Aanwijzingsregeling vestiging in de EU 2007

[Regeling treedt (deels) in werking per 20-10-2007.]
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2000 en zichtdatum 31-10-2024.
Geldend van 01-01-2014 t/m heden

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 oktober 2007, nr. WJZ 7120116, houdende regels inzake het afgeven van verklaringen omtrent uitoefening van werkzaamheden ter uitvoering van richtlijn nr. 2005/36/EG (Aanwijzingsregeling vestiging in de EU 2007)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikel 56, derde lid, juncto de artikelen 11, 17, 18 en 19 van richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255), en artikel 28, aanhef en onder a, van de Wet op de kamers van koophandel en fabrieken 1997;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. richtlijn: richtlijn nr. 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255);

  • b. Kamer: de Kamer van Koophandel, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel.

Artikel 2

  • 1 Als instantie, bevoegd tot het op verzoek afgeven van een verklaring van daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening in Nederland van een van de in Bijlage IV van de richtlijn vermelde werkzaamheden, wordt aangewezen de kamer in het gebied waarin de werkzaamheden van de aanvrager geheel of in hoofdzaak hebben plaatsgevonden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan een kamer in het gebied waarin de werkzaamheden van de aanvrager geheel of in hoofdzaak hebben plaatsgevonden de verklaring laten afgeven door een andere kamer indien bij eerstgenoemde kamer slechts incidenteel verzoeken om de in het eerste lid bedoelde verklaringen worden ingediend.

Artikel 3

  • 1 Een verklaring wordt uitsluitend afgegeven indien de aanvrager voldoet aan een van de in de artikelen 17, 18 en 19 van de richtlijn genoemde voorwaarden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verklaring bevat een opgave van de feiten op grond waarvan zij wordt afgegeven, overeenkomstig het model, opgenomen in bijlage 1 bij de bekendmaking van de Commissie betreffende bewijzen, verklaringen en documenten die zijn voorgeschreven in de tot en met 1 juni 1973 door de Raad vastgestelde richtlijnen op het gebied van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten en betrekking hebben op

    • de betrouwbaarheid,

    • het feit dat er geen faillissement heeft plaatsgehad,

    • de aard en de duur van de in de landen van herkomst uitgeoefende beroepswerkzaamheden (PbEG C 81).

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanwijzingsregeling vestiging in de EU 2007.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 12 oktober 2007

De

Minister

van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven