Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

[Regeling vervallen per 30-04-2013.]
Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2009 en zichtdatum 01-01-2009.
Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2009

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 juni 2007, nr. TRCJZ/2007/2075, houdende een subsidieregeling voor verspreiding van kennis en voor innovatie door middel van het groene onderwijs (Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs)

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b. instelling:

  • c. onderwijsinstelling: instelling, bedoeld in onderdeel b, alsmede iedere andere aanbieder van één of meer opleidingen, die op basis van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek wordt bekostigd voor het verzorgen van onderwijs, met uitzondering van de leerstoelgroep Educatie- en competentiestudies van de Wageningen Universiteit;

  • d. landelijke infrastructuur: geheel van ondersteunende activiteiten gericht op ontwikkeling, beheer en exploitatie van gemeenschappelijke producten en diensten voor het groene kennissysteem;

  • e. ondersteuningsinstelling: organisatie, niet zijnde een onderwijsinstelling, die een bijdrage levert aan de landelijke infrastructuur;

  • f. openstellingsbesluit: besluit tot openstelling van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • g. Dienst Regelingen: Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • h. project: geheel van activiteiten gericht op concrete resultaten ter verwezenlijking van de subsidiedoelstellingen, genoemd in artikel 2, eerste lid;

  • i. programma: programma, bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • j. programmaonderdeel: project, passend binnen één van de programma’s, waarvoor de Minister, op grond van artikel 14 subsidie heeft verleend;

  • k. partnerinstelling: instelling binnen een samenwerkingsverband;

  • l. penvoerder: instelling of, voor zover de aanvraag door meer dan één instelling wordt ingediend, door de samenwerkende instellingen in de samenwerkingsovereenkomst aangewezen penvoerende instelling;

  • m. samenwerkingsverband: groep van instellingen, die, blijkens een overeenkomst, samenwerken ter verwezenlijking van één van de doelstellingen, genoemd in artikel 2;

  • n. uitvoeringsplan: verzameling van documenten, bedoeld in artikel 7, vierde lid, en artikel 8, vierde lid, waarin de inhoud van het programma onderscheidenlijk het project wordt aangegeven;

  • o. groene ICT-infrastructuur: ICT-onderdelen van de landelijke infrastructuur, en

  • p. onderwijsdoelsubsidie: subsidiesoort, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister kan ter stimulering van kennisontsluiting, -verspreiding en -benutting binnen het beleidsterrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en voorzover passend binnen thema’s en, in voorkomend geval categorieën, genoemd in het openstellingsbesluit op aanvraag aan instellingen subsidie verstrekken ten behoeve van:

    • a. het organiseren van programma’s en het uitvoeren van de werkzaamheden, bedoeld in het tweede lid, ten behoeve van die programma’s, of

    • b. het organiseren en uitvoeren van projecten.

  • 2 Een programma, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, bevordert samenhangende planning en uitvoering van activiteiten op het gebied van onderwijs, onderzoek en ondersteuning, waaronder op grond van deze regeling gesubsidieerde projecten, binnen één of meer thema’s, genoemd in het openstellingsbesluit, door middel van:

    • a. visievorming ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen binnen het programma;

    • b. formulering van doel, uitgangspunten en afbakening van de activiteiten binnen het programma;

    • c. het waarborgen van de richting, samenhang en kwaliteit van de programmaonderdelen binnen een activiteitenplan;

    • d. een programmaorganisatie;

    • e. een financieel meerjarenkader, en

    • f. verspreiding en verduurzaming van de resultaten.

Paragraaf 2. Openstelling

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Artikel 3. Openstelling

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister kan jaarlijks één of meer perioden openstellen voor het indienen van aanvragen tot subsidieverlening voor programma’s en projecten. Het openstellingsbesluit wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.

  • 2 Indien de Minister een aanvraagperiode als bedoeld in het eerste lid openstelt, maakt hij in het openstellingsbesluit de thema’s voor programma’s met bijbehorende programmaonderdelen en voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen, waarvoor subsidie kan worden verstrekt, bekend.

