Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten

Geraadpleegd op 29-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 20-07-2015 en zichtdatum 26-12-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Regeling van de Minister van Justitie d.d. 23 mei 2007, nr. 5484160/07/CBK, houdende vaststelling van bepalingen inzake toetsing van buitengewoon opsporingsambtenaren en ambtenaren in dienst van een bijzondere opsporingsdienst terzake van geweldsbeheersing, aanhoudings- en zelfverdedigingsvaardigheden en schietvaardigheid (Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 3a van de Wet wapens en munitie;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2

  • 2 Een opsporingsambtenaar is steeds voor de duur van een kalenderhalfjaar geoefend in het gebruik van een vuurwapen, indien hij, naast de in het eerste lid bedoelde toetsen, in het daaraan voorafgaande kalenderhalfjaar de toets schietvaardigheid met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt de opsporingsambtenaar van wie een geweldsmiddel op grond van het vierde lid is ingenomen, voor de resterende duur van het lopende kalenderjaar of kalenderhalfjaar, geacht wederom geoefend te zijn in het gebruik van dat geweldsmiddel, vanaf het moment dat hij de toetsen die hij niet of niet met voldoende resultaat had afgelegd, alsnog met voldoende resultaat heeft afgelegd.

  • 5 De direct toezichthouder draagt er, in overeenstemming met de werkgever, zorg voor dat de opsporingsambtenaar slechts over een geweldsmiddel beschikt, anders dan voor het vervoer en het gebruik ervan voor het volgen van onderwijs, indien hij geoefend is in het gebruik van dat geweldsmiddel. Indien een opsporingsambtenaar op de laatste dag van een kalenderjaar of kalenderhalfjaar de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde toetsen nog niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, wordt het geweldsmiddel in het gebruik waarvan hij dientengevolge niet langer is geoefend, door de direct toezichthouder ingenomen.

Artikel 3

  • 1 De werkgever draagt zorg voor de training en de toetsing van de opsporingsambtenaar.

  • 2 De opsporingsambtenaar is verantwoordelijk voor zijn deelname aan de training ter voorbereiding op de af te leggen toetsen, en de toetsing.

  • 3 De direct toezichthouder houdt toezicht op de kwaliteit en objectiviteit van de toetsing. Dit geldt alleen voor de uitvoering van de toetsen.

Artikel 4

Indien een opsporingsambtenaar, op de laatste dag van de in artikel 2 bedoelde perioden, een van de in dat artikel bedoelde toetsen niet of niet met voldoende resultaat heeft afgelegd, doet de toetser hiervan onverwijld mededeling aan de werkgever en de direct toezichthouder.

Artikel 5

  • 1 De werkgever draagt zorg voor registratie van de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen.

  • 2 De werkgever verstrekt in het jaarverslag de direct toezichthouder, de toezichthouder en de Minister van Veiligheid en Justitie een overzicht betreffende de deelname aan en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde toetsen alsmede het gevoerde beleid hieromtrent.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling toetsing geweldsbeheersing buitengewoon opsporingsambtenaar en ambtenaren van bijzondere opsporingsdiensten.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 mei 2007

De

Minister

van Justitie,

E.M.H. Hirsch Ballin