Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose

Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016 en zichtdatum 01-01-2016.
Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 november 2007, nr. SAS 2007115642, Directoraat Generaal Milieubeheer, Directie Stoffen, Afvalstoffen en Straling, houdende regels voor de verlening van een tegemoetkoming in de immateriële schade aan personen bij wie ten gevolge van de blootstelling aan asbest mesothelioom is geconstateerd en deze blootstelling niet heeft plaatsgevonden als gevolg van arbeid in loondienst (Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde slachtoffers van mesothelioom)

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Gelet op de tweede suppletore begrotingswet van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor het jaar 2007 en op artikel 31, tweede lid, onderdeel l, van de Wet werk en bijstand;

Besluit:

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

    • b. asbest: stoffen die een of meer van de volgende vezelachtige silicaten bevatten:

      • 1°. actinoliet (Cas-nummer 77536-66-4);

      • 2°. amosiet (Cas-nummer 12172-73-5);

      • 3°. anthofylliet (Cas-nummer 77536-67-5);

      • 4°. chrysotiel (Cas-nummer 12001-29-5);

      • 5°. tremoliet (Cas-nummer 77536-68-6);

      • 6°. crocidoliet (Cas-nummer 12001-28-4);

    • c. maligne mesothelioom: door blootstelling aan asbest veroorzaakte tumor van het longvlies, het buikvlies of het hartvlies, als bedoeld in het protocol diagnostiek maligne mesothelioom;

    • d. asbestose: aandoening die is gekenmerkt door verbindweefseling (longfibrose) van de long ten gevolge van asbestblootstelling;

    • e. protocol diagnostiek asbestose: protocol diagnostiek asbestose, opgenomen in bijlage 1 bij de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014;

    • f. protocol diagnostiek maligne mesothelioom: protocol diagnostiek maligne mesothelioom, opgenomen in bijlage 2 bij de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014;

    • g. SVB: Sociale Verzekeringsbank, bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • h. instituut asbestslachtoffers: Stichting Instituut Asbestslachtoffers te s-Gravenhage;

    • i. nabestaanden:

      • 1°. de langstlevende van de echtgenoten;

      • 2°. bij ontstentenis van de onder 1° bedoelde persoon, de minderjarige kinderen, tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond;

      • 3°. bij ontstentenis van de onder 1° en 2° bedoelde personen, degenen met wie de overledene in gezinsverband leefde;

    • j. lasten:

      • 1°. tegemoetkoming, bedoeld in artikel 4, eerste lid;

      • 2°. vergoedingen die door de SVB aan het instituut asbestslachtoffers worden verstrekt voor de advisering ten behoeve van deze regeling;

      • 3°. uitvoeringskosten gemaakt bij de uitvoering van deze regeling.

  • 3 In deze regeling wordt niet als echtgenoot aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

§ 2. Het recht op en de hoogte van een tegemoetkoming

Artikel 2

Recht op een tegemoetkoming heeft een persoon:

  • a. die op het moment van indiening van de aanvraag in leven is,

  • b. bij wie met toepassing van het protocol diagnostiek maligne mesothelioom is vastgesteld,

  • c. bij wie het aannemelijk is dat de blootstelling aan asbest niet heeft plaatsgevonden tijdens het verrichten van arbeid in loondienst,

  • d. die niet in aanmerking kan komen voor een betaling op grond van artikel 8 van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014,

  • e. die geen tegemoetkoming heeft verkregen op grond van artikel 2a,

  • f. die geen betaling heeft verkregen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers of de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014,

  • g. die niet reeds in verband met het geconstateerde maligne mesothelioom of de geconstateerde asbestose een betaling op grond van een buitenlandse voorziening heeft ontvangen of een aanvraag daartoe heeft ingediend en op die aanvraag nog niet is beslist,

  • h. die geen vergoeding van de immateriële schade in verband met het geconstateerde maligne mesothelioom of de geconstateerde asbestose heeft ontvangen, dan wel in verband daarmee een bedrag heeft ontvangen dat lager is dan € 18.392,– ongeacht de vorm waarin die vergoeding is gedaan, en

  • i. die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 10 jaar woonplaats in Nederland, als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, heeft gehad en die periode gelegen is in het tijdvak tussen 10 en 60 jaar voorafgaand aan het tijdstip van indiening van de aanvraag om een tegemoetkoming.

