Mandaatregeling personele aangelegenheden VWS 2007

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015.
Geldend van 08-07-2014 t/m heden

Besluit van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 november 2007, nr. DPenO 2802885, houdende vaststelling van de Mandaatregeling Personele Aangelegenheden VWS 2007.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 10:3 en 10:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Gezien het Organisatiebesluit VWS;

Gehoord het advies van de departementale ondernemingsraad;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1. Definities

  • 1 In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    • b. Ministerie: het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

    • c. dienstonderdelen kernMinisterie: de in artikel 3, eerste lid, onder b tot en met e, van het Organisatiebesluit VWS genoemde beleidsdirecties, stafdirecties, facilitaire diensten en eenheden;

    • d. diensten en instellingen: de in artikel 4 van het Organisatiebesluit VWS genoemde diensten en instellingen van het Ministerie;

    • e. secretariaten van raden en commissies: de in artikel 5 van het Organisatiebesluit VWS genoemde secretariaten van raden en commissies van het Ministerie;

    • f. hoofd van dienst: de functionaris die is belast met de leiding van een onderdeel van het Ministerie als bedoeld onder c tot en met e.

    • g. portefeuillehouder: de functionaris onder wie onderdelen van het Ministerie als bedoeld onder c tot en met e ressorteren;

    • h. ressorteren: in eerste instantie vallend onder het gezagsdomein, de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de secretaris-generaal onverlet latend;

    • i. medewerker: de bij het Ministerie werkzame persoon die is aangesteld op grond van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR);

    • j. mandaat: de bevoegdheid om in naam van de Minister besluiten te nemen;

    • k. ondermandaat: de door een gemandateerde verleende bevoegdheid om in naam van de Minister besluiten te nemen;

    • l. gemandateerde: degene aan wie mandaat is verleend;

    • m. mandaatgever: degene die mandaat verleent.

  • 2 Hetgeen in deze regeling is bepaald met betrekking tot mandaat is van overeenkomstige toepassing op machtiging.

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen

Artikel 2. Uitoefening bevoegdheid door mandaatgever

  • 1 De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

  • 2 De mandaatgever kan het mandaat te allen tijde intrekken.

Artikel 3. Aanwijzingen, instructies en inlichtingen

  • 1 De mandaatgever kan ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid zowel algemene als bijzondere aanwijzingen of instructies geven.

  • 2 De gemandateerde verschaft de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid.

Artikel 4. Toerekening aan mandaatgever

Een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever.

Artikel 5. Beperking uitoefening mandaat

  • 1 De gemandateerde oefent de gemandateerde bevoegdheid niet uit, indien de aard of de inhoud van een stuk een zodanig gewicht heeft dat het door de mandaatgever behoort te worden afgedaan.

  • 2 De gemandateerde oefent de gemandateerde bevoegdheid niet uit, indien de betrokken personeelsaangelegenheid ook hemzelf betreft.

Artikel 6. Vermelden mandaatgever

Een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt dat namens de Minister het besluit is genomen.

Artikel 7. Vervanging, wijziging portefeuilleverdeling, kwartiermakers en (beoogd) hoofd van dienst nieuwe organisatie-onderdelen

  • 1 Bij afwezigheid of verhindering van een gemandateerde wordt, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens bevoegdheid uitgeoefend door de plaatsvervanger, behoudens de bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van een ondermandaat.

  • 2 Bij wijzigingen van de portefeuilleverdeling zonder dat het Organisatiebesluit VWS daarop is aangepast, ontlenen portefeuillehouders bevoegdheden op grond van deze regeling vooruitlopend op de betreffende wijziging van het Organisatiebesluit VWS.

  • 3 De functionaris die schriftelijk is aangewezen als kwartiermaker of als (beoogd) hoofd van dienst van een nieuw organisatie-onderdeel of een organisatie-onderdeel in oprichting, welke onderdelen nog niet zijn opgenomen in het Organisatiebesluit VWS, heeft bevoegdheden op grond van deze regeling vooruitlopend op de betreffende wijziging van het Organisatiebesluit VWS.

Hoofdstuk 3. Verlening mandaat

Artikel 8. De secretaris-generaal

De secretaris-generaal heeft mandaat ten aanzien van alle besluiten met betrekking tot personeelsaangelegenheden van VWS, daaronder begrepen het vaststellen van beleidsregels, het nemen van reorganisatiebesluiten, het geven van aanwijzingen en instructies aan de functionarissen genoemd in de artikelen 9 tot en met 11, een en ander voor zover niet voorbehouden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 9. Portefeuillehouders

  • 1 De directeuren-generaal (kernMinisterie) en de plaatsvervangend secretaris-generaal hebben mandaat voor besluiten ten aanzien van medewerkers van het kernMinisterie die

    • i. rechtstreeks onder hen ressorteren;

    • ii. ressorteren onder onderdelen binnen hun gezagsdomein.

  • 2 De directeuren-generaal (kernMinisterie) en de plaatsvervangend secretaris-generaal hebben mandaat voor besluiten ten aanzien van de hoofden van dienst (uitgezonderd de functionarissen die behoren tot de Topmanagementgroep als bedoeld in artikel 7, lid 4 ARAR), van de diensten en instellingen, secretariaten van raden en commissies, die behoren tot hun gezagsdomein.

Artikel 10. Hoofden van dienst van dienstonderdelen kernMinisterie, secretariaten van raden en commissies

De hoofden van dienst hebben mandaat voor besluiten ten aanzien van medewerkers die onder hen ressorteren.

Artikel 11. Hoofden van dienst diensten en instellingen

De hoofden van dienst hebben mandaat voor besluiten ten aanzien van medewerkers die onder hen ressorteren.

Artikel 12. Directeur Bedrijfsvoering

  • 1 De directeur Bedrijfsvoering heeft mandaat om de namens de Minister genomen besluiten ten aanzien van medewerkers van het kernMinisterie te ondertekenen.

  • 2 De directeur Bedrijfsvoering heeft mandaat om de namens de Minister genomen besluiten ten aanzien van medewerkers bij andere dienstonderdelen van het Ministerie te ondertekenen indien dat met de gemandateerden schriftelijk is overeengekomen.

Hoofdstuk 4. Beperkingen mandaat

Artikel 13. De Minister

Aan de Minister blijft voorbehouden:

  • a. het vaststellen van Ministeriële regelingen met uitzondering van die bedoeld in artikel 132b ARAR;

  • b. het nemen van een besluit op bezwaar tegen een besluit dat door de Minister dan wel door de secretaris-generaal namens de Minister is genomen.

Artikel 14. De secretaris-generaal

In afwijking van de artikelen 9, 10 en 11 heeft uitsluitend de secretaris-generaal mandaat met betrekking tot:

  • het vaststellen van beleidsregels en Ministeriele regels als bedoeld in artikel 132b ARAR;

  • besluiten met betrekking tot de plaatsvervangend secretaris-generaal;

  • het vaststellen van inhoud en niveau van organieke en feitelijk opgedragen functies van functionarissen waarvan de functie is gewaardeerd op het niveau van schaal 15;

  • het vaststellen van inhoud en niveau van organieke en feitelijk opgedragen functies van functionarissen waarvan de functie is gewaardeerd op het niveau van schaal 16 tot en met 18, na advies van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • aanstellen en ontslag van:

    • hoofden van dienst,

    • functionarissen in functies die zijn gewaardeerd op schaal 17 en hoger BBRA;

  • besluiten tot toepassing van hardheidsclausules;

  • besluiten tot het toekennen van ambtsjubileum gratificaties;

  • het vaststellen of aan een functie binnen het kernMinisterie, en de secretariaten van raden en commissies een vaste vergoeding voor representatiekosten is verbonden en de hoogte van die vergoeding;

Artikel 15. Portefeuillehouders

  • 1 In afwijking van de artikelen 10 en 11 hebben de directeuren-generaal (kerndepartement) en de plaatsvervangend secretaris-generaal mandaat voor het nemen van reorganisatiebesluiten die betrekking hebben op onderdelen van het Ministerie die behoren tot hun gezagsdomein.

  • 2 In afwijking van artikel 10 hebben de directeuren-generaal (kerndepartement) en de plaatsvervangend secretaris-generaal mandaat met betrekking tot:

    • aanstelling en ontslag op verzoek, van medewerkers in functies die zijn gewaardeerd op schaal 14, 15 of 16 BBRA;

    • aanstelling met toepassing van artikel 6a ARAR;

    • besluiten waarbij de arbeidsduur wordt vastgesteld op meer dan 36 uur (artikel 21, lid 2, ARAR);

    • besluiten gegrond op de artikelen 77, 80 tot en met 84, 91 en 92 ARAR (ontzegging toegang en disciplinaire straffen);

    • ontslag anders dan op verzoek.

  • 3 In afwijking van artikel 11 heeft de plaatsvervangend secretaris-generaal ten aanzien van de Rijksinstellingen voor gesloten jeugdzorg Den Engh en De Lindenhorst mandaat met betrekking tot:

    • de aanstelling met toepassing van artikel 6a ARAR;

    • het vaststellen of aan een bepaalde functie een vaste vergoeding voor representatiekosten is verbonden en de hoogte van die vergoeding;

    • alle besluiten betreffende medewerkers waarvan de functie is ingeschaald op het niveau van schaal 14 en 15, behoudens de bevoegdheid van de Secretaris-Generaal tot het vaststellen van de inhoud en niveau van organieke en feitelijk opgedragen functies op het niveau van schaal 15.

