Samenvatting
[Regeling vervallen per 31-07-2012]
Deze aanwijzing geeft regels voor het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake bepalingen
uit de Telecommunicatiewet (TW). De strafrechtelijk te handhaven artikelen van de TW zijn ondergebracht in de Wet op de economische delicten.
De handhavingsinstrumenten van de TW bestaan zowel uit strafrechtelijke als bestuursrechtelijke middelen. Het accent ligt
in de praktijk bij bestuursrechtelijke handhaving. Strafrechtelijke handhaving zal
worden toegepast daar waar bestuursrechtelijke middelen minder effectief zijn, dan
wel, indien de mate van overtreding zodanig ernstig is dat een bestuursrechtelijke
reactie niet gepast is.
De ernst van de overtreding is afhankelijk van de bestemming van het apparaat en de
daarop geprogrammeerde frequentie. In het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar
wordt aangegeven op welke frequentie(s) de verboden apparatuur stoort en of deze frequentie(s)
van vitaal belang zijn.
In de Richtlijn voor strafvordering telecommunicatiewet, die betrekking heeft op hoofdstuk 3 en 10 van de TW, wordt per basisdelict aangegeven voor welke aanpak primair wordt gekozen. Dit sluit
evenwel een samenloop van bepaalde sancties niet uit.
Op grond van artikel 15.4 TW vervalt de bevoegdheid tot strafvervolging als een bestuurlijke boete is opgelegd.
Andersom vervalt de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete wanneer
strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen. Met
het Agentschap Telecom is afgesproken dat er geen bestuurlijke boete wordt opgelegd
zodra in dezelfde zaak een proces-verbaal is ingediend bij het OM.
De aanwijzing geeft aan wanneer er sprake is van illegale omroepzenders en welke zaken
wijzen op professioneel gebruik van illegale omroepzenders.
Verder geeft de aanwijzing regels voor het inbeslagnemen van radiozendapparatuur bij
illegale omroepzenders, inbeslagneming van overige illegale radioapparatuur en apparatuur
die niet voldoet aan eisen als bedoeld in artikel 10.1 tot en met 10.3 TW.