Aansluiting met de Kaderrichtlijn Water
[Regeling vervallen per 03-04-2012]
Vanuit de Kaderrichtlijn Water (KRW) worden natuurlijke, sterk veranderde en kunstmatige
waterlichamen onderscheiden en worden voor deze waterlichamen milieudoelstellingen
geformuleerd. Een waterlichaam is een samenhangende subeenheid van aanzienlijke omvang
waarvoor onder de KRW afzonderlijke chemische en ecologische doelstellingen worden
geformuleerd. Vooralsnog kan de noodzaak tot sanering van waterbodems niet worden
vastgesteld door rechtstreekse toetsing aan de chemische en de ecologische doelstellingen
van de KRW. Hiertoe dient eerst besluitvorming plaats te vinden over de nadere invulling
van deze doelstellingen.
Mede daarom wordt vooralsnog het huidige gebruik van de interventiewaarden bij de
vaststelling van de saneringsnoodzaak (i.e. een geval van ernstige waterbodemverontreiniging)
gecontinueerd. Is sprake van noodzaak tot sanering dan dient vervolgens aan de hand
van het saneringscriterium te worden bezien of de sanering met spoed dient te worden
uitgevoerd. Hierbij wordt al wel gebruik gemaakt van de huidige inzichten over de
wijze waarop invulling kan gegeven worden aan chemische en ecologische doelstellingen
van de KRW.
Bij de vaststelling van de noodzaak tot spoedige sanering zijn niet de gehalten aan
verontreinigende stoffen in de waterbodem bepalend, maar de risico’s (effecten) van
de waterbodem voor het watersysteem en de gebruikers daarvan.
De huidige inzichten over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan (toetsing
aan) de kwaliteitsdoelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water worden bij deze
risicobeoordeling betrokkenVoor de uitwerking hiervan: zie de Handleiding sanering
waterbodems..
Het vaststellen van de risico’s wordt bepaald door ‘nader onderzoek’ op het schaalniveau
van een geval van ernstige waterbodemverontreiniging. Hierbij worden betrokken de:
-
1. risico’s voor de mens;
-
2. risico’s voor het ecosysteem;
-
3. risico’s van verspreiding naar oppervlaktewater;
-
4. risico’s van verspreiding naar en via grondwater.
Dit komt overeen met de systematiek waarmee de risico’s van waterbodemverontreiniging
tot nu toe zijn beoordeeld, met dien verstande dat met name het onderzoek naar de
risico’s voor ecosysteem en oppervlaktewater conform de KRW-systematiek wordt toegesneden
op de specifieke kenmerken, functies en doelstellingen van het betreffende watersysteem(deel).
Figuur 1 geeft de stappen weer waarmee de noodzaak voor spoedige sanering wordt vastgesteld.
Hiermee wordt nadere invulling gegeven aan artikel 37, eerste lid van de Wbb. De stappen worden hierna toegelicht. De bijbehorende methoden om vast te stellen
of spoedige sanering noodzakelijk is, zijn nader uitgewerkt in de Handleiding sanering
waterbodems.
Stap 1: Is in een watersysteem sprake van een geval van ernstige verontreiniging als
gevolg van overschrijding van interventiewaarden?
Er is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als voor tenminste één stof
het gemiddeld gemeten gehalte van tenminste 25 m 3 bodemvolume in het geval van een
sedimentverontreiniging, of de gemiddeld gemeten concentratie in tenminste 100 m 3
poriënverzadigd bodemvolume in het geval van een grondwaterverontreiniging, hoger
is dan de interventiewaarde.
Stap 2: Is sprake van onaanvaardbare risico’s?
Voor een geval van ernstige waterbodemverontreiniging dient conform artikel 37, eerste lid van de Wbb te worden bepaald of het huidige of toekomstige gebruik van de bodem of de mogelijke
verspreiding van verontreiniging (via grondwater of oppervlaktewater) kan leiden tot
zodanige risico’s voor mens, natuur of milieu dat spoedige sanering noodzakelijk is.
Hiertoe wordt aan de hand van nader onderzoek nagegaan of de waterbodem een onaanvaardbaar
risico vormt voor de verschillende risicopaden.
Er is sprake van noodzaak tot spoedige sanering als voor een of meerdere van de genoemde
risicopaden de bijbehorende risiconorm wordt overschreden:
-
– Risico’s voor het oppervlaktewater
Vanuit de waterbodem kunnen stoffen worden nageleverd aan of verspreid naar de waterkolom,
zowel in opgeloste vorm als gebonden aan sediment. Dit kan er toe leiden dat de normen
voor de waterkwaliteit worden overschreden;
-
– Risico’s voor het ecosysteem
Verontreinigingen in de waterbodem kunnen effecten hebben op het ecosysteem, waardoor
de ecologische doelstellingen niet worden bereikt. Behalve uit directe effecten op
bodemorganismen kunnen ook negatieve effecten optreden door ophoping van verontreinigingen
in voedselketens. Dit kan een bedreiging vormen voor vissen en vogels;
-
– Risico’s voor de mens
Ook voor de mens wordt beoordeeld of sprake is van onaanvaardbare risico’s. Daarbij
wordt vastgesteld in hoeverre de mens door recreatie en/of consumptie van vis risico’s
loopt door de waterbodemverontreiniging;
-
– Risico’s voor grondwater
Verontreinigingen kunnen ertoe leiden dat sprake is van onaanvaardbare verspreidingsrisico’s
via het grondwater. Hierbij wordt rekening gehouden met de nabijheid van kwetsbare
objecten (waterwinning, gevoelige natuurgebieden en dergelijke; zie hiervoor de handleiding
sanering waterbodems).
Stap 2a: Er is geen sprake van onaanvaardbare risico’s
In dit geval is er geen noodzaak tot spoedige sanering. Wel kunnen vanuit verantwoord
waterbodembeheer (monitoring)maatregelen nodig zijn. In dat geval wordt aangegeven
op welke wijze en op welk tijdstip verslag wordt gedaan over deze maatregelen. Voor
zover relevant wordt tevens aangegeven welke gebruiksbeperkingen in acht dienen te
worden genomen.
Deze stap resulteert in een beschikking waarin de ernst wordt vastgelegd, alsmede
dat er geen noodzaak is voor spoedige sanering. Voor zover aan de orde worden tevens
maatregelen en beperkingen in de beschikking opgenomen die nodig zijn vanuit verantwoord
waterbodembeheer (artikel 29 en artikel 37, vierde lid van de Wbb). Vervolgstappen zoals de opstelling van en instemming met een saneringsplan zijn
dan niet aan de orde.
Er kunnen zich situaties voordoen waardoor het beheerspoor niet langer toereikend
is. In dat geval dient opnieuw stap 2 te worden doorlopen, alsmede de hieraan gekoppelde
vervolgstappen (zie figuur 1)Zie artikel 37, zesde lid Wbb.:
Voor de gevallen van ernstige waterbodemverontreiniging waarbij de risico’s van de
verontreiniging weliswaar aanvaardbaar zijn maar waar toch werkzaamhedenHieronder
worden andere werkzaamheden verstaan dan die vanuit het oogmerk van onderhoud en sanering,
zoals rivierverruiming, natuurontwikkeling, infrastructuur en dergelijke. zijn voorzien,
dient alsnog een saneringsplan te worden opgesteld conform artikel 39. Hierin dient tevens de saneringsdoelstelling te worden opgenomen (zie figuur 1).
Stap 2b: Er is sprake van onaanvaardbare risico’s
In dat geval is er noodzaak om tot spoedige sanering over te gaan en dient het tijdstip
van saneren te worden vastgesteld (zie onder 5).
Figuur 1: Vaststellen noodzaak voor spoedige sanering, tijdstip van sanering en saneringsdoelstelling