Successiewet 1956, tarief, verkrijging door aanstaande echtgenoot, aanstaande partner, [...] gemeenschappelijke huishouding bij opname in tehuis

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 12-07-2007 t/m 31-12-2009

Successiewet 1956, tarief, verkrijging door aanstaande echtgenoot, aanstaande partner, ex-echtgenoot of ex-partner, gemeenschappelijke huishouding bij opname in tehuis

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit is het beleid samengevoegd en geactualiseerd over de toepassing van het tarief en de vrijstellingen voor een verkrijging door de aanstaande echtgenoot, de ex-echtgenoot en de ex-partner. In onderdeel 2.3 is nieuw beleid opgenomen over de aanstaande partner.

1. Inleiding

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

In dit besluit behandel ik het beleid over de toepassing van het tarief en de vrijstellingen voor een verkrijging door de aanstaande echtgenoot, de ex-echtgenoot, de aanstaande partner en de ex-partner.

2. Wettelijke regeling tarief echtgenoten en partners

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Iemand die een schenking of making verkrijgt van een aanstaande of ex-echtgenoot is hierover schenkings- of successierecht verschuldigd. De hoogte van het verschuldigde recht is afhankelijk van de geldende vrijstelling en het geldende tarief. Voor het tarief en de vrijstelling wordt aangesloten bij de familierechtelijke betrekking op het moment van schenking of overlijden. Als gevolg hiervan wordt een verkrijging door een aanstaande of een ex-echtgenoot belast naar tariefgroep III (artikel 24, eerste lid, van de SW). Hetzelfde geldt voor een verkrijging door een partner waarmee de samenleving als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de SW is beëindigd.

In een aantal situaties levert dit een onbillijkheid van overwegende aard op. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de verkregen vermogensbestanddelen direct samenhangen met de afspraken die zijn gemaakt bij de (echt)scheiding. Een ander voorbeeld is de situatie waarin iemand vlak voor zijn huwelijksdatum overlijdt en de huwelijksvoorbereidingen al in een vergevorderd stadium verkeerden.

Goedkeuring

Ik keur goed met toepassing van artikel 63 Algemene wet inzake rijksbelastingen (de hardheidsclausule) een tegemoetkoming in het schenkings- of het successierecht wordt verleend bij een verkrijging door de:

  • 1. aanstaande echtgenoot;

  • 2. ex-echtgenoot;

  • 3. aanstaande partner

  • 4. ex-partner.

De tegemoetkoming houdt in dat het verschuldigde schenkings- dan wel successierecht wordt gematigd. Het recht wordt berekend naar het tarief dat geldt voor een verkrijging door een echtgenoot of partner als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de SW. Ik benadruk dat de tegemoetkoming alleen geldt voor het tarief. Er wordt geen tegemoetkoming verleend voor de vrijstelling. Voor de hoogte van deze vrijstelling wordt aangesloten bij de familierechtelijke betrekking op het moment van schenking of overlijden.

Als echtgenoot wordt ook aangemerkt de geregistreerde partner.

De voorwaarden waaronder een tegemoetkoming wordt verleend, komen hierna aan de orde.

2.1. Aanstaande echtgenoot

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

De tegemoetkoming bij een verkrijging door een aanstaande echtgenoot wordt alleen verleend als de huwelijksvoorbereidingen, objectief bezien, in een vergevorderd stadium verkeerden. Dit betekent onder meer dat de aanstaande echtgenoot aantoont dat er concrete trouwplannen en zichtbare voorbereidingen waren, zoals een afspraak met de ambtenaar van de burgerlijke stand over de ondertrouwdatum. Daarnaast geldt dat naarmate de periode tussen het overlijden en het tijdstip van de voorgenomen huwelijksvoltrekking langer is, de rechtvaardiging voor een tegemoetkoming minder wordt. Daarom wordt geen tegemoetkoming verleend indien die periode langer is dan zes maanden. De tegemoetkoming wordt ook niet verleend als de huwelijksvoorbereidingen zijn getroffen in het zicht van het overlijden omwille van het successierecht.

Voorbeeld

X en Y, die al enkele maanden samenwonen, zijn van plan te trouwen. X overlijdt door een verkeersongeval op het moment dat de huwelijksvoorbereidingen in een vergevorderd stadium verkeerden. Y is zijn erfgenaam. De geplande trouwdatum ligt binnen zes maanden na het overlijden. De periode van samenwonen heeft echter nog geen twee jaar geduurd. Hierdoor wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 24, tweede lid, onderdeel b, van de SW. Het door Y verschuldigde successierecht kan door de goedkeuring in deze gevallen toch worden berekend naar tariefgroep I.

2.2. Ex-echtgenoot

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

De tegemoetkoming wordt bij een schenking aan een ex-echtgenoot verleend voor zover die schenking wordt gedaan ter uitvoering van een door de echtgenoten overeengekomen echtscheidingsregeling. Voor de (fictieve) verkrijging krachtens erfrecht door het overlijden van een ex-echtgenoot geldt de tegemoetkoming voor zover die verkrijging verband houdt met afspraken die zijn gemaakt bij de echtscheidingsregeling.

Voorbeeld

Twee echtgenoten bezitten allebei de helft van hun echtelijke woning. Zij besluiten tot een echtscheiding. Eén van de afspraken die zij bij de echtscheidingsregeling maken is de volgende. Bij het overlijden van één van de (ex)echtgenoten, zal zijn aandeel in het pand aan de andere (ex)echtgenoot toekomen. Het successierecht dat de erfgenaam over deze verkrijging is verschuldigd, kan door de goedkeuring worden berekend naar tariefgroep I.

2.3. Aanstaande partner

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Een aanstaande partner is de persoon waarmee de erflater een wederzijdse zorgverplichting heeft vastgelegd in een notarieel samenlevingscontract. Op het moment van het overlijden van de erflater is echter niet nog voldaan aan de overige eisen van artikel 24, tweede lid, onderdeel a, van de SW).

De tegemoetkoming wordt verleend in de volgende situatie. De erflater en zijn partner hebben een woning gekocht om daarin duurzaam een gemeenschappelijke huishouding te gaan voeren. De gezamenlijke huishouding kan feitelijk niet aanvangen door een ernstige ziekte van de erflater die zich heeft geopenbaard nadat het samenlevingslevingscontract is opgemaakt en de woning is gekocht. De erflater heeft zijn aanstaande partner aangewezen als erfgenaam.

Het successierecht dat de aanstaande partner over deze verkrijging is verschuldigd, kan door de goedkeuring worden berekend naar tariefgroep I.

2.4. Ex-partner

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Een ex-partner is de persoon waarmee op het moment van de verkrijging geen gemeenschappelijke huishouding meer wordt gevoerd. Tot het tijdstip van de beëindiging van hun gemeenschappelijke huishouding werd echter voldaan aan de uitgangspunten als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de SW.

De tegemoetkoming wordt bij een schenking aan een ex-partner verleend voor zover die schenking wordt gedaan ter uitvoering van een door de ex-partners overeengekomen verdeling in het kader van de beëindiging van de samenleving.

Voor de (fictieve) verkrijging krachtens erfrecht door het overlijden van een ex-partner geldt de tegemoetkoming voor zover die verkrijging verband houdt met afspraken die zijn gemaakt in het kader van de beëindiging van de samenleving.

In de voorbeelden gaat het steeds om partners die tot het tijdstip van de beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding voldeden aan de uitgangspunten als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de SW.

Voorbeeld 1

Bij de verdeling van de gezamenlijke vermogensbestanddelen wordt één van de partners overbedeeld. Als gevolg hiervan kan deze partner, met hun kind, in de voormalige gemeenschappelijke woning blijven wonen. Het schenkingsrecht dat over deze overbedeling is verschuldigd, kan door de goedkeuring worden berekend naar tariefgroep I.

Voorbeeld 2

In het kader van de beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding spreken de ex-partners het volgende af. Het vermogen dat de beide partners tot het verbreken van hun relatie gezamenlijk hadden, komt bij het overlijden van één van hen toe aan de ander. Eén van de (ex)-partners komt te overlijden. De vermogensbestanddelen die de ander als gevolg hiervan verkrijgt, leiden tot verschuldigdheid van successierecht. Het successierecht kan door de goedkeuring worden berekend naar tariefgroep I.

3. Gemeenschappelijke huishouding. Opname in tehuis.

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

De SW biedt faciliteiten voor een verkrijger die tot het tijdstip van overlijden of de schenking samen met de erflater of de schenker duurzaam een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd. Deze faciliteiten zien onder meer op de tariefgroepindeling (artikel 24 van de SW) en de vrijstellingen (artikel 32, eerste lid, onderdeel 4, van de SW).

De gemeenschappelijke huishouding kan worden verbroken door de opname van een partner in bijvoorbeeld een verpleegtehuis. De genoemde faciliteiten zijn dan op het moment van schenking of overlijden van één van de partners niet van toepassing. In schrijnende situaties kan dit een onbillijkheid van overwegende aard opleveren.

Voorbeeld

Een broer en zuster zijn gezamenlijk in het ouderlijk huis blijven wonen en voeren daar tot op zeer hoge leeftijd een gezamenlijke huishouding. Als gevolg van een dwingende medische reden wordt de zuster opgenomen in een verpleegtehuis. De inrichting van de gemeenschappelijke woning blijft gericht op de terugkeer van de zuster. Vervolgens verhuist de broer met medeneming van zijn meubilair naar een bejaardenhuis. Zijn wooneenheid is niet ingericht op bewoning samen met zijn zuster. Ook aan deze verhuizing ligt een dwingende medische reden ten grondslag. Voor zover de omstandigheden dat toelaten blijven de partners elkaar tot steun. De broer overlijdt drie jaar na zijn verhuizing. De zuster is enig erfgenaam.

De opname in het verpleegtehuis van de zuster hoeft niet te leiden tot het verbreken van de gemeenschappelijke huishouding. Er was immers een dwingende medische reden, terwijl de inrichting van de gemeenschappelijke woning ongewijzigd bleef. De verbreking is er echter wel bij de verhuizing van de broer. Bij het overlijden van de broer komt zijn zuster niet in aanmerking voor de genoemde faciliteiten in het successierecht.

Goedkeuring

In de bovenstaande situatie keur ik met toepassing van de hardheidsclausule goed dat bij de verkrijging door de langstlevende partner het tarief en de vrijstelling worden toegepast alsof de gemeenschappelijke huishouding nog niet was verbroken. Ik baseer deze goedkeuring op de omstandigheid dat hier sprake is van een schrijnende situatie. Het betreft immers twee hoogbejaarde partners die, totdat zich bij hen beiden een dwingende medische reden voordeed, een groot deel van hun leven een gemeenschappelijke huishouding hadden gevoerd.

In andere situaties zal ik steeds naar feiten en omstandigheden beoordelen of er sprake is van een schrijnende situatie die leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

4. Ingetrokken regeling(en)

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:

  • 18 september 1989, nr. IB89/767

  • 11 december 2002, nr. CPP2002/3127M

  • 13 mei 2003, nr. CPP2003/1096M, onderdeel 4

5. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 14-07-2010 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2010]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 21 juni 2007

De

Staatssecretaris

van Financiën,
namens deze:
de

directeur-generaal Belastingdienst

,

J. Thunnissen