Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging

[Regeling vervallen per 01-05-2012.]
Geraadpleegd op 29-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 25-01-2014 en zichtdatum 25-11-2024.
Geldend van 01-11-2007 t/m 30-04-2012

Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

De burger heeft het recht goed en tijdig te worden geïnformeerd over concrete onderzoeken en strafzaken. In de aanwijzing Voorlichting opsporing en vervolging wordt aangegeven welke uitgangspunten ten grondslag liggen aan communicatie met de media door OM en politie. OM en politie werken nauw samen bij de voorlichting en woordvoering over opsporing en vervolging. Een essentieel uitgangspunt is het realiseren van juiste berichtgeving op het juiste tijdstip. Dat betekent een principiële keuze voor een alert en assertief voorlichtingsbeleid van OM en politie. Beelden kunnen bepalend zijn voor de waardering van feiten. Juiste en tijdige berichtgeving over onderzoeken en strafzaken kunnen die beelden beïnvloeden. OM en politie houden in hun beleid rekening met deze communicatie-effecten.

Opsporing en vervolging zijn gericht op waarheidsvinding en daar hoort een communicatiebeleid bij dat openheid verschaft over de gang van zaken gedurende het onderzoek, vanzelfsprekend met inachtneming van het onderzoeks- en privacybelang.

In deze aanwijzing wordt het juridische kader voor voorlichting over opsporing en vervolging geschetst en wordt aangegeven in hoeverre betrokkenen in het strafproces recht hebben op privacybescherming. Vervolgens wordt beschreven wie wanneer welke informatie aan de media kan verstrekken. Ten slotte wordt in deze aanwijzing een aantal aandachtspunten vermeld. Waar in deze aanwijzing over de officier van justitie of over de persofficier wordt gesproken, dient in geval het een zaak in tweede aanleg betreft advocaat-generaal of persadvocaat-generaal te worden gelezen.

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

In de aanwijzing Voorlichting, opsporing en vervolging staat beschreven hoe het Openbaar Ministerie (OM) en de politie de persvoorlichting hebben georganiseerd: wie doet in concrete onderzoeken en strafzaken de voorlichting en op welk moment zal welke informatie aan de media worden verstrekt? Deze aanwijzing is tot stand gekomen in onderling overleg tussen OM en politie; de in deze aanwijzing opgenomen werkwijze zal ook van toepassing worden verklaard voor de Bijzondere Opsporingsdiensten en de Koninklijke Marechaussee.

Bij de totstandkoming van deze aanwijzing is gezocht naar een nieuwe balans tussen openbaarheid en transparantie enerzijds en de belangen van een eerlijke procesgang en privacy van de betrokkenen anderzijds. Het OM heeft ook in een maatschappelijk veranderende werkelijkheid de taak toe te zien op een eerlijke procesgang waarbij respect wordt getoond voor de positie van de rechter en de verdediging en waarbij recht wordt gedaan aan de verdachte en aan het eventuele slachtoffer.

De politie is primair verantwoordelijk voor de woordvoering over de feitelijke taakuitoefening door de politie en heeft hierin privacyrechtelijk gezien op basis van het voor de politie toepasselijke wettelijke kader een eigen taak en verantwoordelijkheid.

Het OM heeft de eindverantwoordelijkheid over de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Strategische keuzes ten aanzien van opsporing (bijvoorbeeld de selectie en omvang van onderzoeken) en strafvorderlijke beslissingen behoren eveneens tot het domein van het OM.

In deze aanwijzing worden de verschillende verantwoordelijkheden van OM en politie doorgetrokken naar de wijze waarop OM en politie inhoud geven aan de voorlichting over opsporing en vervolging. Beleid en beslissingen van het OM vormen de kaders waarbinnen de korpschef van politie verantwoordelijk is voor de voorlichting door de politie.

Het is niet mogelijk voor alle gebeurtenissen en incidenten een voorlichtingslijn vast te leggen. In die gevallen dat OM en politie niet tot overeenstemming komen over het te voeren voorlichtingsbeleid beslist het OM aangezien het OM eindverantwoordelijk is voor het proces van opsporing en vervolging.

Uitgangspunten

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Onderstaande uitgangspunten liggen ten grondslag aan de aanwijzing:

  • Het OM is de eindverantwoordelijke voor het voorlichtingsbeleid van zowel OM als politie;

  • Persvoorlichting draagt bij aan een groter vertrouwen van de burger in OM en politie. OM en politie hebben dan ook een gezamenlijk belang bij een goede persvoorlichting;

  • Transparantie versterkt de maatschappelijke legitimiteit van OM en politie. OM en politie hanteren een assertief voorlichtingsbeleid. Met een alerte opstelling van OM en politie wordt ‘juiste berichtgeving op het juiste tijdstip’ gerealiseerd;

  • Opsporing en vervolging zijn gericht op waarheidsvinding; daarbij hoort een open communicatie; Spindoctoring Spindoctoring betekent zoveel als de waarheid zó brengen dat je hem als het ware ‘spint’: verdraait op een manier die voor jou het voordeligst is, m.a.w. spindoctoring is een bepaalde manier van duiding geven aan een bericht.past niet binnen dat communicatiebeleid.

  • Binnen het in deze aanwijzing vastgestelde voorlichtingsbeleid wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de behandeling van de strafzaak in de media plaatsvindt in plaats van in de rechtszaal. Het is in het gemeenschappelijke belang van OM, politie en advocatuur om escalatie in de berichtgeving te voorkomen;

  • De woordvoering door de politie betreft de feitelijke taakuitvoering door de politie en heeft dan ook een operationeel karakter. Afhankelijk van de aard van een incident heeft de communicatie door de politie als belangrijk doel de gevoelens van onrust of onveiligheid te verminderen. Tevens biedt het de politie de gelegenheid het politieoptreden toe te lichten. Over strategische keuzes ten aanzien van opsporing en over strafvorderlijke beslissingen doet het OM de woordvoering;

  • De woordvoering door OM en politie kent een zakelijke toonzetting;

  • Is bij de strafzaak een raadsman betrokken, dan zal het OM zomogelijk contact opnemen met die raadsman voordat een persbericht wordt verstuurd;

  • Alle OM-onderdelen en alle politiekorpsen hanteren dezelfde afspraken op het gebied van persvoorlichting in concrete onderzoeken en strafzaken.

  • De regels in deze Aanwijzing gelden ook voor de gevallen dat het OM een strafbeschikking uitvaardigt. Op basis van art. 257h Sv heeft ieder ander dan de bestrafte en zijn raadsman de mogelijkheid een afschrift van een strafbeschikking op te vragen. Voor de procedure hieromtrent wordt verwezen naar de Leidraad informatieverstrekking OM-afdoening, die als bijlage bij de Aanwijzing OM-afdoening is gevoegdN.B. Dit uitgangspunt treedt pas in werking op het moment dat de Wet-OMafdoening in werking treedt..

Informatieverstrekking

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

1. Beleid

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

OM en politie hanteren een actief voorlichtingsbeleid. De behoefte aan meer en snelle informatie over onderzoeken en strafzaken wordt versterkt door het toenemend aantal (nieuwe) media. De burger heeft het recht goed en tijdig te worden geïnformeerd. Transparantie vergroot bovendien het vertrouwen in de overheid. Dat is in het belang van OM en politie, die bovendien soms ook de hulp van het publiek nodig hebben bij het oplossen van zaken. Aan de samenleving wordt een juiste en tijdige uitleg gegeven over de ontwikkelingen rond onderzoeken en strafzaken om daardoor de beeldvorming bij de burger mede te helpen bepalen.

Actieve voorlichting door OM of politie begint veelal met het uitbrengen van een persbericht. De politie meldt dagelijks in persberichten een veelheid aan incidenten en aanhoudingen. Het OM brengt de media doorgaans via een persbericht op de hoogte van de voortgang van het onderzoek in ernstige zaken. Ook grote belangstelling voor een bepaalde zaak en onjuiste berichtgeving in de media kunnen reden zijn een persbericht uit te brengen. Voor een meer uitgebreide toelichting op een zaak of een onderwerp kan gebruik worden gemaakt van de website www@OM.nl.

Een actief voorlichtingsbeleid behoeft een alerte opstelling van OM en politie. Alert op ontwikkelingen in politiek en maatschappij en alert op berichtgeving over lopende onderzoeken en concrete strafzaken in de media. Bij een onjuiste voorstelling van zaken in de media reageren OM en politie snel richting het betreffende medium met een verzoek tot rectificatie. Blijft dat zonder resultaat, dan kunnen OM en politie ervoor kiezen een reactie breed te verspreiden en op de website te plaatsen. Dit past bij de houding van ‘afgewogen assertiviteit’ waarmee OM en politie de media actief benaderen.

Bij zaken die maatschappelijk gevoelig liggen en die mogelijk tot misverstanden leiden, wordt extra aandacht aan communicatie besteed. Zo zal er niet alleen op strafvorderlijke momenten maar ook bij belangrijke wendingen in het onderzoek actief worden gecommuniceerd, vanzelfsprekend met inachtneming van het onderzoeks- en privacybelang.

Niet in elke zaak zal er voor een actief voorlichtingsbeleid gekozen worden. Onderzoeksbelang kán een reden zijn pas in latere instantie de media te informeren. Het OM zal in die zaken, als de media eerder zelf al het OM met vragen benaderen, passief voorlichten. Daarover zullen afspraken worden gemaakt met de politie. Dat betekent dat in die gevallen een persbericht klaarligt of dat er afspraken zijn gemaakt over de woordvoering.

2. Juridisch kader

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Het juridisch kader voor de voorlichting over opsporing en vervolging wordt bepaald door de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).Op de verstrekking van strafvorderlijke gegevens aan een derde ten behoeve van een vooraf bepaald specifiek doel zijn de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de Aanwijzing verstrekking van strafvorderlijke gegevens voor buiten de strafrechtspleging gelegen doeleinden (Aanwijzing Wjsg) van toepassing. Zo dient bijvoorbeeld een verzoek van een werkgever om strafvorderlijke gegevens over een werknemer, in verband met de beoordeling van de vraag of rechtspositionele maatregelen moeten worden getroffen, te worden beoordeeld aan de hand van de in die wet en Aanwijzing genoemde criteria. In de Wob is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor de openbaarmaking van bijzondere persoonsgegevens. Ingevolge art. 10 lid 1, onder d van de Wob bestaat er een verbod op de openbaarmaking van bijzondere persoonsgegevens tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk maakt op de persoonlijke levensfeer. De Wet bescherming persoonsgegevens bepaalt dat strafrechtelijke persoonsgegevens vallen onder die bijzondere persoonsgegevens. OM en politie mogen deze gegevens als het gaat om persvoorlichting niet verstrekken wanneer deze verstrekking kan leiden tot de identificatie van de persoon.

Strafrechtelijke persoonsgegevens zijn die gegevens die direct of indirect redelijkerwijs tot de identificatie van een persoon als verdachte of dader kunnen leiden. Daarbij moet rekening worden gehouden met de mogelijkheden die de ontvanger van de informatie heeft om de identificatie tot stand te brengen. Het OM en de politie dienen dus te overwegen dat journalisten over veel meer bronnen beschikken en dat die bronnen, gecombineerd met de door het OM of de politie verstrekte informatie, kunnen leiden tot identificatie. Daarbij gelden uiteraard grenzen van redelijkheid. Bij gegevensverstrekking houden OM en politie in ieder geval rekening met openbare bronnen en met informatie waarover de journalist in het concrete geval beschikt. Overigens kunnen ook andere gegevens uit het strafrechtelijke dossier onder de bijzondere persoonsgegevens vallen. Dit zijn gegevens over godsdienst, levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven en gegevens over het lidmaatschap van een vakvereniging.

Tot strafrechtelijke persoonsgegevens behoren niet gegevens over bijvoorbeeld rechtspersonen (tenzij dergelijke gegevens informatie verstrekken over bijvoorbeeld een directeur), slachtoffers en getuigen. Het OM zal ten aanzien van deze laatsten een belangenafweging moeten maken tussen het belang van openbaarheid en het belang van deze betrokkenen (art. 10 lid 2 Wob)1.

3. Privacy

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Het voorlichtingsbeleid van OM en politie is primair gericht op het verstrekken van informatie over zaken. Informatie over personen kan worden verstrekt tenzij door die informatie de identiteit van de verdachte bekend wordt. Ook (nabestaanden van) slachtoffers en getuigen hebben recht op bescherming van hun privacy. Een en ander houdt in dat in principe wordt volstaan met het verstrekken van geslacht, leeftijd en woonplaats. Informatie over de nationaliteit van verdachten, nabestaanden en slachtoffers wordt in principe niet verstrekt of bevestigd. Dat geldt ook voor informatie over het beroep of de functie van een verdachte. Houdt de nationaliteit verband met het gepleegde delict dan kan van deze regel worden afgeweken. Ook de impact die het gepleegde delict heeft op de samenleving kan een reden zijn wel informatie te geven over bijvoorbeeld de nationaliteit van een verdachte.

Soms weegt het privacybelang van het individu minder zwaar dan het belang van het vertrouwen dat de burger heeft in de rechtsstaat. Als het OM of de politie wordt geconfronteerd met een journalist die onjuiste informatie wil publiceren, kan ervoor worden gekozen dat onjuiste verhaal uit de pers te houden door extra informatie aan de bewuste journalist te verstrekken. Door actief informatie te verstrekken in plaats van ‘geen mededelingen’ te doen verschijnt er dan óf geen verhaal in de media, óf het juiste verhaal. Het verstrekken van die extra informatie kan tot gevolg hebben dat de pers door gegevens te combineren de identiteit van een verdachte weet te achterhalen. Vanzelfsprekend wordt in die gevallen een afweging gemaakt of de situatie het schenden van de privacy van een verdachte rechtvaardigt. Er vindt in die gevallen altijd afstemming plaats tussen OM en politie. Tijdens de terechtzitting moet het OM de beslissing kunnen uitleggen. De woordvoering wordt in deze situaties nadrukkelijk met de onderzoeksleiding afgestemd om te voorkomen dat het onderzoeksbelang wordt geschaad.

Bij verstrekking van persoonsgegevens zal steeds per geval worden afgewogen of het belang van de verstrekking in redelijke verhouding staat tot het belang van de betrokkene, in het bijzonder diens recht op bescherming van persoonlijke levenssfeer.

3.1. Bekende Nederlander

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Is of lijkt een bekende Nederlander bij een zaak betrokken, dan geldt voor hem of haar onverkort de privacybescherming. OM of politie kan besluiten te reageren als het feit en de naam al door diverse bronnen is gemeld. Een reden om te reageren kan zijn het rechtzetten van een misverstand of het nuanceren van een eerder bericht in de media. Het OM zal zo mogelijk voordat extra informatie aan de pers wordt verstrekt contact opnemen met de raadsman van de verdachte om hem te informeren.

3.2. Optreden raadsman

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Als uit een publicatie of een optreden in de media blijkt dat de raadsman van een verdachte zelf met informatie over de verdachte (of over de zaak) naar buiten is getreden, zien het OM en de politie meer ruimte om in de media te reageren op de uitlatingen van de raadsman. Uiteraard zal per geval een afweging moeten worden gemaakt tussen het belang van betrokkene tot bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer en het algemeen belang van een juiste beeldvorming. Indien mogelijk zal contact met de raadsman worden opgenomen voordat in de media op zijn uitlatingen wordt gereageerd.

4. Wie meldt wat en wanneer?

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Een aantal momenten waarop informatie aan de media wordt verstrekt wordt hieronder uitgewerkt. Essentieel uitgangspunt is het realiseren van ‘de juiste berichtgeving op het juiste moment’. Daarom hanteren OM en politie een alert en assertief voorlichtingsbeleid. Ontwikkelingen in de berichtgeving worden nauwgezet gevolgd om te kunnen bepalen of extra berichtgeving noodzakelijk is.

4.1. Berichtgeving over incidenten en aanhoudingen

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

In de dagelijkse praktijk informeert de politie de media over incidenten en aanhoudingen. Het gaat daarbij om operationele informatie. Indien er sprake kan zijn van procesrisico’s vindt er overleg met het OM plaats. De woordvoering ligt bij de politie tot het moment dat de verdachte wordt voorgeleid aan de rechter-commissaris. Het OM kan besluiten de woordvoering in een eerder stadium over te nemen in verband met het procesrisico of in verband met het ingeschatte afbreukrisico.

4.2. Berichtgeving over geruchtmakende zaken

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Zaken kunnen om een aantal redenen geruchtmakend zijn: bijvoorbeeld er zijn personen bij betrokken die op de een of andere manier in het oog springen, of de gebeurtenissen wijken in ernstige mate af van de dagelijkse praktijk. De woordvoering overstijgt dan het operationele niveau. Vanaf dat moment trekken OM en politie gezamenlijk op. De woordvoering wordt uit beider naam gedaan, voor persberichten geldt hetzelfde. De politie beperkt zich tot de operationele kant van de zaak, het OM behandelt de juridische en strategische aspecten. Er vindt constant afstemming plaats tussen OM en politie. Wordt er een verdachte aangehouden, dan zal de politie dat melden op voorwaarde dat daarover afstemming heeft plaatsgevonden met het OM. Meldt de politie de aanhouding in een persbericht, dan heeft daarover eerst afstemming plaats met de afdeling persvoorlichting van het betreffende OM.

4.3. Berichtgeving na voorgeleiding

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Vanaf het moment dat een verdachte wordt voorgeleid aan de rechter-commissaris is het niet meer de politie maar het OM dat de woordvoering voor zijn rekening neemt. De beslissing van de rechter-commissaris om een verdachte al dan niet in bewaring te stellen dient formeel door de rechtbank te worden gemeld, in de praktijk is het vaak het OM dat de feitelijke beslissing desgevraagd aan de pers meldt. Voor een toelichting wordt verwezen naar de afdeling persvoorlichting van de rechtbank. Hierover kunnen lokaal nadere afspraken worden gemaakt.

In beginsel staat uitsluitend de persofficier de audiovisuele pers te woord. In het geval de persofficier noch de plaatsvervangend persofficier beschikbaar is, kan de voorlichter een korte quote geven voor microfoon en/of camera. De parketleiding dient hiervoor vooraf toestemming te verlenen. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld in specialistische, complexe zaken kan de betreffende zaaksofficier de audiovisuele pers te woord staan. De zaaksofficier wordt in zo’n geval begeleid door de persofficier of voorlichter. De parketleiding dient hiervoor vooraf toestemming te verlenen. In maatschappelijk zeer gevoelige zaken kan de hoofdofficier of hoofdadvocaat-generaal een toelichting geven.

Het feit dat de woordvoering bij het OM ligt, wil niet zeggen dat de politie dan niets meer kan melden. Afhankelijk van de aard van een incident heeft de communicatie door de politie als belangrijk doel een bijdrage te leveren aan de vermindering van de gevoelens van onrust of onveiligheid. Omdat de woordvoering door de politie de operationele kant van een zaak betreft, kan het voorkomen dat een deel van de woordvoering door de politie wordt gedaan en een deel door het OM. Regel is dat de woordvoering na voorgeleiding bij het OM ligt. Dat betekent dat na voorgeleiding de media hun vragen aan het OM kunnen richten. Betreffen de vragen de operationele kant van de zaak, dan kan na onderlinge afstemming tussen OM en politie voor dat deel van de woordvoering worden terugverwezen naar de politie. Zo kan de politie bijvoorbeeld een toelichting geven op een buurtonderzoek of kan de buit van een overval bij de politie worden gefilmd, mits daardoor het verdere onderzoek niet wordt geschaad.

De afdeling persvoorlichting van de politie wordt geïnformeerd voordat het OM een persbericht verstuurt. Bestaan er van politiezijde inhoudelijke bezwaren tegen het uit te brengen persbericht, dan vindt nadere afstemming plaats. Leidt dat niet tot overeenstemming, dan beslist het OM over het al dan niet uitbrengen van een (gewijzigd) persbericht. Persberichten die (mede) betrekking hebben op ernstige verstoringen van de openbare orde worden ook afgestemd met de betreffende gemeente.

4.4. Berichtgeving na afdoeningsbeslissing

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Voorafgaand aan een zitting kan – bijvoorbeeld op het moment dat de dagvaarding is betekend – aan de media uiteen worden gezet waarom tot vervolging wordt overgegaan. In een zakelijke toelichting geeft het OM dan uitleg over het hoe en waarom van de dagvaarding. Hetzelfde geldt indien voorafgaand aan de zitting in de publieke opinie een beeld over een zaak is ontstaan dat niet strookt met de vaststaande feiten uit het onderzoek. Uitgangspunt is dat een rechtszaak niet in de media wordt gevoerd.

Zaken die grote maatschappelijke en/of politieke belangstelling ondervinden en die buiten de zittingszaal worden afgedaan – bijvoorbeeld omdat de zaak wordt geseponeerd of omdat de verdachte een bijzondere of hoge transactie wordt aangeboden – worden actief, bijvoorbeeld door middel van een persbericht, gemeld. Dat geldt ook voor hoge- en bijzondere transacties met rechtspersonen. Doorgaans maakt het persbericht waarin de rechtspersoon met naam wordt genoemd deel uit van de onderhandelingen.

4.5. Tijdens de zitting

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Tot de primaire taken van het OM behoort het optreden ter zitting. Daar legt het OM in het openbaar verantwoording af over het eigen handelen en het handelen van functionarissen en instanties die onder het gezag van het OM opereren.

De rechter of de kamervoorzitter van de rechtbank of het hof heeft de bevoegdheid toestemming te verlenen aan vertegenwoordigers van de audiovisuele media voor het filmen van de opkomst van de rechtbank of het hof. Het OM heeft in dergelijke gevallen als beleid aan te sluiten bij de beslissing van de rechter of kamervoorzitter van de rechtbank of het hof. Als die toestemming is gegeven, mag ook, gelet op de publieke functie van een officier van justitie, de opkomst van het OM worden gefilmd. In het geval toestemming is gegeven betekent dat ook dat van de zijde van het OM wordt ingestemd met het filmen van de voordracht van de zaak, tenzij naar het uiteindelijke oordeel van de hoofdofficier van justitie (die verantwoordelijk is voor de veiligheid van zowel officieren als advocaten-generaal in zijn of haar arrondissement) evidente bezwaren aanwezig zijn met het oog op de veiligheid van de betrokken zaaksofficier/zaaksadvocaat generaal.

Toestemming voor het filmen van de voordracht van de zaak impliceert toestemming voor het filmen van het requisitoir. Media die het requisitoir willen opnemen moeten dat tijdig melden aan de afdeling persvoorlichting van het betreffende parket.

4.6. Berichtgeving na de zitting

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Vanzelfsprekend kan na de openbare zitting het requisitoir worden toegelicht aan de pers. Ook na de openbare zitting, waar allerlei privacygevoelige informatie in het openbaar is behandeld, geldt de wettelijke verplichting ten aanzien van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van verdachten, daders, slachtoffers, nabestaanden, getuigen en aangevers.

Zittingen waar minderjarige verdachten terechtstaan zijn besloten. Het OM kan direct na afloop van de besloten zitting de eis tegen de minderjarige verdachte melden en een toelichting daarop geven. In bijzondere gevallen kan, bijvoorbeeld om geruchten tegen te gaan of om onjuiste informatie uit de media te houden, extra informatie over het delict of de verdachte worden gegeven.

4.7. Bijzondere zaken

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

  • Het OM beslist of een bepaalde zaak een ‘cold case’ wordt, dat wil zeggen of een oude nog niet opgeloste zaak opnieuw zal worden onderzocht. Het OM meldt die beslissing aan de media. De verdere woordvoering over ‘cold cases’ vindt plaats na onderlinge afstemming tussen OM en politie. Informatieverstrekking over reviews valt onder de verantwoordelijkheid van het OM.

  • De woordvoering betreffende een tbs’er die zich aan het toezicht heeft onttrokken ligt bij de Dienst Justitiële inrichtingen (DJI). De woordvoering betreffende de opsporingshandelingen (bijvoorbeeld opsporingsberichtgeving) ligt bij het Landelijk parket die het gezag heeft over de Groep Opsporing Onttrekkingen (GOO) van het KLPD. Aanhoudingen worden gemeld door het Landelijk parket samen met het KLPD, waar het centraal opsporingsteam is ondergebracht. In het geval de ontsnapping of onttrekking in een bepaalde buurt tot onrust leidt óf in het geval de ontsnapte tbs’er een rol lijkt te hebben in een strafrechtelijk onderzoek, zal met het betreffende arrondissementsparket en met de betreffende regiopolitie worden afgestemd omdat zij kunnen worden benaderd door de lokale autoriteiten.

  • Het Landelijk parket en het Functioneel parket informeren het betreffende arrondissementsparket over die zaken waarover het lokale bestuur het arrondissementsparket zou kunnen benaderen. Indien er aanleiding toe is zal afstemming met het arrondissementsparket plaatsvinden.

  • De Cassatiedesk informeert de media over zaken waarin door het OM beroep in cassatie is ingesteld.

  • Als een medewerker van de politie, douane of Bijzondere Opsporingsdienst als verdachte betrokken is bij een bepaalde zaak, ligt de woordvoering bij het OM, ook als er (nog) geen sprake is van een onderzoek door de Rijksrecherche. Een eventuele aanhouding kan – met globale verdenking – worden gemeld door het betreffende politiekorps. De woordvoering over het onderzoek ligt bij het OM. De woordvoering over de arbeidsrechtelijke positie en eventuele disciplinaire maatregelen van de verdachte ligt bij de werkgever van de verdachte.

  • De woordvoering over onderzoeken door de Rijksrecherche ligt bij het OM.

5. Overige aandachtspunten

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

  • OM en politie behandelen jaarlijks vele honderdduizenden zaken. Gezien de grote hoeveelheid zaken is het praktisch gezien niet mogelijk alle acties van OM en politie te melden, er zal dus altijd een zekere selectie moeten worden gemaakt.

  • Aan de media wordt slechts informatie verstrekt over strafprocessuele beslissingen waarmee de verdachte en zijn raadsman bekend zijn.

  • Wordt een verdachte niet langer als verdachte aangemerkt en heeft over de verdenking in een eerder stadium actieve voorlichting plaatsgevonden, dan dient hierover – eventueel in overleg met de verdachte of diens raadsman – eveneens actief voorlichting plaats te vinden.

  • Wanneer het OM of de politie de media achteraf gezien (deels) onjuist heeft geïnformeerd, met onjuiste berichten in de media als gevolg, dient hiervan zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt aan de media. Het ligt voor de hand dat de partij die de onjuiste informatie heeft gemeld de mededeling aan de media doet. Een dergelijke handelwijze levert een bijdrage aan het vergroten van het vertrouwen van de burger in OM en politie.

  • Hergebruik van beelden en/of quotes van woordvoerders van OM of politie is mogelijk mits daarvoor (opnieuw) toestemming is gegeven.

  • Het OM verstrekt niet de naam van de advocaat aan de media.

  • Communicatie is een belangrijk instrument binnen het lokale veiligheidsbeleid. Het is in het belang van alle partijen dat een maximaal effect wordt bereikt. Met behulp van communicatie kan worden bereikt dat het subjectieve veiligheidsgevoel dichterbij de objectieve veiligheidssituatie komt te liggen. Omdat het in het belang is van OM, politie én gemeente dient het driehoeksoverleg tussen persofficier en/of voorlichter, hoofd communicatie politie en hoofd communicatie van de (grotere) gemeenten periodiek plaats te vinden. Met kleinere gemeenten zal overleg op adhoc basis voldoen. Doel is het verder verbeteren van de communicatie en het verfijnen en invullen van de verantwoordelijkheden van de drie partners.

Bijlage

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Voorbeelden

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

De aanwijzing Voorlichting opsporing en vervolging wordt aan de hand van onderstaande voorbeelden nader uitgewerkt. Uitgangspunt is dat de woordvoering door de politie een operationeel karakter heeft en strategische keuzes en strafvorderlijke beslissingen door het OM worden gemeld.

1. Vandalisme in winkelcentrum

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

In een winkelcentrum vindt veel vandalisme plaats. Vuilnisbakken, bankjes en telefooncellen worden vernield en ruiten worden beklad. Voor een deel betreft dat dus openbare orde en veiligheid. De politie meldt aan de media dat er een onderzoek naar de vandalen loopt maar ook wat er op het terrein van openbare orde en veiligheid wordt gedaan, bijvoorbeeld dat het aantal surveillances in het winkelcentrum is opgevoerd.

Worden er na enige tijd drie minderjarigen aangehouden dan meldt de politie dit in een persbericht. Als vlak na de aanhouding al vaststaat dat de officier de drie minderjarigen zal voorgeleiden aan de rechter-commissaris, kan de politie in het betreffende persbericht melden wanneer de voorgeleiding plaatsheeft. Vanaf de voorgeleiding ligt de woordvoering bij het OM. Alhoewel het formeel bij de rechtbank thuishoort, is het vaak het OM dat de feitelijke beslissing van de rechter-commissaris desgevraagd aan de pers meldt. Voor een nadere toelichting op de beslissing van de rechter-commissaris wordt naar de afdeling persvoorlichting van de rechtbank verwezen.

Terwijl de minderjarigen in bewaring zitten, blijven bezoekers van het winkelcentrum zich onveilig voelen, zo blijkt uit berichten in de lokale krant. Die onveiligheidsgevoelens stroken niet met de objectieve cijfers: sinds de aanhoudingen zijn er helemaal geen incidenten meer in het winkelcentrum geweest. De politie kan deze objectieve informatie melden aan de media, waarbij ze direct ook meldt wat ze nog meer doet om de veiligheidssituatie in het winkelcentrum te verbeteren.

Intussen gaat bij de journalistiek het verhaal dat de drie minderjarigen Marokkaanse jongeren zijn, die al veel meer op hun geweten hebben en al vaker aangehouden zijn. In werkelijkheid hebben de drie jongens, die niet eerder met justitie in aanraking zijn geweest, de Nederlandse nationaliteit. Om te voorkomen dat in de krant het onjuiste verhaal komt te staan dat ‘Marokkaanse jongeren’ verantwoordelijk zijn, besluit het OM aan de media te melden dat de drie aangehouden minderjarige verdachten de Nederlandse nationaliteit hebben.

2. Politicus aangereden

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Een politicus – doorgaans een (lokaal) bekende Nederlander – wordt aangereden. Vrijwel direct kan degene die de aanrijding heeft veroorzaakt, worden aangehouden. Over de achtergrond van het incident is nog niks bekend, maar de media tonen grote belangstelling. De politie kan, nadat met het OM is afgestemd, het incident melden en tevens melden dat er een verdachte is aangehouden. Als direct na de aanhouding bekend is dat en wanneer de verdachte zal worden voorgeleid aan de rechter-commissaris, kan de politie dat ook melden.

Gevraagd naar een mogelijk motief of gevraagd naar beveiligingsmaatregelen kan de politie geen mededelingen doen anders dan dat ‘het onderzoek erop is gericht die vragen beantwoord te krijgen’. Tot aan de voorgeleiding van de verdachte aan de rechter-commissaris ligt de woordvoering bij de politie, maar daarbij wordt omdat dit een mogelijk geruchtmakende zaak betreft veelvuldig afgestemd met het OM. Vanaf de voorgeleiding gaat de woordvoering over naar het OM, dat doorgaans ook de beslissing van de rechter-commissaris zal melden.

Wordt de verdachte gedagvaard dan zal dat nadat de betrokkenen op de hoogte zijn gesteld aan de media worden gemeld. Ook andere afdoeningsbeslissingen zullen worden gemeld. Komt de beslissing van het OM in de media onder druk te staan, dan kan het OM besluiten direct een uitgebreide toelichting te geven om op die manier de handelwijze van het OM uit te leggen. Vanzelfsprekend wordt voorkomen dat de rechtszaak in de media wordt gevoerd.

Tijdens de zitting zullen de media in groten getale aanwezig zijn. Als de voorzitter van de rechtbank (of in tweede aanleg de voorzitter van het hof) aan de audiovisuele media toestemming heeft gegeven de opkomst te filmen, kan ook de voordracht van de zaak en het uitspreken van het requisitoir worden gefilmd, tenzij de veiligheid van de betreffende officier of AG dat niet toelaat.

3. Vrouw dood aangetroffen in portiek

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Bij de politie komt de melding binnen dat in een portiek het levenloze lichaam van een vrouw is aangetroffen. Er wordt een Team Grootschalige Opsporing (TGO) geformeerd om de zaak te onderzoeken. De woordvoering over het onderzoek ligt bij de politie. Zij maakt – vanzelfsprekend in overleg met de officier van justitie – in een persbericht melding van het feit dat een vrouw dood in een portiek is aangetroffen, dat een misdrijf niet is uitgesloten, dat er een onderzoek is gestart en hoeveel mensen aan dat onderzoek werken. Zodra de identiteit van de vrouw vast staat kunnen de nabestaanden worden geïnformeerd. Als de uitslag van de sectie bekend is en het vaststaat dat het slachtoffer door een misdrijf om het leven is gekomen, zal de politie dit, na overleg met de officier, aan de media melden.

Als snel doen geruchten over ‘eerwraak’ de ronde. De politie beperkt zich in haar woordvoering tot de mededeling dat ‘alles wat relevant is’ bij het onderzoek zal worden betrokken.

Op het moment dat besloten wordt een buurtonderzoek te houden doet de politie ook daarover de woordvoering. Zij kan globaal aangeven op welke vragen de politie een antwoord wil hebben, hoeveel mensen worden bevraagd en hoeveel politiemensen aan het buurtonderzoek meewerken.

De media doen ondertussen hun eigen onderzoek en stellen ter bevestiging van hun hypothesen allerlei vragen aan de politie. Bijvoorbeeld of de politie verdachten op het oog heeft, of de vrouw is mishandeld en op welke wijze de vrouw om het leven is gekomen. Al deze vragen zullen voordat ze worden beantwoord worden besproken met de teamleider die in geval van twijfel contact zoekt met de officier van justitie.

Na enige tijd besluit het OM dat er een grootschalig DNA-onderzoek zal worden gehouden. Voor een grootschalig DNA-onderzoek is de toestemming van het College van procureurs-generaal nodig. Het valt derhalve niet onder de operationele woordvoering. Daarom is het aan het OM om in een persbericht te melden dát er een grootschalig DNA-onderzoek zal worden gehouden, waarom die beslissing is genomen, welke groepen personen zullen worden benaderd en om hoeveel personen het naar verwachting zal gaan. De persofficier kan het persbericht nader toelichten voor microfoon en/of camera.

De woordvoering over de feitelijke uitvoering van het grootschalig DNA-onderzoek ligt bij de politie. Vragen over de voortgang van het DNA-onderzoek, hoe zo’n onderzoek praktisch in zijn werk gaat, hoeveel personen inmiddels DNA hebben afgestaan worden allemaal door de politie beantwoord, binnen de kaders die daarvoor door het OM zijn vastgesteld.

Als het DNA-onderzoek een match oplevert en er een verdachte wordt aangehouden kunnen, afhankelijk van de situatie, OM en politie gezamenlijk een persconferentie organiseren. De politie kan nader ingaan op de uitvoering van het grootschalig DNA-onderzoek, terwijl het OM kan toelichten waarom in deze zaak de beslissing tot een dergelijk onderzoek is genomen. Wordt er niet gekozen voor een gezamenlijke persconferentie dan kan deze aanhouding door de politie worden gemeld. Als vast staat dat en wanneer de verdachte zal worden voorgeleid aan de rechter-commissaris, kan dat ook meteen door de politie in het betreffende persbericht worden meegenomen.

Wordt de verdachte voorgeleid dan zal – tenzij er andere afspraken met de rechtbank zijn gemaakt – het OM de beslissing van de rechter-commissaris aan de media melden. Ondertussen gaat het onderzoek door. Er worden een tweede en derde verdachte aangehouden. De politie kan – na afstemming met het OM – melden dat er ‘in verband met een lopend onderzoek twee aanhoudingen zijn verricht’. Voor verdere vragen van de media zal worden doorverwezen naar het OM.

4. Onderzoek naar criminele organisatie

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Door de recherche (regionaal, bovenregionaal of nationaal) wordt een langlopend, omvangrijk strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar een criminele organisatie, die ervan wordt verdacht zich bezig te houden met drugshandel, mensensmokkel, witwassen en mensenhandel.

Het onderzoek is niet begonnen vanwege een incident, maar is gestart op basis van CIE-informatie of een buitenlands rechtshulpverzoek. Vaak is onder leiding van de rechter-commissaris ook een gerechtelijk vooronderzoek (gvo) geopend. Onder directe leiding van de officier van justitie maakt de politie gebruik van bijzondere opsporingsbevoegdheden.

Op een bepaald moment wordt overgegaan tot aanhouding van verdachten, doorzoekingen van woningen en/of bedrijven en beslag gelegd op bewijsmateriaal of ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

In verband met het onderzoek kunnen aanhoudingen niet meteen worden gemeld. De voorgeleiding van verdachten aan de rechter-commissaris is een goed moment om het strafrechtelijk onderzoek in de openbaarheid te brengen. De woordvoering hierover ligt bij het OM, evenals de verdere voorlichting over de strafzaak.

Grote of bijzondere inbeslagnemingen of bijzonder (grootschalig) politieoptreden kunnen aanleiding zijn voor een gezamenlijke persconferentie van OM en politie.

5. Oude moordzaak wordt opnieuw bekeken

[Regeling vervallen per 01-05-2012]

Het OM besluit dat een oude, niet opgeloste moordzaak opnieuw zal worden bestudeerd door een coldcaseteam van de politie. Dat betekent dat de politie gaat checken of de zaak mogelijk nog ‘losse eindjes’ bevat die verder kunnen worden uitgelopen. Het OM meldt aan de media de beslissing dat de zaak opnieuw wordt bestudeerd. De overige woordvoering kan door de politie worden gedaan nadat afstemming met het OM heeft plaatsgevonden.

Mogelijk dat de zaaksofficier alsnog opsporingsberichtgeving wil inzetten, dat kan als aan de voorwaarden van de Aanwijzing opsporingsberichtgeving is voldaan. Vragen over de werkwijze van het coldcaseteam worden door de politie beantwoord. Antwoorden op concrete vragen van de pers over de betreffende moordzaak en de vorderingen van het coldcaseteam worden altijd eerst afgestemd met het OM.

  1. Dit artikellid bevat zogenoemde relatieve weigeringsgronden. ^ [1]