Besluit stimulering duurzame energieproductie

Geraadpleegd op 27-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 05-11-2008 en zichtdatum 05-11-2008.
Geldend van 01-04-2008 t/m 26-03-2009

Besluit van 16 oktober 2007, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling (Besluit stimulering duurzame energieproductie)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 17 juli 2007, nr. WJZ 7085218;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;

De Raad van State gehoord (advies van 23 augustus 2007, nr. W10.07.0257/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 10 oktober 2007, nr. WJZ 7112075;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. hernieuwbare energiebronnen: wind, zonne-energie, aardwarmte, golfenergie, getijdenenergie, waterkracht, biomassa, stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas;

    • b. biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw – met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen –, de bosbouw, de visserij- en aquacultuursector en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;

    • c. hernieuwbare elektriciteit: elektriciteit, opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen, alsmede elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in een hybride productie-installatie die ook met conventionele energiebronnen werkt, met inbegrip van elektriciteit die is opgewekt met hernieuwbare energiebronnen en die wordt gebruikt voor accumulatiesystemen, en met uitzondering van elektriciteit die afkomstig is van accumulatiesystemen;

    • d. gas: gas als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Gaswet;

    • e. hernieuwbaar gas: gas, opgewekt in een productie-installatie die uitsluitend gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen, alsmede gas, opgewekt met hernieuwbare energiebronnen in een hybride productie-installatie die ook fossiele energiebronnen gebruikt;

    • f. één Nm3 aardgasequivalent: de hoeveelheid gas met een verbrandingswaarde die overeenkomt met één Nm3 aardgas van standaard Groningen kwaliteit onder normaalcondities;

    • g. warmtekrachtkoppeling: de gecombineerde opwekking van warmte en elektriciteit of mechanische energie door verstoking van een brandstof, waarvan de warmte nuttig gebruikt wordt, anders dan voor de productie van elektriciteit;

    • h. productie-installatie: een samenstel van voorzieningen waarmee hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling wordt geproduceerd, waarbij onder een samenstel van voorzieningen wordt verstaan alle aanwezige middelen die onderling met elkaar zijn verbonden voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling;

    • i. producent: een ieder die een productie-installatie in stand houdt;

    • j. elektriciteitsnet: een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998 en een elektriciteitsnet dat is gelegen binnen de Nederlandse exclusieve economische zone dat is verbonden met een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Elektriciteitswet 1998;

    • k. gasnet: een net als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet;

    • l. garantie van oorsprong: een garantie van oorsprong voor als bedoeld in artikel 1, onderdeel x, van de Elektriciteitswet 1998;

    • m. certificaat voor elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling: een certificaat als bedoeld in artikel 31, negende lid, onderdeel c, van de Elektriciteitswet 1998.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen andere hernieuwbare energiebronnen dan genoemd in het eerste lid, onderdeel a, worden aangewezen.

§ 2. Algemene bepalingen subsidie voor hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling

Artikel 2

Onze Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor:

  • a. de productie van hernieuwbare elektriciteit aan een producent van hernieuwbare elektriciteit om gedurende een bepaalde periode het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van deze hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van elektriciteit geheel of gedeeltelijk te compenseren;

  • b. de productie van hernieuwbaar gas aan een producent van hernieuwbaar gas om gedurende een bepaalde periode het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van dit hernieuwbaar gas en de relevante gemiddelde marktprijs van gas geheel of gedeeltelijk te compenseren;

  • c. de productie van elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling, voor zover de warmte die vrijkomt bij deze productie van elektriciteit nuttig wordt aangewend, aan een producent van elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling om gedurende een bepaalde periode het verschil in de gemiddelde productiekosten van warmte en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling en de gemiddelde marktprijzen van warmte en elektriciteit geheel of gedeeltelijk te compenseren.

Artikel 3

  • 1 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt verstrekt indien voor dezelfde productie-installatie reeds op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998 subsidie van meer dan € 0,00 is verstrekt, tenzij:

    • a. subsidie wordt gevraagd op basis van zowel artikel 2, onderdeel a, als artikel 2, onderdeel c;

    • b. de productie-installatie ingrijpend wordt uitgebreid of geheel wordt vervangen;

    • c. het een productie-installatie betreft die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties en die ingrijpend wordt gerenoveerd;

    • d. het een productie-installatie betreft die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties waarmee hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd door middel van biomassa of waarmee elektriciteit wordt opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling.

