Vanaf 18 oktober 2007 is de DGA over de vergoeding die hij ontvangt voor de door hem
aan zijn vennootschap verrichte arbeidswerkzaamheden geen omzetbelasting verschuldigd.
De DGA heeft geen recht op aftrek van voorbelasting voor aan hem in het kader van
die werkzaamheden vanaf 18 oktober 2007 geleverde goederen of verrichte diensten.
Het einde van het ondernemerschap heeft tot gevolg dat eventueel aanwezige goederen,
waarvoor eerder recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van belasting is ontstaan,
op 18 oktober 2007 worden geacht te zijn geleverd in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de Wet (bedrijfsbeëindiging). Doel en strekking van dit artikel is te voorkomen dat goederen belastingvrij buiten de ondernemerssfeer terecht komen
als aftrek van voorbelasting is genoten. Voor de maatstaf van heffing ter zake geldt
de aankoopprijs of kostprijs van de goederen op het moment van de levering. Vanwege
de bijzondere omstandigheid van het geval, keur ik goed dat het verschuldigde omzetbelastingbedrag
mag worden berekend door overeenkomstige toepassing van de herziening van de voorbelasting
van het desbetreffende goed (artikel 13a van de beschikking), waarbij die herziening een aanvang mag nemen in 2008. Voor goederen die zijn aangeschaft
in 2007 mag de verschuldigde omzetbelasting op overeenkomstige wijze worden bepaald.
Voorbeeld: woning aangeschaft op 1 januari 2006 voor € 500.000 (waarvan € 79.831 btw).
Onttrekking 18 oktober 2007 is belast met btw. Verschuldigde btw is dan 8 jaar/10
jaar van € 79.831 btw = € 63.864.
Als de levering is vrijgesteld van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, 1°, van de Wet, moet herziening van de voorbelasting die toerekenbaar is aan de resterende herzieningsperiode
(artikel 13a van de beschikking) in één keer plaatsvinden. Daarbij mag er van worden uitgegaan dat het goed vanaf
1 januari 2008 wordt gebruikt voor de vrijgestelde levering.
De belasting die ter zake van de levering op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de Wet, dan wel ter zake van de herziening van de voorbelasting, is verschuldigd, moet op
aangifte worden voldaan over het aangiftetijdvak waarin 18 oktober 2007 valt. Ik keur
goed dat deze belasting wordt voldaan over het laatste belastingtijdvak van 2007.
Als een goed in 2007 is gebruikt voor privé-doeleinden in de zin van artikel 4, tweede lid, van de Wet, is de DGA over dit gebruik tot 18 oktober 2007 omzetbelasting verschuldigd. Op grond
van artikel 13, vierde lid, van de Wet, is die belasting verschuldigd op de laatste dag van het kalenderjaar.
Doorleveringsfaciliteit
Het is mogelijk dat de DGA goederen die zich niet in het vermogen van de vennootschap
bevinden, die bedrijfsmatig worden gebruikt en die door de DGA voor de btw-heffing
zakelijk zijn geëtiketteerd, na 17 oktober 2007 wil leveren aan zijn vennootschap.
Om een redelijke en eenvoudige btw-heffing te verzekeren, keur ik goed dat als de
levering plaatsvindt na 17 oktober 2007 en voor 1 april 2008, de hiervoor beschreven
heffing op grond van art. 3, derde lid, onderdeel c, van de Wet achterwege blijft indien de vennootschap voor de btw-heffing ter zake van dat goed
in de plaats treedt van de DGA. Dat wil zeggen dat de vennootschap in de toekomst
btw voldoet over het privé-gebruik van die goederen over 2008 en volgende jaren, en
bij doorverkoop btw in rekening brengt, tenzij een vrijstelling van toepassing is.