Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007

[Regeling vervallen per 23-10-2011.]
Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 12-06-2008.
Geldend van 01-06-2008 t/m 30-08-2008

Verordening van het Productschap Pluimvee en Eieren van 14 juni 2007 houdende uitvoering van een nationaal programma ter zake van de bewaking en bestrijding van Salmonella en Campylobacter in de pluimveehouderij (Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007)

Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren,
Gezien Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU L 325), Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van Salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU L 325), Verordening (EG) nr. 1003/2005 van de Commissie van 30 juni 2005 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een communautaire doelstelling voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypen salmonella bij vermeerderingskoppels van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 (PbEU L 170) en Verordening (EG) nr. 1177/2006 van de Commissie van 1 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor het gebruik van specifieke bestrijdingsmethoden in het kader van de nationale programma’s voor de bestrijding van salmonella bij pluimvee, en;
Besluit:

1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

In deze verordening en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:

1.

productschap:

het Productschap Pluimvee en Eieren;

2.

bestuur:

het bestuur van het productschap;

3.

voorzitter:

de voorzitter van het productschap;

4.

pluimvee:

kippen van de soort Gallus gallus die worden opgefokt of gehouden voor de productie van vlees, consumptie-eieren of broedeieren;

5.

pluimveevleessector:

alle bedrijven die zich toeleggen op activiteiten met als uiteindelijk doel de productie van pluimveevlees;

6.

broedeieren:

eieren afkomstig van pluimvee bestemd om te worden bebroed;

6A.

consumptie-eieren:

van pluimvee afkomstige eieren die geschikt zijn voor menselijke consumptie of de bereiding van eiproducten;

7.

eendagskuikens:

pluimvee dat nog géén 72 uur oud is;

8.

fokpluimvee:

pluimvee van 72 uur en ouder bestemd voor de productie van broedeieren die zijn bestemd voor de productie van fokpluimvee of vermeerderingspluimvee;

9.

vermeerderingspluimvee:

pluimvee van 72 uur en ouder bestemd voor de productie van broedeieren die bestemd zijn voor de productie van leghennen of vleeskuikens;

10.

vleeskuikens:

pluimvee van 72 uur en ouder dat wordt gehouden voor de productie van vlees;

11.

leghennen:

pluimvee dat wordt gehouden voor productie van consumptie-eieren;

11A.

opfokleghennen:

hennen welke bestemd zijn voor de productie van consumptie-eieren en welke worden gehouden op een opfokleghennenbedrijf;

12.

pluimveebedrijf:

inrichting die wordt gebruikt voor het opfokken, fokken of houden van pluimvee;

13.

fokbedrijf:

pluimveebedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van fokpluimvee of vermeerderingspluimvee;

14.

vermeerderingsbedrijf:

pluimveebedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van leghennen of vleeskuikens;

15.

opfokbedrijf:

pluimveebedrijf dat zich toelegt op het opfokken van fokpluimvee of vermeerderingspluimvee tot het voortplantingsstadium;

16.

kuikenbroederij:

inrichting die zich toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren onderscheidenlijk inrichting waarin één of meerdere van deze handelingen worden verricht;

17.

vleeskuikenbedrijf:

pluimveebedrijf dat zich toelegt op het houden van vleeskuikens;

18.

legsector:

bedrijven die zich toeleggen op activiteiten met als uiteindelijk doel de productie van consumptie-eieren;

19.

opfokleghennenbedrijf:

pluimveebedrijf dat zich toelegt op het opfokken van leghennen tot het stadium waarop zij consumptie-eieren produceren;

20.

leghennenbedrijf:

pluimveebedrijf dat zich toelegt op het houden van leghennen;

21.

meerleeftijdenleghennenbedrijf:

een leghennenbedrijf waarin koppels leghennen worden gehouden die per koppel in leeftijd verschillen of die binnen één koppel van leeftijd verschillen;

22.

meerleeftijdenleghennenstal:

een stal op een leghennenbedrijf waarin koppels leghennen worden gehouden die per koppel in leeftijd verschillen of die binnen één koppel van leeftijd verschillen;

23.

ondernemer:

een natuurlijk persoon of rechtspersoon, die een pluimveebedrijf of een kuikenbroederij uitoefent;

24.

koppel:

alle pluimvee met dezelfde gezondheidsstatus dat in dezelfde stal of binnen dezelfde uitloopruimte wordt geplaatst of gehouden en dat een epidemiologische eenheid vormt; in kooisystemen omvat deze term alle dieren die hetzelfde omsloten luchtvolume delen; leghennen die in leeftijd verschillen en die in één stal zijn gehuisvest hebben dezelfde gezondheidsstatus en kunnen als één koppel worden gezien;

25.

bedrijfsgebouw:

het gebouw waarin pluimvee wordt gehouden of broedeieren zijn ingelegd en de tot het gebouw behorende voorruimte, stallen en lokalen;

26.

Salmonella:

alle typen Salmonella;

27.

serotyperen:

bepalen van het serotype van Salmonella-positieve monsters;

28.

Campylobacter:

alle typen Campylobacter;

29.

overplaatsen:

het verplaatsen van een koppel naar een andere stal, ongeacht de leeftijd van het koppel;

30.

ruimen:

het op last van de voorzitter verplicht verwijderen van pluimvee van het pluimveebedrijf en de kuikenbroederij;

31.

ronde:

de periode van het plaatsen van een koppel tot het moment van:

a. overplaatsing van een koppel;

b. aflevering aan de slachterij; of

c. ruiming van een koppel;

32.

hygiënogram:

een onderzoek naar de hygiënestatus van een stal nadat deze is gereinigd en ontsmet;

33.

hygiëneonderzoek:

een onderzoek naar de hygiënestatus van een kuikenbroederij nadat deze is gereinigd en ontsmet;

34.

HOSOWO-instantie:

een instantie die door de voorzitter is erkend voor het uitvoeren van hygiënogrammen, onderzoeken op de aanwezigheid van Salmonella of wateronderzoeken;

35.

verificatieonderzoek:

een onderzoek dat op een pluimveebedrijf bij een koppel of bij consumptie-eieren of broedeieren wordt uitgevoerd nadat een monster van dit koppel of deze consumptie-eieren of broedeieren Salmonellapositief is gebleken, met als doel de bevestiging dat dit koppel of deze consumptie-eieren of broedeieren al dan niet Salmonella-positief zijn;

36.

GD:

Gezondheidsdienst voor Dieren B.V. te Deventer;

37.

Verordening (EG) nr. 1177/2006:

Verordening (EG) nr. 1177/2006 van de Commissie van 1 augustus 2006 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor het gebruik van specifieke bestrijdingsmethoden in het kader van de nationale programma’s voor de bestrijding van salmonella bij pluimvee;

38.

Verordening (EG) nr. 1774/2002:

Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees parlement en de Raad van 3 oktober 2002 ter vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten.

39.

verwerken:

het zodanig behandelen van consumptie-eieren of broedeieren van een met Salmonella besmet koppel dat de uitschakeling van Salmonella gewaarborgd is overeenkomstig de communautaire wetgeving inzake levensmiddelenhygiëne.

40.

professioneel ontsmettingsbedrijf:

een ontsmettingsbedrijf dat een erkenning in het kader van de IKB-PSB regeling heeft dan wel aan het productschap aantoont dat het gelijkwaardig is aan een in het kader van de IKB-PSB regeling erkend bedrijf.

2. Hygiënemaatregelen

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 De ondernemer is verantwoordelijk voor het nemen van de volgende hygiënemaatregelen:

    • a. binnen het bedrijfsgebouw worden geen huisdieren, landbouwhuisdieren en ander pluimvee, sier- en nutsgevogelte toegelaten;

    • b. indien ander pluimvee, sier- of nutsgevogelte wordt gehouden op het perceel waarop het pluimveebedrijf of de kuikenbroederij wordt uitgeoefend, worden deze dieren achter een afscheiding of in een volière gehouden, zodanig dat deze dieren niet in het bedrijfsgebouw kunnen komen en de verzorging van deze dieren strikt gescheiden wordt gehouden van het pluimvee en de broedeieren;

    • c. het bedrijfsgebouw is zodanig ingericht dat vogels het bedrijfsgebouw niet kunnen binnenkomen; voor leghennenbedrijven met vrije uitloop zijn openingen die noodzakelijk zijn voor de vrije uitloop toegestaan;

    • d. alle op het bedrijf aanwezige personen nemen de persoonlijke hygiëne en bedrijfshygiëne volledig in acht;

    • e. bezoekers wordt alleen toegang tot het bedrijfsgebouw verschaft indien dit voor de bedrijfsvoering strikt noodzakelijk is en indien zij handelen overeenkomstig de voorwaarden van de persoonlijke hygiëne en bedrijfshygiëne;

    • f. alle personen trekken vóór het betreden van het schone deel van het bedrijfsgebouw schone, voor de pluimveevleessector bedrijfseigen kleding en staleigen schoeisel aan;

    • g. per bedrijf is in ten minste één bedrijfsgebouw een handenwasgelegenheid aanwezig, waarin zich ten minste een wasbak met afvoer, water, zeep en een handdoek bevindt;

    • h. de faciliteiten voor persoonlijke hygiëne verkeren in een goed functionerende staat;

    • i. alle personen wassen hun handen voordat zij de stal of kuikenbroederij betreden;

    • j. een ongediertebestrijdingsplan wordt opgesteld en uitgevoerd, tenzij gewerkt wordt met een professioneel ongediertebestrijdingsbedrijf dat ten minste één maal per twee maanden op het bedrijf langskomt om ongedierte te bestrijden;

    • k. de resultaten van acties met betrekking tot wering, signalering en bestrijding van ongedierte worden vastgelegd en, afhankelijk van deze resultaten, worden de acties geïntensiveerd;

    • l. overeenkomstig door het bestuur bij besluit vast te stellen voorschriften wordt de kwaliteit van het drinkwater gewaarborgd. De resultaten van de door een HOSOWO-instantie uitgevoerde analyse van het drinkwateronderzoek worden gedurende twee jaren door de ondernemer bewaard;

    • m. een kuikenbroederij is zodanig ingericht dat geen kruisbesmetting met Salmonella kan ontstaan;

    • n. wanneer een bedrijf in de pluimveevleessector wordt uitgeoefend, bevinden zich gladde en dichte oppervlakken in de stal, waarbij, bij visuele controle, naden en kieren in de stal schoon dienen te zijn;

    • o. het perceel waarop het pluimveebedrijf wordt uitgeoefend is zodanig ingericht dat de perceelgrenzen herkenbaar zijn en voor bezoekers duidelijk is waar zij zich moeten melden;

    • p. het bedrijfsgebouw en de inventaris alsmede het perceel waarop het pluimveebedrijf of de kuikenbroederij wordt uitgeoefend zijn schoon, in het bijzonder de directe omgeving van de stal en de kuikenbroederij;

    • q. het bedrijfsgebouw is zodanig ingericht dat ongehinderde toegang door derden tot de stal of de kuikenbroederij niet mogelijk is;

    • r. in de stal is een voorruimte aanwezig die volledig is afgescheiden van de ruimte waarin het pluimvee wordt gehouden;

    • s. bij iedere stal of kuikenbroederij is een fysieke scheiding aangebracht in een bufferdeel en een schoon deel en er wordt op toegezien dat binnen deze scheiding van schoeisel wordt gewisseld;

    • t. in het schone deel van de stal of de kuikenbroederij is voldoende schoon schoeisel aanwezig;

    • u. de looproutes van en naar het bedrijfsgebouw zijn zodanig verhard dat deze deugdelijk gereinigd kunnen worden;

    • v. Op het perceel is een deugdelijk functionerende afwatering ten opzichte van de stal aanwezig;

    • w. de voedersilo is schoon, is geplaatst op een verharde ondergrond en wordt van buiten de stal gevuld; indien meerdere voedersilo’s op het bedrijf aanwezig zijn, zijn deze voorzien van een bedrijfsuniek nummer;

    • x. bij het lossen van het voeder wordt gebruik gemaakt van een bedrijfseigen of eenmalig te gebruiken stofopvangmiddel;

    • y. voeder, bodem- en neststrooisel en verpakkingsmateriaal worden zodanig opgeslagen dat deze schoon, droog en schimmelvrij blijven;

    • z. voeder dat na het leegmaken van de stal nog aanwezig is in het voedersysteem buiten de voedersilo wordt zodanig afgevoerd dat het niet meer in contact kan komen met pluimvee;

    • aa. wanneer een bedrijf in de pluimveevleessector wordt uitgeoefend, wordt mest afkomstig van met Salmonella paratyphi B var. Java besmette koppels afgevoerd van het perceel en wordt deze mest niet in de directe omgeving van pluimveebedrijven uitgereden.

  • 2 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van het in het eerste lid bepaalde.

  • 3 De ondernemer die een opfokleghennenbedrijf of leghennenbedrijf uitoefent en zijn pluimvee in kooien houdt, voldoet ook aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel r. en s., indien hij de door het bestuur bij besluit vast te stellen nadere eisen naleeft.

3. Reinigings- en ontsmettingsmaatregelen

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 De ondernemer die een pluimveebedrijf uitoefent verwijdert onverwijld nadat hij het pluimvee uit de stal heeft afgevoerd de mest en het strooisel die in deze stal aanwezig zijn, en reinigt en ontsmet vervolgens de stal.

  • 2 In afwijking van het eerste lid reinigt en ontsmet de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf uitoefent en pluimvee anders dan eendagskuikens opzet, de stal ten minste één maal per twaalf maanden.

  • 3 In afwijking van het eerste lid geldt dat de ondernemer een meerleeftijdenleghennenstal slechts reinigt.

  • 4 De ondernemer die een pluimveebedrijf uitoefent plaatst een nieuw koppel slechts nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet en de meerleeftijdenleghennenstal heeft gereinigd en, in voorkomend geval, nadat hij een hygiënogram heeft laten uitvoeren.

  • 5

    • a. De ondernemer die een opfokbedrijf, fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf in de legsector uitoefent laat, nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet als bedoeld in het eerste lid, voorafgaand aan het plaatsen van een nieuw koppel, een hygiënogram uitvoeren;

    • b. De ondernemer die een opfokleghennenbedrijf uitoefent, laat nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet als bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid, voorafgaand aan het plaatsen van een nieuw koppel, één maal per twaalf maanden een hygiënogram uitvoeren;

    • c. De ondernemer die een leghennenbedrijf of een meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent laat, nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet als bedoeld in het eerste lid, voorafgaand aan het plaatsen van een nieuw koppel, één maal per dertig maanden een hygiënogram uitvoeren;

  • 6 In afwijking van het vijfde lid onder c. is de ondernemer die een leghennenbedrijf uitoefent waarin minder dan 250 leghennen worden gehouden en waarvan de consumptie-eieren bestemd zijn voor eigen consumptie of boerderijverkoop, vrijgesteld van de verplichting een hygiënogram te laten uitvoeren.

  • 7 De ondernemer die een pluimveebedrijf in de pluimveevleessector uitoefent laat, nadat hij de stal heeft gereinigd en ontsmet als bedoeld in het eerste lid, voorafgaand aan het plaatsen van een nieuw koppel, één maal per kalenderjaar een hygiënogram uitvoeren.

  • 8 In afwijking van het zevende lid laat de ondernemer die een vermeerderingsbedrijf in de pluimveevleessector uitoefent één maal per twee ronden een hygiënogram uitvoeren.

  • 9

    • a. De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent reinigt en ontsmet onverwijld na iedere aflevering van de eendagskuikens, de gebruikte lokalen;

    • b. De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent laat een hygiëneonderzoek uitvoeren op de wijze als omschreven in door het bestuur vast te stellen besluiten;

    • c. De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent kan een deel van het hygiëneonderzoek zelf uitvoeren op de wijze als omschreven in door het bestuur vast te stellen besluiten.

  • 10 Het hygiënogram als bedoeld in het vierde, vijfde, zevende en achtste lid wordt uitgevoerd door een HOSOWO-instantie.

  • 11 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van het in het vijfde, zevende en achtste lid bedoelde hygiënogram. De ondernemer bewaart de uitslag van het hygiënogram en van het in het negende lid, sub b. en c., bedoelde hygiëneonderzoek gedurende ten minste twee jaren.

4. Onderzoek naar Salmonella en Campylobacter

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 Door of namens de ondernemer vindt onderzoek van koppels en broedeieren op de aanwezigheid van Salmonella plaats door monstername en analyse van de genomen monsters.

  • 2

    • a. In afwijking van het eerste lid laat de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf uitoefent maximaal veertien dagen voor de overplaatsing van een koppel monsters van dit koppel nemen door een bij of krachtens de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990 bevoegde veterinair of paraveterinair.

    • b. De ondernemer die een leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent, voert de in het eerste lid bedoelde monstername ten minste elke 15 weken uit op het leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf.

      De eerste monstername wordt uitgevoerd als de leghennen een leeftijd van minimaal 22 weken en maximaal 26 weken hebben.

    • c. De voorzitter laat bij de ondernemer die een leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent, een monstername door GD uitvoeren. Deze monstername vindt plaats 1 bij één koppel per jaar per bedrijf dat tenminste duizend dieren omvat, 2) op de leeftijd van 24 weken bij een koppel leghennen dat gehuisvest is in een gebouw waarin bij een vorig koppel Salmonella is aangetroffen 3) bij ieder vermoeden van besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimirium naar aanleiding van het epidemiologische onderzoek van uitbraken van door voedsel overgedragen zoönoses overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2003/1999/EG, 4) bij andere koppels leghennen op een bedrijf indien de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimirium op dat bedrijf zijn aangetroffen en 5) indien de voorzitter het nodig acht.

    • d. De in c. genoemde monsternamen kunnen in de plaats treden van de in b. genoemde monsternamen.

  • 3 Het onderzoek van een koppel vleeskuikens op de aanwezigheid van Campylobacter vindt twee maal per twaalf maanden plaats, voordat dit koppel van het bedrijf wordt afgevoerd, door monstername door of namens de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent en analyse van de genomen monsters.

  • 4

    • a. De ondernemer die een fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, voert de in het eerste lid bedoelde monstername eens in de twee weken uit op het fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf, dan wel laat op zijn verzoek en na toestemming van de voorzitter, deze monstername op de kuikenbroederij uitvoeren.

    • b. De voorzitter laat bij de ondernemer die een fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, tijdens een ronde drie maal een monstername door GD uitvoeren. Deze monsternamen vinden plaats 1) binnen vier weken na het plaatsen van een koppel, 2) binnen acht weken voordat een koppel wordt afgevoerd van het bedrijf en 3) tijdens een ronde tussen de onder 1) en 2) genoemde tijdstippen.

    • c. Indien de ondernemer die een fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent de in a. genoemde monstername op de kuikenbroederij laat uitvoeren, laat de voorzitter bij de ondernemer die een fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, tijdens een ronde twee maal een monstername door GD uitvoeren. Deze monsternamen vinden plaats 1) binnen vier weken na het plaatsen van een koppel, 2) binnen acht weken voordat een koppel wordt afgevoerd van het bedrijf. Daarnaast laat de voorzitter op de kuikenbroederij een maal in de zestien weken een monstername door GD uitvoeren.

    • d. De in b. en c. genoemde monsternamen kunnen in de plaats treden van de in a. genoemde monstername.

    • e. De ondernemer die een opfokbedrijf uitoefent, voert de in het eerste lid bedoelde monstername uit 1) bij de aankomst van de eendagskuikens op het bedrijf, 2) vier weken na plaatsing van het koppel, 3) maximaal veertien dagen voor overplaatsing van het koppel.

  • 5

    • a. Wanneer met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de aanwezigheid van Salmonella is aangetoond, meldt de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf, vermeerderingsbedrijf of kuikenbroederij uitoefent dit aan GD en laat de voorzitter een verificatieonderzoek door GD verrichten naar het bemonsterde koppel dan wel naar het koppel waarvan de bemonsterde broedeieren afkomstig zijn.

    • b. Wanneer met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de aanwezigheid van Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium is aangetoond, meldt de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent dit aan GD en laat de voorzitter een verificatieonderzoek door GD verrichten naar het bemonsterde koppel.

    • c. Totdat de uitslag van het verificatieonderzoek door GD bekend is, is de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent, verplicht de consumptie-eieren die van het bemonsterde koppel afkomstig zijn te bewaren dan wel van het bedrijf af te voeren voor vernietiging of verwerking.

  • 6 Wanneer met het in het eerste lid bedoelde onderzoek de aanwezigheid van Salmonella is aangetoond, laat de ondernemer het genomen monster serotyperen door een door de voorzitter erkend laboratorium.

  • 7 In afwijking van het zesde lid laat de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent een genomen monster uitsluitend serotyperen op Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium door een door de voorzitter erkend laboratorium.

  • 8 De analyse van de in het eerste, tweede, derde en vierde lid bedoelde monsters wordt uitgevoerd door een door de voorzitter erkend laboratorium.

  • 9 De ondernemer bewaart de resultaten van de in het eerste, tweede, derde en vierde lid bedoelde analyse gedurende ten minste twee jaren.

  • 10 Het bestuur stelt bij besluit nadere regels vast ten aanzien van de wijze waarop en de frequentie waarmee de monstername en de analyse van de genomen monsters plaatsvinden alsmede ten aanzien van het verificatieonderzoek.

5. Informatieoverdracht

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 4 Het bestuur kan bij besluit bepalen dat een ondernemer tevens de in het eerste lid bedoelde resultaten schriftelijk meldt aan de leverancier van het pluimvee of de broedeieren.

6. Maatregelen bij een besmetting

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Opfokbedrijf, fokbedrijf en vermeerderingsbedrijf

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 De ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, handelt in overeenstemming met het in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1177/2006 neergelegde verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen alsmede met de voorwaarden verbonden aan uitzonderingen op dat verbod, voor zover deze uitzonderingen van toepassing zijn. Deze uitzonderingen en de daaraan verbonden voorwaarden zijn beschreven in het Protocol opgenomen in Bijlage I.

  • 2 De voorzitter stelt op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, een besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis, Salmonella typhimurium, Salmonella hadar, Salmonella infantis en Salmonella virchow vast bij een koppel dat zich op een opfokbedrijf, fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf bevindt.

  • 3

    • a. In geval de voorzitter de in het tweede lid bedoelde besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium vaststelt bij een koppel, gelast de voorzitter de ondernemer het besmette koppel te laten ruimen en de broedeieren van dit koppel te laten verwerken of vernietigen.

    • b. In geval de voorzitter de in het tweede lid bedoelde besmetting met de serotypen Salmonella hadar, Salmonella infantis of Salmonella virchow vaststelt bij een koppel, kan de voorzitter de ondernemer gelasten het besmette koppel te laten ruimen en de broedeieren van dit koppel te laten verwerken of vernietigen.

  • 4 De ondernemer is gehouden de in het derde lid genoemde aan hem verstrekte last onverwijld op te volgen.

  • 5 Indien op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, een besmetting met Salmonella bij een koppel is bevestigd, reinigt en ontsmet de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent onverwijld de stal na het laten ruimen van het koppel dan wel na het afvoeren van het koppel uit de stal.

  • 6 Na het reinigen en ontsmetten als bedoeld in het vijfde lid laat de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent de stal op de aanwezigheid van Salmonella onderzoeken door een HOSOWO-instantie.

  • 7 Indien met het onderzoek als bedoeld in het zesde lid Salmonella in de stal is aangetoond, herhaalt de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent het bepaalde in het vijfde en zesde lid totdat geen Salmonella meer in de stal wordt aangetoond.

  • 8 Slechts indien op grond van het in het zesde lid bedoelde onderzoek geen Salmonella in de stal meer wordt aangetoond, mag de ondernemer die een fokbedrijf, opfokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, een nieuw koppel in de stal plaatsen.

  • 9 Indien op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, bij de ondernemer die een opfokbedrijf, fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf uitoefent, een besmetting met Salmonella bij een koppel is bevestigd, stelt de ondernemer, voordat hij een nieuw koppel plaatst, overeenkomstig een door het bestuur vastgesteld besluit, een tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan op en voert dit uit.

Vleeskuikenbedrijf

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 Indien op grond van het onderzoek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, een besmetting met Salmonella bij een koppel vleeskuikens is aangetoond, reinigt en ontsmet de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent onverwijld de stal na het afvoeren van het koppel uit deze stal.

  • 2 Na het reinigen en ontsmetten als bedoeld in het eerste lid laat de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent de stal op de aanwezigheid van Salmonella onderzoeken door een HOSOWO-instantie.

  • 3 Indien met het onderzoek als bedoeld in het tweede lid Salmonella in de stal is aangetoond mag de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent een nieuw koppel vleeskuikens in de stal plaatsen en laat hij de stal, na het afvoeren van dit koppel, ontsmetten door een professioneel ontsmettingsbedrijf.