  • 2 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt verstrekt indien voor dezelfde productie-installatie reeds op grond van artikel 2 van de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties, tenzij:

    • a. subsidie wordt gevraagd op basis van zowel artikel 2, onderdeel a, als artikel 2, onderdeel c;

    • b. de productie-installatie ingrijpend wordt uitgebreid of geheel wordt vervangen;

    • c. het een productie-installatie betreft die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties en die ingrijpend wordt gerenoveerd.

  • 3 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt verstrekt indien voor dezelfde productie-installatie reeds op grond van dit besluit subsidie is verstrekt, tenzij:

    • a. subsidie wordt gevraagd op basis van zowel artikel 2, onderdeel a, als artikel 2, onderdeel c;

    • b. de productie-installatie ingrijpend wordt uitgebreid of geheel wordt vervangen;

    • c. het een productie-installatie betreft die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties die ingrijpend wordt gerenoveerd;

    • d. het een productie-installatie betreft waarvoor reeds eerder subsidie op grond van dit besluit is verstrekt voor een of meer periodes van een bij ministeriële regeling te bepalen duur.

  • 4 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt verstrekt indien de productie-installatie in gebruik is genomen voor de datum waarop de subsidie is aangevraagd en waarvoor geen subsidie op grond van artikel 72m van de Elektriciteitswet 1998, artikel 2 van de Subsidieregeling opwekken duurzame elektriciteit in vergistingsinstallaties of dit besluit is verstrekt, tenzij:

    • a. de productie-installatie ingrijpend wordt uitgebreid of geheel wordt vervangen;

    • b. het een productie-installatie betreft die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties en die ingrijpend wordt gerenoveerd;

    • c. het een bestaande productie-installatie betreft die voor het eerst gebruik zal maken van hernieuwbare energiebronnen;

    • d. het een bestaande productie-installatie voor warmtekrachtkoppeling betreft die voor het eerst de warmte nuttig zal gebruiken.

  • 5 Geen subsidie als bedoeld in artikel 2 wordt verstrekt indien een productie-installatie geheel of gedeeltelijk bestaat uit gebruikte materialen, tenzij het een productie-installatie betreft die behoort tot een bij ministeriële regeling aangewezen categorie productie-installaties.

  • 6 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het tweede tot en met het vijfde lid.

Artikel 4

Onze Minister kan reeds ontvangen of genoten overheidssteun dan wel in de toekomst te ontvangen of te genieten overheidssteun die er toe leidt dat de totale aan de producent verleende overheidssteun meer bedraagt dan is toegestaan ingevolge voor de Staat geldende verplichtingen krachtens een verdrag, in mindering brengen op de subsidie bedoeld in artikel 2.

Artikel 5

Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, derde lid, onderdeel b of vierde lid, onderdeel a, komt uitsluitend hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling die als gevolg van deze uitbreiding extra is geproduceerd voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6

  • 1 De periode waarover subsidie wordt verstrekt vangt aan op het in de beschikking tot subsidieverlening aangegeven tijdstip van ingebruikname van de productie-installatie, met dien verstande dat de periode waarover subsidie wordt verstrekt niet later aanvangt dan drie jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2 Onze Minister kan op verzoek van de subsidie-ontvanger voorafgaand aan de periode waarover subsidie wordt verstekt, het tijdstip van aanvang van de periode waarover subsidie wordt verstrekt eenmaal wijzigen met dien verstande dat dit tijdstip niet later wordt vastgesteld dan een jaar na het oorspronkelijke tijdstip van aanvang.

  • 3 Indien met toepassing van artikel 3 subsidie wordt verstrekt zijn voor het vaststellen van de periode waarover subsidie wordt verstrekt het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder ingebruikname van de productie-installatie wordt verstaan de ingebruikname van de ingrijpend uitgebreide, de geheel vervangen of de ingrijpend gerenoveerde productie-installatie dan wel het moment waarop voor het eerst gebruik wordt gemaakt van hernieuwbare energiebronnen of de warmte voor het eerst nuttig wordt gebruikt.

Artikel 7

Bij ministeriële regeling wordt bepaald over welke periode voor een categorie productie-installaties subsidie wordt verstrekt. Deze periode kan verschillen voor verschillende categorieën productie-installaties of verschillende wijzen van verdeling van het beschikbare bedrag.

§ 3. Subsidie voor hernieuwbare elektriciteit

§ 3.1. Algemeen

Artikel 8

  • 1 Aan de producent van hernieuwbare elektriciteit die is geproduceerd door een bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, aan te wijzen categorie productie-installaties voor hernieuwbare elektriciteit, kan subsidie worden verleend.

  • 2 Indien voor de productie van hernieuwbare elektriciteit door een bepaalde categorie productie-installaties subsidie wordt verleend, wordt bij ministeriële regeling de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag bepaald.

§ 3.2. Subsidie volgorde binnenkomst

Artikel 9

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 8, tweede lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van binnenkomst.

Artikel 10

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt, na overleg met Onze Minister van Financiën, een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van hernieuwbare elektriciteit. Daarbij wordt per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen perioden worden vastgesteld waarbinnen de aanvragen ontvangen moeten zijn.

Artikel 11

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een basisbedrag per kWh vastgesteld voor de subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit.

  • 2 Het basisbedrag bedraagt ten hoogste de gemiddelde kosten per kWh voor het produceren van hernieuwbare elektriciteit per categorie productie-installaties.

  • 3 Voor de kWh die voor subsidie in aanmerking komen kunnen verschillende basisbedragen gelden die zijn gerelateerd aan:

    • a. de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt;

    • b. het aantal vollasturen van de productie-installatie;

    • c. het rendement van de productie-installatie.

Artikel 12

Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het basisbedrag, bedoeld in artikel 14 en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 16, een basiselektriciteitsprijs per kWh vastgesteld die kan verschillen per categorie productie-installaties.

Artikel 13

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 11, en de basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 12, die gelden op het moment van aanvraag van de subsidie, gelden gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 14

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het basisbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de elektriciteitsprijs of, indien de elektriciteitsprijs lager is dan de in artikel 12 bedoelde basiselektriciteitsprijs, de in artikel 12 bedoelde basiselektriciteitsprijs;

    • b. de waarde van garanties van oorsprong;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van elektriciteit en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het basisbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per kWh in verband met de opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 4 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 5 Indien een productie-installatie geheel of gedeeltelijk bestaat uit gebruikte materialen, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende bedrag vaststellen.

  • 6 Indien een productie-installatie ingrijpend wordt gerenoveerd, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende bedrag vaststellen.

  • 7 Indien het ingevolge het eerste, tweede, vijfde of zesde lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 15

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op een elektriciteitsnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 14 geldende gecorrigeerde basisbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid, voor een categorie van productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

Artikel 16

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het basisbedrag, bedoeld in artikel 11, en de basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 12, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kWh.

§ 3.3. Subsidie volgorde rangschikking

Artikel 17

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 8, tweede lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van rangschikking.

Artikel 18

Bij ministeriële regeling wordt, na overleg met Onze Minister van Financiën, een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van hernieuwbare elektriciteit voor in de bij die regeling vastgestelde periode ontvangen aanvragen. Daarbij wordt per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld.

Artikel 19

  • 1 Bij de aanvraag tot subsidieverlening wordt door de producent een tenderbedrag per kWh opgegeven.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een maximum tenderbedrag per kWh voor hernieuwbare elektriciteit bepaald.

  • 3 Het maximum tenderbedrag bedraagt maximaal de gemiddelde kosten per kWh voor het produceren van hernieuwbare elektriciteit per categorie van productie-installaties.

Artikel 20

Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het tenderbedrag, bedoeld in artikel 22, en de vaststelling van bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 24, een basiselektriciteitsprijs per kWh vastgesteld die kan verschillen per categorie productie-installaties.

Artikel 21

  • 1 Het door de producent opgegeven tenderbedrag, bedoeld in artikel 19, eerste lid, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

  • 2 De basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 20, die geldt op het moment van aanvraag van de subsidie, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 22

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het tenderbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de elektriciteitsprijs of, indien de elektriciteitsprijs lager is dan de in artikel 20 bedoelde basiselektriciteitsprijs, de in artikel 20 bedoelde basiselektriciteitsprijs;

    • b. de waarde van de garanties van oorsprong;

    • c. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van hernieuwbare elektriciteit en de relevante gemiddelde marktprijs van elektriciteit en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het tenderbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per kWh opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 4 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 5 Indien het ingevolge het eerste of tweede lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 23

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor garanties van oorsprong zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit in het betreffende kalenderjaar een hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit heeft geproduceerd en op een elektriciteitsnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 22 geldende gecorrigeerde basisbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid voor een categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

Artikel 24

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het tenderbedrag, bedoeld in artikel 19, en de basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 20, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kWh.

§ 4. Subsidie voor hernieuwbaar gas

§ 4.1. Algemeen

Artikel 25

  • 1 Aan de producent van hernieuwbaar gas dat is geproduceerd door een bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, aan te wijzen categorie productie-installaties voor hernieuwbaar gas, kan subsidie worden verleend.

  • 2 Indien voor de productie van hernieuwbaar gas door een bepaalde categorie productie-installaties subsidie wordt verleend, wordt bij ministeriële regeling de wijze van verdeling van de subsidie bepaald.

§ 4.2. Subsidie volgorde binnenkomst

Artikel 26

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 25, tweede lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van binnenkomst.

Artikel 27

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt, na overleg met Onze Minister van Financiën, een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van hernieuwbaar gas. Daarbij wordt per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen perioden worden vastgesteld waarbinnen de aanvragen ontvangen moeten zijn.

Artikel 28

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een basisbedrag per Nm3 aardgasequivalent vastgesteld voor de subsidie voor de productie van hernieuwbaar gas.

  • 2 Het basisbedrag bedraagt ten hoogste de gemiddelde kosten per Nm3 aardgasequivalent voor het produceren van hernieuwbaar gas per categorie van productie-installaties.

  • 3 Voor de Nm3 aardgasequivalent die voor subsidie in aanmerking komen kunnen verschillende basisbedragen gelden die zijn gerelateerd aan:

    • a. de hoeveelheid geproduceerde Nm3 aardgasequivalent die voor subsidie in aanmerking komt;

    • b. het aantal vollasturen van de productie-installatie;

    • c. het rendement van de productie-installatie.

Artikel 29

Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het basisbedrag, bedoeld in artikel 31 en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 33, een basisgasprijs per Nm3 aardgasequivalent vastgesteld die kan verschillen per categorie productie-installaties.

Artikel 30

Het basisbedrag, bedoeld in artikel 28, en de basisgasprijs, bedoeld in artikel 29, die gelden op het moment van aanvraag van de subsidie, gelden gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 31

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het basisbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de gasprijs of, indien de gasprijs lager is dan de in artikel 29 bedoelde basisgasprijs, de in artikel 29 bedoelde basisgasprijs;

    • b. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van de hernieuwbaar gas en de relevante gemiddelde marktprijs van gas en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het basisbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per Nm3 aardgasequivalent in verband met opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden jaarlijks voor 1 april de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 4 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 5 Indien een productie-installatie geheel of gedeeltelijk bestaat uit gebruikte materialen, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende subsidiebedrag vaststellen.

  • 6 Indien een productie-installatie ingrijpend wordt gerenoveerd, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op het ingevolge het eerste lid geldende subsidiebedrag vaststellen.

  • 7 Indien het ingevolge het eerste, tweede, vijfde of zesde lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 32

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal Nm3 aardgasequivalent dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt die een producent van hernieuwbaar gas in dat kalenderjaar heeft geproduceerd en op een gasnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 31 geldende gecorrigeerde basisbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal Nm3 aardgasequivalent dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal Nm3 aardgasequivalent dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal Nm3 aardgasequivalent, bedoeld in het tweede lid, per categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

Artikel 33

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het basisbedrag, bedoeld in artikel 28, en de basisgasprijs, bedoeld in artikel 29, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal Nm3 aardgasequivalent.

§ 4.3. Subsidie volgorde rangschikking

Artikel 34

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 25, tweede lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van rangschikking.

Artikel 35

Bij ministeriële regeling wordt, na overleg met Onze Minister van Financiën, een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van hernieuwbaar gas voor de in bij die regeling vastgestelde periode ontvangen aanvragen. Daarbij wordt per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld.

Artikel 36

  • 1 Bij de aanvraag tot subsidieverlening wordt door de producent een tenderbedrag per Nm3 aardgasequivalent opgegeven.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt per categorie productie-installaties een maximum tenderbedrag per Nm3 aardgasequivalent voor hernieuwbaar gas bepaald.

  • 3 Het maximum tenderbedrag bedraagt maximaal de gemiddelde kosten per Nm3 aardgasequivalent voor het produceren van hernieuwbaar gas per categorie productie-installaties voor hernieuwbaar gas.

Artikel 37

Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, wordt ten behoeve van de correctie van het tenderbedrag, bedoeld in artikel 39, en de vaststelling van het bedrag dat de subsidie ten hoogste bedraagt, bedoeld in artikel 41, een basisgasprijs per Nm3 aardgasequivalent vastgesteld die kan verschillen voor verschillende categorieën productie-installaties.

Artikel 38

  • 1 Het door de producent opgegeven tenderbedrag, bedoeld in artikel 36, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

  • 2 De basisgasprijs, bedoeld in artikel 37, die geldt op het moment van aanvraag van de subsidie, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 39

  • 1 Voor elke subsidie-ontvanger geldt dat het tenderbedrag in elk kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt wordt gecorrigeerd met:

    • a. de gasprijs of, indien de gasprijs lager is dan de in artikel 29 bedoelde basisgasprijs is, de in artikel 29 bedoelde basisgasprijs;

    • b. andere bij ministeriële regeling vast te stellen correcties die een substantiële invloed hebben op het verschil tussen de gemiddelde kostprijs van het hernieuwbaar gas en de relevante gemiddelde marktprijs van gas en die voortvloeien uit maatregelen van de overheid.

  • 2 In de beschikking tot subsidieverlening kan Onze Minister bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, het tenderbedrag wordt gecorrigeerd met een bedrag per Nm3 aardgasequivalent in verband met opbrengsten die voor de subsidie-ontvanger voortvloeien uit het systeem van verhandelbare broeikasgasemissierechten, bedoeld in titel 16.2 van de Wet milieubeheer.

  • 3 Bij ministeriële regeling wordt jaarlijks voor 1 april de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het voorgaande kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 4 Ten behoeve van de voorschotverlening worden bij ministeriële regeling jaarlijks voor 1 november de in het eerste en tweede lid bedoelde correcties voor het volgende kalenderjaar vastgesteld, die kunnen verschillen per categorie productie-installaties.

  • 5 Indien het ingevolge het eerste of tweede lid geldende bedrag negatief is, bedraagt het bedrag nul.

Artikel 40

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal Nm3 aardgasequivalent dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt die een producent van hernieuwbaar gas in dat kalenderjaar heeft geproduceerd en op een gasnet heeft ingevoed, met

      • 2°. het voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 39 geldende gecorrigeerde basisbedrag, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal Nm3 aardgasequivalent dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal Nm3 aardgasequivalent dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal Nm3 aardgasequivalent, bedoeld in het tweede lid, per categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

Artikel 41

De subsidie bedraagt ten hoogste het verschil tussen het tenderbedrag, bedoeld in artikel 36, en de basisgasprijs, bedoeld in artikel 37, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal Nm3 aardgasequivalent.

§ 5. Subsidie voor elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling

§ 5.1. Algemeen

Artikel 42

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, kunnen categorieën productie-installaties die elektriciteit produceren door middel van warmtekrachtkoppeling worden aangewezen waarvoor subsidie kan worden verleend.

  • 2 Indien voor een categorie productie-installaties die elektriciteit opwekt door middel van warmtekrachtkoppeling subsidie wordt verleend, wordt bij ministeriële regeling de wijze van verdeling van de subsidie bepaald.

§ 5.2. Subsidie volgorde binnenkomst

Artikel 43

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 42, tweede lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van binnenkomst.

Artikel 44

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt, na overleg met Onze Minister van Financiën, een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling. Daarbij wordt per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld.

  • 2 Bij ministeriële regeling kunnen perioden worden vastgesteld waarbinnen de aanvragen ontvangen moeten zijn.

Artikel 45

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, worden per categorie van productie-installaties jaarlijks voor 1 november voorafgaand aan een kalenderjaar subsidiebedragen per kWh waarvoor certificaten voor elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling zijn verstrekt, vastgesteld.

  • 2 Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste het verschil in de gemiddelde productiekosten van warmte en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling en de gemiddelde marktprijzen van warmte en elektriciteit.

  • 3 Voor de kWh die voor subsidie in aanmerking komen, kunnen verschillende bedragen gelden die zijn gerelateerd aan de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt.

Artikel 46

De subsidiebedragen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, die gelden op de eerste dag van een kalenderjaar, gelden voor dat kalenderjaar.

Artikel 47

  • 1 Indien een productie-installatie geheel of gedeeltelijk bestaat uit gebruikte materialen, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op de ingevolge artikel 45, eerste lid, geldende subsidiebedragen vaststellen.

  • 2 Indien een productie-installatie ingrijpend wordt gerenoveerd, kan Onze Minister in de beschikking tot subsidieverlening een correctie op de ingevolge artikel 45, eerste lid, geldende subsidiebedragen vaststellen.

  • 3 Indien het ingevolge het eerste of tweede geldende subsidiebedrag negatief is, bedraagt het subsidiebedrag nul.

Artikel 48

  • 1 De subsidie die een subsidie-ontvanger ontvangt wordt bepaald door:

    • a. met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal kWh dat in elk kalenderjaar voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor certificaten voor elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling zijn uitgegeven, die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie een hoeveelheid elektriciteit heeft opgewekt en op een elektriciteitsnet of een Nederlandse installatie heeft ingevoed, met

      • 2°. de voor het betreffende kalenderjaar op basis van artikel 45 geldende subsidiebedragen of op basis van artikel 47 geldende gecorrigeerde subsidiebedragen, en

    • b. de overeenkomstig onderdeel a berekende bedragen voor ieder kalenderjaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt bij elkaar op te tellen.

  • 2 Het aantal kWh dat jaarlijks voor subsidie in aanmerking komt bedraagt ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh dat per jaar kan verschillen en dat gebaseerd is op het vermogen van de installatie en het aantal vollasturen.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid, per categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

Artikel 49

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt een subsidiebedrag per kWh vastgesteld waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 2 Het subsidiebedrag, bedoeld in het eerste lid, dat geldt op het moment van aanvraag van de subsidie, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag, bedoeld in het eerste lid, vermenigvuldigd met het in de beschikking tot subsidieverlening voor de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt bepaald maximum aantal kWh.

§ 5.3. Subsidie volgorde rangschikking

Artikel 50

De bepalingen in deze paragraaf gelden indien ingevolge artikel 42, tweede lid, wordt gekozen voor verdeling op volgorde van rangschikking.

Artikel 51

Bij ministeriële regeling wordt, na overleg met Onze Minister van Financiën, een subsidieplafond vastgesteld voor het verlenen van subsidies voor de productie van elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling voor de in bij die regeling vastgestelde periode ontvangen aanvragen. Daarbij wordt per categorie productie-installaties een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld.

Artikel 52

  • 1 Bij regeling van Onze Minister, na overleg met Onze Minister van Financiën, worden per categorie productie-installaties jaarlijks voor 1 november voorafgaand aan een kalenderjaar maximum bedragen per kWh waarvoor certificaten voor elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling zijn verstrekt, vastgesteld.

  • 2 Het maximum bedrag per kWh bedraagt ten hoogste het verschil in de gemiddelde productiekosten van warmte en elektriciteit door middel van warmtekrachtkoppeling en de gemiddelde marktprijzen van warmte en elektriciteit.

  • 3 Voor de kWh die voor subsidie in aanmerking komen, kunnen verschillende bedragen gelden die zijn gerelateerd aan de hoeveelheid geproduceerde kWh die voor subsidie in aanmerking komt.

  • 4 Bij de aanvraag tot subsidieverlening wordt door de producent een percentage opgegeven waarmee de maximum bedragen per kWh in de beschikking tot subsidieverlening gekort zal worden.

Artikel 53

  • 1 De maximum bedragen, bedoeld in artikel 52, eerste lid, die gelden op de eerste dag van elk kalenderjaar, gelden voor dat kalenderjaar.

  • 2 Het percentage, bedoeld in artikel 52, vierde lid, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

Artikel 54

  • 1 De subsidie bedraagt de som van de bedragen die in elk jaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt worden vastgesteld door het voor dat jaar geldende subsidiebedrag, bedoeld in artikel 52, eerste lid, te korten met het percentage, bedoeld in artikel 52, vierde lid, en de uitkomst hiervan te vermenigvuldigen met het aantal kWh dat voor subsidie in aanmerking komt en waarvoor certificaten zijn verstrekt die aantonen dat de producent met zijn productie-installatie een hoeveelheid elektriciteit heeft geproduceerd door middel van warmtekrachtkoppeling en deze op een elektriciteitsnet of een Nederlandse installatie heeft ingevoed en die betrekking hebben op het desbetreffende jaar.

  • 2 Jaarlijks wordt subsidie verstrekt tot een bij de beschikking tot subsidieverlening bepaald maximum aantal kWh.

  • 3 Bij ministeriële regeling kan ten behoeve van de berekening van het maximum aantal kWh, bedoeld in het tweede lid, per categorie productie-installaties een maximum aantal vollasturen worden bepaald.

Artikel 55

  • 1 Bij ministeriële regeling wordt een bedrag per kWh vastgesteld waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

  • 2 Het bedrag, bedoeld in het eerste lid, dat geldt op het moment van aanvraag van de subsidie, geldt gedurende de gehele periode waarover subsidie wordt verstrekt.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag, bedoeld in het eerste lid, gekort met het percentage, bedoeld in artikel 52, vierde lid, vermenigvuldigd met het aantal in de beschikking tot subsidieverlening bepaald maximum kWh.

§ 6. Algemene bepalingen over aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 56

  • 1 Een aanvraag om subsidieverlening wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat bij ministeriële regeling is vastgesteld.

  • 2 Een aanvraag gaat, overeenkomstig hetgeen op het formulier is vermeld, vergezeld van:

    • a. een omschrijving van de productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b. een onderbouwde opgave van de hoeveelheid op te wekken en in te voeden kWh of Nm3 per kalenderjaar gedurende de periode waarover subsidie wordt verstrekt;

    • c. indien voor de productie-installatie één of meer vergunningen op grond van de Woningwet, de Wet Milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn vereist, de door het bevoegde gezag verleende vergunningen;

    • d. een plan voor het in gebruik nemen en exploiteren van de productie-installatie;

    • e. overige op het formulier aangegeven bescheiden.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen categorieën productie-installaties worden aangewezen waarop lid 2, onderdeel c, ten dele of niet van toepassing is.

Artikel 57

  • 1 Onze Minister beslist op een aanvraag:

    • a. om een subsidie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling die wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst, binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag;

    • b. om een subsidie voor hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas of elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling die wordt verdeeld op volgorde van rangschikking, binnen dertien weken na de laatste dag van de bij ministeriële regeling vastgestelde periode.

  • 2 De in het eerste lid genoemde perioden kunnen éénmaal met ten hoogste dertien weken worden verlengd.

Artikel 58

  • 1 Ingeval van verdeling op volgorde van binnenkomst, verdeelt Onze Minister het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de wettelijke voorschriften als datum van ontvangst geldt.

  • 2 Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare subsidieplafond zou worden overschreden, stelt de minister de volgorde van ontvangst van deze aanvragen vast door middel van loting.

  • 3 Aanvragen die worden ontvangen op werkdagen na 17.00 uur of andere dagen, worden aangemerkt als ontvangen op de eerstvolgende werkdag.

Artikel 59

Onze Minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan dit besluit en de daarop berustende bepalingen;

  • b. hij het onaannemelijk acht dat de productie-installatie binnen 3 jaar in gebruik wordt genomen;

  • c. onvoldoende vertrouwen bestaat in de economische haalbaarheid van de productie-installatie.

Artikel 60

  • 1 Onze Minister rangschikt de aanvragen waarop niet met toepassing van het artikel 59 afwijzend wordt beslist zodanig dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt indien:

    • a. voor hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbaar gas het tenderbedrag per kWh of per Nm3 lager is;

    • b. voor elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling het kortingspercentage hoger is;

    • c. er meer sprake is van technologische- of brandstofinnovatie;

    • d. voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbaar gas sprake is van meer netto broeikasgas-reductie ten opzichte van de productie van energie uit niet-hernieuwbare bronnen;

    • e. voor elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling meer sprake is van het vermijden van negatieve externe effecten door het verminderen van emissies van kooldioxide.

  • 2 Voor de rangschikking kunnen bij ministeriële regeling regels worden vastgesteld met betrekking tot:

    • a. wegingsfactoren voor de criteria, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de toepassing van de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen c, d en e.

  • 3 Onze Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van rangschikking van de aanvragen.

§ 7. Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 61

  • 1 De subsidie-ontvanger neemt de productie-installatie zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen vier jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening in gebruik.

  • 2 Een subsidie-ontvanger mag, behoudens ontheffing van Onze Minister, tot de datum van ingebruikname van een productie-installatie een beschikking tot subsidieverlening niet overdragen aan een derde.

Artikel 62

  • 1 De subsidie-ontvanger realiseert en exploiteert de productie-installatie overeenkomstig het plan zoals ingediend bij de aanvraag om subsidie.

  • 2 De verplichting bedoeld in het eerste lid, geldt tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld.

  • 3 Onze Minister kan voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van de realisatie of exploitatie van de productie-installatie in afwijking van het plan op voorafgaand verzoek van de subsidie-ontvanger schriftelijk ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere verplichtingen voor de subsidie-ontvanger worden opgelegd, die kunnen verschillen per categorie van productie-installaties.

Artikel 63

  • 1 In de beschikking tot subsidieverlening kunnen aan de subsidie-ontvanger rapportageverplichtingen worden opgelegd over de duurzaamheid van biomassa waarmee hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en elektriciteit opgewekt door middel van warmtekrachtkoppeling wordt opgewekt.

  • 2 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de rapportageverplichting.

Artikel 64

De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan Onze Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel 65

De subsidie-ontvanger verstrekt desgevraagd aan Onze Minister alle bescheiden, gegevens of inlichtingen die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie.

§ 8. Voorschotten

Artikel 66

  • 1 Op een subsidie waarvan een beschikking tot subsidieverlening geldt, verstrekt Onze Minister op aanvraag maximaal één maal per jaar een voorschot.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat bij ministeriële regeling is vastgesteld.

  • 3 De aanvraag gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze van aanvragen en beoordelen van voorschotten.

Artikel 67

  • 1 Een voorschot aan een subsidie-ontvanger die hernieuwbare elektriciteit produceert bedraagt het product van:

    • a. het aantal kWh dat volgens de aanvraag om een voorschot zal worden geproduceerd in het kalenderjaar waarop de aanvraag om een voorschot betrekking heeft, en

    • b. het basisbedrag dan wel het tenderbedrag verminderd met de op grond van artikel 14, vierde lid, dan wel artikel 22, vierde lid, vastgestelde correcties,

    met dien verstande dat in het daaropvolgende kalenderjaar de hoogte van het voorschot wordt vastgesteld op basis van het in het voorgaande kalenderjaar feitelijk geproduceerde en voor subsidie in aanmerking komend aantal kWh en het gecorrigeerde bedrag, bedoeld in artikel 14, derde lid, dan wel artikel 22, derde lid.

  • 2 Een voorschot aan een subsidie-ontvanger die hernieuwbaar gas produceert bedraagt het product van:

    • a. het aantal Nm3 aardgasequivalent dat volgens de aanvraag om een voorschot zal worden geproduceerd in het kalenderjaar waarop de aanvraag om een voorschot betrekking, en

    • b. het basisbedrag dan wel het tenderbedrag verminderd met de op grond van artikel 31, vierde lid, dan wel artikel 39, vierde lid, vastgestelde correcties,

    met dien verstande dat in het daaropvolgende kalenderjaar de hoogte van het voorschot wordt vastgesteld op basis van het in het voorgaande kalenderjaar feitelijk geproduceerde en voor subsidie in aanmerking komend aantal Nm3 aardgasequivalent en het gecorrigeerde bedrag, bedoeld in artikel 31, derde lid, dan wel artikel 39, derde lid.

  • 3 Een voorschot aan een subsidie-ontvanger die elektriciteit opwekt door middel van warmtekrachtkoppeling bedraagt het product van:

  • 4 Onze Minister verstrekt per jaar slechts een voorschot tot ten hoogste in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde maximum aantal kWh of Nm3 aardgasequivalent.

Artikel 68

  • 2 Indien de som van de maandelijkse bedragen die in een kalenderjaar zijn verstrekt minder dan wel meer bedraagt dan de hoogte van het voorschot dat na afloop van het kalenderjaar wordt vastgesteld, kan Onze Minister dit verrekenen met de nog te verstrekken maandelijkse bedragen.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de berekening van de maandelijkse bedragen.

Artikel 69

Onze Minister beschikt afwijzend op een aanvraag om een voorschot, indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, indien hij failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

§ 9. Subsidievaststelling

Artikel 70

  • 1 De subsidie-ontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in binnen zes maanden na het tijdstip waarop periode waarover subsidie wordt verstrekt, bepaald in de beschikking tot subsidieverlening, is verstreken.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat bij ministeriële regeling is vastgesteld.

  • 3 De aanvraag gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 71

Onze Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

§ 10. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 72

Onze Minister publiceert binnen vier jaar na de inwerkingtreding van dit besluit een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van dit besluit.

Artikel 73

In afwijking van artikel 3, vierde lid, kan een producent bij de eerste maal dat subsidie op grond van dit besluit kan worden aangevraagd voor een productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit verzoeken dat de voor subsidie in aanmerking komende periode aanvangt voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat een aanvang voor 18 augustus 2006 niet mogelijk is en dat deze aanvraag betrekking heeft op een productie-installatie die na 18 augustus 2006 in gebruik is genomen.

Artikel 74

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 14, vierde lid, 22, vierde lid, 31, vierde lid, 39, vierde lid, 45, eerste lid en 52, eerste lid, worden de in die artikelen bedoelde correcties voor 2008 gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit besluit vastgesteld.

Artikel 75

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 76

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit stimulering duurzame energieproductie.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de bijbehorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 oktober 2007

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Uitgegeven de dertigste oktober 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin