1. Bemonstering van de bodem
Het te bemonsteren perceel bestaat uitsluitend uit bouwland of uit grasland. Van een
perceel met een grootte tot één hectare wordt ten minste één inzendmonster genomen.
Van percelen met een grootte tussen één en drie hectare kan worden volstaan met één
inzendmonster, mits dat perceel, blijkens een uniform gehalte aan organische stof
en lutum, homogeen is. Niet homogene percelen worden voordat de bemonstering plaatsvindt
onderverdeeld in twee of meer eenheden die elk wel homogeen van samenstelling zijn.
Percelen groter dan drie hectare worden voor de bemonstering ingedeeld in meerdere
eenheden met een grootte van ten hoogste drie hectare elk. Elke eenheid moet blijkens
een uniform gehalte aan organische stof en lutum, homogeen van samenstelling zijn.
Van een uniform gehalte aan organische stof en lutum is sprake indien de natuurlijke
variatie van 5 procent niet te boven wordt gegaan.
De monsters worden verzameld met een schone gutsboor, waarvan de diameter 22 mm bedraagt.
De voorgeschreven bemonsteringsdiepte is 25 cm. De gutsboor dient volledig met grond
gevuld te zijn.
De gutsboor moet vervaardigd zijn van koolstofstaal of een andere ongelegeerde staalsoort.
Het oppervlak mag niet behandeld (‘veredeld’) zijn met zware metalen of arseen of
met verf, lak of olie.
De monsters mogen uitsluitend verzameld worden in schone opvangvaten of -zakken vervaardigd
uit dan wel bekleed met polyethyleen.
Een inzendmonster bestaat uit 40 steken met de gutsboor. Deze worden systematisch
genomen door in zig-zag gangen over het perceel(sgedeelte) te gaan, zodanig dat elk
gedeelte van de te bemonsteren oppervlakte een gelijke kans heeft om in het inzendmonster
te worden opgenomen. De kanten van het perceel en grove onregelmatigheden in het perceel
(slootwallen, diepe greppels, melkplaatsen) worden van bemonstering uitgesloten. Bij
het nemen van de steken dient rekening gehouden te worden met de aanwijzingen volgens
NEN 5742.
De minimale omvang van een inzendmonster bedraagt 500 gram.
2. Analyse van de bodemmonsters
Het inzendmonster dient voorbehandeld te worden volgens NEN 5709.
De monsterontsluiting voor de analyse op cadmium, chroom, koper, nikkel, lood, zink
en arseen wordt uitgevoerd volgens NEN 6961; en de monsteranalyse wordt uitgevoerd
volgens NEN 6965.
De monsterontsluiting en de monsteranalyse op kwik wordt uitgevoerd volgens NEN-ISO
16772.
De bepaling van het droge stof-gehalte wordt uitgevoerd volgens NEN/ISO 11465.
De bepaling van het organische stof-gehalte wordt uitgevoerd in het analysemonster
volgens NEN 5754.
De bepaling van het lutum-gehalte wordt uitgevoerd in het laboratoriummonster volgens
NEN 5753.