Verordening varkensleveringen (PVV) 2007

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-03-2008.
Geldend van 03-02-2008 t/m 14-06-2008

Verordening van het bestuur van het Productschap Vee en Vlees van 31 oktober 2007 houdende de regulering van varkensleveringen (Verordening varkensleveringen (PVV) 2007)

1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

productschap

:

Productschap Vee en Vlees;

b.

bestuur

:

bestuur van het productschap;

c.

voorzitter

:

voorzitter van het productschap;

d.

wet

:

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

e.

ondernemer

:

de natuurlijke of rechtspersoon die een varkenshouderijbedrijf exploiteert;

f.

varkenshouderijbedrijf

:

locatie van een landbouwbedrijf, niet zijnde een spermawincentrum of een quarantaineruimte, waar, anders dan voor educatieve doeleinden, vijf of meer varkens worden gehouden dan wel een locatie die voor het zodanig houden bestemd is;

g.

spermawincentrum

:

varkenshouderij waar beren worden gehouden voor de winning van sperma en dat erkend is krachtens artikel 5 van richtlijn nr. 90/429/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224) dan wel krachtens artikel 3, eerste lid, van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

h.

quarantaineruimte

:

afzonderingsruimte die is erkend krachtens bijlage B, hoofdstuk 1, artikel 1, onderdeel a, van richtlijn nr. 90/429/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224) dan wel krachtens artikel 3, eerste lid, van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra;

i.

A-bedrijf

:

varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 2 is aangewezen als A-bedrijf;

j.

B-bedrijf

:

varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 3 is aangewezen als B-bedrijf;

k.

C-bedrijf

:

varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 4 is aangewezen als C-bedrijf;

l.

D-bedrijf

:

varkenshouderijbedrijf, niet zijnde een spermawincentrum of quarantaineruimte, dat niet is aangewezen als een A-bedrijf, een B-bedrijf een C- bedrijf, dan wel een E-bedrijf of een F-bedrijf.

m.

E-bedrijf

:

varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 5 is aangewezen als E-bedrijf;

n.

F-bedrijf

:

varkenshouderijbedrijf dat krachtens artikel 6 is aangewezen als F-bedrijf;

o.

geaccrediteerde keuringsinstantie

:

keuringsinstantie, waarvan:

     

1. door de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie is verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de criteria van NEN-EN-ISO 17020, voor zover deze verklaring betrekking heeft op het opstellen van de in artikel 2, aanhef, artikel 4, onderdeel b, of artikel 19, tweede lid, genoemde rapporten, dan wel;

     

2. door de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie is verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de criteria van NEN-EN-ISO 17020, voor zover deze verklaring betrekking heeft op verrichtingen in de veehouderij, en de keuringsinstantie aan de Nederlandse Raad voor Accreditatie of een gelijkwaardige buitenlandse instantie heeft verzocht te verklaren dat de keuringsinstantie aan genoemde criteria voldoet met betrekking tot de in artikel 2, aanhef, artikel 4, onderdeel b, of artikel 19, tweede lid, genoemde rapporten en dit verzoek niet is afgewezen;

p.

meldingsbureau

:

een door het bestuur bij besluit aangewezen organisatie die namens het productschap alle meldingen met betrekking tot transport van varkens inventariseert en daarvan een bevestiging verstrekt;

q.

onderzoeksinstituut

:

instituut waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de dierproeven is verleend, niet zijnde een A-bedrijf, B-bedrijf, C-bedrijf, D-bedrijf, E-bedrijf of een F-bedrijf;

r.

verzamelcentrum

:

verzamelcentrum voor varkens dat is erkend krachtens artikel 11 van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121);

s.

cluster

:

combinatie van ten hoogste drie C-bedrijven die van één A-bedrijf varkens ontvangen, overeenkomstig de opgave van artikel 14, vierde lid;

t.

transportdocument

:

door het meldingsbureau afgegeven ontvangstbevestiging van een overeenkomstig artikel 19, eerste lid, ingediende melding van een voorgenomen levering van varkens. De ontvangstbevestiging wordt overeenkomstig de vereisten opgenomen in artikel 30, tweede en derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren opgemaakt;

u.

varken

:

dier behorende tot de familie der Suidae Gray 1821;

v.

speenbig

:

gespeend varken, met een leeftijd van tenminste drie weken en ten hoogste twaalf weken;

w.

big

:

varken vanaf zijn geboorte tot aan het spenen;

x.

opfokgelt

:

vrouwelijk varken, bestemd voor de voortplanting;

y.

opfokbeer

:

mannelijk varken, bestemd voor de voortplanting;

z.

fokbijproduct

:

big die vanwege ongeschiktheid om als opfokgelt of opfokbeer afgezet te worden, als vleesvarken worden.

2. Verlenen en intrekken van de aanwijzing

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De voorzitter wijst op aanvraag van de ondernemer diens varkenshouderijbedrijf aan als een A-bedrijf, indien de ondernemer bij de aanvraag een conform bijlage III opgemaakt bedrijfsrapport van een geaccrediteerde keuringsinstantie kan overleggen waaruit blijkt dat het varkenshouderijbedrijf is getoetst aan de in de onderdelen a tot en met i gestelde voorwaarden, alsmede een verklaring als bedoeld in onderdeel j.