  • 3 De Minister kan de thema’s, bedoeld in het tweede lid, rangschikken binnen één of meer hoofdthema’s.

  • 4 Indien de Minister een aanvraagperiode als bedoeld in het eerste lid openstelt, kan hij in het openstellingsbesluit de categorieën voor programma’s met bijbehorende programmaonderdelen en voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen, waarvoor subsidie kan worden verstrekt, bekendmaken.

  • 5 De Minister stelt in het openstellingsbesluit de hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten vast.

  • 6 De Minister stelt in het openstellingsbesluit de maximale duur van de subsidieverlening voor programmaonderdelen en projecten, niet zijnde programmaonderdelen, vast.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Subsidie voor de uitvoering van een programma wordt per thema, bedoeld in artikel 3, tweede lid, voor maximaal vier opeenvolgende jaren verleend.

Artikel 4. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 Indien de Minister een aanvraagperiode als bedoeld in artikel 3, eerste lid, openstelt, wordt in het openstellingsbesluit een subsidieplafond voor de verlening van subsidies voor programma’s met bijbehorende programmaonderdelen en voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen, vastgesteld.

  • 2 De Minister kan in het openstellingsbesluit een nadere verdeling maken in het beschikbare bedrag per categorie en per thema of hoofdthema.

  • 3 De Minister stelt in het openstellingsbesluit een maximum- en een minimumsubsidiebedrag per programma, programmaonderdeel en project, niet zijnde een programmaonderdeel, vast.

Artikel 5. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Als subsidiabele kosten worden, voor wat betreft de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, uitsluitend in aanmerking genomen:

  • a. de kosten van het in te zetten personeel van onderwijsinstellingen. De Minister kan in het openstellingsbesluit de uurtarieven vaststellen voor de verscheidene niveau’s van het in te zetten personeel;

  • b. de kosten, die aantoonbaar noodzakelijk zijn en daadwerkelijk door de instelling zijn betaald, voor het inhuren van ondersteuningsinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstellingen vanwege hun expertise of specifieke voorzieningen tot een in het openstellingsbesluit te bepalen maximum percentage van de subsidiabele kosten;

  • c. de kosten van de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 25, voor zover deze niet meer bedragen dan € 2.500, en

  • d. materiële kosten die aantoonbaar noodzakelijk zijn en daadwerkelijk door de instelling zijn betaald voor de uitvoering van de activiteiten van het programma of het project tot een in het openstellingsbesluit te bepalen maximum percentage van de subsidiabele kosten.

Artikel 6. Subsidiebedrag

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 2 Indien voor een programma of project of een gedeelte daarvan reeds uit anderen hoofde door de rijksoverheid een onderwijsdoelsubsidie wordt verstrekt, wordt de subsidie voor dat programma of project op grond van deze regeling zodanig vastgesteld dat het totale subsidiebedrag niet meer bedraagt dan het maximale subsidiebedrag berekend op basis van de subsidiepercentages van de subsidiabele kosten, genoemd in het openstellingsbesluit.

  • 3 Ingeval een activiteit gedeeltelijk uit andere hoofde wordt gesubsidieerd, wordt op grond van deze regeling een zodanig subsidiebedrag vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor die activiteit niet hoger is dan het totaal van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5.

  • 4 De Minister verstrekt geen subsidie voor een project, waarvan de subsidiabele kosten het in het openstellingsbesluit te bepalen bedrag niet te boven gaan.

  • 5 De Minister stelt in het openstellingsbesluit vast bij welke overheidsbijdragen het tweede lid van toepassing is.

Paragraaf 3. Aanvraagprocedure

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Artikel 7. Aanvraag programma

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 Een aanvraag tot verlening van subsidie voor een programma, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt op een daartoe door Dienst Regelingen vastgesteld formulier ingediend bij deze Dienst.

  • 2 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend door één of meer instellingen.

  • 3 Een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, is ondertekend door het bevoegd gezag van de penvoerder.

  • 4 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van de documenten, genoemd in het openstellingsbesluit.

Artikel 8. Aanvraag project

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 Een aanvraag tot verlening van subsidie voor een project, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt op een daartoe door Dienst Regelingen vastgesteld formulier ingediend bij deze Dienst.

  • 2 De aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in het eerste lid, wordt ingediend door één of meer instellingen.

  • 3 Een aanvraag tot subsidieverlening voor een project is ondertekend door het bevoegd gezag van de penvoerder.

  • 4 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van de documenten, genoemd in het openstellingsbesluit.

Artikel 8a

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De ontvanger van subsidie voor een programma kan, in de periode tussen zes en twee weken, voor aanvang van de periode, bedoeld in artikel 3, eerste lid, een geactualiseerd uitvoeringsplan indienen.

  • 2 De Minister beoordeelt of het uitvoeringsplan zich leent voor toetsing aan de hand van de criteria, bedoeld in artikel 9.

  • 3 Indien de Minister het uitvoeringsplan op grond van het tweede lid positief beoordeelt, plaatst hij dat uitvoeringsplan voor aanvang van de periode, bedoeld in artikel 3, eerste lid, op www.minlnv.nl en www.groenkennisnet.nl.

Paragraaf 4. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Artikel 9. Criteria programma’s

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister hanteert bij de beoordeling van de aanvraag tot subsidieverlening voor een programma, bedoeld in artikel 7, in ieder geval de volgende criteria:

    • a. de mate waarin de doelstellingen passen binnen het doel van deze regeling, genoemd in artikel 2, eerste lid, en binnen één van de thema’s en, in voorkomend geval, één van de categorieën, genoemd in het openstellingsbesluit;

    • b. de mate waarin de activiteiten bijdragen aan één of meer thema’s en, in voorkomend geval categorieën, genoemd in het openstellingsbesluit, gemeten naar de beoogde resultaten voor en de betrokkenheid van doelgroepen en de maatschappelijke relevantie van de beoogde resultaten;

    • c. de meerwaarde voor het groene kennissysteem, gemeten naar de toegevoegde waarde van de activiteiten ten opzichte van eerdere projecten of programma’s, de betrokkenheid van studenten en docenten van groene opleidingen, de mate van samenwerking, de bijdrage aan vernieuwing van groene opleidingen en de bijdrage aan de ontwikkeling en gebruik van de landelijke infrastructuur;

    • d. de uitvoerbaarheid van de activiteiten;

    • e. de kwaliteit van de aanvraag, en

    • f. de verhouding van de factoren, genoemd in de onderdelen b en c, ten opzichte van de subsidiabele kosten.

  • 2 De Minister kan voor de aanvragen, bedoeld in het eerste lid, nadere beoordelingscriteria vaststellen in het openstellingsbesluit.

Artikel 10. Criteria projecten

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister hanteert bij de beoordeling van de aanvraag tot subsidieverlening voor een project, bedoeld in artikel 8, in ieder geval de volgende criteria:

    • a. de criteria, genoemd in artikel 9, eerste lid, en

    • b. de spreiding van de projecten naar instellingen, opleidingsniveau en thema’s.

  • 2 De Minister beoordeelt een aanvraag tot subsidieverlening voor een programmaonderdeel, naast de in het eerste lid genoemde criteria, tevens op:

    • a. de mate waarin het programmaonderdeel past binnen de doelstelling, afbakening, thematiek en, in voorkomend geval, de categorie, van het programma waaronder het programmaonderdeel valt, en

    • b. de kwaliteit van het programma waaronder het programmaonderdeel valt.

  • 3 De Minister kan, voor een aanvraag, bedoeld in het eerste lid, nadere beoordelingscriteria vaststellen in het openstellingsbesluit.

Artikel 11. Rangschikking programma’s

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister rangschikt de aanvragen tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 7, eerste lid, die in een zelfde aanvraagperiode binnen één thema, genoemd in het openstellingsbesluit zijn ingediend, waarbij een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate de activiteit waarop deze betrekking heeft naar het oordeel van de Minister een grotere bijdrage levert aan de doelstelling van de subsidie.

  • 2 Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag voor subsidie in aanmerking.

Artikel 12. Rangschikking programmaonderdelen

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister rangschikt de aanvragen tot subsidieverlening voor een programmaonderdeel, die in een zelfde aanvraagperiode zijn ingediend, per programma op de wijze, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

  • 2 Indien de Minister in het openstellingsbesluit een nadere verdeling van het budget, bedoeld in artikel 4, tweede lid, per hoofdthema heeft gemaakt, rangschikt hij, indien het totaal aangevraagde subsidiebedrag voor programma’s en programmaonderdelen het beschikbare budget voor dat hoofdthema te boven gaat, van alle thema’s binnen dat hoofdthema een gelijk aantal van de laagst gerangschikte aanvragen uit de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, op de wijze, bedoeld in artikel 11, eerste lid.

  • 3 Bij toepassing van het tweede lid rangschikt de minister niet meer aanvragen dan nodig om het verschil tussen het totaal aangevraagde bedrag en het beschikbare budget, bedoeld in het derde lid, ongedaan te maken.

  • 4 Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

Artikel 13. Rangschikking projecten, niet zijnde programmaonderdelen

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister rangschikt aanvragen tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen, die in een zelfde aanvraagperiode zijn ingediend, waarbij een aanvraag hoger wordt gerangschikt naarmate de activiteit waarop deze betrekking heeft naar het oordeel van de Minister een grotere bijdrage levert aan de doelstelling van de subsidie.

  • 2 Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

Artikel 14. Beschikking programma’s

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister beslist, per periode van openstelling, gelijktijdig op alle aanvragen tot subsidieverlening voor programma’s, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 2 De Minister verstrekt geen subsidie voor een programma binnen een thema waarvoor reeds in het kader van deze regeling subsidieverlening plaatsvindt.

  • 3 In afwijking van het bepaalde in het tweede lid kan de Minister subsidie verlenen voor de uitvoering van één programma, dat zich richt op een thema, als bedoeld in het tweede lid, indien subsidieverlening binnen dat thema eindigt binnen een jaar na de dag waarop de aanvraag voor dat programma is ingediend.

  • 4 De Minister verstrekt per thema, genoemd in het openstellingsbesluit, slechts voor één aanvraag subsidie, bedoeld in het eerste lid.

  • 5 De Minister verstrekt in ieder geval geen subsidie voor een programma, indien de Minister op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 9, oordeelt dat de kwaliteit van het uitvoeringsplan de uitvoering van dat programma niet toelaat.

Artikel 15. Beschikking programmaonderdelen

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister beslist, bij toepassing van artikel 12, eerste lid, nadat op grond van artikel 14 ten aanzien van de aanvragen tot subsidieverlening voor programma’s is beslist, per programma over de aanvragen tot subsidieverlening voor programmaonderdelen, met inachtneming van de rangschikking, bedoeld in artikel 12.

  • 2 Indien de Minister in het openstellingsbesluit een nadere verdeling van het budget, bedoeld in artikel 4, tweede lid, per hoofdthema heeft gemaakt, beslist hij, nadat op grond van artikel 14 ten aanzien van de aanvragen tot subsidieverlening voor programma’s is beslist, per hoofdthema eerst over de aanvragen voor programmaonderdelen, waarvoor de rangschikking, bedoeld in artikel 12, tweede lid, niet heeft plaatsgevonden, en vervolgens, in voorkomend geval, met inachtneming van die rangschikking, over de overige aanvragen.

  • 3 De Minister verstrekt in ieder geval geen subsidie voor een programmaonderdeel, indien de Minister op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 10, oordeelt:

    • a. dat de kwaliteit van het uitvoeringsplan de uitvoering van dat programmaonderdeel niet toelaat, of

    • b. dat het programmaonderdeel niet voldoet aan in het openstellingsbesluit gestelde eisen.

  • 4 De Minister verstrekt in ieder geval geen subsidie voor een programmaonderdeel, indien de Minister op basis van behaalde resultaten, op basis van het uitvoeringsplan, of op basis van een geactualiseerd uitvoeringsplan, bedoeld in artikel 8a, derde lid, oordeelt dat de kwaliteit of de doelstellingen van het programma, waaronder het programmaonderdeel valt, de uitvoering van het programmaonderdeel niet toelaat.

Artikel 16. Beschikking projecten, niet zijnde programmaonderdelen

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister beslist, nadat op grond van artikel 14 ten aanzien van de aanvragen tot subsidieverlening voor programma’s is beslist, gelijktijdig op alle aanvragen tot subsidieverlening voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen, met inachtneming van de rangschikking, bedoeld in artikel 13.

  • 2 De Minister verstrekt geen subsidie voor een project, niet zijnde een programmaonderdeel, indien:

    • a. dat project geheel of gedeeltelijk valt binnen één of meer van de thema’s waarbinnen de Minister op grond van artikel 14 voor een programma subsidie verstrekt;

    • b. de Minister op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 10, oordeelt dat de kwaliteit van het uitvoeringsplan de uitvoering van dat project niet toelaat, of dat project niet voldoet aan in het openstellingsbesluit gestelde eisen.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister beslist op grond van artikel 14, artikel 15 en artikel 16, binnen vijf maanden na afloop van de aanvraagperiode waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2 De subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt verstrekt aan de aanvragende instelling of, in voorkomend geval, aan de partnerinstellingen gezamenlijk, in welk geval de subsidie wordt betaald aan de penvoerder.

  • 3 Indien de Minister toepassing geeft aan artikel 14, derde lid, stelt de Minister in de beschikking tot subsidieverlening de startdatum van het programma vast op een dag, gelegen na de einddatum van het programma binnen het thema, bedoeld in artikel 14, tweede lid, waarvoor ten tijde van het nemen van die beschikking subsidie wordt verstrekt.

  • 4 De beschikking tot subsidieverlening voor programma’s of projecten vermeldt een raming van de subsidiabele kosten per partnerinstelling.

  • 5 Elke partnerinstelling in het samenwerkingsverband is tot ten hoogste het naar rato van de voor hem geraamde subsidiabele kosten berekende bedrag aansprakelijk voor terugbetaling van de subsidie, voor zover de subsidieontvangers daartoe verplicht zijn.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De Minister verleent bij verlening van subsidie een voorschot aan de subsidieontvanger, tot een in het openstellingsbesluit te bepalen maximum.

  • 2 De Minister kan op aanvraag een nader voorschot verlenen aan de subsidieontvanger.

  • 3 In totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 80% van het ten hoogste te verstrekken subsidiebedrag.

  • 4 Een voorschot, bedoeld in het tweede lid, wordt niet verleend wanneer de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de verplichtingen tot tussenrapportage en verspreiding daarvan via de groene ICT-infrastructuur, bedoeld in artikel 23, onderscheidenlijk artikel 22.

Paragraaf 5. Verplichtingen van de subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 Het is, behoudens goedkeuring door de Minister, niet toegestaan het uitvoeringsplan gedurende de looptijd van de subsidieverlening te wijzigen. De Minister verleent geen goedkeuring aan wijzigingen ten aanzien van de doelstelling van het uitvoeringsplan.

  • 2 De Minister kan bij goedkeuring van een wijziging van het uitvoeringsplan het subsidiebedrag lager vaststellen.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

De ontvanger van de subsidie, bedoeld in artikel 2, start binnen een jaar na de datum van dagtekening van de beschikking tot subsidieverlening of in de gevallen dat in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is genoemd, binnen deze termijn, met de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

De aanvrager kan na ontvangst van een ontvangstbevestiging van Dienst Regelingen betreffende een aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 7 of 8, voor eigen rekening en risico beginnen met de uitvoering van de activiteiten, waarvoor de subsidie is aangevraagd.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De subsidieontvanger draagt tijdens en na afloop van het programma of project zorg voor brede bekendheid, bruikbaarheid en beschikbaarheid van de resultaten, waaronder in ieder geval informatieverstrekking en verspreiding van de plannen, tussenrapportages en resultaten via de groene ICT-infrastructuur.

  • 2 De subsidieontvanger berekent, behoudens toestemming van de Minister, geen kosten voor het gebruik van door middel van de uitvoering van een programma of project ontwikkelde resultaten door andere onderwijsinstellingen.

  • 3 De Minister kan in de subsidiebeschikking nadere verplichtingen opnemen ten aanzien van de informatieverstrekking, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De ontvanger van de subsidie, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, brengt uiterlijk op 1 januari en uiterlijk op 1 juli van elk jaar, waarin het programma loopt een tussenrapportage uit omtrent de voortgang van het programma.

  • 2 De ontvanger van de subsidie, genoemd in artikel 2, eerste lid onderdeel b, brengt voor het einde van de zesde maand na de startdatum van het project en na elke periode van negen maanden na de voorgaande tussenrapportage een tussenrapportage uit omtrent de voortgang het project.

  • 3 De tussenrapportages, bedoeld in het eerste en tweede lid, bevatten een beschrijving van:

    • a. de activiteiten die tot dan toe zijn verricht;

    • b. de mate waarin deze activiteiten hebben bijgedragen aan de in de aanvraag omschreven doelstellingen;

    • c. een omschrijving van de kansen, knelpunten en risico’s, die zich voordoen bij de uitvoering van de activiteiten en de consequenties daarvan voor de planning en de uitvoering van de resterende activiteiten, en

    • d. de stand van zaken en planning ter zake van de financiën.

  • 4 De rapportage, bedoeld in het eerste lid, bevat tevens een beschrijving van:

    • a. het verloop van de activiteiten van de programmaonderdelen die binnen het programma plaatsvinden, en

    • b. de mate waarin de in onderdeel a genoemde activiteiten hebben bijgedragen aan de in de aanvraag omschreven doelstellingen.

  • 5 Rapportages, bedoeld in het eerste lid en tweede lid, worden ingediend bij Dienst Regelingen volgens een door deze Dienst vastgesteld format.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De subsidieontvanger voert de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uit met inachtneming van:

    • a. bij of krachtens deze regeling gestelde vereisten voor of voorwaarden bij subsidieverlening;

    • b. overige wettelijke voorschriften die van toepassing zijn op die activiteiten.

  • 2 De subsidieontvanger voert een administratie die te allen tijde voldoende gegevens bevat voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking.

  • 3 In de administratie, bedoeld in het tweede lid, zijn:

    • a. alle ontvangsten en uitgaven vastgelegd met de onderliggende bewijsstukken;

    • b. bewijsstukken ten name van de subsidieontvanger aanwezig, waaruit de aard van geleverde goederen en diensten duidelijk blijkt;

    • c. de loonkosten en de kosten voor door instellingspersoneel verrichte arbeid door middel van een sluitende urenregistratie vastgelegd.

  • 4 De administratie, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste gedurende vijf jaar na de datum van subsidievaststelling bewaard.

Paragraaf 6. Verantwoording

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

  • 1 De aanvraag voor de vaststelling van de subsidie wordt binnen vier maanden na afloop van de duur van het programma of project op een daartoe door Dienst Regelingen vastgesteld formulier ingediend bij Dienst Regelingen.

  • 2 De aanvraag omvat in ieder geval:

    • a. een rapport over de activiteiten en het eindresultaat van het programma of project;

    • b. een financiële verantwoording van het programma of project, bestaande uit een rekening alsmede een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat is voldaan aan de voor subsidieverlening gestelde voorwaarden en verplichtingen, en

    • c. een beschrijving van wijze van verspreiding en benutting van de eindresultaten.

