U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 31-05-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2013.]Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-10-2007 en zichtdatum 06-10-2007. Geldend van 06-10-2007 t/m 30-06-2008
Besluit van de Minister voor Jeugd en Gezin van 20 september 2007, nr. DWJZ/BWJP-2787256, houdende regeling van mandaat, volmacht en machtiging
De Minister voor Jeugd en Gezin,
Handelende in overeenstemming met de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001;
Besluit:
[Regeling vervallen per 31-05-2013 met terugwerkende kracht tot en met 01-05-2013]
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Minister: de Minister voor Jeugd en Gezin;
b. mandaat: de bevoegdheid om in naam van de Minister besluiten te nemen;
c. volmacht: de bevoegdheid om in naam van de Minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;
d. machtiging: de bevoegdheid om in naam van de Minister handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;
e. secretaris-generaal: de secretaris-generaal van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
f. directeur-generaal: de directeur-generaal voor Jeugd en Maatschappelijke Zorg van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Deze regeling is niet van toepassing op mandaat met betrekking tot personeelsaangelegenheden.
Hetgeen in deze regeling is bepaald met betrekking tot mandaat, is van overeenkomstige toepassing op volmacht en machtiging.
Bij afwezigheid of verhindering van een gemandateerde wordt, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens bevoegdheid uitgeoefend door de plaatsvervanger, behoudens de bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een ondermandaat.
De secretaris-generaal heeft mandaat ten aanzien van alle stukken die liggen op het gebied van Jeugd en Gezin, met uitsluiting van de stukken die op grond van artikel 8 door de Minister worden ondertekend.
De directeur-generaal heeft mandaat ten aanzien van alle stukken die liggen op het gebied van Jeugd en Gezin en die tot zijn werkterrein behoren.
De volgende functionarissen hebben mandaat ten aanzien van stukken die liggen op het gebied van Jeugd en Gezin en die tot hun werkterrein behoren:
a. van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport:
– de directeur Jeugd;
– de directeur Jeugd en Gezin;
– de hoofdinspecteur Jeugdzorg;
– de directeur Sport;
– de directeur Maatschappelijke Ontwikkeling;
– de directeur Langdurige Zorg;
– de directeur Curatieve Zorg;
– de directeur Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie;
– de directeur Internationale Zaken;
– de directeur Publieke Gezondheid;
– de directeur Zorgverzekeringen;
– de directeur Markt en Consument;
– de directeuren van de stafdirecties of facilitaire eenheden;
b. van het Ministerie van Justitie:
– de directeur Justitieel Jeugdbeleid;
– de algemeen directeur van de Raad van de Kinderbescherming;
– de directeur Wetgeving;
– de directeuren van de ondersteuning departementsleiding en bedrijfsvoering;
c. van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:
– de directeur Primair Onderwijs;
– de directeur Voortgezet Onderwijs;
– de directeur Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie;
– de directeur Emancipatie;
– de directeur Voortijdig Schoolverlaten;
– de directeur Media, Letteren en Bibliotheken;
– de hoofddirecteur Centrale Financiën Instellingen;
– de directeuren van de ondersteunende directies;
d. van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid:
– de directeur Sociale Verzekeringen;
– de directeur Arbeidsmarkt;
– de directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden;
– de directeur Uitvoeringsbeleid;
e. de hoofden van direct onder de functionarissen, genoemd onder a, c en d, ressorterende organisatie-eenheden.
1 De Minister ondertekent de stukken gericht aan:
a. de Koningin;
b. de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal;
c. de Ministerraad of daaruit gevormde vaste colleges;
d. de Raad van State;
e. de Algemene Rekenkamer;
f. de Nationale ombudsman, indien de strekking daarvan is dat aan een aanbeveling van de Nationale ombudsman op het terrein van de jeugdbescherming en scheiding en omgang geen gevolg wordt gegeven.
2 Ten aanzien van de in het eerste lid, onder d en e, genoemde colleges geldt het eerste lid niet voor zover het gaat om bestuursrechtelijke procedures onderscheidenlijk stukken van ondergeschikt beleidsmatig of politiek belang.
3 Voorts ondertekent de Minister de volgende stukken:
a. stukken, inhoudende vaststelling van algemeen verbindende voorschriften;
b. besluiten, waaruit belangrijke politieke of bestuurlijke gevolgen kunnen voortvloeien;
c. besluiten, inhoudende de vernietiging van of de onthouding van de goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan;
d. stukken, inhoudende aanwijzingen aan een ander bestuursorgaan op grond van een wettelijk voorschrift.
e. besluiten inzake een bezwaar tegen een besluit dat door de Minister dan wel door de secretaris-generaal namens de Minister is genomen.
1 In afwijking van de artikelen 6 en 7, onder a, c en d, heeft uitsluitend de secretaris-generaal mandaat met betrekking tot de stukken:
a. bestemd voor de Nationale ombudsman;
b. behelzende geheel of gedeeltelijk afwijzende besluiten in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur.
2 In afwijking van de artikelen 6 en 7, onder b, heeft uitsluitend de secretaris-generaal mandaat met betrekking tot de stukken:
a. bestemd voor de Nationale ombudsman, behoudens de afdoening van ontvangstbevestigingen, tussenberichten, waaronder uitstelberichten en stukken naar aanleiding van pogingen van de Nationale ombudsman om ter vermijding van een volledig onderzoek te bevorderen dat alsnog aan de klacht tegemoet wordt gekomen;
b. in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur indien inwilliging of afwijzing daarvan belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben.
3 In afwijking van de artikelen 6 en 7, onder d, heeft uitsluitend de secretaris-generaal mandaat met betrekking tot toewijzende besluiten in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur indien inwilliging van het verzoek belangrijke politieke, bestuurlijke of maatschappelijke gevolgen kan hebben.
In afwijking van artikel 7 hebben uitsluitend de secretaris-generaal en de directeur-generaal mandaat ten aanzien van beleidsregels.
1 In afwijking van artikel 7, onder a, heeft uitsluitend de directeur Voorlichting en Communicatie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mandaat ten aanzien van stukken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur, niet inhoudende geheel of gedeeltelijk afwijzende besluiten.
2 In afwijking van artikel 7, onder d, heeft uitsluitend de directeur Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mandaat ten aanzien van stukken op het gebied van Jeugd en Gezin in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur, niet inhoudende geheel of gedeeltelijk afwijzende besluiten.
1 In afwijking van artikel 7, onder a, hebben uitsluitend de secretaris-generaal, de directeur Wetgeving en Juridische Zaken en het hoofd van de Afdeling Bovensectorale Wetgeving en Juridische Procedures van de directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport mandaat tot het nemen van beslissingen op bezwaar.
2 In afwijking van artikel 7, onder c en d, hebben de directeur-generaal en secretaris-generaal mandaat tot het nemen van beslissingen in bezwaar- en beroepsprocedures op het gebied van Jeugd en Gezin, met uitzondering van de beslissing op een beroepschrift.
1 De functionarissen, bedoeld in artikel 7, onder a tot en met d, zijn bevoegd om anderen ondermandaat te verlenen tot het geheel of gedeeltelijk uitoefenen van de daar genoemde bevoegdheden.
2 Elk ondermandaat wordt schriftelijk verleend en behoeft goedkeuring van de secretaris-generaal.
3 Op ondermandaat is deze regeling van overeenkomstige toepassing.
1 Op de bevoegdheid om namens de Minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten zijn:
a. voor de functionarissen, bedoeld in artikel 7 onder a, de bepalingen van de Volmachtregeling VWS van overeenkomstige toepassing;
b. voor de functionarissen, bedoeld in artikel 7, onder b, de bepalingen die bij of krachtens de Mandaatregeling Ministerie van Justitie 2005 ten aanzien van volmacht zijn gesteld van overeenkomstige toepassing;
c. voor de functionarissen, bedoeld in artikel 7, onder c, de bepalingen die bij of krachtens de het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2005 ten aanzien van volmacht zijn gesteld van overeenkomstige toepassing;
d. voor de functionarissen, bedoeld in artikel 7, onder d, de bepalingen die bij of krachtens de het Organisatie-, en mandaat- en volmachtbesluit SZW 2004 ten aanzien van volmacht zijn gesteld van overeenkomstige toepassing.
2 Voor zover in de bepalingen, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met d, is geregeld dat:
a. uitsluitend de Minister, de secretaris-generaal of de directeur-generaal van het desbetreffende Ministerie bevoegd is, treedt de Minister, de secretaris-generaal respectievelijk de directeur-generaal, genoemd in artikel 1, daarvoor in de plaats;
b. uitsluitend de plaatsvervangend secretaris-generaal van het desbetreffende Ministerie bevoegd is, treedt de secretaris-generaal, genoemd in artikel 1, daarvoor in de plaats.
De gemandateerde is gehouden in de ondertekening van stukken zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid tot uitdrukking te brengen door de formule:
namens deze,
functie van de gemandateerde,
handtekening van de gemandateerde,
naam van de gemandateerde.
1 De directeur Bestuursondersteuning van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport houdt een register bij van alle mandaten en ondermandaten en van de inhoud van hun mandaat.
2 Bij verlening, beëindiging of wijziging van een mandaat wordt een kopie van dat besluit toegezonden aan de directeur Bestuursondersteuning.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 22 februari 2007.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling mandaat, volmacht en machtiging Jeugd en Gezin.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Minister
A. Rouvoet
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Regeling mandaat, volmacht en machtiging Jeugd en Gezin", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.