Artikel 2a

  • 1 Recht op een tegemoetkoming, onverminderd artikel 2, heeft een persoon:

    • a. die op het moment van indiening van de aanvraag in leven is,

    • b. bij wie met toepassing van het protocol diagnostiek asbestose de ziekte asbestose is vastgesteld, en

    • c. waarbij sprake is van een longfunctiebeperking als bedoeld in klasse 2, 3 of 4 van het protocol diagnostiek asbestose.

  • 2 In afwijking van het eerste lid heeft een persoon geen recht op een tegemoetkoming indien de persoon voor het geconstateerde maligne mesothelioom reeds een tegemoetkoming op grond van artikel 2 heeft verkregen.

Artikel 3

  • 1 Nabestaanden van de persoon, bedoeld in artikel 2, hebben recht op een tegemoetkoming, indien:

  • 2 In het geval van het eerste lid, onderdeel a, of onderdeel b, voor zover de persoon, bedoeld in artikel 2, de aanvraag om tegemoetkoming heeft ingediend, geschiedt de beoordeling welke persoon of personen met toepassing van artikel 1, eerste lid, onderdeel h, als nabestaande wordt aangemerkt, op basis van de omstandigheden op het tijdstip van overlijden van de persoon, bedoeld in artikel 2.

  • 3 In het geval van het eerste lid, onderdeel b, voor zover de persoon, bedoeld in artikel 2, de aanvraag om tegemoetkoming niet heeft ingediend, geschiedt de beoordeling welke persoon of personen met toepassing van artikel 1, eerste lid, onderdeel h, als nabestaande wordt aangemerkt, op basis van de omstandigheden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag.

  • 4 Nabestaanden hebben alleen recht op een tegemoetkoming indien zij geen vergoeding van de immateriële schade in verband met het bij de in artikel 2 bedoelde persoon geconstateerde maligne mesothelioom of de geconstateerde asbestose hebben ontvangen, dan wel in verband daarmee een bedrag hebben ontvangen dat lager is dan € 18.392,– ongeacht de vorm waarin die vergoeding is gedaan.

  • 5 In het geval van het eerste lid, onderdeel a, wordt de behandeling van de aanvraag ten behoeve van de nabestaanden voortgezet, tenzij deze schriftelijk te kennen geven daarop geen prijs te stellen.

  • 6 Voor zover er meer dan één nabestaande is, dragen de nabestaanden er zorg voor dat aan één van hen een volmacht wordt verleend tot vertegenwoordiging ten behoeve van de uitvoering van deze regeling, het in ontvangst nemen van een tegemoetkoming daarbij inbegrepen.

Artikel 4

  • 1 De tegemoetkoming strekt tot tegemoetkoming in immateriële schade en bedraagt € 18.392,– .

  • 2 Voor zover de persoon, bedoeld in artikel 2, of diens nabestaanden in verband met het geconstateerde maligne mesothelioom of de geconstateerde asbestose reeds een vergoeding van de immateriële schade heeft of hebben ontvangen en die vergoeding lager is dan € 18.392,–, wordt de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld op het verschil tussen het ontvangen bedrag en € 18.392,– .

  • 3 Indien belasting ingevolge de Wet inkomstenbelasting 2001 of premie voor de volksverzekeringen ingevolge de Wet financiering sociale verzekering verschuldigd is, wordt voor de toepassing van het tweede lid de hoogte van de vergoeding in aanmerking genomen nadat daarop de verschuldigde belasting en premie in mindering zijn gebracht.

Artikel 4a

Een wijziging van de bedragen, vermeld in de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014, die op grond van artikel 19 van die regeling in de Staatscourant voor een bepaald kalenderjaar bekend zijn gemaakt, geldt met ingang van dat kalenderjaar in de plaats van de bedragen, genoemd in de artikelen 2, onderdeel g, 3, vierde lid, en 4, eerste en tweede lid.

§ 3. De aanvraag en informatieverplichtingen

Artikel 5

  • 1 De SVB stelt op aanvraag vast of recht op een tegemoetkoming bestaat.

  • 2 Een aanvraag om een tegemoetkoming wordt bij de SVB ingediend door middel van een door de SVB beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 4 Indien de SVB geen gebruik maakt van de volmacht, bedoeld in het derde lid, en de persoon, bedoeld in artikel 2, na het indienen van de aanvraag immateriële schadevergoeding ontvangt, doet die persoon hiervan onverwijld mededeling aan de SVB en betaalt hij de tegemoetkoming geheel, of wanneer de schadevergoeding lager is dan de tegemoetkoming, de tegemoetkoming voor dat deel, terug aan de SVB.

  • 5 Indien de aanvraag om tegemoetkoming wordt gedaan door een nabestaande, zijn het tweede tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1 De persoon, bedoeld in artikel 2, verstrekt de SVB of de door haar aangewezen personen of instellingen bij de indiening van de aanvraag om tegemoetkoming in ieder geval:

    • a. de inlichtingen en de bewijsstukken die noodzakelijk zijn ter vaststelling van maligne mesothelioom,

    • b. de inlichtingen en de bewijsstukken inzake de eventuele, reeds gedane inspanningen om de schade langs burgerrechtelijke weg te verhalen,

    • c. de inlichtingen en de bewijsstukken over de in verband met het geconstateerde maligne mesothelioom of de geconstateerde asbestose reeds ontvangen vergoeding van de immateriële schade, en

    • d. de inlichtingen en zo mogelijk de bewijsstukken inzake de blootstelling aan asbest en de periode waarin de blootstelling heeft plaatsgevonden.

  • 2 De persoon, bedoeld in artikel 2, verstrekt de SVB of de door haar aangewezen personen of instellingen op verzoek of uit eigen beweging de overige inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn voor de uitvoering van deze regeling en verleent ook overigens de medewerking die redelijkerwijs nodig is.

  • 3 Indien de nabestaanden in het geval van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, een aanvraag om tegemoetkoming indienen, zijn het eerste en het tweede lid op hen van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Indien de nabestaanden in het geval van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, een recht op een tegemoetkoming hebben, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing en verstrekken zij de SVB de inlichtingen en de bewijsstukken over de in verband met het geconstateerde maligne mesothelioom of de geconstateerde asbestose door hen reeds ontvangen vergoedingen van de immateriële schade.

§ 4. Betaling en terugvordering

Artikel 7

De tegemoetkoming wordt door de SVB zo spoedig mogelijk uitbetaald aan de persoon, bedoeld in artikel 2 of artikel 2a, of aan de nabestaanden, bedoeld in artikel 3.

Artikel 8

  • 1 De SVB herziet een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming of trekt dat in indien degene aan wie de tegemoetkoming is toegekend of de nabestaande ervan:

    • a. nadien alsnog een betaling heeft ontvangen waarmee rekening zou zijn gehouden bij de vaststelling van het recht op tegemoetkoming, of

    • b. de verplichtingen, bedoeld in artikel 5, vierde lid, en artikel 6, eerste tot en met vierde lid, niet of niet behoorlijk heeft nagekomen en dit heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de tegemoetkoming.

  • 2 Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de SVB besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.

  • 3 De tegemoetkoming die als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt van degene aan wie de tegemoetkoming is toegekend of de nabestaande ervan, teruggevorderd.

§ 5. Uitvoering en financiering

Artikel 9

  • 1 Deze regeling wordt uitgevoerd door de SVB.

  • 2 De SVB kan artikel 2, onderdeel i, voor zover het de aaneengeslotenheid van de periode van ten minste 10 jaar betreft, buiten toepassing laten of daarvan afwijken indien naar het oordeel van de SVB het belang van deze regeling daartoe noodzaakt.

Artikel 10

  • 1 De SVB kan over het recht op de tegemoetkoming advies vragen aan het instituut asbestslachtoffers.

  • 2 De SVB stelt de eisen vast waaraan het advies dient te voldoen en stelt een termijn binnen welke het advies wordt verwacht.

Artikel 11

  • 1 De SVB en het instituut asbestslachtoffers stellen een overeenkomst op betreffende de samenwerking en de werkwijze in het kader van de uitvoering van deze regeling.

  • 2 In de in het eerste lid bedoelde overeenkomst wordt ten minste vastgelegd:

    • a. op welke wijze de behandeling van aanvragen om een tegemoetkoming plaatsvindt;

    • b. op welke wijze de juistheid en de volledigheid van de verkregen inlichtingen wordt onderzocht;

    • c. op welke wijze de informatievoorziening aan belanghebbenden wordt ingericht;

    • d. welke vergoeding door de SVB aan het instituut asbestslachtoffers zal worden verstrekt;

    • e. op welke wijze de verstrekking van de vergoedingen, bedoeld in onderdeel d, zal worden ingericht;

    • f. dat periodiek overleg zal worden gevoerd betreffende de uitvoering van deze regeling, alsmede de frequentie daarvan;

    • g. welke informatie door het instituut asbestslachtoffers aan de SVB wordt verstrekt ten behoeve van de informatieverplichting van de SVB aan de Minister;

    • h. hoe uit de overeenkomst voortvloeiende geschillen zullen worden beslecht.

Artikel 12

  • 1 De SVB verstrekt jaarlijks, vóór 1 juli, informatie aan de Minister over het vorige jaar met betrekking tot:

    • a. het aantal ingediende aanvragen om een tegemoetkoming,

    • b. het aantal gevallen waarin een tegemoetkoming is verleend dan wel de aanvraag is afgewezen,

    • c. de gronden voor afwijzing van een aanvraag,

    • d. de behandelingsduur van een aanvraag,

    • e. het aantal bezwaar- en beroepsschriften,

    • f. het aantal gerechtelijke procedures, als bedoeld in artikel 5, derde lid,

    • g. het aantal gerechtelijke procedures waarbij een bedrag als bedoeld in artikel 5, derde lid, is verhaald,

    • h. de werkelijke lasten, verbijzonderd naar de kosten die daartoe in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, worden gerekend.

  • 2 Bij de informatie, bedoeld in het eerste lid, verstrekt de SVB een raming van de lasten voor het komende kwartalen in het komende jaar, verbijzonderd naar de kosten die daartoe in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, worden gerekend.

Artikel 13

  • 1 De lasten van deze regeling worden gefinancierd uit een rijksbijdrage ten laste van de begroting van de Minister.

  • 2 Op de eerste dag van elk kwartaal draagt het Rijk de geraamde lasten over dat kwartaal af aan de SVB.

  • 3 Indien de dag, genoemd in het tweede lid, een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is, wordt de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag is, in aanmerking genomen.

  • 4 Op de lasten van deze regeling komen in mindering:

Artikel 14

In afwijking van artikel 13 kan in bijzondere gevallen een hogere of een lagere afdracht dan die bedoeld in artikel 13, tweede lid, worden verstrekt.

Artikel 15

  • 1 De SVB dient jaarlijks vóór 1 juli de afrekening in bij de Minister met betrekking tot de kasuitgaven in het kader van deze regeling over het afgelopen kalenderjaar. Op grond van deze afrekening vindt een betaling ten gunste of ten laste van de SVB plaats.

  • 2 De Minister stelt jaarlijks vóór 1 september, na ontvangst van de jaarrekening met een verklaring over de rechtmatigheid, de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 13, eerste lid, definitief vast op de lasten van de SVB in het kader van deze regeling over het afgelopen kalenderjaar.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 22 november 2007

De

Minister

van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J.M. Cramer