  • a. Op het varkenshouderijbedrijf worden vrouwelijke varkens gehouden voor het bedrijfsmatig produceren van biggen;

  • b. Varkens die op het varkenshouderijbedrijf worden aangevoerd, worden gehuisvest in een van de rest van het varkenshouderijbedrijf afgescheiden toevoegstal, waarvan inrichting en gebruik voldoen aan de in bijlage I bij deze verordening opgenomen voorschriften, totdat uit een door een dierenarts na vier weken na aanvoer overeenkomstig bijlage II uitgevoerd serologisch onderzoek blijkt dat in de toevoegstal geen varkens zijn aangetroffen waarvan het bloed antilichamen tegen klassieke varkenspest of gE-antilichamen tegen de ziekte van Aujeszky bevat;

  • c. Bij het ontbreken van een toevoegstal als bedoeld in onderdeel b, tot zes weken na de laatste aanvoer van varkens worden geen varkens afgevoerd anders dan, hetzij rechtstreeks, hetzij via een verzamelcentrum, naar het slachthuis;

  • d. Op het varkenshouderijbedrijf is een voorziening voor reiniging en ontsmetting van vervoermiddelen voor varkens aanwezig als bedoeld in artikel 59, tweede lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;

  • e. De ondernemer van het varkenshouderijbedrijf leeft artikel 67, tweede lid, en artikel 79 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s na;

  • f. De ondernemer voldoet aan alle, de herkomst van de op het varkenshouderijbedrijf aanwezige varkens betreffende, krachtens artikel 96 van de wet gestelde regels;

  • g. Op het varkenshouderijbedrijf is een douche aanwezig, die is gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de ingang van het varkenshouderijbedrijf, waarvan bezoekers van het varkenshouderijbedrijf voorafgaand aan het betreden van de stallen gebruik maken;

  • h. Het varkenshouderijbedrijf is voorzien van een erfafscheiding waardoor het betreden van het varkenshouderijbedrijf zonder de medewerking van de ondernemer niet mogelijk is;

  • i. De ondernemer legt de gegevens met betrekking tot groepsmedicatie in het logboek, bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Diergeneesmiddelenwet vast;

  • j. De ondernemer overlegt bij de aanvraag en vervolgens eenmaal per maand een verklaring van een dierenarts waarin deze verklaart dat het in bijlage II bepaalde aantal op het varkenshouderijbedrijf aanwezige varkens serologisch is onderzocht en dat geen varkens zijn aangetroffen waarvan het bloed antilichamen tegen klassieke varkenspest of gE-antilichamen tegen de ziekte van Aujeszky bevat, dan wel, in geval van leegstand, een verklaring van een geaccrediteerde keuringsinstantie dat de stallen van het varkenshouderijbedrijf ten tijde van de aanvraag leegstaan.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De voorzitter wijst op aanvraag van de ondernemer diens varkenshouderijbedrijf aan als een B-bedrijf, indien op het varkenshouderijbedrijf vrouwelijke varkens worden gehouden voor het bedrijfsmatig produceren van biggen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De voorzitter wijst op aanvraag van de ondernemer diens varkenshouderijbedrijf aan als een C-bedrijf, indien:

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De voorzitter wijst op aanvraag van de ondernemer diens varkenshouderijbedrijf aan als een E-bedrijf, indien:

  • a. op het varkenshouderijbedrijf speenbiggen worden gehouden, uitsluitend afkomstig van één A-bedrijf;

  • b. de ondernemer bij de aanvraag een volgens het model in bijlage III opgesteld bedrijfsrapport overlegt van een geaccrediteerde keuringsinstantie waaruit blijkt dat het varkenshouderijbedrijf is getoetst aan de in artikel 2, onderdelen d tot en met j, gestelde voorwaarden.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De voorzitter wijst op aanvraag van de ondernemer diens varkenshouderijbedrijf aan als een F-bedrijf, indien op het varkenshouderijbedrijf speenbiggen worden gehouden, uitsluitend afkomstig van één B-bedrijf.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De voorzitter kan de aanwijzing als A-bedrijf, B-bedrijf, C-bedrijf, E-bedrijf of F-bedrijf met onmiddellijke ingang schorsen voor een bepaalde termijn, indien:

    • a. het varkenshouderijbedrijf niet voldoet aan de eisen, bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 5 onderscheidenlijk 6, en veterinaire belangen de schorsing rechtvaardigen, dan wel;

    • b. blijkt dat in een periode van twaalf maanden de ondernemer meer dan eenmaal varkens van het varkenshouderijbedrijf afvoert of doet afvoeren, dan wel op het varkenshouderijbedrijf ontvangt of aanvoert, zonder dat wordt voldaan aan de artikelen 12, 13, 14, 16 onderscheidenlijk 17.

  • 2 De voorzitter kan de schorsing, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, telkens verlengen met een termijn van ten hoogste vier weken.

  • 3 In geval van schorsing van de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 12, 13, 14, 16 en 17 niet van toepassing.

  • 4 De voorzitter kan de aanwijzing als A-bedrijf, B-bedrijf, C-bedrijf, E-bedrijf of F-bedrijf intrekken, indien:

    • a. blijkt dat het varkenshouderijbedrijf niet voldoet aan de eisen, bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 5 onderscheidenlijk 6, terwijl de ondernemer in de gelegenheid is gesteld binnen een termijn van ten hoogste zes weken alsnog aan de eisen te voldoen en deze termijn inmiddels is verstreken, dan wel

    • b. na afloop van de schorsing, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, blijkt dat het varkenshouderijbedrijf nog steeds niet voldoet aan de eisen, bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 5 onderscheidenlijk 6;

    • c. blijkt dat in een periode van twaalf maanden na de dagtekening van het besluit tot schorsen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, de ondernemer opnieuw varkens van het varkenshouderijbedrijf afvoert of doet afvoeren, dan wel op het varkenshouderijbedrijf ontvangt of aanvoert, zonder dat wordt voldaan aan de artikelen 12, 13, 14, 16 onderscheidenlijk 17.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Aanvragen, verklaringen en bedrijfsrapporten als bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 5 en 6 worden ingediend bij het productschap.

3. Varkensleveringen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het is de ondernemer verboden een of meer varkens te vervoeren van of naar, af te voeren of te doen afvoeren van een varkenshouderijbedrijf of een verzamelcentrum dan wel te ontvangen of aan te voeren op een varkenshouderijbedrijf.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het verbod, bedoeld in artikel 9, is niet van toepassing op het vervoeren, afvoeren of doen afvoeren van:

  • a. een of meer varkens van een varkenshouderijbedrijf naar een slachthuis, hetzij rechtstreeks, hetzij via een verzamelcentrum, mits de varkens zijn gemerkt als slachtvarkens en uit het vervoersdocument, bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren blijkt dat sprake is van vervoer van slachtdieren;

  • b. een of meer mannelijke varkens van een varkenshouderijbedrijf naar een quarantaineruimte;

  • c. een of meer varkens van een varkenshouderijbedrijf naar een onderzoeksinstituut;

  • d. ten hoogste vier varkens per levering van een varkenshouderijbedrijf naar een locatie waar varkens worden gehouden voor recreatieve of educatieve doeleinden, of

  • e. een of meer varkens van een varkenshouderijbedrijf naar een varkenshouderijbedrijf buiten Nederland, hetzij rechtstreeks, hetzij via een verzamelcentrum.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien voor het vervoer van varkens naar een lidstaat of een derde land, nadat deze reeds van een varkenshouderijbedrijf zijn afgevoerd, ingevolge artikel 59, tweede lid, onderdeel e, van de wet in samenhang met artikel 6, eerste lid, van het Besluit dierenvervoer 1994 geen certificaat wordt afgegeven, is het de ondernemer in afwijking van artikel 9 toegestaan, deze varkens op de dag dat dit certificaat geweigerd wordt weer op zijn bedrijf te ontvangen of aan te voeren en, na gedeeltelijk lossing, de niet geloste varkens vervolgens wederom van zijn bedrijf te vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een A-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voor zover:

    • a. vrouwelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf, C-bedrijf, E-bedrijf of varkenshouderijbedrijf buiten Nederland;

    • b. mannelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf, C-bedrijf, E-bedrijf, of varkenshouderijbedrijf buiten Nederland, spermawincentrum of quarantaineruimte;

    • c. het biggen betreft afkomstig van het E-bedrijf waar het A-bedrijf aan heeft geleverd;

    • d. in een periode van ten minste vijf weken voorafgaand aan de week van aanvoer geen varkens op het A-bedrijf zijn aangevoerd;

    • e. de aangevoerde varkens na aanvoer worden gehouden in een toevoegstal als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, totdat uit het in artikel 2, onderdeel b, bedoelde serologisch onderzoek blijkt dat geen varkens zijn aangetroffen waarvan het bloed antilichamen tegen klassieke varkenspest en gE-antilichamen tegen de ziekte van Aujeszky bevat, dan wel binnen vijf weken na aanvoer geen varkens worden afgevoerd anders dan rechtstreeks naar een slachthuis.

  • 2 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een A-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voor zover:

    • a. varkens worden afgevoerd naar A-bedrijven, B-bedrijven, D-bedrijven;

    • b. varkens worden afgevoerd naar één C-bedrijf of ten hoogste één cluster;

    • c. varkens worden afgevoerd naar één E-bedrijf, waarbij niet meer naar een ander varkensbedrijf kan worden afgevoerd.

  • 3 De ondernemer die een A-bedrijf exploiteert kan in een periode van twaalf maanden eenmaal een ander aanvoeradres kiezen ter vervanging van het aanvoeradres, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk b.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een B-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voor zover:

    • a. vrouwelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf, C-bedrijf, E-bedrijf of varkenshouderijbedrijf buiten Nederland;

    • b. mannelijke varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf, C-bedrijf, E-bedrijf of varkenshouderijbedrijf buiten Nederland, spermawincentrum of quarantaineruimte;

    • c. het biggen betreft afkomstig van het F-bedrijf waar het B-bedrijf aan heeft geleverd;

    • d. de aan te voeren varkens een gewicht hebben van ten minste 25 kg per dier, en

    • e. in een periode van ten minste vijf weken voorafgaand aan de week van aanvoer geen varkens op het B-bedrijf zijn aangevoerd.

  • 2 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een B-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voor zover in een periode van zes weken slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste zes D-bedrijven en in een periode van vier maanden slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste twaalf D-bedrijven.

  • 3 Indien de ondernemer die een B-bedrijf exploiteert varkens vervoert, doet vervoeren, afvoert of doet afvoeren naar een D-bedrijf waarop in een periode van drie weken voorafgaand aan de dag van afvoer van het B-bedrijf op enig tijdstip geen varkens aanwezig waren en de stallen op dat tijdstip zijn gereinigd en ontsmet, terwijl in een periode van twee maanden voor dat tijdstip geen varkens op het D-bedrijf zijn aangevoerd, is deze levering in afwijking van artikel 9 toegestaan, zonder dat deze levering wordt begrepen in de op grond van het tweede lid toegestane leveringen.

  • 4 De ondernemer die een B-bedrijf exploiteert kan in een periode van twaalf maanden eenmaal een ander aanvoeradres kiezen ter vervanging van het aanvoeradres, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk b.

  • 5 Het afvoeren van varkens van een B-bedrijf overeenkomstig het tweede of derde lid is slechts toegestaan voor op het B-bedrijf geboren varkens met een gewicht van ten hoogste 35 kg.

  • 6 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een B-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voor zover varkens worden afgevoerd naar één F-bedrijf, waarbij niet meer naar een ander varkensbedrijf kan worden afgevoerd.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een C-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voor zover varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf, E-bedrijf of varkenshouderijbedrijf buiten Nederland.

  • 2 In afwijking van artikel 9 is het de exploitant van een C-bedrijf toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voor zover:

    • a. varkens worden afgevoerd naar een of meerdere A-bedrijven;

    • b. in een periode van twaalf maanden slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste 40 B-bedrijven en D-bedrijven gezamenlijk, dan wel;

      • 1e. wanneer het C-bedrijf deel uitmaakt van een cluster van twee C-bedrijven, in een periode van twaalf maanden door het cluster slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste 30 B-bedrijven en D-bedrijven gezamenlijk;

      • 2e. wanneer het C-bedrijf deel uitmaakt van een cluster van drie C-bedrijven, in een periode van twaalf maanden door het cluster slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste 30 B-bedrijven en D-bedrijven gezamenlijk.

  • 3 Het afvoeren van varkens van een C-bedrijf naar een D-bedrijf overeenkomstig het tweede lid is slechts toegestaan voor varkens met een gewicht van ten minste 80 kg.

  • 4 De ondernemer die een A-bedrijf of E-bedrijf exploiteert doet bij de aanvraag, bedoeld in artikel 2 of 5, opgave van de samenstelling van het cluster als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel b. De ondernemers die de betreffende C-bedrijven exploiteren medeondertekenen deze opgave.

    De opgave bevat de verdeling onder de betreffende C-bedrijven van het aantal afvoeradressen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1e of 2e. Het is de ondernemer die een C-bedrijf exploiteert slechts toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1e of 2e, indien daarmee het aantal bij de verdeling aan dat bedrijf toebedeelde afleveradressen niet wordt overschreden.

  • 5 De samenstelling van een cluster en de verdeling van het aantal afvoeradressen kunnen in een periode van twaalf maanden eenmaal worden gewijzigd. Een wijziging van de samenstelling van het cluster en de verdeling van het aantal afvoeradressen wordt bij het meldingsbureau gemeld voorafgaand aan de toepassing van de wijziging. Deze melding wordt mede ondertekend door de ondernemers die het A-bedrijf of E-bedrijf en de betreffende C-bedrijven uitoefenen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een D-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voor zover in een periode van zestien weken slechts varkens worden aangevoerd, afkomstig van ten hoogste zes A-bedrijven, B-bedrijven, C-bedrijven, E-bedrijven of F-bedrijven of varkenshouderijbedrijven buiten Nederland, al dan niet via een verzamelcentrum, gezamenlijk.

  • 2 Indien op het D-bedrijf in een periode van drie weken voorafgaand aan de dag van aanvoer op enig tijdstip geen varkens aanwezig waren en de stallen op dat tijdstip zijn gereinigd en ontsmet, terwijl in een periode van twee maanden voor dat tijdstip geen varkens op het D-bedrijf zijn aangevoerd, is het in afwijking van het eerste lid de exploitant van een D-bedrijf toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voor zover in een periode van vier maanden slechts varkens worden aangevoerd, afkomstig van ten hoogste twaalf A-bedrijven, B-bedrijven, C-bedrijven, E-bedrijven of F-bedrijven of varkenshouderijbedrijven buiten Nederland, al dan niet via een verzamelcentrum, gezamenlijk.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een E-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voor zover varkens worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste één A-bedrijf waar een vaste relatie mee bestaat en waarvan het E-bedrijf de aflevermogelijkheden overneemt.

  • 2 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een E-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voor zover:

    • a. het E-bedrijf de afvoermogelijkheden van het A-bedrijf waarvan het E-bedrijf de biggen ontvangt overneemt;

    • b. varkens worden afgevoerd naar A-bedrijven, B-bedrijven, D-bedrijven;

    • c. varkens worden afgevoerd naar één C-bedrijf of ten hoogste één cluster.

  • 3 Het afvoeren van varkens van een E-bedrijf naar een C-bedrijf is slechts toegestaan voor varkens met een gewicht van ten hoogste 35 kilogram.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 In afwijking van artikel 9 is het de ondernemer die een F-bedrijf exploiteert toegestaan een of meer varkens naar dat bedrijf te vervoeren of te doen vervoeren en op dat bedrijf aan te voeren en te ontvangen, voor zover de speenbiggen worden aangevoerd afkomstig van ten hoogste van ten hoogste één B-bedrijf.

  • 2 In afwijking van artikel 9 is het de exploitant van een F-bedrijf toegestaan een of meer varkens van dat bedrijf te vervoeren, doen vervoeren, af te voeren of te doen afvoeren, voor zover:

    • a. het F-bedrijf de afvoermogelijkheden van het B-bedrijf waarvan het F-bedrijf de speenbiggen ontvangt overneemt;

    • b. in een periode van zes weken slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste zes D-bedrijven en in een periode van 4 maanden slechts varkens worden afgevoerd naar ten hoogste twaalf D-bedrijven;

    • c. het terugleveren betreft aan het B-bedrijf waarvan de speenbiggen betrokken zijn.

  • 3 Indien de ondernemer die een F-bedrijf exploiteert varkens vervoert, doet vervoeren, afvoert of doet afvoeren naar een D-bedrijf waarop in een periode van drie weken voorafgaand aan de dag van afvoer van het F-bedrijf op enig tijdstip geen varkens aanwezig waren en de stallen op dat tijdstip zijn gereinigd en ontsmet, terwijl in een periode van twee maanden voor dat tijdstip geen varkens op het D-bedrijf zijn aangevoerd, is deze levering in afwijking van artikel 9 toegestaan, zonder dat deze levering wordt begrepen in de op grond van het tweede lid toegestane leveringen.

  • 4 Het afvoeren van varkens van een F-bedrijf naar een D-bedrijf overeenkomstig het tweede lid is slechts toegestaan voor varkens met een gewicht van ten hoogste 35 kilogram.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 9, is niet van toepassing op het, hetzij rechtstreeks, hetzij via een Nederlands verzamelcentrum, aanvoeren en ontvangen op een varkenshouderijbedrijf van een of meer varkens afkomstig van een varkenshouderijbedrijf of verzamelcentrum buiten Nederland, voor zover:

    • a. de varkens voldoen aan alle van toepassing zijnde communautaire en overige internationale veterinaire voorschriften;

    • b. de ondernemer van het varkenshouderijbedrijf waarop de varkens worden ontvangen, ten minste één werkdag vóór de periode van 48 uur waarbinnen de voorgenomen ontvangst zal plaatsvinden, die voorgenomen ontvangst bij het meldingsbureau meldt, op de in artikel 19, lid 1 omschreven wijze;

    • c. bij de melding als bedoeld in onderdeel b de gegevens worden verstrekt die moeten zijn opgenomen in het gezondheidscertificaat van bijlage F, model 2, van richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121), dan wel artikel 11 van richtlijn nr. 72/462/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen en geiten, van vers vlees of vleesprodukten uit derde landen (PbEG L 302); en

    • d. de ondernemer van het varkenshouderijbedrijf medewerking verleent aan bestemmingscontrole van de varkens op zijn bedrijf overeenkomstig artikel 5 van richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautair handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224);

4. Melding van de varkensleveringen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De ondernemer die het varkenshouderijbedrijf exploiteert waarvan varkens worden afgevoerd, meldt die voorgenomen levering bij het meldingsbureau, door middel van een per fax verzonden door het meldingsbureau verstrekt en volledig ingevuld formulier, dan wel via het voice response systeem van het meldingsbureau, dan wel, indien het meldingsbureau met deze wijze van melden vooraf heeft ingestemd, via electronische data interchange of I&RVL-online. De melding strekt tot aanvraag van een transportdocument. Voor de afgifte van een transportdocument is de aanvrager een retributie verschuldigd. Het transportdocument wordt uiterlijk twee weken voor de week van het voorgenomen transport aangevraagd en is alleen geldig in de week van het voorgenomen transport.

  • 3 Het transportdocument wordt door de ontvanger van de varkens op het varkenshouderijbedrijf bewaard tot zes maanden na de datum waarop de varkens op het varkenshouderijbedrijf zijn ontvangen.

  • 4 Indien de levering waarop de melding betrekking heeft niet plaats zal vinden, of niet heeft plaats gehad, doet de ondernemer daarvan onverwijld mededeling bij het meldingsbureau. Indien het aantal geleverde varkens afwijkt van het gemelde aantal, doet de ondernemer daarbij opgave van het feitelijk geleverde aantal varkens.

  • 5 Het eerste lid is niet van toepassing op het vervoer, de afvoer, de ontvangst en de aflevering van varkens, bedoeld in artikel 10, onderdeel a.

  • 6 In afwijking van het eerste lid geschiedt de melding bij aanvoer van varkens uit het buitenland, door de ondernemer van het varkenshouderijbedrijf waarheen varkens worden aangevoerd. Het tweede lid is dan niet van toepassing.

  • 7 Het eerste lid is niet van toepassing op het wederom vervoeren, afvoeren of doen afvoeren van de niet geloste varkens als bedoeld in artikel 11.

  • 8 De voorzitter kan in het geval van een uitbraak van de Ziekte van Aujeszky bij varkens overgaan tot het schorsen of intrekken van de op dat moment reeds uitgegeven transportdocumenten en tot het afgeven van transportdocumenten met een beperkte geldigheidsduur.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De ondernemer weigert de ontvangst van varkens indien bij de aanvoer een transportdocument met betrekking tot deze aanvoer ontbreekt.

5. Toezicht

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt namens het productschap uitgeoefend door een door het bestuur bij besluit aangewezen dienst of de door het bestuur bij besluit aangewezen personen. Dit besluit wordt gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

  • 2 Ondernemers zijn verplicht:

    • a. aan de door het bestuur aangewezen dienst en personen al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die nodig zijn voor de vervulling van hun taak;

    • b. aan de door het bestuur aangewezen dienst en personen te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar dan wel waarin voorraden, dan wel varkens, tot het bedrijf van de ondernemer behorende, zijn opgeslagen dan wel worden vervoerd;

    • c. te gedogen dat controleurs van de door het bestuur aangewezen dienst en de door het bestuur aangewezen personen monsters nemen uit de voorraden, dan wel varkens van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden. De ondernemer zal alsdan de van hem gevorderde medewerking verlenen overeenkomstig de aanwijzingen van de door het bestuur aangewezen dienst en personen.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde personen zijn bevoegd berechtingsrapporten ten behoeve van tuchtrechtelijke afhandeling op te maken.

6. Handhaving

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening worden tuchtrechtelijke maatregelen gesteld zoals voorzien in de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

7. Bijzondere bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De voorzitter kan, voor zover het belang van preventie en bestrijding van dierziekten zich daartegen niet verzet, namens het bestuur op schriftelijk verzoek van belanghebbende, ontheffing verlenen van het gestelde in artikel 9. De voorzitter kan besluiten aan de ontheffing bijzondere voorwaarden te stellen. De ontheffing kan te allen tijde door de voorzitter worden ingetrokken.

  • 2 Voor de verlening van een ontheffing is de aanvrager een retributie verschuldigd.

  • 3 Het bestuur stelt bij besluit nadere voorwaarden aan het verlenen van ontheffingen of vrijstellingen.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het bestuur regelt bij verordening de wijze waarop de retributies, bedoeld in artikel 19, eerste lid en artikel 23, tweede lid, worden vastgesteld en opgelegd, alsmede de hoogte van de retributies.

8. Gegevensverwerking

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De door het productschap uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens omtrent ondernemingen worden in handen gesteld van de voorzitter; zij worden, behoudens aan personeelsleden van het secretariaat van het productschap, het meldingsbureau, de diensten en personen als bedoeld in artikel 21, eerste lid, alsmede ten behoeve van de handhaving van het bepaalde in deze verordening en de Dienst Regelingen, van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor zover ten behoeve van het I&R-systeem, niet verder bekend gemaakt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde diensten en personen zijn gehouden de op voet van het eerste lid verkregen gegevens vertrouwelijk te behandelen.

  • 3 De voorzitter kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, besluiten tot bekendmaking van getotaliseerde gegevens omtrent groepen van ondernemingen, doch nimmer op zodanige wijze dat daaruit gegevens omtrent een bepaalde onderneming kunnen worden afgeleid.

  • 4 Uit hoofde van deze verordening verkregen gegevens omtrent ondernemingen worden aan anderen dan de in het eerste lid genoemde personen en instanties slechts verstrekt voor zover zulks in overeenstemming is met de artikelen 8 en 9 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

9. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.

  • 2 Deze verordening zal worden geplaatst in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

  • 3 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening het Verordeningenblad waarin zij wordt geplaatst.

Zoetermeer, 31 oktober 2007

J.J. Ramekers

voorzitter

S.B.M. Jongerius

secretaris

Bijlage I. Eisen aan een toevoegstal als bedoeld in artikel 2, onderdeel b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

A) inrichtingseisen:

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • de toevoegstal kan vrij staan of inpandig zijn;

  • de toevoegstal ligt aan de rand van het bedrijf;

  • de inpandige toevoegstal heeft dichte muren en plafonds, met uitzondering van ventilatiekanalen en een deur naar buiten en heeft geen inpandige doorgang naar andere delen van het pand;

  • de toevoegstal heeft kelders die niet in verbinding staan met de overige kelders van het bedrijf en een afzonderlijk (mechanisch) ventilatiesysteem voorzien van filterdoek voor het wegvangen van grove stofdelen in uitgaande lucht;

  • het materiaal en gereedschap dat in de toevoegstal wordt gebruikt, wordt niet elders in het bedrijf gebruikt;

  • de toevoegstal heeft een eigen omkleedruimte, die ruimtelijk gescheiden is van de centrale gang en afdelingen met varkens;

  • de omkleedruimte is voorzien van een wasbak, laarzensets en overalls.

B) managementeisen:

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • de aangevoerde varkens verblijven in deze stal totdat uit een door een dierenarts na vier weken na aanvoer uitgevoerd serologisch onderzoek blijkt dat de aangevoerde varkens niet zijn besmet met klassieke varkenspest of ziekte van Aujeszky;

  • de behandelingen, de gegevens betreffende identificatie en registratie, de gegevens betreffende het vervoer en de gegevens van het serologisch onderzoek van in de toevoegstal gehuisveste varkens worden geregistreerd in een van de overige bedrijfsgegevens te onderscheiden administratie (logboek);

  • iedere verplaatsing van een of meer varkens van of naar de toevoegstal wordt afzonderlijk geregistreerd, waarbij wordt vastgelegd op welk tijdstip welk varken wordt verplaatst;

  • in de toevoegstal wordt strikt volgens het all-in all out principe gewerkt, d.w.z. na elke ronde wordt de stal gereinigd en ontsmet;

  • een ieder die de toevoegstal betreedt, trekt vooraf in de omkleedruimte een daar aanwezige schone overall aan;

  • indien een varken gedurende het verblijf in de toevoegstal overlijdt, biedt de exploitant het varken overeenkomstig de Uitvoeringsbeschikking ex artikel 50 Vleeskeuringswet aan voor sectie om te worden onderzocht op aangewezen besmettelijke dierziekten.

Bijlage II. Aantallen te onderzoeken varkens op A-bedrijven en C-bedrijven en E-bedrijven als bedoeld in artikel 2, onderdelen b en j

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Aantal varkens in de toevoegstal onderscheidenlijk aantal op het A-bedrijf of C-bedrijf aanwezige varkens van ten minste 25 kg, of de zwaarste dieren die aanwezig zijn op een E-bedrijf.

Aantal daarvan te onderzoeken varkens

31 of meer

12

11 tot en met 30

9

7 tot en met 10

7

1 tot en met 6

alle

Bijlage III. Procedure en inhoud bedrijfsrapport voor aanvangscontrole en structurele controle als bedoeld in artikel 2, aanhef, artikel 4, onderdeel b, en artikel 5, onderdeel b

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Model bedrijfsrapport voor aanvraag en structurele controle VVL-status Een varkenshouderijbedrijf overlegt aan het productschap bij aanvraag van een A-, C-, of E-status en vervolgens minimaal éénmaal per jaar een door een geaccrediteerde keuringsinstantie opgesteld bedrijfsrapport waaruit blijkt dat het bedrijf getoetst is aan de gestelde voorwaarden welk zijn opgenomen in de onder A. weergegeven toetslijst.

Bedrijven die aan een erkend kwaliteitssysteem deelnemen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Indien een bedrijf is gecertificeerd onder IKB-varkens, dan wel IKB-2004, of een ander erkend kwaliteitssysteem, kan het, op verzoek van de varkenshouder, in plaats van een bedrijfsrapport een controlerapport in het kader van het kwaliteitssysteem indienen, met de in deze verordening aan varkenshouderijen gestelde voorschriften. Voor zover de voorschriften niet overeen komen is een aanvullende rapportage nodig.

Aanvullend kunnen steekproefsgewijs controles worden uitgevoerd op zowel de IKB-gecertificeerde als de niet-IKB-gecertificeerde bedrijven.

A. Model bedrijfsrapport voor aanvraag en structurele controle VVL-status voor A-, C-, of E-bedrijven

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Getoetst aan

Voorwaarden

bedrijfscategorie:

A □

C □

E □

UBN □ □ □ □ □ □ □

Huidigebedrijfscategorie:

A □

B □

C □

D □

E □

F □

Datumbezoek: ..........................

Naam opsteller rapport: ........................

Naam geaccrediteerde instantie: ................

Naambedrijf: .........................

Adres bedrijf: .........................

Aantal varkens op het bedrijf:

Gelten/zeugen: ........................

Beren: ............................

Opfok: ..........................

Vleesvarkens: ......................

Naam dierenartspraktijk: ...............

Nummer dierenartspraktijk: ... .............

Toevoegstal:

□ Niet aanwezig (sla de vragen van de toetslijst toevoegstal over)

 

□ Wel aanwezig

□ Inpandig

□ Vrijstaande stal

Als verplicht onderdeel van dit rapport is bij de eerste controle een plattegrond bijgevoegd, waarop aangegeven het UBN, het woonhuis, de openbare weg, de toerit vanaf de openbare weg, de stal(len) met inrichting en, indien van toepassing, de locatie van de toevoegstal.

Algemeen

1.

Is het bedrijf voorzien van een erfafscheiding, waarbij voor het betreden van het bedrijf hulp nodig is van de exploitant?

Ja

Nee

N.v.t.

         

2.

Is er een douche aanwezig, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van de ingang van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.

         

3.

Wordt de douche, bedoeld in vraag 2, door iedere bezoeker van de stallen gebruikt?

Ja

Nee

N.v.t.

         

4.

Worden op het bedrijf vrouwelijke varkens gehouden voor het bedrijfsmatig produceren van biggen?

Ja

Nee

N.v.t.

         

5.

Zijn alle varkens op het bedrijf die langer dan één week zijn gespeend gemerkt overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren 2003?

Ja

Nee

N.v.t.

         

6.

Is er een wasplaats voor transportmiddelen aanwezig op het bedrijf, die voldoet aan artikel 58 en 59 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s (zie vraag 36 e.v.)?

Ja

Nee

N.v.t.

         

7.

Worden vervoermiddelen waarmee varkens op het bedrijf worden gelost, ter plekke gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.

         

8.

Wordt op het bedrijf artikel 79 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s nageleefd (zie vraag 26 e.v.)?

Ja

Nee

N.v.t.

         

9.

Voldoet de administratie aan de voorwaarden gesteld in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007?

Ja

Nee

N.v.t.

         

10.

Is er een logboek als bedoeld in artikel 40, tweede lid, van de Diergeneesmiddelenwet aanwezig en wordt beroepsmedicatie hierin geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.

         

Betreffende de toevoegstal (van A-bedrijf), vragen 11 t/m 25:

11.

Ligt de toevoegstal aan de rand van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.

         

12.

Indien er varkens in de toevoegstal liggen, zijn deze varkens dan afkomstig van de aanvoeradressen van artikel 13, eerste lid, onderdeel a en b?

Ja

Nee

N.v.t.

         

13.

Indien de toevoegstal leeg is, is deze dan gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.

         

14.

Is de inpandige toevoegstal volledig gescheiden van de rest van het bedrijf (dus ook de kelders en de ventilatie)?

Ja

Nee

N.v.t.

         

15.

Heeft de inpandige toevoegstal alleen uitgangen naar buiten, zonder inpandige verbinding met de rest van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.

         

16.

Heeft de toevoegstal een ventilatiesysteem voorzien van filterdoek voor het wegvangen van grove stofdelen?

Ja

Nee

N.v.t.

         

17.

Heeft de toevoegstal eigen materialen die alleen in de toevoegstal gebruikt worden?

Ja

Nee

N.v.t.

         

18.

Heeft de toevoegstal een eigen omkleedruimte, gescheiden van de rest van de toevoegstal?

Ja

Nee

N.v.t.

         

19.

Heeft de omkleedruimte genoemd in vraag 18 een wasbak en zijn voldoende schone laarzen en overalls aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

20.

Heeft de toevoegstal een administratie die gescheiden is van de administratie van de rest van het bedrijf?

Ja

Nee

N.v.t.

         

21.

Worden de varkens in de toevoegstal gehouden totdat uit een door een dierenarts na vier weken na aanvoer uitgevoerd serologisch onderzoek blijkt dat de aangevoerde varkens niet zijn besmet met klassieke varkenspest en de Ziekte van Aujeszky?

Ja

Nee

N.v.t.

         

22.

Worden in de administratie genoemd in vraag 20 gegevens betreffende I&R bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.

         

23.

Worden in de administratie genoemd in vraag 20 gegevens betreffende verplaatsingen binnen het bedrijf bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.

         

24.

Worden in de administratie genoemd in vraag 20 gegevens betreffende de klinische inspecties en de gegevens van het serologisch onderzoek bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.

         

25.

Indien er varkens zijn overleden in de toevoegstal, zijn deze varkens aangeboden voor sectie om te worden onderzocht op besmettelijke dierziekten?

Ja

Nee

N.v.t.

         

Overige vragen:

26.

Is een verharde, vloeistofdichte R&O-plaats voor vervoermiddelen, e.d. aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

27.

Zijn de opstaande randen en/of het afschot van de R&O-plaats van vraag 26 zodanig dat gebruikte vloeistoffen niet in grond of oppervlaktewater terecht komen?

Ja

Nee

N.v.t.

         

28.

Is er een goede afvoer van de gebruikte vloeistoffen naar de opvangplek?

Ja

Nee

N.v.t.

         

29.

Is er een goede opvang van de gebruikte vloeistoffen?

Ja

Nee

N.v.t.

         

30.

Is bij de R&O-plaats van vraag 26 voldoende water beschikbaar om reiniging en ontsmetting van een vervoermiddel mogelijk te maken?

Ja

Nee

N.v.t.

         

31.

Is een toegelaten ontsmettingsmiddel voor de ontsmetting van vervoermiddelen aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

32.

Is een toereikende hoeveelheid ontsmettingsmiddel aanwezig voor de reiniging en ontsmetting van ten minste één vervoermiddel?

Ja

Nee

N.v.t.

         

33.

Is een goed werkende drukspuit met voorraadvat voor de ontsmetting van een vervoermiddel aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

34.

Is voldoende verlichting van de R&O-plaats mogelijk?

Ja

Nee

N.v.t.

         

35.

Is een voorziening aanwezig waar de chauffeur van een vervoermiddel zijn handen kan wassen met warm water en zeep?

Ja

Nee

N.v.t.

         

36.

Zijn de toegangsdeuren voorzien van sloten en worden deze afgesloten bij afwezigheid?

Ja

Nee

N.v.t.

         

37.

Zijn eventueel aanwezige lege vervoermiddelen, gebruikt of toegelaten voor vervoer van varkens over de openbare weg, gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.

         

38.

Is een bedrijfseigen varkens-drijfschotje, dan wel aflevervoorziening aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

39.

Is bij het in voorraad hebben van I&R-gebruiksnummers een bedrijfseigen merktang voor I&R-gebruiksnummers aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

40.

Is een bedrijfseigen merktang voor I&R-slachtnummers aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

41.

Is ten minste een ontsmettingsmogelijkheid voor schoeisel aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

42.

Worden producten of voorwerpen die van buiten het bedrijf afkomstig zijn, waar mogelijk gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.

         

43.

Zijn de ruimtes waar varkens worden gehouden ontoegankelijk voor andere dieren?

Ja

Nee

N.v.t.

         

44.

Is er voldoende bestrijding van ratten, muizen of ander ongedierte?

Ja

Nee

N.v.t.

         

45.

Is een goed afsluitbare, onbeschadigde en reinigbare kadaverton en/of kadaverstolp aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

46.

Wordt het destructiemateriaal afgesloten bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.

         

47.

Is een verharde stenen kadaverplaat of een geschikte mobiele kadaverwagen aanwezig?

Ja

Nee

N.v.t.

         

48.

Worden de kadaverplaat, kadaverton en kadaverbak direct na ophalen van de kadavers gereinigd en ontsmet?

Ja

Nee

N.v.t.

         

49.

Is de kadaverton voor maximaal 3/4 vol?

Ja

Nee

N.v.t.

         

50.

Heeft bij medicatie bij verschijnselen van besmettelijke dierziekte binnen 24 uur insturen van bloed plaatsgevonden?

Ja

Nee

N.v.t.

         

51.

Heeft bij sterven van varkens wegens een mogelijke besmettelijke dierziekte insturen van sectiemateriaal plaatsgevonden?

Ja

Nee

N.v.t.

         

52.

Heeft de eigenaar/houder, tot op het moment van inspectie, al het mogelijke gedaan om een besmettelijke dierziekte te voorkomen?

Ja

Nee

N.v.t.

         

Inzake de administratie:

53.

Wordt het kenteken en de aanwezigheid van lege vervoermiddelen geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.

         

54.

Worden datum en plaats van laatste R&O van lege vervoermiddelen geregistreerd?

Ja

Nee

N.v.t.

         

55.

Worden transportdocumenten en afschriften van transportdocumenten in het bedrijfsregister bewaard?

Ja

Nee

N.v.t.

Opmerkingen:

Datum bedrijfsbezoek: ………

Datum en Handtekening

opsteller bedrijfsrapport:

………

Datum en Handtekening

ondernemer:

………