Als Europees Programma, bedoeld in artikel 3, eerste lid en artikel 4 van het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013, wordt aangewezen:
-
a. het Operationeel Programma voor Oost-Nederland (beschikkingsnummer C(2007)3724), op
27 juli 2007 goedgekeurd door de Europese Commissie;
-
b. het Operationeel Programma voor Zuid-Nederland (beschikkingsnummer C(2007)2604), op
13 juni 2007 goedgekeurd door de Europese Commissie;
-
c. het Operationeel Programma voor West-Nederland (beschikkingsnummer C(2007)3949), op
13 augustus 2007 goedgekeurd door de Europese Commissie;
-
d. het Operationeel Programma voor Noord-Nederland (beschikkingsnummer C(2007)3725),
op 27 juli 2007 goedgekeurd door de Europese Commissie.
De managementautoriteit stelt de subsidieplafonds voor de rijkscofinanciering en Europese
financiering voor de uitvoering van deze regeling vast en maakt deze bekend met inachtneming
van artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
De managementautoriteit kan een formulier vaststellen voor de aanvraag. In voorkomend
geval draagt de managementautoriteit zorg voor bekendmaking van het formulier met
inachtneming van artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
-
2 In aanvulling op het eerste lid maakt de managementautoriteit de criteria, bedoeld
in artikel 65, onder a, van de Kaderverordening, als beleidsregel voor de toekenning
van subsidie op grond van deze regeling bekend met inachtneming van artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
-
1 De managementautoriteit verdeelt het beschikbare bedrag aan rijkscofinanciering en
middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling op volgorde van binnenkomst
van de aanvraag, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan
enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing
van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet
aan de wettelijke voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst
geldt.
-
3 Bij toepassing van het tweede lid maakt de managementautoriteit voorafgaand aan de
aanvraagperiode de criteria die de rangschikking bepalen, de periode waarin de aanvraag
kan worden ingediend en het voor die periode als deelplafond geldende subsidieplafond
bekend met inachtneming van artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht.
-
1 De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de
subsidieverlening betrekking heeft en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening
bepaalde tijdstip, behoudens schriftelijke ontheffing van de managementautoriteit
voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project.
-
1 De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit
te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle door hem gemaakte en betaalde
kosten, aangegane verplichtingen en verrichte betalingen en de eventueel aan het project
toe te rekenen opbrengsten kunnen worden afgelezen gespecificeerd overeenkomstig de
in artikel 10, eerste en tweede lid, onderscheiden kostensoorten, met dien verstande dat ter zake van de kosten bedoeld
in artikel 10, eerste lid, onder a, onderdeel 1° en tweede lid, een door middel van
een inzichtelijke tijdschrijving controleerbare urenverantwoording per werknemer aanwezig
dient te zijn.
-
2 De subsidie-ontvanger doet onverwijld mededeling aan de managementautoriteit van de
indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren
van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van
betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.
Als procedure, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de Uitvoeringsverordening, wordt
vastgesteld de in de bij deze regeling behorende bijlage 1 opgenomen procedure.
-
2 Indien geen loonkosten worden gemaakt als bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdeel
1°, maar desniettemin als bijdrage in natura arbeid ten behoeve van het project wordt
verricht, worden de subsidiabele kosten berekend door het aantal uren dat de deelnemers
aan het project ten behoeve van deze activiteiten hebben gemaakt te vermenigvuldigen
met een vast uurtarief van € 35.
-
5 De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de
subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen
of niet gecompenseerd wordt uit het BTW-compensatiefonds als genoemd in artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds.
-
6 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan
of de Europese commissie subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan
subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan de
totale waarde van projectkosten die voor deze subsidie in aanmerking komen.
-
2 Indien de subsidieontvanger kiest voor de integraal uurtarief systematiek worden de
subsidiabele kosten berekend door het aantal door het direct bij de uitvoering van
het project betrokken personeel gemaakte uren te vermenigvuldigen met het in het derde
en vierde lid bedoelde integrale uurtarief dat de subsidieontvanger hanteert voor
de functiecategorie van dat personeel, met dien verstande dat het aantal gemaakte
uren per persoon op jaarbasis niet meer bedraagt dan het aantal uren dat voor de desbetreffende
functiecategorie op jaarbasis is gehanteerd voor de berekening van het integrale uurtarief.
-
3 De subsidieontvanger berekent het integrale uurtarief op basis van een bij de subsidieontvanger
gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen
en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en
die de subsidieontvanger stelselmatig toepast. Het integrale uurtarief is samengesteld
uit de directe personeelskosten en de algemene indirecte kosten (overhead). Het integrale
uurtarief betreft uitsluitend de kosten uit de gewone bedrijfsvoering en bevat geen
winstopslag.
-
5 Bij toepassing van de integraal uurtarief systematiek is de tijdschrijving, bedoeld
in artikel 9, eerste lid, sluitend.
-
2 Indien het project geheel of gedeeltelijk voorziet in het door de subsidieontvanger
op zijn beurt bij wijze van subsidie of anderszins verstrekken van middelen aan derden,
verbindt de managementautoriteit aan de subsidieverlening tenminste zodanige voorwaarden
dat de voorschriften van de Kaderverordening, de EFRO-verordening, het Besluit EFRO programmaperiode 2007–2013 en van deze regeling ook op die derde van toepassing zijn.
-
3 Vooruitlopend op de vaststelling van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt
met ingang van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2015 jaarlijks in januari een
voorschot verleend van 25 procent van het saldo dat resteert na vermindering van 87,5
procent van het bedrag, genoemd in het vijfde lid, met het totale tot en met 31 december
2011 als vergoeding betaalde bedrag.
-
6 In aanvulling op het bedrag genoemd in het vierde lid, onder d, bedraagt de aanspraak
op vergoeding van Rijkscofinanciering uit ’s Rijks kas voor de managementautoriteit
van het programma Noord, € 38.600.000, voorzover deze middelen zijn ingezet in één
van de vier centrale opgaven van het programma ‘Koers Noord: op weg naar pieken’.
De in artikel 1 en artikel 13, vijfde lid, genoemde programma's worden ter inzage gelegd bij het Informatiecentrum van het
Ministerie van Economische Zaken, Bezuidenhoutseweg 30, kamer 0.23, te Den haag.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling EFRO doelstelling 2 programmaperiode
2007–2013.
Bijlage , bedoeld in artikel 9a van de regeling efro doestelling 2 programmaperiode 2007–2013
Procedures voor authentiek gewaarmerkte versies van originele bewijsstukken en digitale
bewijsstukken
In het kader van de verantwoording dient de subsidieontvanger de kosten te onderbouwen
met originele bewijsstukken. Artikel 19 van de Uitvoeringsverordening maakt het mogelijk
om gewaarmerkte kopieën of volledig digitale documenten te accepteren als bewijsstuk.
Hiertoe moet door de lidstaat een waarmerkingsprocedure voor de vaststelling van de
authenticiteit worden opgesteld.
De Europese Commissie accepteert op basis van bovengenoemd artikel ten minste de volgende
documenten als bewijsstukken:
-
a. fotokopieën van originelen;
-
b. microfiches van originelen;
-
c. elektronische versies van originelen;
-
d. documenten die uitsluitend in elektronische versie bestaan, mits de gebruikte computersystemen
voldoen aan aanvaarde beveiligingsnormen die waarborgen dat de bewaarde documenten
voldoen aan de eraan te stellen wettelijke eisen en dat bij controles op deze documenten
kan worden gesteund.
Hieronder vindt u de procedures om deze stukken te kunnen gebruiken als geaccepteerde
bewijsstukken in het kader van de EFRO-administratie. Niet vergeten mag worden dat
ook voor deze bewijsstukken de bewaarplicht van bewijsstukken van toepassing is (artikel
90 van de Kaderverordening). De subsidieontvanger dient derhalve te waarborgen dat
ook deze bewijsstukken daaraan zullen voldoen.
Procedure voor het waarmerken van geconverteerde documenten (onderdelen a en b)
De Belastingdienst spreekt van conversie van gegevens op het moment dat gegevens vanaf
de originele gegevensdrager worden overgezet naar een andere gegevensdrager. In de
opsomming van de Europese Commissie (artikel 19 van Verordening (EG) 1828/2006) gaat
het dan om de onderdelen a en b: fotokopieën van originelen, microfiches van originelen.
Deze procedure kan bijvoorbeeld worden toegepast indien het project een samenwerkingsverband
betreft en de penvoerder - het aanspreekpunt c.q. de eerstverantwoordelijke namens
alle projectpartners - alle bewijsstukken wil of dient over te leggen.
U kunt deze geconverteerde gegevens onder voorwaarden gebruiken als bewijsstukken
ter onderbouwing van de EFRO-administratie. Als dit op de juiste wijze gebeurt, is
het, in het kader van de EFRO-verantwoording, niet meer noodzakelijk de bewijsstukken
op de originele gegevensdrager over te leggen. Het geconverteerde bewijsstuk mag na
conversie niet meer gewijzigd kunnen worden.
Voorwaarde hierbij is dat het document dat naar een nieuwe gegevensdrager wordt geconverteerd,
vóór conversie wordt gewaarmerkt door de begunstigde c.q. de eigenaar van het document.
Dit wordt als volgt bewerkstelligd: de betrokken functionaris zet op het origineel,
voordat het wordt geconverteerd, een waarmerk door (1.) een handtekening, (2.) de
datum van waarmerking en (3.) de mededeling dat het gaat om waarmerking ten behoeve
van EFRO. Vervolgens is dat waarmerk ook zichtbaar op het geconverteerde document.
Procedure voor elektronische versies van originelen (onderdeel c)
In Nederland is de praktijk steeds vaker dat bij binnenkomst een document direct wordt
gescand en met de gescande versie het verdere traject wordt doorlopen. In dat geval
dient de betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van het omzettingsproces en
van de elektronische versies te worden gewaarborgd. Het is aan de subsidieontvanger
om aan te tonen dat het scanproces en het verdere verloop c.q. de verdere procesgang
binnen de organisatie daaraan kan voldoen.
Indien de verdere procesgang volkomen elektronisch geschiedt, moet de subsidieontvanger
kunnen aantonen dat:
-
• de originelen volgens een standaard procedure worden omgezet;
-
• de functiescheiding binnen het systeem wordt gewaarborgd en
-
• beoordelingen en vaststellingen door daartoe gerechtigden niet meer te wijzigen zijn.
Indien de verdere procesgang overeenkomt met die van een papieren bewijsstuk (de verdere
afhandeling geschiedt met een print van de scan, welke aan het einde weer wordt gescand),
moet de subsidieontvanger kunnen aantonen dat:
Procedure voor het bewaren van stukken die uitsluitend in elektronische versie bestaan
(onderdeel d)
Indien een subsidieontvanger gebruik maakt van elektronische documenten waarvan uitsluitend
een elektronische versie bestaat, dienen de geautomatiseerde systemen voorzien te
zijn van beheers- en beveiligingsmaatregelen die de betrouwbaarheid, authenticiteit
en integriteit van de elektronische gegevens waarborgen. Het is aan de subsidieontvanger
om dit aan te tonen. Hierbij kan worden aangesloten op de voorschriften die de Belastingdienst
stelt aan digitale administraties. Voor een tweetal veel voorkomende situaties zijn
de voorschriften hieronder uitgewerkt.
-
1. Digitale urenadministratie
Om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische
gegevens te kunnen voldoen moet de subsidieontvanger kunnen aantonen dat:
-
• de functiescheiding binnen het systeem wordt gewaarborgd;
-
• de tijdigheid binnen het systeem wordt gewaarborgd;
-
• vaststellingen na accorderen door de leidinggevende niet meer te wijzigen zijn.
Het is aan de subsidieontvanger om dit aan te tonen.
-
2. Facturen die digitaal worden ontvangen
Om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische
gegevens te kunnen voldoen kan de subsidieontvanger via de onderlinge relatie met
andere documenten (zoals een offerte, opdracht en betaalbewijs) aantonen dat de voor
de controle kan worden gesteund op de digitale factuur.