Tijdelijke subsidieregeling capaciteitsuitbreiding buitenschoolse opvang

[Regeling vervallen per 23-01-2014.]
Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-01-2014 en zichtdatum 23-01-2014.
Geldend van 14-10-2010 t/m 22-01-2014

Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 29 oktober 2007, nr. PO/KOV/2007/44127, houdende het verstrekken van subsidie in verband met een uitbreiding van de capaciteit in de buitenschoolse opvang (Tijdelijke subsidieregeling capaciteitsuitbreiding buitenschoolse opvang)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepaling

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 3. Doel subsidieverstrekking

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De Staatssecretaris verstrekt subsidie voor realisering van voorzieningen voor buitenschoolse opvang die bijdragen aan de vermindering van het tekort aan opvangplaatsen voor buitenschoolse opvang.

Artikel 4. Subsidieontvanger

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De subsidie wordt verleend aan de houder van een kindercentrum.

Artikel 5. Vaststelling subsidieplafond

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 Voor subsidieverlening op grond van deze regeling is een bedrag van ten hoogste € 5.000.000,– beschikbaar, waarvan:

    • a. € 2.000.000,– beschikbaar is voor voorzieningen in de vorm van bso-units;

    • b. € 1.000.000,– beschikbaar is voor voorzieningen die worden gerealiseerd door aanpassing van ruimtes in een schoolgebouw;

    • c. € 2.000.000,– beschikbaar is voor andere voorzieningen, dan die als genoemd onder a en b.

  • 2 Indien een van de subsidieplafonds, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c, na verdeling van het beschikbare bedrag op grond van artikel 9, na het verstrijken van de termijn voor indiening van aanvragen, bedoeld in artikel 8, niet is bereikt, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan de andere subsidiebudgetten naar rato van de hoogte van de bedragen, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met c.

  • 3 Indien twee van de subsidieplafonds, genoemd in het eerste lid, na verdeling van het beschikbare bedrag op grond van artikel 9, na het verstrijken van de termijn voor indiening van aanvragen, bedoeld in artikel 8, niet zijn bereikt, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het resterende subsidiebudget.

Artikel 6. Subsidiebedrag per opvangplaats

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De subsidie voor de subsidieontvanger bedraagt:

Artikel 7. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De subsidie wordt op aanvraag verleend.

  • 2 De subsidieaanvraag wordt op een volledig ingevuld en door de houder ondertekend en het bevoegd gezag van ten minste één school meeondertekend formulier met het kenmerk CFI-67025, ingediend bij CFI, ter attentie van Unit BGS, postbus 606, 2700 ML Zoetermeer. Dit formulier is te downloaden via www.cfi.nl, onder ‘formulieren’.

  • 3 Bij de subsidieaanvraag verklaart de houder dat hij de voorziening niet zal gebruiken voor andere doeleinden dan kinderopvang gedurende een periode van ten minste drie jaar na de datum waarop het inspectiebezoek heeft plaatsgevonden ten behoeve van het inspectierapport, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a.

    In het geval een huurovereenkomst als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, onder 1°, betrekking heeft op een schoolruimte, blijft een ontbindende voorwaarde dat de gemeente de ruimte kan terugvorderen voor onderwijsdoeleinden, buiten beschouwing bij de beoordeling van de periode van drie jaar.

  • 4 De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een voor de bouw of verbouw van de voorziening vereiste bouwvergunning die aan de houder is afgegeven na 18 september 2007;

    • b. in geval van een voorziening waarvoor geen bouwvergunning vereist is:

      • 1°. een huur- of lease-overeenkomst tussen de houder en de verhuurder van de voorziening waaruit blijkt dat de huur- of lease-overeenkomst is gesloten na 18 september 2007, dan wel

      • 2°. een na 18 september 2007 gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de te realiseren voorziening waaruit blijkt dat de houder eigenaar is van de voorziening.

  • 5 Een aanvraag heeft steeds betrekking op één voorziening.

  • 6 Een aanvrager kan ten hoogste vijf aanvragen indienen.

Artikel 8. Termijn indiening

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De subsidieaanvraag dient uiterlijk op 1 augustus 2008 door CFI te zijn ontvangen. Na 1 augustus 2008 ontvangen aanvragen worden afgewezen.

Artikel 9. Criteria subsidieverlening

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Ter bepaling van het bereiken van het subsidieplafond en de verdeling van de subsidiebudgetten, genoemd in artikel 5, worden aanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld, met dien verstande, dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling door CFI is ontvangen, met betrekking tot de verdeling als datum van binnenkomst geldt.

Artikel 10. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 2 In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, worden de op grond van artikel 3 van deze regeling verleende subsidiebedragen verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat, een en ander naar rato van het aantal subsidieaanvragers aan wie subsidie is verleend en van de hoogte van de verleende subsidiebedragen.

Artikel 11. Informatieplicht

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

De subsidieontvanger werkt mee aan door of namens de Staatssecretaris ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de Staatssecretaris inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 12. Vaststelling en betaling subsidie

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

  • 1 De subsidie wordt vastgesteld en betaald binnen een maand nadat:

    • a. door de houder een afschrift is overgelegd van het eerste inspectierapport, vastgesteld op basis van het onderzoek, bedoeld in artikel 1.62, tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, na de datum waarop de voorziening in exploitatie is genomen, en dit rapport geen adviezen aan de gemeente tot het nemen van handhavingmaatregelen bevat, en

    • b. ten hoogste twaalf maanden zijn verstreken tussen de datum van subsidieverlening en de datum waarop het inspectiebezoek heeft plaatsgevonden dat ten grondslag ligt aan het onder a bedoelde rapport.

  • 2 Indien de houder kan aantonen dat meer dan zeven maanden zijn verstreken tussen de datum waarop hij de voorziening op grond van artikel 1.45, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen heeft gemeld aan het college van burgemeester en wethouders en de datum waarop het inspectiebezoek heeft plaatsgevonden dat ten grondslag ligt aan het rapport, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt de termijn van twaalf maanden, bedoeld in het eerste lid, onder b, verlengd met het aantal dagen waarmee de termijn van zeven maanden is overschreden.

  • 3 Indien het rapport, bedoeld in het eerste lid, onder a, één of meer adviezen bevat aan de gemeente tot het nemen van handhavingmaatregelen, en voorafgaand aan de aanvang van de exploitatie geen inspectiebezoek heeft plaatsgevonden, wordt in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder a, de subsidie vastgesteld en betaald binnen een maand nadat de houder een afschrift heeft overgelegd van het inspectierapport eerstvolgend op het rapport bedoeld in het eerste lid, onder a, indien dit eerstvolgende rapport geen adviezen aan de gemeente bevat tot het nemen van handhavingmaatregelen. Het eerste lid, onder b, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4 De subsidie wordt vastgesteld overeenkomstig de verlening, indien het aantal kindplaatsen, vermeld in een daartoe door de GGD ondertekende verklaring, overeenkomt met het aantal dat is opgegeven bij de aanvraag, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

  • 5 De subsidie wordt in afwijking van de verlening vastgesteld, indien het aantal kindplaatsen, vermeld in een daartoe door de GGD ondertekende verklaring, lager is dan het aantal dat is opgegeven bij de aanvraag, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

  • 6 De subsidieverlening kan worden ingetrokken indien op 31 december 2010 niet is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in het eerste of tweede lid.

Artikel 13. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 14. Citeertitel

[Regeling vervallen per 23-01-2014]

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling capaciteitsuitbreiding buitenschoolse opvang.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S.A.M. Dijksma