  • 4 Indien op grond van het onderzoek als bedoeld in artikel 4, eerste lid, bij de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent, een besmetting met Salmonella bij een koppel vleeskuikens is aangetoond, stelt de ondernemer, voordat hij een nieuw koppel plaatst, overeenkomstig een door het bestuur vastgesteld besluit, een tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan op en voert dit uit.

Opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 De ondernemer die een opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent, handelt in overeenstemming met het in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1177/2006 neergelegde verbod op het gebruik van antimicrobiële stoffen alsmede met de voorwaarden verbonden aan de uitzonderingen op dat verbod, voor zover deze uitzonderingen van toepassing zijn.

  • 2 De voorzitter stelt op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, vast dat een koppel dat zich op een opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf bevindt wel of niet besmet is met de serotypen Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium. Indien de voorzitter vaststelt dat een koppel niet besmet is met de serotypen Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium, bericht de voorzitter de ondernemer dat de in artikel 4, vijfde lid, bedoelde verplichting tot het bewaren dan wel van het bedrijf af te voeren voor vernietiging of verwerking van de consumptie-eieren vervalt.

  • 3 In geval de voorzitter de in het tweede lid bedoelde besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium vaststelt bij een koppel leghennen of opfokleghennen, kan de voorzitter de ondernemer gelasten dit koppel te laten ruimen.

  • 4

    • a. In geval de voorzitter de in het tweede lid bedoelde besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium vaststelt bij een koppel opfokleghennen of leghennen, gelast de voorzitter de ondernemer de consumptie-eieren van dit koppel te laten verwerken of vernietigen.

    • b. Indien op grond van het in artikel 4, tweede lid onder b. genoemde onderzoek blijkt dat een koppel leghennen niet meer besmet is met de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium, trekt de voorzitter de last tot verwerking of vernietiging van de consumptie-eieren van dit koppel in.

  • 5 De ondernemer is gehouden de in het derde en vierde lid, sub a., genoemde last onverwijld op te volgen.

  • 6 Indien op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, een besmetting met de serotypen Salmonella entcritidis of Salmonella typhimurium bij een koppel is bevestigd, laat de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent onverwijld na het afvoeren van het koppel uit de stal, de stal reinigen en deze door een professioneel ontsmettingsbedrijf ontsmetten.

  • 7 Na het reinigen en ontsmetten als bedoeld in het zesde lid laat de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent de stal door een HOSOWO-instantie onderzoeken op de aanwezigheid van de serotypen Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium.

  • 8 Indien op grond van het onderzoek als bedoeld in het zevende lid de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium in de stal worden aangetoond, herhaalt de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent het bepaalde in het zesde en zevende lid totdat de serotypen Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium niet meer in de stal worden aangetoond.

  • 9 Slechts indien op grond van het in het zevende lid bedoelde onderzoek de serotypen Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium niet meer in de stal worden aangetoond, mag de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf, leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent een nieuw koppel in de stal plaatsen.

  • 10 Indien op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, een besmetting met het serotype Salmonella enteritidis bij een koppel is bevestigd, zet de ondernemer die een leghennenbedrijf of meerleeftijdenleghennenbedrijf uitoefent op dit bedrijf uitsluitend tegen het serotype Salmonella enteritidis gevaccineerde koppels op.

  • 11 Het bestuur kan bij besluit nadere regels vaststellen ten aanzien van de onderzoeken, het ruimen, het reinigen en ontsmetten en het verwerken of vernietigen van de consumptieeieren, als bedoeld in dit artikel.

Kuikenbroederij

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 Indien de voorzitter op grond van het verificatieonderzoek als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, een besmetting met de serotypen Salmonella enteritidis, Salmonella typhimurium, Salmonella hadar, Salmonella infantis of Salmonella virchow vaststelt bij een koppel, gelast de voorzitter de ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent:

    • a) alle broedeieren die door het besmette koppel zijn geproduceerd en die reeds in de kuikenbroederij zijn ingelegd, te laten behandelen als categorie 3-materiaal in de zin van Verordening (EG) nr. 1774/2002; of

    • b) alle broedeieren die door het besmette koppel zijn geproduceerd en die nog niet in de kuikenbroederij zijn ingelegd een zodanige behandeling te laten ondergaan dat de uitschakeling van Salmonella gewaarborgd is; of

    • c) alle broedeieren die door het besmette koppel zijn geproduceerd te laten vernietigen.

  • 2 In het geval de voorzitter, vaststelt dat het koppel besmet is met de serotypen Salmonella hadar, Salmonella infantis of Salmonella virchow verstrekt de voorzitter de ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent de in het eerste lid genoemde last alleen, indien de voorzitter op grond van artikel 6, derde lid, de ruiming van dit koppel heeft gelast.

  • 3 De ondernemer is gehouden de in het eerste en tweede lid genoemde last onverwijld op te volgen.

7. Ontheffing en vrijstelling

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 De voorzitter kan namens het bestuur, binnen het kader van door het bestuur bij besluit vastgestelde richtlijnen, op aanvraag, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, en aan zodanige ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 2 Het bestuur kan bij besluit vrijstelling van het bij of krachtens deze verordening bepaalde verlenen aan ondernemers dan wel aan een groep van te onderscheiden categorieën ondernemers en aan een zodanige vrijstelling voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 3 Een verleende ontheffing kan te allen tijde door de voorzitter worden ingetrokken en een verleende vrijstelling kan te allen tijde door het bestuur worden ingetrokken.

8. Controle

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 De ondernemer die een pluimveebedrijf uitoefent laat zich jaarlijks ten minste één maal op eigen kosten controleren op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening door een erkende controle-instantie.

  • 2 De ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent laat zich iedere drie maanden op eigen kosten controleren op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening door een erkende controle-instantie.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde controle-instantie kan op aanvraag worden erkend door de voorzitter indien zij voldoet aan door het bestuur bij besluit vastgestelde erkenningsvoorwaarden, welke strekken tot waarborg van de onafhankelijkheid en expertise van de controle-instantie.

  • 4 De erkenning kan tijdelijk en onder voorwaarden worden verleend en kan worden ingetrokken indien niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan.

9. Toezicht op de naleving

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 2 De ondernemer is verplicht:

    • a. aan de door het bestuur aangewezen toezichthouders al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak;

    • b. aan de door het bestuur aangewezen toezichthouders inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak;

    • c. aan de door het bestuur aangewezen toezichthouders te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot de bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar of waarin voorraden, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen of worden vervoerd;

    • d. te gedogen dat de door het bestuur aangewezen toezichthouders monsters nemen uit de voorraden, waaronder begrepen verpakkingsmateriaal, van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden en alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen en het toezicht van die toezichthouders;

    • e. voor het overige alle medewerking te verlenen ter vervulling van de aan de toezichthouders opgedragen taak.

10. Tuchtrechtelijke maatregelen en strafbaarstelling

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

11. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegeven worden in handen gesteld van de voorzitter en worden, behoudens bij of krachtens de wet te bepalen gevallen, niet aan derden verstrekt.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

De op grond van deze verordening door het bestuur vast te stellen besluiten worden gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst.

Zoetermeer, 14 juni 2007

J.J. Ramekers

voorzitter

S.B.M. Jongerius

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 augustus 2007 en door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 6 augustus 2007, nr. TRCJZ/2007/2045.

Bijlage I

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Protocol Antibiotica

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Voorwaarden gebruik antibiotica ter behandeling van Salmonellabesmettingen in de reproductiesector

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Achtergrond

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

In Verordening (EG) nr. 1177/2006 heeft de Commissie bepaald dat het gebruik van antibiotica voor de bestrijding van Salmonella bij reproductiekoppels pluimvee vanaf 1 januari 2007 in principe niet meer is toegestaan. Genoemde verordening biedt echter een drietal uitzonderingsmogelijkheden op dit verbod. In dit protocol wordt aangegeven onder welke voorwaarden het gebruik van antibiotica bij de behandeling van salmonellabesmettingen is toegestaan. Basis hiervoor is de mogelijkheid die artikel 2, tweede lid, b), van Verordening (EG) nr. 1177/2006 biedt. Dit is gebaseerd op de gemiddelde vergoeding van € 3,50 (inclusief cofinanciering € 7,–) van de Commissie voor het ruimen van reproductiedieren, zoals omschreven in artikel 16, tweede lid, c), van de Beschikking van de Commissie van 30 november 2006 tot goedkeuring van de door de lidstaten voor het jaar 2007 ingediende programma’s voor de uitroeiing en bewaking van dierziekten en van bepaalde TSE’s en ter preventie van zoönoses.

Te verwachten aantallen met Salmonella besmette koppels (exclusief Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium)

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

In 2005/2006 zijn 2.260 koppels in de reproductiesector in Nederland opgezet.

Hiervan zijn 14 reproductiekoppels met Salmonella besmet geraakt. Daarvan zijn er 9 behandeld met antibiotica en 5 geruimd. Onder de 14 koppels waren geen besmettingen met Salmonella hadar, Salmonella infantis en Salmonella virchow. Dit betekent dat 0,4% van de reproductiekoppels in Nederland in de periode 2005/2006 is behandeld met antibiotica.

Het aantal koppels dat in 2007 met behulp van dit protocol met antibiotica wordt behandeld, is sterk afhankelijk van het aantal koppels dat besmet raakt met Salmonella alsmede van de beslissing die de pluimveehouder neemt in het geval van besmettingen met Salmonella hadar, Salmonella infantis of Salmonella virchow.

Duidelijk mag zijn dat het een gering aantal betreft.

Protocol

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Wanneer uit het reguliere Salmonellaonderzoek blijkt dat een koppel fok- of vermeerderingsdieren positief is, dient volgens artikel 4, vijfde lid, van deze Verordening binnen een werkdag een verificatieonderzoek plaats te vinden door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). Onderdeel van het verificatieonderzoek is een test op de aanwezigheid van antimicrobiële stoffen. Als door middel van het verificatieonderzoek de Salmonellabesmetting wordt bevestigd dan vindt melding plaats aan het productschap en de betreffende ondernemer. Naar aanleiding van de melding neemt het productschap contact op met de betreffende ondernemer. De betreffende ondernemer doet een voorstel voor een vervolgactie, welke moet worden goedgekeurd door het productschap. Dit vindt plaats binnen twee werkdagen na de uitslag van het verificatieonderzoek. Het productschap registreert de meldingen en de vervolgacties. Afhankelijk van het gevonden serotype zijn de volgende vervolgacties van toepassing:

a) besmetting met Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium

Vermeerderingskoppel wordt geruimd. Vergoeding vindt plaats op basis van de Verordening subsidieverlening terugdringing salmonella (PPE) 2007 en de daarbij horende waardetabel.

b) besmetting met Salmonella hadar, Salmonella infantis of Salmonella virchow

• Waarde dieren volgens waardetabel < € 7/dier

• Waarde dieren volgens waardetabel > € 7/dier

Pluimveehouder heeft keuze: behandelen met antibiotica of laten ruimen.

Indien de pluimveehouder kiest om het betreffende koppel te behandelen met antibiotica, dan dient deze conform bijgaande procedure plaats te vinden. De kosten zijn voor rekening van de pluimveehouder.

Indien de pluimveehouder kiest om het betreffende koppel te laten ruimen, dan is de Verordening subsidieverlening terugdringing salmonella (PPE) 2007 van toepassing met een maximale vergoeding van € 7 per dier.

Maatregel: verplicht ruimen van koppel, vergoeding op basis subsidieregeling.

c) besmetting met overige serotypen

• Waarde dieren volgens waardetabel < € 7/dier

Geen maatregel (geen beperkingen voor dieren/broedeieren).

• Waarde dieren volgens waardetabel > € 7/dier

Behandeling met antibiotica conform bijgaande procedure op kosten van de pluimveehouder.

Indien door het productschap toestemming wordt gegeven voor behandeling met antibiotica dan dient deze behandeling plaats te vinden onder verantwoordelijkheid van de bedrijfsdierenarts. De bedrijfsdierenarts is er voor verantwoordelijk dat de behandeling volledig wordt afgemaakt. Na afloop van de behandeling wordt het effect gemeten door een officiële monstername van GD zoals omschreven in artikel 4, vierde lid, onder b, van de Verordening. Het productschap ontvangt uiterlijk één maand na afloop van de behandeling een rapport van de bedrijfsdierenarts.

Procedurebehandeling antibiotica

[Regeling vervallen per 23-10-2011]

Salmonellae-infecties in levend pluimvee kunnen op korte termijn alleen worden bestreden met behulp van antibacteriële middelen (verder aangeduid als antibiotica).

Afhankelijk van het type en de gevoeligheid van de betreffende Salmonella is de keuze in geschikte middelen meer of minder groot. Uitgangspunt dient te zijn dat het middel overal voldoende actief is, c.q. in alle organen van het dier waar de Salmonellae zich kunnen bevinden. Het tweede uitgangspunt is dat alleen antibiotica ingezet worden die niet in de humane geneeskunde worden gebruikt dan wel verwant zijn met antibiotica die in de humane geneeskunde worden gebruikt.

Verder moet men er rekening mee houden dat door een behandeling met antibioticum de darmflora van de behandelde dieren wordt aangetast, zodat het verstandig is na de behandeling weer een nieuwe flora toe te dienen. Uit internationaal onderzoek is overigens gebleken dat (mengsels van) speciaal geselecteerde bacteriën minder goed beschermen dan complete, ongedefinieerde (maar uiteraard wel ziektekiem vrije) florapreparaten.

In verband met de orale opname van het antibioticum en de flora is het raadzaam ernstig zieke en zwakke dieren (die mogelijk onvoldoende opnemen voor een effectieve behandeling) voor aanvang van de behandeling te verwijderen.

Uitgaande van het voorgaande en enige ervaring in praktijksituaties is het advies voor het behandelen van koppels kippen met een infectie door Salmonella, anders dan Salmonella enteritidis of Salmonella typhimurium, als volgt:

  • Neem een (resorbeerbaar) antibioticum op basis van een gevoeligheidstest (voor Gram negatieve bacteriën1) van de betreffende Salmonella stam.

  • Dien dit via het drinkwater toe gedurende tenminste 7 dagen.

  • Doseer op basis van lichaamsgewicht, conform de voorschriften van de fabrikant.

  • Houd daarbij de hoogste door de fabrikant/leverancier aangegeven dosering aan.

  • Dien flora (Aviguard, Broilact) toe op de eerste en de derde dag na het beëindigen van de antibioticumkuur. Zorg voor een gelijkmatige verdeling van de flora over de dieren.

  • Laat het effect controleren met bacteriologisch onderzoek per stal van 150 (blinde darm-) mest monsters en /of cloacaswabs op 7–10 dagen en (als geen enrofloxacin is gebruikt) op 5 weken na de laatste flora toediening. Dit laatste om een eventueel slechts tijdelijk effect door onderdrukken in plaats van elimineren van de salmonella op te sporen.

  1. GD gebruikt hiervoor een test met ampicilline, amoxycilline, tetracycline, flumequine, enrofloxacin, trimethoprim-sulfa en neomycine. ^ [1]