  • 3 De accountant, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, controleert met inachtneming van het controleprotocol, opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

De subsidieontvanger legt jaarlijks in het jaarverslag verantwoording af over de inzet van de op basis van deze regeling verstrekte middelen.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Het recht zoals dat gold voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling blijft van toepassing:

  • a. op een aanvraag tot subsidieverlening die voorafgaand aan dat tijdstip op grond van de Regeling innovatie groen onderwijs is ingediend;

  • b. met betrekking tot een subsidie die is of wordt verleend op een aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in onderdeel a, alsmede de uit die subsidieverlening voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Deze regeling treedt in werking op de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Controleprotocol als bedoeld in artikel 25, derde lid, van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Bij de controle op basis waarvan de rapportage, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdeel b, van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs (de regeling) plaatsvindt, dient aan de naleving van de volgende artikelen op de daarbij aangegeven wijze aandacht te worden besteed.

Artikel 5: Speciale aandacht

Artikel 24, lid 2 en 3: Speciale aandacht

Artikel 25, lid 2, onderdeel b: Speciale aandacht

Toelichting

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Artikel 5: vaststellen dat in de financiële verantwoording uitsluitend als kosten zijn opgenomen de in artikel 5 genoemde kosten.

Artikel 24, lid 2: vaststellen dat de subsidie-ontvanger een administratie voert die te allen tijde voldoende gegevens bevat voor een juist inzicht in de realisatie van de te subsidiëren activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking.

Artikel 24, lid 3: vaststellen dat in de administratie alle ontvangsten en uitgaven zijn vastgelegd met onderliggende bewijsstukken, dat bewijsstukken voldoen aan de gestelde eisen en dat de loonkosten van het in te zetten personeel van onderwijsinstellingen is vastgelegd door middel van een sluitende urenadministratie

Artikel 25 lid 2, onderdeel b: vaststellen of de financiële verantwoording van het programma of project voldoet aan de voor dit doel eraan gestelde eisen.

Onder normale aandacht wordt verstaan: controle met een diepgang die gebruikelijk is voor het afgeven van een accountantsverklaring bij een verantwoording.

Onder speciale aandacht wordt verstaan: controle waarbij nadrukkelijk wordt bezien of de desbetreffende voorschriften zijn nageleefd. In dit geval moet dus verder worden gegaan dan normaal bij een controle van een verantwoording.

Aan de niet genoemde artikelen behoeft bij de controle geen aandacht te worden besteed, met dien verstande dat, teneinde de controle op de hierboven genoemde artikelen goed te kunnen verrichten, kennisneming van deze overige artikelen noodzakelijk is.

De minister behoudt zich het recht voor om een review te laten uitvoeren op de door de accountant van de aanvrager, aan wie de subsidie ingevolge de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs is verleend, verrichte werkzaamheden.

Tekst accountantsverklaring als bedoeld in artikel 25, tweede lid, onderdeel b van de regeling

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Goedkeurende verklaring

[Regeling vervallen per 30-04-2013]

Wij hebben de bijgevoegde financiële verantwoording inzake het programma of project <naam programma of project> over de periode van <begindatum> tot <einddatum> met betrekking tot de subsidieverlening in het kader van de Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs van <naam instelling> te <zetel> gecontroleerd. De financiële verantwoording is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van <naam instelling>. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake de financiële verantwoording te verstrekken.

Voor het onderhavige project is met brief van Dienst Regelingen, kenmerk <nummer> d.d. <datum> een subsidie verleend tot een maximum van € <bedrag>.

Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en overeenkomstig de aanwijzingen die de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in het controleprotocol, behorende bij vorenbedoelde ministeriële regeling, heeft gegeven met betrekking tot de controle op de naleving van de subsidiebepalingen. Volgens de richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de financiële verantwoording geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen in de financiële verantwoording. Voorts is aanvullend specifieke aandacht besteed aan de in vorenbedoeld controleprotocol aangegeven aspecten.

Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Wij zijn van oordeel dat de financiële verantwoording voldoet aan de voor dit doel eraan te stellen eisen.

Tevens delen wij mede dat de in het controleprotocol genoemde subsidiebepalingen zijn nageleefd.

Plaats en datum; Handtekening;

Naam accountant; Naam accountantskantoor; Adres; Postcode en woonplaats, Telefoon: