1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
aangewezen oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat op grond van artikel 1.7, eerste lid, onderdeel b, is aangewezen;
aardgas: in de natuur voorkomend methaan met maximaal 20 volumeprocent inerte en andere bestanddelen;
ADR: de op 30 september 1957 te Genève totstandgekomen Europese Overeenkomst betreffende
het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg (Trb. 1959, 171);
afgewerkte olie: afgewerkte olie als bedoeld in artikel 1 van het Besluit inzamelen afvalstoffen;
afleverinstallatie: geheel van de al dan niet onder de grond liggende tank of tanks met daaraan gekoppelde
leidingen, appendages, één of meer afleverzuilen, voorzover aanwezig, een kassa en,
voorzover aanwezig, één of meer betaalautomaten;
afvalmeeverbrandingsinstallatie: technische eenheid die in hoofdzaak is bestemd voor de opwekking van energie of de
fabricage van materiële producten en waarin afvalstoffen als normale of aanvullende
brandstof worden gebruikt, of waarin afvalstoffen thermisch worden behandeld ten behoeve
van verwijdering door de verbranding door oxidatie van afvalstoffen alsmede andere
thermische behandelingsprocessen voor zover de producten van de behandeling vervolgens
worden verbrand;
afvalstoffenlijst: afvalstoffenlijst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling Europese afvalstoffenlijst;
afvalverbrandingsinstallatie: technische eenheid die specifiek bestemd is voor de thermische behandeling van afvalstoffen,
waarin al dan niet de opgewekte warmte wordt teruggewonnen, door de verbranding door
oxidatie van afvalstoffen alsmede andere thermische behandelingsprocessen voor zover
de producten van de behandeling vervolgens worden verbrand;
afvalverbrandingsresiduen: vloeibare of vaste afvalstoffen die worden geproduceerd door een afvalverbrandingsinstallatie
of afvalmeeverbrandingsinstallatie;
afvangrendement: hoeveelheid damp van lichte olie die door een EU-systeem voor dampretour fase-II
wordt afgevangen, vergeleken met de hoeveelheid damp van lichte olie die in de atmosfeer
zou zijn uitgestoten zonder een dergelijk systeem, uitgedrukt als percentage;
agrarische activiteiten: geheel van activiteiten dat betrekking heeft op gewassen of landbouwhuisdieren voor
zover deze geteeld of gekweekt onderscheidenlijk gefokt, gemest, gehouden of verhandeld
worden, daaronder mede begrepen agrarisch gemechaniseerd loonwerk zoals het uitvoeren
van cultuurtechnische werken, mestdistributie, grondverzet of soortgelijke dienstverlening;
agrarische bedrijfsstoffen: dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn, kuilvoer, bijvoedermiddelen die
niet verpompbaar zijn, gebruikt substraatmateriaal van plantaardige oorsprong en restmateriaal
afkomstig van de teelt van gewassen, voor zover geen sprake is van inerte goederen;
ammoniakemissie: emissie van ammoniak, uitgedrukt in kilogram NH3 per jaar;
andere hernieuwbare brandstoffen: andere hernieuwbare brandstoffen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel
c, van Externe link: richtlijn 2003/30/EG;
assimilatiebelichting: kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de bevordering van het groeiproces
van gewassen;
autodemontagebedrijf: inrichting voor het demonteren van autowrakken;
autowrak:
-
1°. bedrijfsauto als bedoeld in de regeling op grond van artikel 21, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, met een gewicht van ten hoogste 3500 kilogram,
-
2°. personenauto als bedoeld in de regeling op grond van artikel 21, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, en
-
3°. bromfiets als bedoeld in de regeling op grond van artikel 21, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, niet zijnde een voertuig op twee wielen,
die een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de wet;
autowrakkenrichtlijn: richtlijn nr. 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie
van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269);
axiaalspuit: apparatuur voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in opgaande gewasrijen,
waarbij de spuitvloeistof, met luchtondersteuning horizontaal en schuin omhoog verspoten
wordt;
bedrijfsduurcorrectie: correctie als bedoeld in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, zijnde
de logaritmische verhouding tussen de tijdsduur dat de geluidsbron gedurende de beoordelingstijd
in werking is, en de duur van die beoordelingsperiode;
bedrijventerrein: cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in
een bestemmingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied, daaronder niet begrepen
een gezoneerd industrieterrein;
beheerder: beheerder als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet;
beperkt kwetsbaar object: beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
bijkomend gevaar: een gevaar naast de grootste gevaarseigenschap als bedoeld in het ADR;
bijvoedermiddel: plantaardig restproduct uit de land- en tuinbouw en uit de voedselbereiding en -verwerking,
uitgezonderd voedselresten afkomstig van restaurants, cateringfaciliteiten en keukens,
met inbegrip van centrale keukens en keukens van huishoudens;
binnenschietbaan: een schietbaan of een combinatie van schietbanen in een gebouw of een deel van een
gebouw, zonder open zijden en met een gesloten afdekking;
biobrandstof: biobrandstof als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van Externe link: richtlijn 2003/30/EG, waaronder in elk geval de biobrandstoffen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van
Externe link: richtlijn 2003/30/EG, worden verstaan;
biocide: biocide als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
biologische productiemethode: productiemethode als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel q, van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007;
biomassa:
bodem: bovenste laag van de aardkorst die begrensd is door het vaste gesteente en het aardoppervlak,
bestaande uit minerale deeltjes, organisch materiaal, water, lucht en levende organismen;
bodembedreigende activiteit: bedrijfsmatige activiteit die gepaard gaat met het gebruik, de productie of de emissie
van een bodembedreigende stof;
bodembedreigende stof: stof die de bodem kan verontreinigen als bedoeld in bijlage 2 van deel 3 van de NRB,
en stoffen of mengsels als omschreven in artikel 3 van de EG-verordening indeling,
etikettering en verpakking van stoffen en mengsels die de bodem kunnen verontreinigen;
bodembeschermende maatregel: op de gebezigde stoffen en gebruikte bodembeschermende voorziening toegesneden beheermaatregel
gericht op reparatie, schoonmaak, onderhoud, actie bij incidenten, bedrijfsinterne
controle, inspectie of toezicht, ter voorkoming van immissies in de bodem of herstel
van de effecten van zulke immissies op de bodemkwaliteit, waarvan de uitvoering is
gewaarborgd;
bodembeschermende voorziening: een vloeistofkerende voorziening, een vloeistofdichte vloer of verharding of een
andere doelmatige fysieke voorziening, ter voorkoming van immissies in de bodem;
bodemzijdig vermogen: grootste hoeveelheid energie, uitgedrukt in kW, die het bodemzijdig deel van een
gesloten bodemenergiesysteem bij normaal gebruik kan uitwisselen met de bodem;
bovengrondse opslagtank: opslagtank niet zijnde een ondergrondse opslagtank en niet zijnde een ladingtank
van een bunkerstation;
brandcompartiment: brandcompartiment als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012;
brandstof: vaste, vloeibare of gasvormige brandbare stof;
BTEX: benzeen, tolueen, ethylbenzeen en xyleen;
bunkerstation: drijvend bouwsel dat wegens zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst en
dat bestemd of in gebruik is voor de opslag of levering van brandstof voor voortstuwing
van schepen;
coating: mengsel, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische oplosmiddelen
of mengsels, dat wordt gebruikt om op een oppervlak voor een decoratief, beschermend
of ander functioneel effect te zorgen;
composteren: omzetten van groenafval en hulpstoffen in een product dat geheel of grotendeels bestaat
uit een of meer organische afvalstoffen die met behulp van micro-organismen zijn afgebroken
en omgezet tot een zodanig stabiel eindproduct dat daarin alleen nog een langzame
afbraak van humeuze verbindingen plaatsvindt;
composteringshoop: hoop van groenafval en hulpstoffen, opgezet met als doel dit materiaal te composteren;
concentratiegebied: concentratiegebied als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;
consumentenvuurwerk: consumentenvuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit;
CMR-stof: stof of preparaat die volgens bijlage I bij Externe link: Richtlijn nr. 67/548/EEG geclassificeerd is als Kankerverwekkend categorie 1 of 2 of als Mutageen categorie
1 of 2 of als «Voor de voortplanting giftig» categorie 1 of 2;
damp/lichte olie-verhouding: verhouding tussen het volume bij atmosferische druk van damp van lichte olie die
door een EU-systeem voor dampretour fase-II loopt en het volume van de geleverde lichte
olie;
debiet van lichte olie: totale jaarlijkse hoeveelheid lichte olie die uit mobiele tanks aan een inrichting
wordt geleverd;
demontagebedrijf voor tweewielige motorvoertuigen: inrichting voor het demonteren van wrakken van tweewielige motorvoertuigen;
diercategorie: diercategorie als bedoeld in de regeling op grond van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij;
dieren met geuremissiefactor: dieren waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld op grond van artikel 10 van de Wet geurhinder en veehouderij;
dieren zonder geuremissiefactor: dieren waarvoor geen emissiefactor is vastgesteld op grond van artikel 10 van de Wet geurhinder en veehouderij;
dierenverblijf: al dan niet overdekte ruimte waarbinnen landbouwhuisdieren worden gehouden;
dierlijke bijproducten: bijproducten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van Verordening nr. 1774/2002
van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften
inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten;
dierlijke meststoffen: dierlijke meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Meststoffenwet;
dierplaats: dierplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij;
dieselmotor: verbrandingsmotor die werkt volgens de dieselcyclus en die gebruik maakt van compressieontsteking
om brandstof te verbranden;
diffuse emissie: emissie, in een andere vorm dan vanuit een puntbron, in de lucht, bodem of water,
almede in enig product, tenzij anders vermeld in tabel 2.28a;
digestaat: stabiel restproduct dat overblijft na het vergisten van ten minste 50% dierlijke
uitwerpselen met als nevenbestanddeel uitsluitend producten die krachtens artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet zijn aangewezen;
dioxinen en furanen: 2,3,7,8 -tetrachloordibenzodioxine (tcdd), 1,2,3,7,8 -pentachloordibenzodioxine (pecdd),
1,2,3,4,7,8 -hexachloordibenzodioxine (hxcdd), 1,2,3,6,7,8 -hexachloordibenzodioxine
(hxcdd), 1,2,3,7,8,9 -hexachloordibenzodioxine (hxcdd), 1,2,3,4,6,7,8 -heptachloordibenzodioxine
(hpcdd), octachloordibenzodioxine (ocdd), 2,3,7,8 -tetrachloordibenzofuraan (tcdf),
2,3,4,7,8 -pentachloordibenzofuraan (pecdf), 1,2,3,7,8 -pentachloordibenzofuraan (pecdf),
1,2,3,4,7,8 -hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 1,2,3,6,7,8 -hexachloordibenzofuraan
(hxcdf), 1,2,3,7,8,9 -hexachloordibenzofuraan (hxcdf), 2,3,4,6,7,8 -hexachloordibenzofuraan
(hxcdf), 1,2,3,4,6,7,8 -heptachloordibenzofuraan (hpcdf), 1,2,3,4,7,8,9 -heptachloordibenzofuraan
(hpcdf), of octachloordibenzofuraan (ocdf);
doelmatig beheer van afvalwater: zodanig beheer van afvalwater dat daarbij rekening wordt gehouden met de voorkeursvolgorde
aangegeven in artikel 10.29a van de wet;
donkerteperiode: periode van 1 november tot 1 april van 18.00 tot 24.00 uur en van 1 april tot 1 mei
en van 1 september tot 1 november van het tijdstip van een half uur na zonsondergang
tot 02.00 uur;
drainagewater: water dat wordt afgevoerd via een stelsel van geperforeerde buizen die in de grond
zijn aangebracht;
drainwater: voedingswater dat bij substraatteelt niet wordt opgenomen door het gewas;
driftarme dop: spuitdop als bedoeld in artikel 3.83, eerste lid, onderdeel a;
drijfmest: dierlijke meststoffen die verpompbaar zijn;
dwarsstroomspuit: apparatuur voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in opgaande gewasrijen
waarbij de spuitvloeistof in de hoogte gelijkmatig en links en rechts symmetrisch
wordt verdeeld;
emissiescherm: scherm ter beperking van het verwaaien van spuitvloeistof bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen
of bladmeststoffen;
equivalent geluidsniveau:: equivalent geluidsniveau als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
etmaalwaarde: de hoogste van de volgende drie waarden:
-
a. de waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 07.00 en 19.00 uur (dag);
-
b. de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 19.00 en 23.00 uur (avond);
-
c. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 23.00 en 07.00 uur (nacht);
EU-systeem voor dampretour fase-II: apparatuur als bedoeld in artikel 2, onder 6, van richtlijn nr. 2009/126/EG van het
Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 inzake fase II-benzinedampterugwinning
tijdens het bijtanken van motorvoertuigen in benzinestations (PbEU L 285);
gasdrukmeet- en regelstation categorie A: gasdrukmeet- en regelstation met:
-
– een ontwerpcapaciteit die kleiner of gelijk aan 650 normaal kubieke meter per uur
is met een maximale operationele inlaatzijdige werkdruk die kleiner of gelijk aan
0,1 bar is;
-
– een ontwerpcapaciteit die kleiner of gelijk aan 10 normaal kubieke meter per uur is
met een maximale operationele inlaatzijdige werkdruk die kleiner of gelijk aan 16
bar is;
gasdrukmeet- en regelstation categorie B: gasdrukmeet- en regelstation met een ontwerpcapaciteit die kleiner of gelijk aan
6000 normaal kubieke meter per uur is met een maximale operationele inlaatzijdige
werkdruk die kleiner of gelijk aan 16 bar is, niet zijnde een gasdrukmeet- en regelstation
categorie A;
gasdrukmeet- en regelstation categorie C: gasdrukmeet- en regelstation met een maximale operationele inlaatzijdige werkdruk
die kleiner of gelijk aan 100 bar is, niet zijnde een gasdrukmeet- en regelstation
categorie A of gasdrukmeet- en regelstation categorie B;
gasfles: een verplaatsbare drukhouder met een waterinhoud van niet meer dan 150 liter;
gasmotor: verbrandingsmotor die werkt volgens de ottocyclus en gebruikmaakt van vonkontsteking
of, in het geval van dual-fuelmotoren, compressieontsteking om brandstof te verbranden;
gasturbine: roterende machine die thermische energie in arbeid omzet, in hoofdzaak bestaande
uit een compressor, een thermisch toestel waarin brandstof wordt geoxideerd om het
werkmedium te verhitten, en een turbine;
geluidsgevoelige ruimte: geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
geluidsniveau: geluidsniveau in dB(A) als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
gesloten bodemenergiesysteem: installatie waarmee, zonder grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug
te brengen, gebruik wordt gemaakt van de bodem voor de levering van warmte of koude
ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door middel van
een gesloten circuit van leidingen, met inbegrip van een bijbehorende warmtepomp,
circulatiepomp en regeneratievoorziening, voor zover aanwezig;
geurgevoelig object: geurgevoelig object als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;
gevaarlijke stoffen: stoffen en voorwerpen, waarvan het vervoer volgens het ADR is verboden of slechts
onder daarin opgenomen voorwaarden is toegestaan, dan wel stoffen, materialen en voorwerpen
aangeduid in de International Maritime Dangerous Goods Code;
gevel: gevel als bedoeld in artikel 1 juncto artikel 1b, vierde lid, van de Wet geluidhinder;
gevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als andere geluidsgevoelige gebouwen, met uitzondering van die
gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
gevoelige objecten: gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen;
gevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen, met uitzondering van die terreinen
behorende bij de betreffende inrichting;
gewasbed: strook beteelde grond die in de breedte wordt begrensd door een strook onbeteelde
grond;
gewasbeschermingsmiddel: gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;
gezoneerd industrieterrein: industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
glastuinbouwbedrijf: inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het in een kas telen van
gewassen, met uitzondering van een zodanige inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak
is bestemd tot het in een kas telen van eetbare paddenstoelen of witlof;
glastuinbouwgebied: cluster aaneengesloten percelen met overwegend glastuinbouwbestemmingen;
grote stookinstallatie: stookinstallatie met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 50 MW of meer,
ongeacht het toegepaste brandstoftype;
huisvestingssysteem: gedeelte van een dierenverblijf waarin landbouwhuisdieren van één diercategorie op
dezelfde wijze worden gehouden;
inerte goederen: goederen die geen bodembedreigende stoffen, gevaarlijke stoffen of CMR-stoffen zijn;
inkt: mengsel dat bij een drukactiviteit wordt gebruikt om een tekst of afbeelding op een
oppervlak af te drukken;
insteek van een oppervlaktewaterlichaam: snijpunt van de raaklijnen van het talud en het horizontale maaiveld;
ISO: door de Internationale Organisatie voor Standaardisatie uitgegeven norm;
jachthaven: inrichting voor het bieden van gelegenheid tot het afmeren van pleziervaartuigen;
kantdop: driftarme dop die een tophoek van maximaal 90° heeft;
ketelinstallatie: stookinstallatie, bestaande uit een ketel waarin brandstof wordt verstookt, welke
verbranding in hoofdzaak is bedoeld om kracht op te wekken of om warmte over te dragen
aan water, stoom of een combinatie van water of stoom;
kleefstof: mengsel dat wordt gebruikt om afzonderlijke delen van een product samen te kleven;
koelinstallatie: een combinatie van met koudemiddel gevulde onderdelen die met elkaar zijn verbonden
en die tezamen een gesloten koudemiddelcircuit vormen waarin het koudemiddel circuleert
met het doel warmte op te nemen of af te staan;
kunststeen: blokken van korrels of brokken van natuursteen met bindmiddel;
kwetsbaar object: kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
Lden: de geluidsbelastingsindicator zoals opgenomen in artikel 3, onder f, van richtlijn
nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni
2002, inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai;
Lnight: de geluidsbelastingsindicator zoals opgenomen in artikel 3, onder i, van richtlijn
nr. 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 juni
2002, inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai;
lak: doorzichtige coating;
langtijdgemiddeld beoordelingsniveau: (LAr,LT) het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid,
gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding
meten en rekenen industrielawaai;
lassen van textiel: het door middel van warmteopwekking of warmtetoevoer aaneenhechten van textiel;
lekbak: een voorziening waarvan de bodembeschermende werking door de daarop afgestemde bodembeschermende
maatregelen is gewaarborgd, en die zich rondom of onder een bodembedreigende activiteit
bevindt en in staat is de bij normale bedrijfsvoering gemorste of wegspattende vloeistoffen
op te vangen;
lozen: het brengen van:
-
1°. stoffen als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet in een oppervlaktewaterlichaam;
-
2°. afvalwater of overige vloeistoffen op of in de bodem;
-
3°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar hemelwaterstelsel;
-
4°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar ontwateringstelsel;
-
5°. afvalwater of andere afvalstoffen in een openbaar vuilwaterriool;
-
6°. afvalwater of andere afvalstoffen in een andere voorziening voor de inzameling en
het transport van afvalwater, of
-
7°. water of stoffen als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, op een zuiveringtechnisch
werk;
LQ: Limited Quantities, gelimiteerde hoeveelheden als bedoeld in het ADR;
luchtondersteuning: voorziening aan de spuitboom van veldspuitapparatuur, waarbij een separate luchtstroom
een geforceerde neerwaartse richting van het gewasbeschermingsmiddel creëert;
massastroom: massa van een bepaalde stof of stoffen die per tijdseenheid wordt geëmitteerd, uitgedrukt
in massa per tijdseenheid;
maximaal geluidsniveau: (LAmax) maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand «F» of «fast», als vastgesteld en
beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai;
maximale emissiewaarde: maximale emissiewaarde als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij;
melkrundvee: melkrundvee als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet ammoniak en veehouderij;
mestbassin: voorziening voor het opslaan van drijfmest, niet zijnde een opslagtank of verpakking;
mestkelder: ondergronds mestbassin, voorzien van een afdekking die als vloer kan fungeren en
onderdeel is van een dierenverblijf of van een voormalig dierenverblijf;
meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Meststoffenwet;
meststoffengroep: aanduiding van de gevaarscategorie van vaste minerale anorganische meststoffen overeenkomstig
de indeling van PGS 7;
motorvoertuigen of werktuigen: motorvoertuigen, aanhangers, landbouwwerktuigen en -machines en carrosserieonderdelen;
nanacht: periode van 1 november tot 1 april van 24.00 uur tot het tijdstip van zonsopgang
en van 1 april tot 1 mei en van 1 september tot 1 november van 02.00 uur tot het tijdstip
van zonsopgang;
natte koeltoren: installatie gebruikt voor het, middels een open constructie, afvoeren van overtollige
warmte uit productieprocessen en gebouwen door middel van het vernevelen van water;
natuursteen: uit de natuur gewonnen blokken en platen van steen;
NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;
NeR: door InfoMil uitgegeven Nederlandse Emissie Richtlijnen lucht;
niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam: oppervlaktewaterlichaam dat geen aangewezen oppervlaktewaterlichaam is;
niet-doorlatende ondergrond: bodembedekkende voorziening waarbij geen uitspoeling plaatsvindt naar de onderliggende
bodemlaag;
noodsignalen: noodsignalen die onder de klasse 1.3 of klasse 1.4 van het ADR vallen;
normaal kubieke meter: afgashoeveelheid bij 273,15 Kelvin en 101,3 kilo Pascal en betrokken op droge lucht;
NRB: door Agentschap NL uitgegeven Nederlandse Richtlijn Bodembescherming;
odour unit: Europese eenheid voor geurconcentratie volgens NEN-EN 13725;
ondergrondse opslagtank: opslagtank die geheel in de bodem ligt of ingeterpt is;
open bodemenergiesysteem: installatie waarmee van de bodem gebruik wordt gemaakt voor de levering van warmte
of koude ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door
grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te brengen, met inbegrip
van bijbehorende bronpompen en warmtewisselaar en, voor zover aanwezig, warmtepomp
en regeneratievoorziening;
oplosmiddelenhergebruik: gebruik van uit een oplosmiddeleninstallatie teruggewonnen organische oplosmiddelen
voor elk technisch of commercieel doel, met inbegrip van het gebruik als brandstof
maar met uitzondering van het verwijderen van deze teruggewonnen organische oplosmiddelen
als afval;
oplosmiddeleninput: de hoeveelheid organische oplosmiddelen en de hoeveelheid daarvan in mengsels die
tijdens het uitoefenen van een activiteit worden gebruikt, met inbegrip van de hergebruikte
oplosmiddelen, binnen en buiten de installatie, die telkens worden meegerekend wanneer
zij worden gebruikt om de betrokken activiteit uit te oefenen;
oplosmiddeleninstallatie: installatie als bedoeld in bijlage VII, deel 1, bij Richtlijn 2010/75/EU van het
Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde
preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking) (PbEU L 334);
oplosmiddelenverbruik: de totale input van organische oplosmiddelen per twaalf maanden in een installatie,
verminderd met eventuele vluchtige organische stoffen die voor hergebruik worden teruggewonnen;
opslagtank: een opslagvoorziening voor gas met een inhoud van ten minste 150 liter of een opslagvoorziening
voor vloeistof met een inhoud van ten minste 300 liter, uitgezonderd een intermediate
bulk container die voldoet aan hoofdstuk 6.5 van het ADR;
organisch oplosmiddel: vluchtige organische verbinding die wordt gebruikt:
-
a. om, alleen of in combinatie met andere stoffen en zonder een chemische verandering
te ondergaan, grondstoffen, producten of afvalmaterialen op te lossen,
-
b. als schoonmaakmiddel om verontreinigingen op te lossen,
-
c. als verdunner,
-
d. als dispergeermiddel,
-
e. om de viscositeit aan te passen,
-
f. om de oppervlaktespanning aan te passen,
-
g. als weekmaker, of
-
h. als conserveermiddel;
overkapte beddenspuit: apparatuur voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen waarbij de spuitdoppen
gemonteerd zijn binnen een overkapping, die met uitzondering van de voor- en de achterzijde
van de apparatuur, het gewasbed min of meer omsluit en waarbij per gewasbed een eenheid
van spuitleiding en overkapping wordt gebruikt;
PAK’s: som van naftaleen, anthraceen, fluorantheen, benzo(g,h,i)peryleen, benzo(a)pyreen,
benzo(b)fluorantheen, benzo(k)fluorantheen en indeno(1,2,3-cd)pyreen;
PER: tetrachlooretheen;
PGS: Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen;
pleziervaartuig: schip bestemd of gebruikt voor sport of vrijetijdsbesteding;
pluimvee: dieren behorend tot diercategorieën E1 tot en met E5, F1 tot en met F4, G1, G2 en
J1, als bedoeld in de regeling op grond van artikel 1 van de Wet ammoniak en veehouderij;
praktijkruimte: ruimte voor chemisch, natuurkundig of medisch onderwijs waarop de Wet op het hoger onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek van toepassing is;
propaan: product, hoofdzakelijk bestaande uit propaan en propeen, met geringe hoeveelheden
ethaan, butanen en butenen, voor zover de dampspanning bij 343 Kelvin (70 graden Celsius)
ten hoogste 3100 kilopascal (31 bar) bedraagt;
propeen: zeer licht ontvlambaar tot vloeistof verdicht gas met UN-nummer 1077;
pyrotechnische artikelen voor theatergebruik: pyrotechnische artikelen voor theatergebruik als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit;
recirculatie: hergebruik van opgevangen drain- of drainagewater;
recirculatiesysteem: voorziening voor het opvangen en transporteren van drain- of drainagewater, ten behoeve
van hergebruik;
referentieniveau: hoogste waarde van de in de onderdelen a en b genoemde niveaus:
-
a. het geluidsniveau, uitgedrukt in dB(A), dat gemeten over een bepaalde periode, gedurende
95% van de tijd wordt overschreden, exclusief de bijdrage van de inrichting zelf;
-
b. het optredende equivalente geluidsniveau (LAeq), veroorzaakt door wegverkeerbronnen minus 10 dB(A), met dien verstande dat voor
de nachtperiode van 23.00 tot 07.00 uur alleen wegverkeerbronnen in rekening mogen
worden gebracht met een intensiteit van meer dan 500 motorvoertuigen gedurende die
periode;
reflectiescherm: verticale constructie aan apparatuur voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen,
die een zodanige hoogte en breedte heeft, dat het verwaaien van spuitnevel wordt beperkt;
retourbuis van een gesloten bodemenergiesysteem: de leiding die de circulatievloeistof terug geleidt door de bodem, waardoor warmte
of koude wordt afgegeven aan de bodem;
richtlijn 2003/30/EG:
Externe link: richtlijn nr. 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 mei 2003 (PbEU L
123) ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen
in het vervoer;
rookzwak kruit: kruit dat onder de klasse 1.3 van het ADR valt;
schoorsteen: structuur met een of meer afgaskanalen voor de afvoer van afgassen met het oog op
de emissie ervan in de lucht;
SPF: Seasonal Performance Factor, waarmee het rendement van een bodemenergiesysteem wordt
weergegeven, uitgedrukt als de door het systeem geleverde hoeveelheden warmte en koude
per jaar in MWh, gedeeld door het gemeten of berekende energieverbruik van het systeem
per jaar in MWh;
spoorvoertuig: voertuig, bestemd voor het verkeer over spoorstaven met inbegrip van de carrosserieonderdelen
daarvan;
spuitbus: niet-hervulbare houder van metaal, glas of kunststof die een samengeperst, vloeibaar
gemaakt of opgelost gas bevat, al dan niet met een vloeibare, pasteuze of poedervormige
stof, en voorzien van een aftapinrichting die het mogelijk maakt, dat de inhoud wordt
uitgestoten in de vorm van een suspensie van vaste of vloeibare deeltjes in een gas,
in de vorm van schuim, pasta of poeder of in vloeibare of gasvormige toestand;
spuitdop: uitstroomopening van apparatuur voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die
in staat is spuitvloeistof zo te verdelen in druppels dat er op de grond of op het
gewas een regelmatige verdeling ontstaat;
spuitgeweer: apparatuur voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bestaande uit een spuitleiding
die is voorzien van een spuitdop die met de hand wordt vastgehouden en bediend;
stookinstallatie: technische eenheid waarin brandstoffen worden geoxideerd ten einde de aldus opgewekte
warmte te gebruiken;
substraatmateriaal: materiaal, bestemd om te worden gebruikt voor het telen van gewassen los van de ondergrond;
substraatteelt: wijze van telen waarbij gewassen groeien los van de ondergrond;
teeltoppervlak: oppervlak, uitgedrukt in vierkante meter, dat wordt gebruikt voor het telen van gewassen;
teeltvrije zone: strook tussen de insteek van het oppervlaktewaterlichaam en het te telen gewas waarop,
behoudens grasland, geen gewas of niet hetzelfde gewas als op de rest van het perceel
wordt geteeld;
theatervuurwerk: theatervuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit;
totaal stikstof: de som van nitraat-, nitriet-, organisch en ammonium stikstof waarvan de emissiemetingen
worden uitgevoerd, bedoeld in artikel 2.3;
tunnelspuit: apparatuur voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in een gewasrij waarbij
het verwaaien van spuitnevel wordt beperkt door een constructie die de gewasrij geheel
of gedeeltelijk omsluit;
tweewielig motorvoertuig: bromfiets als bedoeld in de regeling op grond van artikel 21, eerste lid, van de
Wegenverkeerswet 1994, zijnde een voertuig op twee wielen of motorfiets als bedoeld
in die regeling;
vanggewas: barrière van bomen, struiken of andere gewassen, die het verwaaien van spuitvloeistof
bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of bladmeststoffen naar een oppervlaktewaterlichaam
beperkt;
vast object: locatiegebonden constructie of gedeelte daarvan;
veehouderij: inrichting voor het kweken, fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren;
veldspuitapparatuur: mechanisch voortbewogen apparatuur voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
bij de bovengrondse volveldsbehandeling in buitenteelten, die een overwegend neerwaartse
uitstroming van de spuitvloeistof bewerkstelligt;
venturidop: dop die bestaat uit een voorkamer en uitstroomopening waarbij als gevolg van de constructie
van de dop door de stromende vloeistof een onderdruk in de voorkamer ontstaat waardoor
door een kleine opening in de voorkamer op natuurlijke wijze lucht wordt aangezogen
dat zich in de voorkamer vermengt met de vloeistof waardoor grovere druppels ontstaan
die verdeeld worden door een uitstroomopening;
verblijfsruimten: verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel d, van het Besluit geluidhinder;
verdichten: reduceren van het volume bij een gelijkblijvende massa of een gelijkblijvend gewicht;
vergistinggas: gasvormige brandstof, met als hoofdbestanddelen methaan en koolstofdioxide, dat is
ontstaan door vergisting van organisch materiaal;
verkleinen: in kleinere delen opdelen;
verpakkingsgroep: een groep, waarin bepaalde stoffen op grond van hun gevaarlijkheid tijdens het vervoer
conform het ADR zijn ingedeeld voor verpakkingsdoeleinden:
-
1°.
verpakkingsgroep I: zeer gevaarlijke stoffen;
-
2°.
verpakkingsgroep II: gevaarlijke stoffen;
-
3°.
verpakkingsgroep III: minder gevaarlijke stoffen;
vervoerseenheid met gevaarlijke stoffen: een voertuig, oplegger of aanhanger met een conform het ADR voor het vervoer van
gevaarlijke stoffen toegelaten tank, tankcontainer, tankbatterij, laadketel, laadruimte
of laadvloer waarin gevaarlijke stoffen aanwezig zijn;
verwaarloosbaar bodemrisico: een situatie als bedoeld in de NRB waarin door een goede afstemming van voorzieningen
en maatregelen het ontstaan of de toename van verontreiniging van de bodem gemeten
tussen het nul- en eindsituatieonderzoek, bedoeld in artikel 2.11, eerste en derde lid, zo veel mogelijk wordt voorkomen en waarbij herstel van de bodem redelijkerwijs
mogelijk is;
vloeibaar bijvoedermiddel: bijvoedermiddel dat verpompbaar is en dat is aan te merken als «inerte goederen»
als bedoeld in dit artikel;
vloeibare brandstof: lichte olie, halfzware olie of gasolie als bedoeld in artikel 26 van de Wet op de accijns;
vloeistofdichte vloer of verharding: vloer of verharding direct op de bodem die waarborgt dat geen vloeistof aan de niet
met vloeistof belaste zijde van die vloer of verharding kan komen;
vloeistofkerende voorziening: fysieke barrière die in staat is stoffen tijdelijk te keren;
vluchtige organische stof: organische verbinding, alsook de fractie creosoot, die bij 293,15 K een dampspanning
van 0,01 kPa of meer heeft of onder specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare
vluchtigheid heeft;
voedingswater: water dat aan het gewas wordt toegediend en waar eventueel meststoffen aan zijn toegevoegd;
voorziening voor het beheer van afvalwater: een openbaar vuilwaterriool, openbaar hemelwaterstelsel, openbaar ontwateringstelsel,
een andere voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, een zuiveringtechnisch
werk of een zuiveringsvoorziening;
vuilwaterriool:
-
1°. een openbaar vuilwaterriool;
-
2°. een andere voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater,
aangesloten op een zuiveringsvoorziening, die blijkens een vergunning als bedoeld
in artikel 6.2 van de Waterwet mede voor het zuiveren van stedelijk afvalwater is bedoeld, of aangesloten op een
zuiveringtechnisch werk; of
-
3°. een werk, niet zijnde een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater,
aangesloten op een zuiveringtechnisch werk;
vuurwerk: vuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit;
warmtekrachtinstallatie: stookinstallatie, bestemd voor het gelijktijdig opwekken van warmte en kracht waarbij
de warmte nuttig wordt aangewend;
windturbine: een apparaat voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind;
woning: gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van het bestemmingsplan,
de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning
bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet;
wrak van een tweewielig motorvoertuig: tweewielig motorvoertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de wet;
zeer kwetsbaar gebied: zeer kwetsbaar gebied in de zin van de Wet ammoniak en veehouderij.
zuiveringsvoorziening: werk voor het zuiveren van afvalwater, dat geen zuiveringtechnisch werk is;
zwart kruit: kruit dat onder de klasse 1.1 van het ADR valt.