Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 14 juni 2007, nr. 2007-0000209273, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving,
gedaan in overeenstemming met Onze Ministers voor Jeugd en Gezin, van Justitie, van
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, voor Wonen, Wijken en Integratie,
en van Economische Zaken;
Gelet op artikel 22 van de Financiële-verhoudingswet, artikel 5, tweede lid, van de Brandweerwet 1985, artikel 39, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg, artikel 15.13, tweede lid, van de Wet milieubeheer, artikel 76g van de Wet bodembescherming, artikel 20 van de Wet stedelijke vernieuwing, artikel 81, tweede lid, van de Woningwet, artikel 50c van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;
De Raad van State gehoord (advies van 4 juli 2007, nr. W04.07.0173/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 16 augustus 2007, nr. 2007-0000290288, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving,
uitgebracht in overeenstemming met Onze Ministers voor Jeugd en Gezin, van Justitie,
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, voor Wonen, Wijken en
Integratie, en van Economische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: