2.16. Toerekening partners; verrekening buitenlandse (bron)belasting
[Regeling vervallen per 01-04-2010 met terugwerkende kracht tot en met 18-03-2010]
Terugwerkende kracht
Voor dit onderdeel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Vraag
Fiscale partners A en B willen de buitenlandse aandelen voor de toepassing van de
rendementsgrondslag toerekenen aan B. B is de niet-verdienende partner. A en B zijn
het gehele jaar fiscale partners. Op het desbetreffende aandelenpakket is dividend
uitgekeerd, waarop buitenlandse bronbelasting is ingehouden. Bij wie moet de geheven
buitenlands (bron)belasting in aanmerking worden genomen voor verrekening met de inkomstenbelasting
ter voorkoming van dubbele belasting? Bij A die eigenaar van de buitenlandse aandelen
is of bij B aan wie de buitenlandse aandelen worden toegerekend?
Antwoord
Verrekening van buitenlandse (bron)belasting kan alleen aan de orde komen voorzover
de aandelen waarop het dividend is uitgekeerd, bij de belastingplichtige tot de rendementsgrondslag
behoren (grondslag-eis). In dit verband wordt de te verrekenen buitenlandse (bron)belasting
bij de fiscale partners in dezelfde verhouding in aanmerking genomen als de toerekening
van de bestanddelen van de rendementsgrondslag. Als de buitenlandse aandelen op de
voet van artikel 2.17 van de Wet IB 2001 aan B worden toegerekend, kan alleen B de buitenlandse (bron)belasting verrekenen.
Fiscale partners die op grond van artikel 2.17, tweede lid, van de Wet IB 2001 kiezen voor vrije toerekening van (buitenlandse) gemeenschappelijke inkomensbestanddelen
of (buitenlandse) bestanddelen van de rendementsgrondslag dienen de daarop betrekking
hebbende te verrekenen buitenlandse (bron)belasting in dezelfde verhouding als de
desbetreffende bestanddelen in aanmerking te nemen.
Deze wijze van verrekening bij vrije toerekening van (buitenlandse) gemeenschappelijke
inkomensbestanddelen en bestanddelen van de rendementsgrondslag geldt voor (bron)belasting
die is ingehouden of is voldaan op dividenden, interest en royalty’s uit vermogensbestanddelen
die onder hoofdstuk 4 (Heffingsgrondslag bij aanmerkelijk belang) en hoofdstuk 5 (Heffingsgrondslag bij sparen en beleggen) van de Wet IB 2001 vallen. In totaal mag uiteraard niet meer dan 100% van de (bron)belasting die op
grond van de regelingen ter voorkoming van dubbele belasting voor verrekening in aanmerking
komt, worden verrekend. Daarnaast geldt dat deze verdeling van (buitenlandse) inkomensbestanddelen
en bestanddelen van de rendementsgrondslag alleen is toegestaan als sprake is van
fiscaal partnerschap gedurende het gehele jaar. Van fiscaal partnerschap gedurende
het gehele jaar is in dit geval eveneens sprake als de partners hebben verzocht om
op basis van artikel 2.17, zevende lid, van de Wet IB 2001, voor de toepassing van de toerekeningsregels het gehele jaar als fiscale partners
te worden aangemerkt. De gekozen verdeling kan worden herzien tot het moment dat de
aanslag van de belastingplichtige of zijn fiscale partner onherroepelijk vaststaat
(artikel 2.17, vierde lid, van de Wet IB 2001).
Nadrukkelijk merk ik op dat deze wijze van in aanmerking nemen van buitenlandse (bron)belasting
niet ziet op het op grond van artikel 20 of artikel 25a van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 bij beschikking vastgestelde bedrag aan niet verrekende buitenlandse belasting dat
wordt voortgewenteld. Deze belasting is slechts verrekenbaar bij de persoon op wiens
naam de beschikking staat
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2008, 1, datum inwerkingtreding 04-01-2008, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 12-12-2007.