Artikel 16. Bindend advies directeur Personeel en Organisatie

Met uitzondering van de secretaris-generaal neemt het tot beslissen bevoegd gezag de volgende besluiten niet dan nadat daarover bindend advies is gegeven door de directeur van de directie Personeel en Organisatie:

  • a. een aanstelling waarbij artikel 6a ARAR wordt toegepast;

  • b. het toekennen van een extra uitkering bij ontslag;

  • c. besluiten inzake strafontslag betreffende medewerkers van de Rijksinstellingen voor gesloten jeugdzorg Den Engh en De Lindenhorst.

Hoofdstuk 5. Ondermandaat

Artikel 17. (Bijzonder) ondermandaat

  • 1 De secretaris-generaal kan aan andere functionarissen dan de op grond van de hoofdstukken 3, 4 en 5 bevoegde functionarissen ondermandaat verlenen, behoudens ten aanzien van het vaststellen van beleidsregels.

  • 2 De hoofden van dienst van dienstonderdelen kernMinisterie en secretariaten van raden en commissies zijn bevoegd aan onder hen ressorterende functionarissen ondermandaat te verlenen voor de uitoefening van bepaalde bevoegdheden. Elk ondermandaat wordt schriftelijk verleend en behoeft goedkeuring van de plaatsvervangend-secretaris-generaal.

  • 3 De hoofden van dienst van diensten en instellingen zijn bevoegd aan onder hen ressorterende functionarissen ondermandaat te verlenen voor de uitoefening van bepaalde bevoegdheden.

    Elk ondermandaat wordt schriftelijk verleend.

    Ondermandaat als bedoeld in dit lid wordt niet verleend tot:

    • aanstelling met toepassing van artikel 6a ARAR;

    • besluiten waarbij de arbeidsduur wordt vastgesteld op meer dan 36 uur (artikel 21, lid 2, ARAR);

    • besluiten gegrond op de artikelen 77, 80 tot en met 84, 91 en 92 ARAR (ontzegging van de toegang en disciplinaire straffen);

    • ontslag anders dan op verzoek.

    • het vaststellen of aan een bepaalde functie een vaste vergoeding voor representatiekosten is verbonden en de hoogte van die vergoeding;

  • 4 De plaatsvervangend secretaris-generaal is bevoegd om in het kader van P-Loket en P-Direkt, bij schriftelijk besluit de in de artikelen 9, 10, 11 en 12 verleende mandaten in te trekken en ondermandaat te verlenen aan andere functionarissen dan de in die artikelen vermelde functionarissen.

  • 5 De directeur Bedrijfsvoering is bevoegd ten aanzien van de artikel 12 verleende bevoegdheden ondermandaat te verlenen aan onder hem ressorterende functionarissen.

  • 6 Ondermandaat wordt niet verleend tot het nemen van een beslissing op bezwaar.

  • 7 Op ondermandaat zijn de bepalingen van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18. Wijziging regelgeving

Daar waar in regelgeving en (beleids)regels die betrekking hebben op personele aangelegenheden wordt gesproken van decentrale dienst(en), wordt daarvoor gelezen de onderdelen bedoeld in de artikelen 4 en 5 van het Organisatiebesluit VWS.

Artikel 19. Register

  • 1 Alle mandaatverleningen en ondermandaatverleningen op grond van dit besluit, nog niet geformaliseerde wijzigingen van het Organisatiebesluit VWS waaronder wijzigingen in de portefeuilleverdeling van portefeuillehouders, worden opgenomen in het register dat de directeur Bestuursondersteuning bijhoudt ter uitvoering van artikel 17 van de Mandaatregeling VWS.

  • 2 Bij verlenging, wijziging of beëindiging van een mandaat of ondermandaat wordt een kopie van dat besluit gezonden aan de directeur Bestuursondersteuning.

Artikel 20. Inwerkingtreding

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2 Ingetrokken worden de volgende besluiten:

    • a. Mandaatregeling Personele Aangelegenheden VWS d.d. 22 maart 2000 (DPenO 20446075);

    • b. Ondermandaatregeling Personele Aangelegenheden VWS d.d. 22 maart 2000 (DpenO 2046076);

    • c. Procedure extra uitkering bij ontslag d.d. 22 juli 1991 (CDPM U 91892).

  • 3 Ten aanzien van de op de dag voor de inwerkingtreding van deze regeling bestaande mandaten en ondermandaten die zijn verleend op grond van de ingetrokken besluiten wordt geacht mandaat of ondermandaat te zijn verleend op basis van dit besluit.

Artikel 21. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Mandaatregeling personele aangelegenheden VWS 2007.

Artikel 22. Bekendmaking

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en worden gepubliceerd op het VWS-intranet. Een exemplaar van het besluit wordt voor medewerkers ter inzage gelegd bij de hoofden van dienst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink