontwerp-overeenkomst niet kan goedkeuren en zij van oordeel is, dat haar bezwaren door wijziging van de ontwerp-overeenkomst kunnen worden opgeheven, vermeldt zij deze wijzigingen in haar beschikking.

Artikel 27

  • 1 Indien bij een beslissing op een verzoek in andere dan de in de artikelen 25 en 26 bedoelde gevallen naar het oordeel van de grondkamer behalve de verzoeker ook anderen belang hebben, deelt de grondkamer, onder gelijktijdige kennisgeving van de eventuele bezwaren, aan de verzoeker en de andere belanghebbenden mede, binnen welke termijn zij schriftelijke opmerkingen aan de grondkamer kunnen inzenden en een mondelinge behandeling kunnen verzoeken.

  • 2 Indien een onderzoek door een van haar leden of door een deskundige heeft plaats gehad, zendt de grondkamer aan de verzoeker en de andere belanghebbenden, tegelijk met haar mededeling, een afschrift van het rapport van het onderzoek toe.

Artikel 28

  • 1 Indien bij een beslissing op een verzoek in andere dan de in de artikelen 25 en 26 bedoelde gevallen naar het oordeel van de grondkamer uitsluitend de verzoeker belang heeft en de grondkamer het verzoek niet aanstonds kan toewijzen, is de grondkamer bevoegd – en op een daartoe strekkend verzoek verplicht – een mondelinge behandeling van het bij haar ingediende verzoek te doen plaats hebben op een door haar te bepalen zitting.

  • 2 Indien een onderzoek door een van haar leden of door een deskundige heeft plaats gehad, zendt de grondkamer aan de verzoeker, tegelijk met haar oproep voor de mondelinge behandeling, een afschrift van het rapport van het onderzoek toe.

Artikel 29

De secretaris maakt een verslag van hetgeen bij de mondelinge behandeling voorvalt met vermelding van de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen. Het verslag wordt door de voorzitter en de secretaris vastgesteld en ondertekend. Desgevraagd ontvangen partijen daarvan afschrift.

Artikel 30

  • 1 De partijen bij de overeenkomst en de verzoeker kunnen zich doen bijstaan of vertegenwoordigen.

  • 2 De partijen bij de overeenkomst en de verzoeker kunnen getuigen ter zitting meebrengen.

Artikel 31

  • 1 De partijen bij de overeenkomst en de verzoeker kunnen met machtiging van de grondkamer bij deurwaardersexploot getuigen oproepen om aldaar te verschijnen.

  • 2 Ieder, die bij deurwaardersexploot is opgeroepen om als getuige ter zitting te verschijnen, is verplicht aan die oproeping gehoor te geven.

  • 3 De grondkamer kan bevelen, dat getuigen, die, hoewel bij deurwaardersexploot opgeroepen, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor haar worden gebracht.

  • 4 De ingevolge artikel 30 ter zitting meegebrachte getuigen worden gehoord, voor zover de grondkamer hun verhoor dienstig oordeelt.

  • 7 Getuigen ontvangen desgevraagd ten laste van degene, die hen heeft voorgebracht, schadevergoeding, door de voorzitter te begroten overeenkomstig het bij en krachtens de Wet griffierechten burgerlijke zaken bepaalde.

Artikel 32

Bij de behandeling van een verzoek tot goedkeuring van een ontwerp-pachtovereenkomst of van een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst vinden de artikelen 29, 30 en 31 overeenkomstige toepassing.

Artikel 33

Indien de grondkamer de pachtovereenkomst of de overeenkomst tot wijziging of beëindiging van de pachtovereenkomst ongewijzigd goedkeurt, zendt de secretaris aan iedere partij een exemplaar of een afschrift van de overeenkomst, waarop de beslissing, die de grondkamer heeft genomen, is aangetekend.

Artikel 34

  • 1 De beschikkingen van de grondkamer zijn met redenen omkleed, met uitzondering van de beschikkingen die overeenkomstig artikel 33 zijn genomen.

  • 2 Een expeditie van de beschikking wordt aan de bij de overeenkomst of ontwerp-overeenkomst betrokken partijen of belanghebbenden alsmede aan de verzoeker toegezonden. De dag van verzending wordt op de expeditie aangetekend.

Artikel 35

De voorzitter en de leden van de grondkamers alsmede hun plaatsvervangers kunnen worden gewraakt op de wijze en in de gevallen, omschreven in de vierde afdeling van de eerste titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met dien verstande, dat het onderzoek van de redenen van wraking en het beslissen over de wraking geschiedt door de grondkamer.

Paragraaf 4. De behandeling in hoger beroep

Artikel 36

  • 1 Tegen de beschikkingen van de grondkamer staat, behoudens het in het derde lid bepaalde, aan partijen, belanghebbenden, alsmede aan de verzoeker binnen een maand, nadat de beschikking aan hen is verzonden, beroep open bij de Centrale Grondkamer.

  • 2 De wederpartij kan van haar kant incidenteel beroep instellen, zelfs na verloop van de in het vorige lid bedoelde termijn en na berusting in de beschikking. Het incidenteel beroep wordt op straffe van niet-ontvankelijkheid ingesteld bij het schriftelijk antwoord. De afstand van het principaal beroep doet het ingestelde incidenteel beroep niet vervallen.

  • 3 Geen beroep kan door de pachter of door de verpachter worden ingesteld, indien de pachtovereenkomst of een overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst dan wel het ontwerp van een van deze overeenkomsten ongewijzigd wordt goedgekeurd. Geen beroep kan door de pachter worden ingesteld, indien de wijziging door de grondkamer ingevolge artikel 320 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek betrekking heeft op verlaging van de overeengekomen pachtprijs. Geen beroep kan door de verpachter worden ingesteld, indien bedoelde wijziging betrekking heeft op een verlaging van de overeengekomen pachtprijs met minder dan 10 procent.

Artikel 37

  • 1 Het beroep wordt ingesteld door indiening van een beroepschrift bij de Centrale Grondkamer. Bij het beroepschrift wordt een expeditie van de beroepen beschikking gevoegd.

  • 2 Het beroepschrift bevat een opgave van de naam, de voornamen en de woonplaats van de verzoeker, van de naam en de woonplaats van de wederpartij of belanghebbende, als deze er is, voorts de bezwaren tegen de beschikking, waartegen beroep, en de gevraagde beslissing.

  • 3 Bij het beroepschrift worden zoveel afschriften gevoegd als er wederpartijen of belanghebbenden zijn.

  • 4 Indien het beroep betreft een ter goedkeuring ingezonden overeenkomst als bedoeld in artikel 318 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een ontwerp-pachtovereenkomst of een ontwerp-overeenkomst tot wijziging van een pachtovereenkomst, worden bij het beroepschrift de daartoe bij de grondkamer ingediende bescheiden mede overgelegd.

  • 5 De griffier zendt een afschrift van het beroepschrift onverwijld aan elk van de wederpartijen of belanghebbenden, als deze er zijn, toe en voegt daarbij een kennisgeving, die de tijd vermeldt waarbinnen een schriftelijk antwoord kan worden ingezonden.

  • 6 Het beroepschrift wordt mondeling ter zitting behandeld, indien de Centrale Grondkamer dit nodig oordeelt, dan wel een van de partijen of belanghebbenden dit verzoekt. Overigens vinden de bepalingen van paragraaf 2 en van paragraaf 3 overeenkomstige toepassing.

Artikel 38

  • 1 De Centrale Grondkamer bevestigt of vernietigt de beschikking waartegen hoger beroep is ingesteld.

  • 2 Bij vernietiging van de beschikking doet de Centrale Grondkamer hetgeen de grondkamer had behoren te doen, tenzij zij reden mocht vinden de zaak naar de grondkamer terug te wijzen.

Artikel 39

  • 1 De secretaris van de grondkamer zendt desgevraagd de stukken van de eerste aanleg of afschriften daarvan aan de griffier van de Centrale Grondkamer.

  • 2 De griffier van de Centrale Grondkamer zendt afschrift van de beschikkingen van de Centrale Grondkamer aan de grondkamer, tegen welker beschikking beroep is ingesteld.

Artikel 40

  • 1 Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie kan beroep tegen een beschikking van de grondkamer instellen.

  • 3 Vernietiging van de beschikking van de grondkamer op dit beroep brengt geen nadeel toe aan de rechten, bij de beschikking verkregen.

Hoofdstuk 4. Algemene bepalingen

Artikel 42

Bij algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld over de wijze waarop de kennisgevingen en de toezending van stukken door de secretaris van de grondkamer en door de griffier van de Centrale Grondkamer geschieden.

Artikel 44

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur wordt een tarief vastgesteld van de door de grondkamers en de Centrale Grondkamer voor haar verrichtingen te heffen kosten.

  • 2 Ten aanzien van de invordering van deze kosten is artikel 30 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat het dwangbevel wordt uitgevaardigd door de voorzitter van de grondkamer, onderscheidenlijk van de Centrale Grondkamer, en dat het terstond uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 5. Bijzondere processuele bepaling

Artikel 45

Indien binnen de in de wet gestelde termijn een verzoek is ingediend of een vordering is ingesteld bij de pachtkamer van de rechtbank en deze beslist, dat zij niet bevoegd is daarvan kennis te nemen, kan het verzoek, indien de grondkamer bevoegd is daarvan kennis te nemen en een wettelijke termijn, waarbinnen het verzoek bij de grondkamer moet worden ingediend, niet meer in acht kan worden genomen, niettemin nog binnen een maand na de beslissing van de pachtkamer bij de grondkamer worden ingediend. Hetzelfde geldt, indien een dergelijke beslissing door de pachtkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wordt bevestigd dan wel door haar de pachtkamer bij de rechtbank alsnog niet bevoegd wordt verklaard van het verzoek of van de vordering kennis te nemen.

Hoofdstuk 7. Aanpassing wetgeving

Artikel 48

[Red: Wijzigt de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën.]

Hoofdstuk 8. Slotartikelen

Artikel 59

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 6 december 2006

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

,

C. P. Veerman

De Minister van Justitie

,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de vierentwintigste mei 2007

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin