Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
[Regeling materieel uitgewerkt per 01-01-2012.]
Geraadpleegd op 17-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 17-01-2010 t/m 31-12-2014

Besluit van het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren van 13 september 2007 tot vaststelling van erkenningsvoorwaarden en werkwijzen voor HOSOWO-instanties (Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007)

Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren;

Gelet op de artikelen 2, artikel 3, artikel 6, artikel 7, en artikel 8, van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007;

Besluit:

1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Dit besluit neemt de terminologie, als omschreven in artikel 1 van de Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij (PPE) 2007 (hierna: de Verordening), over. In aanvulling daarop wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder:

Swabonderzoek:

Het uitvoeren van een onderzoek op de aanwezigheid van Salmonella of Campylobacter bij een pluimveebedrijf als bedoeld in artikel 6, zesde lid, artikel 7, tweede lid en artikel 8, zevende lid 7 van de verordening;

Wateronderzoek:

Het analyseren van drinkwater van een pluimveebedrijf;

Mestonderzoek:

Het uitvoeren van een officieel onderzoek door een HOSOWO instantie op de aanwezigheid van Salmonella bij leghennenbedrijven als bedoeld in Bijlage II 'Onderzoeksprogramma leghennenbedrijven' van Hygiënebesluit leghennenbedrijven (PPE) 2007;

Certificerende Instantie:

Rechtspersoon die is geaccrediteerd volgens de norm NEN-EN-45011 en die door middel van een daartoe met het productschap gesloten overeenkomst in het kader van de uitvoering van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties is belast met de beoordeling van instanties die erkend zijn als HOSOWO-instantie of die zich voor erkenning als HOSOWO-instantie hebben aangemeld.

Controle Organisatie:

Rechtspersoon die is geaccrediteerd volgens de norm NEN-EN-17020 en die door middel van een daartoe met het productschap gesloten overeenkomst in het kader van de uitvoering van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties is belast met de controles van instanties die erkend zijn als HOSOWO-instantie of die zich voor erkenning als HOSOWO-instantie hebben aangemeld.

Register:

Een lijst met erkende HOSOWO-instanties welke wordt bijgehouden door het Productschap.

Erkenningsvoorwaarden:

De naar een bepaalde HOSOWO-activiteit gespecificeerde voorwaarden als bedoeld in Bijlage l van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties en die door een in die betreffende activiteit functionerende HOSOWO-instantie in acht dienen te worden genomen.

Richtlijn 2003/99/EG:

Richtlijn 2003/99/EG van het Europees parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad.

2. Erkenning en erkenningsprocedure

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De voorzitter kan een HOSOWO-instantie erkennen voor de monstername en analyse van een Hygiënogram op een pluimveebedrijf indien deze naar zijn oordeel voldoet aan de in hoofdstuk 1 en 2 van Bijlage l opgenomen erkenningsvoorwaarden.

  • 2 De voorzitter kan een HOSOWO-instantie erkennen voor de monstername van een Swabonderzoek op een pluimveebedrijf indien deze naar zijn oordeel voldoet aan de in hoofdstuk 1 en 3 van Bijlage l opgenomen erkenningsvoorwaarden.

  • 3 De voorzitter kan een HOSOWO-instantie erkennen voor het analyseren van een Wateronderzoek op een pluimveebedrijf indien deze naar zijn oordeel voldoet aan de in hoofdstuk 1 en 4 van Bijlage l opgenomen erkenningsvoorwaarden.

  • 4 De voorzitter kan een HOSOWO-instantie erkennen voor de monstername van een Mestonderzoek op een legpluimveebedrijf indien deze naar zijn oordeel voldoet aan de in hoofdstuk 1 en 5 van Bijlage l opgenomen erkenningsvoorwaarden.

  • 5 Aan een erkenning als bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid, kunnen nadere voorschriften of voorwaarden worden verbonden. De erkenning kan door de voorzitter worden ingetrokken indien is vastgesteld dat niet langer aan de erkenningsvoorwaarden of de nadere voorschriften of voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Door of namens de voorzitter wordt voorafgaand aan de erkenning een controle uitgevoerd bij de instantie die erkend wil worden als HOSOWO-instantie.

  • 2 Door of namens de voorzitter wordt voorafgaand aan de erkenning een beoordeling van de controle bedoeld in lid 1 uitgevoerd.

  • 3 Nadat de instantie op basis van een controle als bedoeld in het eerste lid door de voorzitter als HOSOWO-instantie is erkend, wordt jaarlijks door of namens de voorzitter een vervolgcontrole uitgevoerd.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De procedure voor de erkenning, als bedoeld in artikel 2 en de procedure voor de controle, als bedoeld in artikel 3, worden overeenkomstig de 'Erkenningsprocedure HOSOWO-instanties', opgenomen in Bijlage IV uitgevoerd.

3. Werkwijzen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 De HOSOWO-instantie voert de monstername voor en analyse vam een Hygiënogram, op een pluimveebedrijf uit overeenkomstig de voorschriften opgenomen in Bijlage l en III.

  • 2 De HOSOWO-instantie voert de monstername voor een Swabonderzoek op een pluimveebedrijf uit overeenkomstig de voorschriften opgenomen in Bijlage l en IV.

4. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1 Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007.

  • 2 Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dag van dagtekening in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie, waarin het wordt geplaatst.

Zoetermeer, 13 september 2007

R.J. Gijsen

plv. voorzitter

B.M. Dellaert

secretaris

Bijlage I. Erkenningsvoorwaarden HOSOWO-instanties

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze bijlage zijn alle voorwaarden opgenomen waaraan HOSOWO-instanties (hierna instantie) dienen te voldoen indien zij erkend willen worden door het Productschap. De Algemene Voorwaarden gelden voor alle typen HOSOWO-instanties, daarnaast zijn er aparte voorwaarden voor het uitvoeren van een Hygiënogram, Swabonderzoek, Wateronderzoek en Mestonderzoek. Deze worden achtereenvolgens in deze bijlage behandeld.

Verklaring gebruikte termen:

# :

nummer van voorschrift;

M/A:

Monstername of Analyse (indien instantie alleen M of A uitvoert, dan gelden alleen betreffende voorschriften);

Voorschrift:

omschrijving van datgene waar instantie aan moet voldoen;

Opmerking bij voorschrift:

aanvulling op voorschrift waar instantie aan moet voldoen;

Omschrijving controle:

uitleg voor CO;

Ja:

in te vullen door CO indien instantie voldoet aan voorschrift;

Nee:

In te vullen door CO indien instantie niet voldoet aan voorschrift;

Opmerking / antwoord:

eventuele opmerking van CO of antwoord indien open vraag;

NVT:

hierin staat omschreven wanneer voorschrift nooit van toepassing is, daarnaast dient CO in te vullen wanneer voorschrift om andere redenen niet van toepassing is voor instantie;

Bijwoning:

deze voorschriften worden door CO gecontroleerd tijdens het uitvoeren van een monstername;

Bedrijfsbezoek:

deze voorschriften worden door CO gecontroleerd bij de instantie.

1. Algemene voorwaarden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Algemene voorwaarden

#

M/A

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Omschrijving controle

Ja

Nee

Opmerking/antwoord

NVT

A

 

Bijwoning

           

01

M

De monsters worden, direct na monstername, voorzien van een unieke identificatie.

Om te voorkomen dat er op enig moment verwarring kan ontstaan omtrent de identiteit van de monsters.

Controleer of de monsters, direct na monstername, voorzien worden van een unieke identificatie. Controleer dit bij alle genomen monsters tijdens de bijwoning.

       

B

 

Bedrijfsbezoek

           

01

M&A

De instantie verklaart de voorwaarden van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007, of diens opvolger, te kennen en op te volgen.

Met ondertekening van de overeenkomst met de CI verklaart de instantie de voorwaarden te kennen en op te volgen.

Controleer of er een (kopie) van de ondertekende overeenkomst met de CI aanwezig is.

       

02

M&A

In de administratie zijn de rapportages en beoordeling van de voorgaande controles opgenomen.

Controles i.h.k.v. ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007, of diens opvolger.

Controleer of in de administratie de rapportages en beoordeling van de voorgaande controles opgenomen zijn.

     

NVT: erkennings-controle.

03

M&A

In de administratie zijn, indien van toepassing, de uitgevoerde corrigerende maatregelen opgenomen.

 

Controleer, indien van toepassing, of (een kopie van) de uitgevoerde corrigerende maatregelen in de administratie opgenomen zijn.

     

NVT: geen corrigerende maatregelen noodzakelijk of erkennings-controle

04

M&A

Er is tenminste één medewerker op directieniveau verantwoordelijk voor de uitvoering van de HOSOWO werkzaamheden.

Medewerker mag ook gedelegeerd zijn door directie, medewerker heeft geen productieverantwoordelijkheid.

Vraag wie verantwoordelijk is voor de uitvoering van de HOSOWO activiteiten en controleer of deze persoon op directieniveau werkt of gedelegeerd is door de directie. Noteer naam.

       

05

M&A

Het kwaliteitshandboek omvat de volgende onderdelen:

Andere kwaliteitsdocumentatie dan een handboek is ook toegestaan, mits de onderdelen benoemd zijn.

Controleer of het kwaliteitshandboek de volgende onderdelen omvat:

       

05a

M&A

Beschrijving van taken / verantwoordelijkheden van alle betrokken functies en de hiërarchische structuur (organisatieschema) van de instantie.

 

Beschrijving van taken / verantwoordelijkheden van alle betrokken functies en de hiërarchische structuur (organisatieschema) van de instantie.

       

05b

M

Procedures en voorschriften voor de monstername met betrekking tot het uitvoeren van een HOSOWO onderzoek.

Uitgesplitst per HOSOWO- activiteit (Hygiënogram, Swabonderzoek, Wateronderzoek of Mestonderzoek).

Procedures en voorschriften voor de monstername met betrekking tot het uitvoeren van een HOSOWO onderzoek.

       

05c

A

Procedures en voorschriften voor de analyse (laboratoriumwerkzaam-heden) met betrekking tot het uitvoeren van een onderzoek in het kader van een HOSOWO onderzoek.

Uitgesplitst per HOSOWO- activiteit (Hygiënogram of Wateronderzoek, analyse van Swabonderzoek en Mestonderzoek mag alleen uitgevoerd worden door een erkend laboratorium en valt buiten de HOSOWO-erkenning)

Procedures en voorschriften voor de analyse (laboratoriumwerkzaamheden) met betrekking tot het uitvoeren van een onderzoek in het kader van een HOSOWO onderzoek.

       

05d

M&A

Beschrijving van de interne kwaliteitsborging van monstername en analyse (laboratorium werkzaamheden).

Uitgesplitst per HOSOWO- activiteit (Hygiënogram, Swabonderzoek, Wateronderzoek of Mestonderzoek).

Beschrijving van de interne kwaliteitsborging van monstername en analyse (laboratorium werkzaamheden).

       

05e

M&A

Procedures voor het beheer van het handboek.

 

Procedures voor het beheer van het handboek.

       

06

M

Monsternemers hebben de basiscursis ‘Monstername hygiëne-onderzoek’ van het Productschap gevolgd.

Cursus wordt aangeboden door PTC +. Dient de eerst volgende mogelijkheid na start werkzaamheden gevolgd te zijn. De voorzitter kan een ontheffing voor deze cursus afgeven.

Vraag na welke personen monsters nemen voor HOSOWO werkzaamheden. Controleer vervolgens of deze personen beschikken over de basiscursis ‘Monstername hygiëne- onderzoek’. Noteer namen. Hou hierbij rekening met aanbieding cursus / start werkzaamheden. Of controleer of instantie ontheffing van de voorzitter heeft.

       

07

 

De administratie omvat de volgende onderdelen:

Bewaartermijn: 2 jaar.

         

07a

M&A

Alle correspondentie betreffende het verzoek van een pluimveebedrijf tot uitvoeren van een monstername / analyse.

 

Controleer of alle correspondentie betreffende het verzoek van een pluimveebedrijf tot uitvoeren van een monstername opgenomen is in de administratie. Neem hiertoe een steekproef van 5 pluimveebedrijven. Controleer tevens of deze administratie van de afgelopen 2 jaar aanwezig is.

       

07b

M

Alle registraties van waarnemingen tijdens de monstername.

Zoals omschreven in Bijlage III en IV van dit besluit.

Controleer van de in a genomen steekproef of alle registraties van waarnemingen opgenomen zijn in de administratie. Controleer tevens of deze administratie van de afgelopen 2 jaar aanwezig is.

       

07c

A

Alle eventueel gemaakte berekeningen en afgeleide gegevens tijdens de analyse.

 

Controleer van de in a genomen steekproef of alle eventueel gemaakte berekeningen en afgeleide gegevens opgenomen zijn in de administratie. Controleer tevens of deze administratie van de afgelopen 2 jaar aanwezig is.

       

07d

A

Het eindrapport van het uitgevoerde onderzoek, inclusief eventuele aanvullingen of wijzigingen.

 

Controleer van de in a genomen steekproef of het eindrapport van het uitgevoerde onderzoek, inclusief eventuele aanvullingen of wijzigingen opgenomen zijn in de administratie. Controleer tevens of deze administratie van de afgelopen 2 jaar aanwezig is.

       

07e

M&A

Resultaten van interne kwaliteitscontroles en de resultaten van eventuele herstelacties.

 

Controleer of in de administratie resultaten van interne kwaliteitscontroles en de resultaten van eventuele herstelacties zijn opgenomen. Controleer tevens of deze administratie van de afgelopen 2 jaar aanwezig is.

       

08

M&A

De HOSOWO onderzoeken mogen niet uitgevoerd worden na of tijdens overige verwante activiteiten op het pluimveebedrijf.

Er mag geen verband zijn tussen de HOSOWO-activiteiten en andere werkzaamheden op het pluimveebedrijf. Instantie kan dit aantoonbaar maken.

Controleer tijdens de bijwoning of er geen verband is tussen de HOSOWO-activiteiten en andere werkzaamheden op het pluimveebedrijf. Controleer tijdens het bedrijfsbezoek of er andere activiteiten door het bedrijf worden uitgevoerd die verband houden met de HOSOWO-activiteiten. Indien hier sprake van is, controleer of de instantie aantoonbaar kan maken dat beide activiteiten niet bij één pluimveebedrijf uitgevoerd worden. Noteer eventuele andere pluimvee gerelateerde activiteiten van de instantie.

       

2. Voorwaarden hygiënogram

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voorwaarden hygiënogram

#

M/A

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Omschrijving controle

Ja

Nee

Opmerking/antwoord

NVT

A

 

Bijwoning

           

02

M

Er worden Rodac-plaatjes van een doorsnede van 5,5 cm gebruikt.

Wanneer andere methoden met agar gebruikt worden, dient hiervoor een goedkeuring van het Productschap aanwezig te zijn.

Controleer of er Rodac-plaatjes van een doorsnede van 5,5 cm gebruikt worden óf er een goedkeuring van een Productschap voor gebruik van een andere methode aanwezig is.

       

03

M

De datum waarop de Rodac-plaatjes zijn aangemaakt staat op elke verpakking.

Eigen datum of THT-datum van fabrikant.

Controleer of de verpakking van de tijdens de monstername gebruikte Rodac-plaatjes voorzien is van een datum.

       

04

M

De in voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes worden opgeslagen tussen 0 en 20 graden Celsius.

Tocht en temperatuurschommelingen worden voorkomen.

Controleer of de in voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes die ingezet worden tijdens de monstername, worden opgeslagen tussen 0 en 20 graden waarbij tocht en temperatuurschommelingen voorkomen worden.

       

05

M

De Rodac-plaatjes worden met de agar aan de bovenzijde bewaard.

 

Controleer of de Rodac-plaatjes die ingezet worden tijdens de monstername, met de agar aan de bovenzijde worden bewaard.

       

06

M

Monsternemer draagt bedrijfskleding en stalschoeisel.

 

Controleer of de monsternemer bedrijfskleding en stalschoeisel draagt.

       

07

M

De stal waar de hygiënogram genomen wordt is na desinfectie tenminste 2 uur gelucht.

Indien stal na 2 uur luchten niet droog is, luchten totdat dit het geval is.

Vraag de pluimveehouder wanneer de stal gedesinfecteerd is, controleer of dit tenminste 2 uur geleden is, of langer indien stal niet droog was.

       

08

M

Het juiste Hygiënogramformulier wordt ingevuld.

Hygiënogramformulier (A1 , B1 of C1) voor betreffend staltype, opgenomen in ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties.

Controleer of het juiste Hygiënogram formulier wordt ingevuld.

       

09

M

Op het Hygiënogramformulier wordt de visuele beoordeling ingevuld.

Hygiënogramformulier (A1, B1 of C1) voor betreffend staltype, opgenomen in ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties.

Controleer of op het Hygiënogramformulier de visuele beoordeling wordt ingevuld.

       

10

M

Indien bepaalde onderdelen op het Hygiënogramformulier (zie voorschrift 9) met ‘slecht’ beoordeelt zijn wordt aangegeven welke bemonsteringsplaatsen dit betreft.

Wordt aangegeven in tabel ‘Bemonsteringsplaatsen’ op het Hygiënogramformulier.

Controleer, indien sprake is van een beoordeling ‘slecht’ of in de tabel ‘Bemonsteringsplaatsen’ aangegeven wordt waar deze onderdelen zich bevinden.

       

11

M

De bemonstering wordt uitgevoerd volgens het juiste bemonsteringsschema:

Bemonsteringsschema zoals aangegeven in onderdeel A2, B2 of C2 ‘Bemonsteringsschema Hygiënogram’ van het betreffende staltype uit ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties

Controleer of het juiste bemonsteringsschema gehanteerd wordt:

       

11a

M

Grondstallen: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Vervolgens worden in de volgende delen monsters genomen:

Zie voor een uitgebreide omschrijving ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007, Bijlage III, onderdeel A2.

Indien grondstallen: controleer of de monsters volgens de volgende werkwijze genomen worden:

     

NVT: geen grondstal

11a 1

M

A t/m F: vloer (= 6 plaatjes)

 

A t/m F: vloer (= 6 plaatjes)

     

NVT: geen grondstal

11a 2

M

A, BC, DE en F: voersysteem (= 4 plaatjes)

 

A, BC, DE en F: voersysteem (= 4 plaatjes)

     

NVT: geen grondstal

11a 3

M

A, BC, DE en F: drinkwatersysteem (= 4 plaatjes)

 

A, BC, DE en F: drinkwatersysteem (= 4 plaatjes)

     

NVT: geen grondstal

11a 4

M

1, 2 en 3: wand (= 3 plaatjes)

 

1, 2 en 3: wand (= 3 plaatjes)

     

NVT: geen grondstal

11a 5

M

1 en 3: plafond (= 2 plaatjes)

 

1 en 3: plafond (= 2 plaatjes)

     

NVT: geen grondstal

11a 6

M

1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 2 plaatjes)

 

1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 2 plaatjes)

     

NVT: geen grondstal

11a 7

M

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 monster)

 

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 monster)

     

NVT: geen grondstal

11b

M

Kooihuisvesting: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Vervolgens worden in de volgende delen monsters genomen:

Zie voor een uitgebreide omschrijving ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007, Bijlage III, onderdeel B2.

Indien kooihuisvesting: controleer of de monsters volgens de volgende werkwijze genomen worden:

     

NVT: geen kooihuis-vesting

11b 1

M

A, BC, DE en F: voersysteem (= 4 plaatjes)

 

A, BC, DE en F: voersysteem (= 4 plaatjes)

     

NVT: geen kooihuis

11b 2

M

AB, CD en EF: kooibodem (= 3 plaatjes)

 

AB, CD en EF: kooibodem (= 3 plaatjes)

     

NVT: geen kooihuis

11b 3

M

AB, CD en EF: kooiwand (= 3 plaatjes)

 

AB, CD en EF: kooiwand (= 3 plaatjes)

     

NVT: geen kooihuis

11b 4

M

AB, CD en EF: drinksysteem (= 3 plaatjes)

 

AB, CD en EF: drinksysteem (= 3 plaatjes)

     

NVT: geen kooihuis

11b 5

M

1 en 3: plafond (= 2 plaatjes)

 

1 en 3: plafond (= 2 plaatjes)

     

NVT: geen kooihuis

11b 6

M

2 en 3: tussenpad (= 2 plaatjes)

 

2 en 3: tussenpad (= 2 plaatjes)

     

NVT: geen kooihuis

11b 7

M

1 of 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 1 plaatje)

 

1 of 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 1 plaatje)

     

NVT: geen kooihuis

11b 8

M

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 plaatje)

 

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 plaatje)

     

NVT: geen kooihuis

11b 9

M

1 en 3: eierband (= 2 plaatjes)

Alleen bij leggende hennen.

1 en 3: eierband (= 2 plaatjes)

     

NVT: geen kooihuis-vesting

11c

M

Volièrestallen: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Vervolgens worden in de volgende delen monsters genomen’

Zie voor een uitgebreide omschrijving ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007, Bijlage III, onderdeel C2.

Indien volièrestallen: controleer of de monsters volgens de volgende werkwijze genomen worden:

     

NVT: geen volièrestal

11c 1

M

ABC en DEF: 2x vloer (= 4 plaatjes)

De plaatjes zijn gelijkelijk verdeeld over ABC en DEF.

ABC en DEF: 2x vloer (= 4 plaatjes)

     

NVT: geen volièrestal

11c 2

M

ABC en DEF: rooster (= 2 plaatjes)

 

ABC en DEF: rooster (= 2 plaatjes)

     

NVT: geen volièrestal

11c 3

M

AB, CD en EF: drinksysteem (= 3 plaatjes)

 

AB, CD en EF: drinksysteem (= 3 plaatjes)

     

NVT: geen volièrestal

11c 4

M

AB, CD en EF: voersysteem (= 3 plaatjes)

 

AB, CD en EF: voersysteem (= 3 plaatjes)

     

NVT: geen volièrestal

11c 5

M

1 en 2: wand (= 2 plaatjes)

Van één van de twee kopse kanten, tussen 1 en 2 meter hoogte.

1 en 2: wand (= 2 plaatjes)

     

NVT: geen volièrestal

11c 6

M

1 en 2: plafond (= 2 plaatjes)

 

1 en 2: plafond (= 2 plaatjes)

     

NVT: geen volièrestal

11c 7

M

1 of 2: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 1 plaatje)

 

1 of 2: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 1 plaatje)

     

NVT: geen volièrestal

11c 8

M

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. 1=1 plaatje)

 

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. 1=1 plaatje)

     

NVT: geen volièrestal

11c 9

M

AB, CD en EF: legnest. Hierbij worden 2 swabs genomen in 1 en 1 swab in 2. (= 3 plaatjes)

Alleen bij leggende hennen.

AB, CD en EF: legnest. Hierbij worden 2 swabs genomen in 1 en 1 swab in 2. (= 3 plaatjes)

     

NVT: geen volièrestal

12

M

De bemonstering wordt volgens de volgende werkwijze uitgevoerd:

           

12a

M

Het pakje Rodac-plaatjes wordt na aankomst op het bedrijf en voor het betreden van de stal geopend.

 

Controleer of het pakje met Rodac-plaatjes na aankomst op het bedrijf en voor het betreden van de stal geopend wordt.

       

12b

M

Natte plekken in de stal worden niet bemonsterd.

 

Controleer of er geen natte plekken bemonsterd worden.

       

12c

M

Elk individueel Rodac-plaatje is voor monstername voorzien van het nummer dat correspondeert met de bemonsteringsplaats.

Bemonsteringsplaats zoals aangegeven in onderdeel A2, B2 of C2 ‘Bemonsteringsschema Hygiënogram’ van het betreffende staltype uit ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties

Controleer of elk individueel Rodac-plaatje voor monstername is voorzien van het nummer dat correspondeert met de bemonsteringsplaats.

       

12d

M

Het Rodac-plaatje wordt met de agar gedurende 15 seconde op het te onderzoeken oppervlakte gedrukt. De agar wordt hierbij niet met de handen aangeraakt en het afdrukken wordt niet met draaiende bewegingen uitgevoerd.

 

Controleer of het Rodac-plaatje met de agar gedurende 15 seconde op het te onderzoeken oppervlakte wordt gedrukt waarbij het Agar niet met de handen wordt aangeraakt en geen draaiende beweging wordt gemaakt.

       

12e

M

Het dekseltje wordt teruggeplaatst.

 

Controleer of het dekseltje teruggeplaatst wordt.

       

12f

M

Het Rodac-plaatje wordt omgedraaid en met de agar aan de bovenzijde in een beschermend omhulsel geplaatst.

 

Controleer of het Rodac-plaatje met de agar aan de bovenzijde in een beschermend omhulsel geplaatst wordt.

       

13

M

Er worden geen Rodac-plaatjes gebruikt:

 

Controleer of er geen Rodac-plaatjes gebruik worden:

       

13a

M

waarbij condensvorming is opgetreden aan de binnenzijde van de plaatjes;

 

waarbij condensvorming is opgetreden aan de binnenzijde van de plaatjes;

       

13b

M

wanneer de plaatjes geopend zijn geweest zonder dat afdrukken gemaakt zijn;

 

wanneer de plaatjes geopend zijn geweest zonder dat afdrukken gemaakt zijn;

       

13c

M

wanneer er groei op de agar waar te nemen is;

 

wanneer er groei op de agar waar te nemen is;

       

13d

M

wanneer de plaatjes langer dan 30 dagen geleden zijn aangemaakt;

NVT: indien de door de fabrikant vermelde THT-datum niet verstreken is.

wanneer de plaatjes langer dan 30 dagen geleden zijn aangemaakt, nvt indien de door de fabrikant vermelde THT-datum niet verstreken is;

       

13e

M

wanneer het plaatje een breuk bevat of gebroken is.

 

wanneer het plaatje een breuk bevat of gebroken is.

       

14

M

Naast de monsters volgens het ‘bemonsteringsschema’ worden de volgende 2 monsters genomen:

 

Controleer of naast de monsters volgens het ‘bemonsteringsschema’ de volgende 2 monsters genomen worden:

       

14a

M

Eén Rodac-plaatje wordt niet bemonsterd.

Dit wordt een ‘negatief’ monster genoemd.

Eén Rodac-plaatje wordt niet bemonsterd.

       

14b

M

Eén Rodac-plaatje wordt binnen de ‘poort van het bedrijf’, maar buiten de stal bemonsterd.

Dit wordt een ‘positief’ monster genoemd.

Eén Rodac-plaatje wordt binnen de ‘poort van het bedrijf’, maar buiten de stal bemonsterd.

       

15

M

De bemonsterde Rodac-plaatjes worden dusdanig vervoerd dat zij niet herbesmet kunnen worden.

 

Controleer of de bemonsterde Rodac-plaatjes dusdanig worden vervoerd dat zij niet herbesmet kunnen worden.

       

16

M

Vervoer van de bemonsterde Rodac-plaatjes vindt plaats bij een temperatuur tussen de 0 en 20 graden Celsius.

Bij hogere temperaturen dienen de plaatjes binnen 4 uur verwerkt te worden.

Controleer of de bemonsterde Rodac-plaatjes bij een temperatuur tussen de 0 en 20 graden Celsius vervoerd worden.

       

17

M

Rodac-plaatjes zijn binnen 12 uur op het laboratorium.

Wanneer vervoer langer dan 12 uur duurt is hiervoor een goedkeuring van het Productschap gegeven. Instantie kan dit aantonen.

Controleer of de Rodac-plaatjes direct verstuurd worden en controleer of ze binnen 12 uur bij het laboratorium kunnen zijn.

       

18

M

Indien de instantie niet zelf de analyse van de monstername uitvoert, wordt het monster naar een HOSOWO-instantie verstuurd die hiervoor erkend is.

 

Controleer, indien de instantie zelf niet de analyse van de monstername uitvoert, of het monster wordt verzonden naar een HOSOWO-instantie die hiervoor wel erkend is.

     

NVT: instantie voert monstername en analyse uit.

B

 

Bedrijfsbezoek

           

09

M

Aan het Agar zijn de volgende stoffen toegevoegd: Nutrient Broth no. 2 (25 gram), Agar (16 gram), Natriumthiosulfaat (0,5 gram), Tween 80 (1 ml), Ammoniumcarbonaat (1 gram), Lecithine (2 gram), L-Histidine (1 gram).

Instantie kan dit aantoonbaar maken tijdens controle.

Controleer of de in het voorschrift genoemde stoffen, in de juiste hoeveelheden, worden toegevoegd aan het Agar.

       

10

M

Bij het vullen van het Rodac-plaatje vult de agar vult het volledige Rodac-plaatje met een bolle spiegel.

Instantie kan dit aantoonbaar maken tijdens controle.

Controleer of bij het vullen van het Rodac-plaatje de agar het volledige plaatje vult met een bolle spiegel.

       

11

M

De in voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes worden opgeslagen tussen 0 en 20 graden Celsius.

Tocht en temperatuurschommelingen worden voorkomen.

Controleer of de in voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes worden opgeslagen tussen 0 en 20 graden waarbij tocht en temperatuurschommelingen voorkomen worden.

       

12

M

De Rodac-plaatjes worden met de agar aan de bovenzijde bewaard.

 

Controleer of de Rodac-plaatjes met de agar aan de bovenzijde worden bewaard.

       

13

A

Opslag van bemonsterde Rodac-plaatjes vindt plaats tussen 0 en 20 graden Celsius.

Bij hogere temperaturen dienen de plaatjes binnen 4 uur verwerkt te worden.

Controleer of de opslag van bemonsterde Rodac-plaatjes tussen de 0 en 20 graden Celsius plaats vindt.

       

14

A

De bemonsterde Rodac-plaatjes worden binnen 12 uur na monstername geanalyseerd.

Wanneer dit langer dan 12 uur duurt is hiervoor een goedkeuring van het Productschap gegeven. Instantie kan dit aantonen.

Controleer of de bemonsterde Rodac-plaatjes binnen 12 uur na monstername worden geanalyseerd, controleer hiertoe 5 monsters.

       

15

A

De Rodac-plaatjes worden gedurende 18-24 uur bij 37 graden Celsius bebroed.

Mag 1 graad plus of min afwijken.

Controleer of de Rodac-plaatjes gedurende 18-24 uur bij 37 graden Celsius worden bebroed.

       

16

A

De Rodac-plaatjes worden direct na de 18-24 bebroeding afgelezen of worden gedurende maximaal 24 uur in een koelkast bij 2-8 graden Celsius bewaard.

 

Controleer van 5 monsters aan de hand van het Hygiënogramformulier of de monsters binnen 18-24 uur bemonsterd zijn of binnen 48 uur, indien monster bewaard is in koelkast tussen den 2-8 graden.

       

17

A

De scores per Rodac-plaatje worden op het Hygiënogramformulier vermeldt.

Score volgens Bijlage III, paragraaf 2.3 van het ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijze HOSOWO-instanties (PPE) 2007 of diens opvolger.

Controleer of de score per Rodac-plaatje op het Hygiënogramformulier vermeld wordt. Controleer hiertoe 5 Hygiënogramformulieren.

       

18

A

De uitslag wordt op het Hygiënogramformulier vermeldt.

Uitslag volgens Bijlage III, paragraaf 2.3 van het ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijze HOSOWO-instanties (PPE) 2007 of diens opvolger.

Controleer of de uitslag op het Hygiënogramformulier vermeld wordt. Controleer hiertoe 5 Hygiënogramformulieren.

       

19

A

Na aflezing worden de Rodac-plaatjes gedurende tenminste 20 minuten bij 120 graden Celsius verwarmd.

Ten einde alle kiemen te doden.

Controleer of de Rodac-plaatjes, na aflezen, gedurende tenminste 20 minuten bij 120 graden Celsius verwarmd worden.

       

20

A

Bebroede Rodac-plaatjes worden met het chemisch afval afgevoerd / verwerkt.

Indien toegestaan door gemeente kunnen gesteriliseerde Rodac-plaatjes afgevoerd worden met het gewone afval. Instantie kan dit aantonen.

Controleer of de bebroede Rodac-plaatjes met het chemisch afval afgevoerd / verwerkt wordt.

       

21

A

Binnen 4 dagen na aflezen van Rodac-plaatjes wordt de pluimveehouder op de hoogte gesteld van de uitslag. Dit gebeurt d.m.v. volledig ingevuld Hygiënogramformulier of een ander, analoog aan dit formulier.

Instantie kan dit aantoonbaar maken d.m.v. kopie Hygiënogramformulier.

Controleer van 5 pluimveebedrijven of zij binnen 4 dagen na aflezen van Rodac-plaatjes op de hoogte gesteld zijn van de uitslag d.m.v. volledig ingevuld Hygiënogramformulier.

       

21a

A

Het Hygiënogramformulier dient te zijn voorzien van adresstempel laboratorium.

N.v.t. indien formulier gedrukt wordt op briefpapier met adresgegevens.

Controleer of de Hygiënogramformulieren die teruggezonden worden zijn voorzien van adresstempel laboratorium. Controleer hiertoe 5 Hygiënogramformulieren

       

21b

A

Het Hygiënogramformulier dient te zijn voorzien van naam en handtekening medewerker van het laboratorium.

 

Controleer of het Hygiënogramformulier is voorzien van naam en handtekening medewerker van het laboratorium. Controleer hiertoe 5 Hygiënogramformulieren.

       

C

 

Administratief

           

01

 

Indien de instantie een NEN-EN-17020 accreditaat heeft met het Hygiënogram in de scope hoeft de instantie niet jaarlijks gecontroleerd te worden op de voorschriften waarbij een ‘M’ vermeldt is (geldt ook voor de Algemene Voorwaarden). Volstaan kan worden met het jaarlijks aantonen dat NEN-EN-17020 accreditaat behouden is.

 

Controleer of het NEN-EN-17020 accreditaat geldig is en het uitvoeren van een Hygiënogram in de scope heeft.

     

NVT: geen NEN-EN-17020 accreditaat met Hygiëno-gram in de scope.

02

 

Indien de instantie een NEN-EN-17025 accreditaat heeft met het Hygiënogram in de scope hoeft de instantie niet jaarlijks gecontroleerd te worden op de voorschriften waarbij een ‘A’ vermeldt is (geldt ook voor de Algemene Voorwaarden). Volstaan kan worden met het jaarlijks aantonen dat NEN-EN-17025 accreditaat behouden is.

 

Controleer of het NEN-EN-17025 accreditaat geldig is en het uitvoeren van een Hygiënogram in de scope heeft.

     

NVT: geen NEN-EN-170205 accreditaat met Hygiëno-gram in de scope.

3. Voorwaarden swabonderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voorwaarden swabonderzoek

#

M/A

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Omschrijving controle

Ja

Nee

Opmerking/antwoord

NVT

A

 

Bijwoning

           

02

M

De monsters genomen voor Swab Onderzoek worden geanalyseerd door een door het PPE erkend laboratorium.

Erkenning op grond van het Besluit erkennings-voorwaarden en werkwijzen laboratoria (PPE) 2007, of diens opvolger. Laboratoria zijn te vinden op www.pve.nl. Instantie kan dit aantonen d.m.v. verzendingsbewijs o.i.d.

Controleer of de monsters verstuurd worden naar een door het PPE erkend laboratorium.

       

03

M

De stal waar het swabonderzoek genomen wordt is na desinfectie tenminste 2 uur gelucht.

Indien stal na 2 uur luchten niet droog is, luchten totdat dit het geval is.

Vraag de pluimveehouder wanneer de stal gedesinfecteerd is, controleer of dit tenminste 2 uur geleden is, of langer indien stal niet droog was.

       

04

M

De monsters worden volgens de volgende werkwijze genomen:

 

Controleer of de monsters volgens de volgende werkwijze genomen worden:

       

04a

M

De stal wordt in 2 gelijke segmenten verdeeld en in elk segment worden 25 swabs genomen. De swabs worden genomen op plaatsen waar het op het oog niet geheel schoon lijkt te zijn.

Dit zijn plaatsen met resterend vuil (mestresten). Indien geen vuil aanwezig, of nog swabs over, dan wordt de bemonstering volgens voorschrift 5 toegepast. Voor monstername methode, zie voorschrift 6.

De stal wordt in 2 gelijke segmenten verdeeld en in elk segment worden 25 swabs genomen. Swabs worden genomen op plaatsen waar het op het oog niet geheel schoon lijkt te zijn.

       

05

M

Indien uit voorschrift 4c blijkt dat er geen, of niet voldoende vuile plaatsen in de stal aanwezig zijn wordt het volgende bemonsteringsschema toegepast:

Bemonsteringsschema zoals aangegeven in onderdeel A2, B2 of C2 ‘Bemonsteringsschema Hygiënogram’ van het betreffende staltype uit ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties. Indien al swabs genomen op vuile plaatsen en dus geen 25 swabs meer beschikbaar: neem resterende monsters op plekken als omschreven volgens dezelfde verhouding. Voor monstername methode, zie voorschrift 6.

Controleer, indien uit voorschrift 4c blijkt dat er geen, of niet voldoende, vuile plaatsen in de stal aanwezig zijn of het volgende bemonsteringsschema toegepast wordt:

       

05a

M

Grondstallen: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Vervolgens worden in de volgende delen swabs genomen:

 

Indien grondstallen: controleer of de monsters volgens de volgende werkwijze genomen worden:

     

NVT: geen grondstallen

05a 1

M

A t/m F: vloer (= 6 swabs)

 

A t/m F: vloer (= 6 swabs)

       

05a 2

M

A, BC, DE en F: voersysteem (= 4 swabs)

 

A, BC, DE en F: voersysteem (= 4 swabs)

       

05a 3

M

A, BC, DE en F: drinkwatersysteem (= 4 swabs)

 

A, BC, DE en F: drinkwatersysteem (= 4 swabs)

       

05a 4

M

1, 2 en 3: wand (= 3 swabs)

 

1, 2 en 3: wand (= 3 swabs)

       

05a 5

M

1 en 3: plafond (= 2 swabs)

 

1 en 3: plafond (= 2 swabs)

       

05a 6

M

1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 2 swabs)

 

1 en 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 2 swabs)

       

05a 7

M

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 swab)

 

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 swab)

       

05a 8

M

Overige swabs op willekeurige plek in de stal om tot 25 swabs te komen

NVT: indien al 25 swabs genomen zijn.

Overige swabs op willekeurige plek in de stal om tot 25 swabs te komen.

       

05b

M

Kooihuisvesting: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Vervolgens worden in de volgende delen swabs genomen:

 

Indien kooihuisvesting: controleer of de monsters volgens de volgende werkwijze genomen worden:

     

NVT: geen kooihuisvesting

05b 1

M

A, BC, DE en F: voersysteem (= 4 swabs)

 

A, BC, DE en F: voersysteem (= 4 swabs)

       

05b 2

M

AB, CD en EF: kooibodem (= 3 swabs)

 

AB, CD en EF: kooibodem (= 3 swabs)

       

05b 3

M

AB, CD en EF: kooiwand (= 3 swabs)

 

AB, CD en EF: kooiwand (= 3 swabs)

       

05b 4

M

AB, CD en EF: drinksysteem (= 3 swabs)

 

AB, CD en EF: drinksysteem (= 3 swabs)

       

05b 5

M

1 en 3: plafond (= 2 swabs)

 

1 en 3: plafond (= 2 swabs)

       

05b 6

M

2 en 3: tussenpad (= 2 swabs)

 

2 en 3: tussenpad (= 2 swabs)

       

05b 7

M

1 of 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 1 swab)

 

1 of 3: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 1 swab)

       

05b 8

M

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 swab)

 

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 swab)

       

05b 9

M

1 en 3: eierband (= 2 monsters)

Alleen bij leggende hennen.

1 en 3: eierband (= 2 monsters)

       

05b 10

M

Overige swabs op willekeurige plek in de stal om tot 25 swabs te komen.

NVT: indien al 25 swabs genomen zijn.

Overige swabs op willekeurige plek in de stal om tot 25 swabs te komen.

       

05c

M

Volièrestallen: De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Vervolgens worden in de volgende delen swabs genomen:

 

Indien volièrestallen: controleer of de monsters volgens de volgende werkwijze genomen worden:

     

NVT: geen volière-stallen

05c 1

M

ABC en DEF: 2x vloer (= 4 swabs)

De swabs zijn gelijkelijk verdeeld over ABC en DEF.

ABC en DEF: 2x vloer (= 4 swabs)

       

05c 2

M

ABC en DEF: rooster (= 2 swabs)

 

ABC en DEF: rooster (= 2 swabs)

       

05c 3

M

AB, CD en EF: drinksysteem (= 3 swabs)

 

AB, CD en EF: drinksysteem (= 3 swabs)

       

05c 4

M

AB, CD en EF: voersysteem (= 3 swabs)

 

AB, CD en EF: voersysteem (= 3 swabs)

       

05c 5

M

1 en 2: wand (= 2 swabs)

Van één van de twee kopse kanten, tussen 1 en 2 meter hoogte.

1 en 2: wand (= 2 swabs)

       

05c 6

M

1 en 2: plafond (= 2 swabs)

 

1 en 2: plafond (= 2 swabs)

       

05c 7

M

1 of 2: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 1 swab)

 

1 of 2: kleppen / wand van de inlaat binnen (= 1 swab)

       

05c 8

M

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 swab)

 

Binnenkant van 1 willekeurige voerhopper. (= 1 swab)

       

05c 9

M

AB, CD en EF: legnest. Hierbij worden 2 swabs genomen in 1 en 1 swab in 2 (=3 swabs)

Alleen bij leggende hennen.

AB, CD en EF: legnest. Hierbij worden 2 swabs genomen in 1 en 1 swab in 2. (= 3 swabs)

       

05c 10

M

Overige swabs op willekeurige plek in de stal om tot 25 swabs te komen.

NVT: indien al 25 swabs genomen zijn.

Overige swabs op willekeurige plek in de stal om tot 25 swabs te komen.

       

06

M

De monstername wordt op de volgende wijze uitgevoerd:

 

Controleer of de monstername op de volgende wijze wordt uitgevoerd:

       

06a

M

De swab wordt bevochtigd in fysiologische zoutoplossing.

 

De swab wordt bevochtigd in fysiologische zoutoplossing.

       

06b

M

De swab wordt over het te bemonsteren oppervlak ter grootte van een rodacplaatje (5,5cm2) gestreken

 

De swab wordt over het te bemonsteren oppervlak ter grootte van een rodacplaatje (5,5cm2) gestreken.

       

06c

M

De swab wordt in een plastic pot geplaatst en het bovenste deel van het stokje wordt afgebroken, of de swab wordt terug geplaatst in de individuele verpakking.

Indien gebruik van plastic pot: er worden maximaal 25 swabs in één pot geplaatst.

De swab wordt in een plastic pot geplaatst en het bovenste deel van het stokje wordt afgebroken, of de swab wordt terug geplaatst in de individuele verpakking.

       

06d

M

De plastic pot of individuele verpakking wordt direct na het vullen afgesloten.

 

De plastic pot of individuele verpakking wordt direct na het vullen afgesloten.

       

06e

M

De swabs worden voorzien van een etiket met daarop: monsterdatum, KIP-nummer en stalnummer.

Indien plastic pot: etiket op pot. Indien individuele verpakking: etiket op elke verpakking.

De swabs worden voorzien van een etiket met daarop: monsterdatum, KIP-nummer en stalnummer.

       

07

M

Indien sprake is van Campylobacter monstername:

 

Controleer, indien sprake is van Campylobacter monstername:

       

07a

M

Swabs worden individueel in een houder met transportmedium gedaan.

 

Of swabs individueel in een houder met transportmedium worden gedaan.

       

07b

M

Indien niet 6a: Swabs worden gepoold in een plastic pot waarin Campylobacter ophopingsmedium (Preston bouillon) zit.

 

Of indien niet 6a: of swabs worden gepoold in een plastic pot waarin Campylobacter ophopingsmedium (Preston bouillon) zit.

       

08

M

Swabs worden verpakt en vervoert, dusdanig dat zij niet herbesmet kunnen worden.

 

Controleer of swabs worden verpakt en vervoert, dusdanig dat zij niet herbesmet kunnen worden.

       

09

M

Vervoer van de bemonsterde swabs vindt plaats bij een temperatuur tussen de 0 en 20 graden Celsius.

Bij hogere temperaturen dienen de swabs binnen 4 uur verwerkt te worden.

Controleer of de bemonsterde swabs bij een temperatuur tussen de 0 en 20 graden Celsius vervoerd worden.

       

10

M

De swabs zijn binnen 48 uur op het laboratorium.

Wanneer vervoer langer dan 48 uur duurt is hiervoor een goedkeuring van het Productschap gegeven. Instantie kan dit aantonen.

Controleer of de swabs direct verstuurd worden en controleer of ze binnen 48 uur bij het laboratorium kunnen zijn.

       

C

 

ADMINISTRATIEF

           

01

M

Indien de instantie een NEN-EN-17020 accreditaat heeft met het uitvoeren van een Swabonderzoek in de scope hoeft de instantie niet jaarlijks gecontroleerd te worden. Volstaan kan worden met het jaarlijks aantonen dat NEN-EN-17020 accreditaat behouden is.

 

Controleer of het NEN-EN-17020 accreditaat geldig is en het uitvoeren van een Swabonderzoek in de scope heeft.

   

NVT: geen NEN-EN-17020 accreditaat met Swabonderzoek in de scope.

 

4. Voorwaarden wateronderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voorwaarden wateronderzoek

#

M/A

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Omschrijving controle

Ja

Nee

Opmerking/antwoord

NVT

C

 

Administratief

           

1

A

De instantie heeft een NEN-EN-17025 accreditaat heeft met het uitvoeren van een analyse op wateronderzoek in de scope. Volstaan kan worden met het jaarlijks aantonen dat NEN-EN-17025 accreditaat behouden is.>

Wateronderzoek overeenkomstig hetgeen bepaald is in het Hygiënebesluit drinkwateronderzoek (PPE) 2007, of diens opvolger.

Controleer of het NEN-EN-17025 accreditaat geldig is en het uitvoeren van een Wateronderzoek in de scope heeft.

       

5. Voorwaarden mestonderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voorwaarden mestonderzoek

#

M/A

Voorschrift

Opmerkingen bij voorschrift

Omschrijving controle

Ja

Nee

Opmerking/antwoord

NVT

A

 

Bijwoning

           

02

M

Bij kooihuisvesting wordt volgens de volgende werkwijze bemonsterd:

 

Indien kooihuisvesting:

     

NVT: grond- huisvesting

02a

M

Er worden twee monsters van elk minimaal 150 gram gemengde mest genomen.

Gemengde mest: bruine glimmende mest. Mestbanden: in werking zetten voor monstername, monster aan einde van band nemen. Mestschrapers: in werking zetten voor monstername, monster nemen na afschrapen. Indien geen mestbanden / schrapers: monster in mestput nemen. Monsters worden evenredig verspreid over de stal verzameld.

Controleer of er twee monsters genomen worden van elk 150 gram gemengde mest. Controleer of dit op de juiste manier gedaan is bij mestbanden, mestschrapers of uit de mestput en of ze evenredig over de stal genomen zijn.

     

NVT: grond- huisvesting

02b

M

Mest wordt niet met de handen aangeraakt.

 

Controleer of de mest niet met de handen wordt aangeraakt.

     

NVT: grond- huisvesting

02c

M

Mest wordt verzameld in monsterpot of plastic zak. Pot of zak wordt na monstername afgesloten.

De twee monsters mogen in 1 verpakking. Dus totaal 300 gram.

Controleer of het mest wordt verzameld in een pot of plastic zak en of deze goed wordt afgesloten.

     

NVT: grond-huisvesting

02d

M

Elke pot of zak wordt voorzien van: monsterdatum, stalnummer, type bedrijf en KIP nummer.

 

Controleer of de pot of zak voorzien wordt van een etiket met monsterdatum, stalnummer, type bedrijf en KIP nummer.

     

NVT: grond- huisvesting

03

M

Bij grondhuisvesting wordt volgens de volgende werkwijze bemonsterd:

 

Indien grondhuisvesting:

     

NVT: kooihuis-vesting

03a

M

Voor de monstername worden handen gewassen.

Of er worden nieuwe wegwerphandschoenen gebruikt.

Controleer of voor de monstername de handen gewassen worden.

     

NVT: kooihuis-vesting

03b

M

De overschoentjes worden voor monstername bevochtigd met vloeistof.

Vloeistof: bijvoorbeeld 0,8% keukenzout + 0,1% pepton in steriel gedeïoniseerd water of steriel water.

Controleer of de overschoentjes voor monstername worden bevochtigd met vloeistof.

     

NVT: kooihuis-vesting

03c

M

De overschoentjes worden IN de stal over staleigen schoeisel heengetrokken.

 

Controleer of de overschoentjes in de stal over staleigen schoeisel worden heengetrokken.

     

NVT: kooihuis-vesting

03d

M

Er wordt tweemaal 1 volledige ronde door de stal gelopen met een apart paar overschoentjes.

Totaal dus twee paar overschoentjes.

Controleer of er tweemaal 1 volledige ronde door de stal gelopen wordt met een apart paar overschoentjes.

     

NVT: kooihuis-vesting

03e

M

De overschoentjes worden bij het verlaten van de stal in een steriele plastic pot of zak gedaan.

Er mogen twee paar overschoentjes in 1 zak / pot gedaan worden.

Controleer of de overschoentjes in een steriele pot of zak worden gedaan.

     

NVT: kooihuis-vesting

03f

M

De pot of zak wordt voorzien van een etiket met: monsterdatum, stalnummer, type bedrijf en KIP nummer.

 

Controleer of de pot of zak voorzien wordt van een etiket met monsterdatum, stalnummer, type bedrijf en KIP nummer.

     

NVT: kooihuis-vesting

04

M

Elke verzending van monsters gaat vergezeld van een inzendformulier.

Op het inzendformulier staan de volgende gegevens: KIP-nummer en / of UBN-nummer, NAW gegevens pluimveebedrijf, type bedrijf, monsterdatum, type monster (officiële monstername), stalnummer, gewenst onderzoek, vaccin type + vaccinatiedatum, geboortedatum koppel.

Controleer of de verzending van de monsters wordt vergezeld met een inzendformulier met de juiste gegevens.

       

05

M

De monsters worden op de dag dat ze genomen zijn naar een door PPE erkend laboratorium verzonden.

Erkende laboratoria zijn te vinden op www.pve.nl. Instantie kan dit aantonen d.m.v. verzendingsbewijs o.i.d.

Controleer of de monsters op de dag dat ze genomen zijn naar een door PPE erkend laboratorium verzonden worden.

       

06

M

De monsters zijn verpakt volgens de landelijke verpakkingsinstructie diagnostische monsters.

Zodanig dat geen lekkage kan optreden.

Controleer of de monsters zodanig verpakt worden dat geen lekkage kan optreden.

       

07

M

De geadresseerd is duidelijk op de verpakking aangegeven.

 

Controleer het adres op de verpakking duidelijk leesbaar is.

       

C

 

Administratief

           

01

M

Indien de instantie een NEN-EN-17020 accreditaat heeft met het uitvoeren van Mestonderzoek in de scope hoeft de instantie niet jaarlijks gecontroleerd te worden. Volstaan kan worden met het jaarlijks aantonen dat NEN-EN-17020 accreditaat behouden is.

 

Controleer of het NEN-EN-17020 accreditaat geldig is en het uitvoeren van een wateronderzoek in de scope heeft.

   

NVT: geen NEN-EN-17020 accreditaat met mestonderzoek in de scope.

 

Bijlage II. Erkenningsprocedure HOSOWO instanties

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Scope

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Deze procedure is van toepassing op alle (potentiële) HOSOWO instanties (hierna instanties). De procedure dient te worden gehanteerd door de Certificerende Instantie (hierna CI) en Controle Organisatie (hierna CO) bij het uitvoeren van controles en beoordelingen bij instanties voor erkenning op basis van het ‘Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007’.

  • 2. HOSOWO-instanties kunnen voor de volgende activiteiten erkend worden:

    • a) Hygiënogram: monstername en / of analyse;

    • b) Swabonderzoek: monstername;

    • c) Wateronderzoek: analyse;

    • d) Mestonderzoek: monstername.

2. Register

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. In een open baar register op de website van het Productschap (www.pve.nl) worden alle erkende HOSOWO-instanties geregistreerd.

  • 2. Het Productschap beheert het register uit lid 1.

  • 3. De volgende gegevens van de HOSOWO-instantie worden opgenomen in het register:

    • a) NAW-gegevens;

    • b) activiteit waarvoor de HOSOWO-instantie erkend is;

    • c) datum erkenning.

  • 4. HOSOWO-instanties waarvan de erkenning wordt ingetrokken, worden uit het openbaar register verwijderd.

  • 5. Het Productschap kan nadere eisen aan de CI stellen over de wijze van aanleveren van de gegevens betreffende HOSOWO-instanties.

  • 6. De HOSOWO-instanties zijn verantwoordelijk voor het aanleveren van de juiste gegevens aan de CI.

3. Aanmelding

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. De instantie die erkend wil worden als HOSOWO-instantie dient zich schriftelijk aan te melden bij het Productschap. Hierbij moeten minimaal de volgende gegevens worden overlegd:

    • a) naam instantie;

    • b) contactpersoon;

    • c) postadres;

    • d) bezoekadres;

    • e) telefoonnummer;

    • f) activiteit (Hygiënogram / Swabonderzoek / Wateronderzoek / Mestonderzoek, bij Hygiënogram wordt tevens aangegeven of sprake is van monstername en / of analyse).

  • 2. Het Productschap geeft de aanmelding van de instantie genoemd onder 1, door aan de CI, de CI sluit een overeenkomst met de instantie.

  • 3. De CI geeft de gegevens door aan de CO waarna vervolgens door de CO zo snel mogelijk een datum wordt gepland waarop de erkenningscontrole kan worden uitgevoerd. De datum en locatie van de erkenningscontrole worden schriftelijk door de CO aan de HOSOWO-instantie bevestigd.

4. Controle; algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Controle middelen:

    Voor de uitvoering van de controle werkzaamheden staan de CI en CO de volgende middelen ter beschikking:

    • a) Bedrijfsbezoek: Bij de betrokken HOSOWO-instantie (indien van toepassing: inclusief laboratorium) kan een controle worden uitgevoerd. Administratieve bescheiden ter zake kunnen door de controleur – indien dit naar zijn oordeel in het belang van de controle noodzakelijk is – ter controle of ter beoordeling worden meegenomen. Na (afronding van de) controle of beoordeling dienen de documenten persoonlijk of per aangetekende post zo spoedig mogelijk worden geretourneerd aan de betrokken instantie.

    • b) Bijwoning: Deze controle vindt plaats tijdens het uitvoeren van een monstername t.b.v. een Hygiënogram, Swabonderzoek of Mestonderzoek op een pluimveebedrijf.

    • c) Administratieve controle. Hiertoe kunnen schriftelijk stukken over de te controleren HOSOWO-instantie worden opgevraagd bij de betrokken HOSOWO-instantie. Administratieve controle kan tijdens een herstel controle en controle op accreditaat plaatsvinden.

  • 2. Medewerking HOSOWO-instanties:

    Iedere HOSOWO-instantie is ten behoeve van de controle of beoordeling verplicht om medewerking te verlenen aan de uitvoering van controle en beoordeling van de controle en om in verband hiermee alle aanwijzingen of voorschriften, gegeven door of namens de CI / CO na te leven of te doen naleven, waaronder inbegrepen:

    • a) de CI / CO of de door haar ingeschakelde controleurs vrije onverwijlde toegang te verlenen of te doen verlenen tot alle terreinen en bedrijfsruimten van de HOSOWO-instantie, waarvan betreding voor de uitvoering van de controle of beoordeling noodzakelijk is;

    • b) de CI / CO of de door haar ingeschakelde controleurs inzage te geven in alle administratieve bescheiden ter zake;

    • c) aan de CI / CO of de door haar ingeschakelde controleurs alle inlichtingen te verstrekken die door hen noodzakelijk worden geacht voor de uitvoering van de controle of beoordeling;

    • d) de CI een planning te verstrekken op basis waarvan een bedrijfsbezoek en / of bijwoning ingepland kan worden door de CI. De CI kan nadere eisen stellen aan de planning.

5. Controle typen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. De erkenninsprocedure HOSOWO-instanties kent 3 type controles:

    • a) erkenningscontrole;

    • b) hercontrole;

    • c) herstelcontrole.

    Zie voor een uitleg over doelstelling, inhoud en de procedure van deze controle typen tabel 1.

 

Erkenningscontrole

Hercontrole

Herstelcontrole

Doel

Vaststellen of een instantie voldoet aan de erkenningsvoorwaarden en erkend kan worden als HOSOWO-instantie.

Verlenging van de erkenning nadat is gebleken dat het bedrijf nog voldoet aan de erkenningsvoorwaarden en erkend kan blijven als HOSOWO-instantie.

Vaststellen of een tekortkoming voldoende is hersteld. Door administratief herstel of herstelcontrole (via bedrijfsbezoek en / of bijwoning).

Inhoud

  • 1. Administratieve controle: Controle op accreditaat.

  • 2. Bedrijfsbezoek: bij de instantie controle op implementatie van de erkenningsvoorwaarden.

  • 3. Bijwoning: tijdens het uitvoeren van een monstername wordt gecontroleerd op de implementatie van de erkenningsvoorwaarden.

  • 1. Administratieve controle: Controle op accreditaat.

  • 2. Bedrijfsbezoek: bij de instantie controle op implementatie van de erkenningsvoorwaarden.

  • 3. Bijwoning: tijdens het uitvoeren van een monstername wordt gecontroleerd op de implementatie van de erkenningsvoorwaarden.

Controleren of alle geconstateerd tekortkomingen uit de hercontrole op adequate wijze zijn hersteld.

Procedure

De controle wordt uitgevoerd nadat de potentiële HOSOWO-instantie met de CI een overeenkomst heeft gesloten. Zie verder Artikel 7.

Zie verder Artikel 7.

Herstelcontrole wordt uitgevoerd: 1. indien volgens beoordelingscriteria een herstelcontrole dient plaats te vinden of, 2. indien bedrijf na schorsing herstel wil aantonen of, 3. indien volgens de criteria een administratief herstel plaats kan vinden of, 4. indien administratief herstel niet, of niet voldoende is uitgevoerd. Bij 1 en 4 stelt CI, in overleg met instantie, datum voor herstelcontrole vast. Bij 2 neemt bedrijf contact op met CI. CI bevestigt datum altijd schriftelijk. Bij 3 stuurt de instantie gevraagde informatie naar CI. Zie verder Artikel 7.

Tabel 1: Controle typen binnen erkenningsprocedure HOSOWO-instanties

6. Frequentie en minimale tijdsbesteding controles

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Frequentie controles

    De erkenningscontrole wordt alleen uitgevoerd wanneer het betrokken bedrijf op het moment van controle geen erkenning bezit voor betreffende HOSOWO-activiteit. Vervolgens vindt er jaarlijks een hercontrole plaats. Herstelcontroles vinden plaats indien de CI dit naar aanleiding van een hercontrole nodig acht.

  • 2. Minimale tijdsbesteding

    • a) Om de kwaliteit van de uit te voeren controles te waarborgen is een minimale controle- en rapportageduur (tijd nodig voor het opstellen van rapportage tijdens controle) vastgesteld. Hierin is de beoordelingstijd niet meegenomen.

    • b) In tabel 2 is de minimale controle- en rapportagetijd per HOSOWO-activiteit weergegeven. De herstelcontrole is niet meegenomen in de tabel, omdat deze afhankelijk is van het aantal geconstateerde tekortkomingen.

    • c) De controle op de meeste activiteiten vindt zowel bij de HOSOWO-instantie zelf (bedrijfsbezoek) als op een pluimveebedrijf (bijwoning) plaats, hierbij moet men rekening houden met extra reistijd en / of het inplannen van twee aparte controles.

      Activiteit

      Erkenningscontrole en hercontrole

      Hygiënogram; monstername

      2

      Hygiënogram; analyse

      1,5

      Hygiënogram; monstername en analyse

      3,5

      Swabonderzoek; monstername

      2

      Wateronderzoek; analyse

      Administratief (op NEN-EN 17025)

      Mestonderzoek; monstername

      1.5

      Tabel 2: minimale controle- en rapportageduur (in uren)

7. Procedure controles

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Alle typen controles vinden plaats in overeenstemming met Bijlage 1 ‘Erkenningsvoorwaarden HOSOWO-instanties’.

  • 2. De CO legt de bevindingen van alle typen controles vast in een controlerapport. Hierin dient minimaal te worden vastgelegd:

    • a) de datum van de controle;

    • b) de naw-gegevens van de instantie;

    • c) gecontroleerde activiteit(en) (Hygiënogram / Swabonderzoek / Wateronderzoek Mestonderzoek inclusief vermelding monstername / analyse).

    • d) alle gecontroleerde voorschriften met conclusie;

    • e) omschrijving van gecontroleerde om tot conclusie te komen;

    • f) een toelichting op eventuele geconstateerde afwijkingen;

    • g) omschrijving van eventuele beperkende omstandigheden tijdens controle, omschrijving van reden en voorschriftnummers waarop deze omstandigheid van invloed is.

  • 3. Het controlerapport dient door de HOSOWO-instantie en door of namens de controleur van de CO te worden ondertekend. Een kopie van het controlerapport wordt achtergelaten op bij de instantie of wordt later nagezonden. Het originele controlerapport wordt meegenomen door de controleur. Het controlerapport dient volledig te worden uitgewerkt in een digitaal bestand.

8. Controle frequentie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Alle erkende HOSOWO-instanties worden één keer per 12 maanden gecontroleerd. De erkenning van een HOSOWO-instantie is hierdoor 12 maanden geldig. Een HOSOWOinstantie dient er voor te zorgen dat voor het verloop van de erkenning een nieuwe hercontrole uitgevoerd wordt door de CO. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de tijd die nodig is voor het uitvoeren van de controle door de CO, beoordeling door de Cl en erkenning door het Productschap (zie ook punt 11 'Procedure beoordeling controles' en 12 'HOSOWO erkenning').

  • 2. Indien sprake is van een tekortkoming worden bedrijven vaker dan één keer per 12 maanden gecontroleerd.

9. Herstelmaatregelen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Indien de instantie het bepaalde bij of krachtens het 'Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007' niet of niet behoorlijk is nagekomen, moet de Cl maatregelen opleggen aan de instantie (als omschreven in tabel 3). Vervolgens controleert de Cl, indien van toepassing, of de instantie de vereiste herstelmaatregelen al dan niet heeft uitgevoerd. Bij het toepassen van maatregelen wordt rekening gehouden met:

    • a) de aard en ernst van de geconstateerde tekortkoming(en);

    • b) de frequentie;

    • c) de door de betrokken instantie genomen herstelmaatregelen om herhaling van de tekortkoming(en) te voorkomen.

  • 2. Indien de Cl bij de uitoefening van een controle constateert dat de instantie het bepaalde bij of krachtens 'Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen HOSOWO-instanties (PPE) 2007' niet of niet behoorlijk is nagekomen vanwege een evidente vergissing of vanwege overmacht, wordt hiermee bij de beslissing van het uitgeven / verlengen van de erkenning, rekening gehouden indien:

    • a) de instantie aantoont dat er sprake is van (een bepaalde mate van) afwezigheid van schuld of van overmacht en;

    • b) de instantie aantoont dat het alle mogelijke maatregelen heeft getroffen om de vergissing te voorkomen en te herstellen of, in geval van overmacht, alle mogelijke maatregelen heeft getroffen om de ontstane situatie te herstellen.

    Bij overmacht wordt geen maatregel toegepast.

  • 3. Een tekortkoming wordt geconstateerd indien een voorschrift met 'nee' beantwoord wordt. Voorschriften zoals opgenomen in de 'Erkenningsvoorwaarden HOSOWO-instanties' (Bijlage l) voor de betreffende activiteit. De Cl dient zich hier aan te houden bij het beoordelen van de voorschriften.

10. Toekennen status

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Status

Beoordeling

Erkenning

Maatregel

Opmerking

1

Alle controlebevinding conform de ‘Erkenningsvoorwaarden HOSOWO-instanties’ voor de betreffende activiteit.

De instantie voldoet aan de voorwaarden voor een HOSOWO erkenning.

Niet van toepassing

 

2

1 - 5 tekortkoming(en)

De instantie voldoet niet aan de voorwaarden voor een HOSOWO erkenning. Tijdens erkenningscontrole geen afgifte HOSOWO erkenning.

Erkenning HOSOWO behouden: binnen 6 weken herstelcontrole of administratieve aanvulling. In orde status 1, niet in orde status 3.

Indien HOSOWO erkenning in tussentijd vervalt: CI vraagt verlenging van erkenning gedurende overbruggende periode (maximaal 6 weken) hij het Productschap aan¹.

3

  • a. 5-10 tekortkomingen

  • b. niet herstelde tekortkomingen uit status 2;

  • c. Weigering (gedeelte van) controle;

  • d. Weigering (gedeelte van) controle en / of betaling beoordelingskosten.

De instantie voldoet niet aan de voorwaarden voor een HOSOWO erkenning. Tijdens erkenningscontrole geen afgifte HOSOWO erkenning.

Schorsing instantie voor max. 3 maanden. Herstel tekortkomingen: binnen 3 maanden herstelmaatregelen treffen. Middels herstelcontrole aantonen bij CI. Bij weigering controle: binnen 3 maanden controle uitvoeren. Bij weigering betaling: binnen 3 maanden betalen. In orde status 1, niet in orde status 4.

Indien HOSOWO erkenning in tussentijd vervalt: CI vraagt verlening van erkenning gedurende overbruggende periode (max 3 maanden) bij het Productschap aan¹. Deelnemer mag GEEN gebruik maken van de erkenning gedurende de schorsing.

4

  • a. > 10 tekortkomingen

  • b. Geen herstel van tekortkomingen uit status 3.

De instantie voldoet niet aan de voorwaarden voor een HOSOWO erkenning.

De instantie wordt uitgesloten van de HOSOWO erkenning voor de periode van minimaal 1 jaar.

De uitsluitingsperiode vangt aan met ingang van de dag na dagtekening van de beoordelingsbrief met betrekking tot de (laatste) overtreding / tekortkoming. Na beëindiging van de uitsluiting dient de betrokken instantie zich, indien gewenst, opnieuw laten erkennen. NB: Productschap geeft instantie 1 week de tijd om aan te tonen dat uitsluiting onterecht is uitgevoerd

Tabel 3: Overzicht beoordeling controlebevindingen

¹ Verlenging wordt alleen afgegeven indien instantie hercontrole en / of herstelcontrole op tijd heeft aangevraagd.

11. Procedure beoordeling controles

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Voor de controles en beoordelingen zijn:

    • a) in de 'Erkenningsvoorwaarden HOSOWO-instanties' voor de instanties de geldende maatregelen bij tekortkomingen opgenomen;

    • b) de voorschriften per activiteit opgesteld (Bijlage l);

    • c) de toepassing van de maatregelen bij tekortkomingen beschreven in deze paragraaf;

    • d) de Cl verplicht dit beleid toe te passen.

  • 2. De controle- en beoordelingsrapportages dienen conform de accreditatie eisen voor NENÉN- 45011 te worden gearchiveerd.

  • 3. Productschap heeft ten alle tijden toegang tot de gearchiveerde controle- en beoordelingsrapportages. Inzage wordt schriftelijk aangevraagd.

  • 4. De controlerapportage wordt door de beoordelaar van de Cl beoordeeld, vervolgens wordt schema 1 aangehouden.

    Bijlage 244202.png

    Schema 1: overzicht verloop beoordeling

  • 5. De beoordelaar neemt in zijn beoordeling eventuele opmerkingen van de controleur mee. De beoordeling wordt uitgevoerd op basis van de 'Erkenningsvoorwaarden HOSOWO-instanties' voor desbetreffende activiteit.

  • 6. Op basis van de beoordeling uit lid 4 kent de beoordelaar, binnen 4 weken na het uitvoeren van de controle, de bijbehorende status toe (volgens tabel 5) en stelt een beoordelingsrapportage op.

  • 7. In het geval er sprake is van status 1 stuurt de Cl, binnen 4 weken na het uitvoeren van de controle, de (digitale)beoordelingsrapportage naar het Productschap. Het Productschap kan dan overgaan tot erkenning van de HOSOWO-instantie. De beoordelingsrapportage bestaat minimaal uit de volgende onderdelen:

    • a) datum controle;

    • b) NAW gegevens van de instantie;

    • c) HOSOWO activiteit (inclusief vermelding 'monstername' en / of 'analyse');

    • d) toegekende status;

    • e) statushistorie / historie afwijkingen voorafgaand aan behaalde status (indien van toepassing).

  • 8. In het geval er wel tekortkomingen zijn en er sprake is van status 2 (herstelcontrole of administratieve aanvulling) stuurt de Cl binnen 4 weken na het uitvoeren van de controle, de beoordelingsrapportage naar de instantie. De beoordelingsrapportage bestaat dan uit de volgende onderdelen:

    • a) datum controle;

    • b) NAW gegevens van de instantie;

    • c) HOSOWO activiteit (inclusief vermelding 'monstername' en / of 'analyse');

    • d) geconstateerde tekortkoming(en);

    • e) opgelegde corrigerende maatregel;

    • f) toegekende status;

    • g) datum waarop de tekortkorning(en) moet(en) zijn opgelost.

  • 9. In het geval er wel tekortkomingen zijn en er sprake is van status 3 (herstelcontrole of administratieve aanvulling) stuurt de Cl binnen 4 weken na het uitvoeren van de controle, de beoordelingsrapportage naar de instantie. De beoordelingsrapportage bestaat dan uit de volgende onderdelen:

    • a) datum controle;

    • b) NAW gegevens van de instantie;

    • c) HOSOWO activiteit (inclusief vermelding 'monstername' en / of 'analyse');

    • d) geconstateerde tekortkoming(en);

    • e) opgelegde corrigerende maatregel;

    • f) toegekende status;

    • g) datum waarop de tekortkoming(en) moet(en) zijn opgelost.

    Dezelfde (digitale)beoordelingsrapportage wordt naar het Productschap gestuurd. Het Productschap kan dan overgaan tot het schorsen van de erkenning van de HOSOWO-instantie.

  • 10. In het geval er sprake is van status 2 of 3 dient de instantie er zélf voor te zorgen dat de geconstateerde tekortkomingen (d.m.v. opgelegde herstelcontrole of administratieve aanvulling) binnen de door de Cl gestelde termijn opgelost zijn.

  • 11. In geval van een herstelcontrole of administratieve aanvulling, beoordeelt de beoordelaar deze controlerapportage / administratieve aanvulling en kent de beoordelaar een eventuele nieuwe status toe.

  • 12. In het geval er wel tekortkomingen zijn en er sprake is van status 4 (uitsluiting) stuurt de Cl binnen 4 weken na het uitvoeren van de controle de (digitale)beoordelingsrapportage naar het Productschap. Het Productschap kan dan overgaan tot het intrekken van de erkenning van de HOSOWO-instantie. De beoordelingsrapportage bestaat dan uit de volgende onderdelen:

    • a) datum controle;

    • b) NAW gegevens van de instantie;

    • c) HOSOWO activiteit (inclusief vermelding 'monstername' en / of 'analyse');

    • d) geconstateerde tekortkoming(en);

    • e) toegekende status.

  • 13. Het Productschap maakt de erkenning, schorsing of uitsluiting van een HOSOWO-instantie middels een brief, binnen 2 weken na ontvangst van de beoordelingsrapportage van de Cl, bekent aan de HOSOWO-instantie.

12. HOSOWO erkenning

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Een HOSOWO erkenning kan uitsluitend worden afgegeven door het Productschap, op basis van een beoordeling uitgevoerd door de Cl, aan een instantie waaraan status 1 is toegekend.

  • 2. Een HOSOWO erkenning wordt per instantie en activiteit afgegeven voor een periode van 12 maanden. Deze periode gaat in op de dag van het erkenningsbesluit van het Productschap naar aanleiding van de erkenningscontrole. Vervolgens dient de instantie jaarlijks ruim voor deze datum (minimaal 10 weken) een hercontrole te laten uitvoeren. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de tijd die nodig is voor het uitvoeren van de controle door de CO, beoordeling door de Cl en erkenning door het Productschap.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, blijft de erkenning van een bedrijf met status 2 dan wel status 3 van kracht tot het einde van de herstelperiode dan wel de schorsingsperiode.

  • 4. In aanvulling op lid 3 geldt dat zodra de instantie van status 2 of 3 naar status 1 gaat, de HOSOWO erkenning verlengd wordt voor een jaar vanaf de oorspronkelijke erkenningsdatum.

  • 5. Een HOSOWO erkenning kan voor vijf activiteiten uitgegeven worden:

    • a) Hygiënogram, monstername;

    • b) Hygiënogram, analyse;

    • c) Swabonderzoek, monstername;

    • d) Wateronderzoek, analyse;

    • e) Mestonderzoek, monstername.

    Voor elke activiteit dient een aparte controle plaats te vinden. Indien sprake is van een Hygiënogram monstername en analyse erkenning kunnen deze controles samengevoegd worden. Een instantie mag alleen die activiteiten uitvoeren waarvoor het een HOSOWO erkenning heeft.

13. Vrijstelling

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. In het geval een instantie beschikt over een NEN-EN-17020 en / of NEN-EN-17025 accreditaat kan vrijstelling verkregen worden van, gedeelten van de, controle voor de HOSOWO erkenning. In de 'Erkenningsvoorwaarden HOSOWO-instanties' staat aangegeven wanneer hier sprake van is.

  • 2. De in lid 1 verkregen vrijstelling wordt alleen verkregen indien de desbetreffende HOSOWO activiteit waarvoor de instantie vrijstelling aanvraagt opgenomen is in de scope van het accreditaat.

  • 3. De in lid 1 genoemde vrijstelling vraagt de instantie bij de Cl aan. De instantie stuurt een kopie van het accreditaat naar de Cl.

  • 4. In het geval het accreditaat voldoet stuurt de Cl binnen 4 weken, na ontvangst van de in lid 3 vermelde kopie, de (digitale)beoordelingsrapportage naar het Productschap. Het Productschap kan dan overgaan tot erkenning van de HOSOWO-instantie. De beoordelingsrapportage bestaat minimaal uit de volgende onderdelen:

    • a) datum ontvangst kopie accreditaat;

    • b) NAW gegevens van de instantie;

    • c) HOSOWO-activiteit (inclusief vermelding 'monstername en / of 'analyse');

    • d) toekenning vrijstelling.

  • 5. In het geval het accreditaat niet voldoet stuurt de Cl binnen 4 weken, na ontvangst van de in lid 3 vermelde kopie, de beoordelingsrapportage naar de instantie. De beoordelingsrapportage bestaat uit de volgende onderdelen:

    • a) datum ontvangst kopie accreditaat;

    • b) NAW gegevens van de instantie;

    • c) HOSOWO-activiteit (inclusief vermelding 'monstername' en / of 'analyse');

    • d) geconstateerde tekortkoming accreditaat.

    Instantie ontvangt geen erkenning van het Productschap en dient óf het accreditaat aan te passen (en te laten beoordelen door de Cl) óf via de reguliere wijze een erkenningscontrole uit te laten voeren.

  • 6. Het Productschap maakt de erkenning van een HOSOWO-instantie middels een brief, binnen 2 weken na ontvangst van de beoordelingsrapportage van de Cl bekent aan de HOSOWO-instantie.

  • 7. Vrijstellingen worden voor een periode van 12 maanden afgegeven. De instantie dient zelf jaarlijks ruim voor verloop van de vrijstelling bij de Cl aan te tonen dat accreditaat nog voldoet.

  • 8. De in lid 1 genoemde vrijstelling kan door het Productschap altijd ingetrokken worden indien accreditaat van instantie niet meer geldig is / ingetrokken wordt.

  • 9. In aanvulling op lid 3 kan het Productschap besluiten om vrijstellingen voor een kortere periode dan 12 maanden af te geven op basis van geldigheidsduur accreditaat.

Bijlage III. Werkvoorschrift voor het uitvoeren van een hygiënogram

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De werkwijze die in dit voorschrift is vastgelegd, heeft enkel betrekking op het gebruik van Rodac-plaatjes met een doorsnede van circa 5,5 cm. Wanneer andere methoden met agar gebruikt worden, dient hiervoor een afgeleid voorschrift vooraf ter goedkeuring aan het Productschap worden voorgelegd.

1. Bemonsteringen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1.1. Te gebruiken materialen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Agar

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Plate count agar (PL-agar) voor totaal koloniegetal telling. Aangezien er restanten ontsmettingsmiddel op de te bemonsteren oppervlakken aanwezig kunnen zijn, dienen ter inactivering hiervan aan deze agar de volgende stoffen in de aangegeven hoeveelheden per liter te worden toegevoegd:

Nutriënt Broth no. 2

25 gram

Agar

1 6 gram

Natriumthiosulfaat

0,5 gram

Tween 80

1 ml

Ammoniumcarbonaat

1 gram

Lecithine

2 gram

L-Histidine

1 gram

2. Vullen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze agar dient in steriele Rodac-plaatjes te worden gegoten en wel zodanig dat de agar het volledige plaatje vult met een bolle spiegel. De datum waarop de plaatjes zijn aangemaakt dient op elke verpakking aangegeven te worden, tenzij door de fabrikant op elke verpakking een "THT-datum" vermeld wordt die aangeeft tot wanneer de Rodacplaatjes uiterlijk te gebruiken zijn.

3. Opslag

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De in voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes moeten worden opgeslagen bij een temperatuur tussen 0°C en 20°C. Tocht en temperatuurschommelingen moeten voorkomen worden. De plaatjes dienen altijd met de agar aan de bovenzijde te worden geplaatst. De op voorraad klaargemaakte Rodac-plaatjes kunnen niet meer gebruikt worden wanneer:

  • a) zij bewaard zijn geweest bij een temperatuur lager dan 0°C of hoger dan 25°C, of

  • b) er condensvorming is opgetreden aan de binnenzijde van de plaatjes, of

  • c) wanneer de plaatjes geopend zijn geweest en daarna weer gesloten zonder dat direct afdrukken gemaakt zijn, of

  • d) wanneer er groei op de agar waar te nemen is, of

  • e) wanneer de plaatjes langer dan 30 dagen geleden zijn aangemaakt, tenzij de door de fabrikant vermelde "THT-datum" nog niet is verstreken, of

  • f) wanneer het plaatje een breuk bevat of gebroken is.

4. Codering

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Elk individueel plaatje is vooraf voorzien van het nummer of wordt voorafgaand aan het afdrukken voorzien van het nummer dat correspondeert met de bemonsteringsplaats, zoals aangegeven in onderdeel A2, B2 of C2 'Bemonsteringsschema Hygiënogram'. Kies het schema voor het betreffende staltype.

1.2. Monstername en visuele controle

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. De monsternemer dient zich ervan te vergewissen dat de juiste materialen worden gebruikt.

  • 2. Neem hygiënische en beschermende maatregelen voordat de stal betreden wordt. Gebruik bedrijfskleding, hokschoeisel en eventueel een gasmasker.

  • 1. Wanneer een ruimte moet worden bemonsterd die daarvoor gedesinfecteerd is, mag het hygiënogram pas worden uitgevoerd nadat de ruimte minstens twee uur is gelucht.

  • 2. Invullen Hygiënogramformulier: kies het formulier voor het betreffende staltype (onderdeel A1, B1 of C1).

  • 3. Visuele controle: de visuele controle dient te worden uitgevoerd bij pluimveebedrijven en ingevuld te worden op het Hygiënogramformulier. Indien bepaalde onderdelen als 'slecht' beoordeeld worden, dient aangegeven te worden welke bemonsteringsplaatsen dit betreft.

    De volgende zaken worden gecontroleerd:

    • a) Reinheid inventaris: goed / voldoende / matig / slecht

    • b) Reinheid vloer: goed / voldoende / matig / slecht

    • c) Reinheid muren / plafonds: goed / voldoende / matig / slecht

    • d) Ongedierte wering: goed / voldoende / matig / slecht

    • e) Ongedierte sporen: afwezig / schade / uitwerpselen / kevers / vliegen / larven

    De norm voor de visuele beoordeling is als volgt:

    Goed

    Geen zichtbare afwijkingen aanwezig.

    Voldoende

    Lichte verontreiniging met losliggend vuil / voldoende wering / enigszins schade door ongedierte.

    Matig

    Algemeen voorkomen van losliggend vuil en incidenteel vuil vastzittend in scheuren, kieren of gaten of diverse werkingsproblemen, diersporen aanwezig.

    Slecht

    Algemeen voorkomen van vastzittend vuil / grote weringsproblemen / levend(e) ongedierte, kevers, vliegen of uitwerpselen aanwezig.

  • 4. Bemonstering: na de visuele beoordeling dienen de bemonsteringen te worden uitgevoerd conform het "Bemonsteringsschema hygiënogram" van onderdeel A2, B2 of C2 (al naar gelang het staltype). De volgende stappen worden doorlopen:

    • a) open na aankomst op het bedrijf, maar voor het betreden van de stal het pakje met Rodac-plaatjes;

    • b) neem het dekseltje van het Rodac-plaatje en inspecteer het oppervlak van het Rodacplaatje. Het plaatje wordt niet gebruikt indien één van de punten, zoals vermeld bij paragraaf 1.1, onderdeel 3 aan de orde is;

    • c) natte plekken in de stal worden niet bemonsterd.

    • d) nummer de plaatjes;

    • e) druk het plaatje met agar één keer met telkens gelijke druk gedurende 15 seconden op het te onderzoeken oppervlak. De agar mag hierbij niet met de handen aangeraakt worden en het afdrukken mag niet met een draaiende beweging gebeuren.

    • f) plaats het dekseltje terug;

    • g) draai het Rodac-plaatje om en plaats het met de agar aan de bovenzijde in een beschermend omhulsel.

  • 5. Naast de hiervoor genoemde bemonsteringen dient één plaatje niet bemonsterd te worden (negatief monster) en één plaatje binnen de 'poort van het bedrijf', maar buiten de stal (positief monster). De analyse van deze twee plaatjes dienen als referentie voor de stalmonsters. De uitslagen van deze monsters dienen op het hiervoor bestemde formulier vermeld te worden.

1.3. Vervoer van de afdrukken naar het laboratorium

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Verpak en vervoer de plaatjes dusdanig dat zij niet herbesmet kunnen worden.

  • 2. Vervoer en eventuele opslag (gedurende maximaal 12 uur) dient bij een temperatuur tussen 0°C en 20°C plaats te vinden. Bij hogere temperaturen dienen de plaatjes binnen 4 uur verder verwerkt te worden. Wanneer vervoer en eventuele opslag langer duurt dan 12 uur dient hiervoor een afgeleid voorschrift vnnraf ter goedkeuring aan het productschap voorgelegd te worden.

2. Werkzaamheden in laboratorium

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

2.1. Bebroeden van genomen afdrukken

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Rodac-plaatjes worden gedurende 18-24 uur bij 37°C (± 1 °C) bebroed.

2.2. Aflezing van bebroede afdrukken

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Lees de Rodac-plaatjes direct na 18-24 uur bebroeding af of plaats de plaatjes gedurende maximaal 24 uur in een koelkast bij een temperatuur tussen 2 en 8°C.

  • 2. Lees de Rodac-plaatjes af en tel het aantal kolonies (kve = kolonie vormende eenheid). Let op de aanwezigheid van schimmelgroei. Wanneer duidelijk blijkt dat de plaat overgroeid is door één enkele spreider dient dit als één kolonie beschouwt te worden. Wanneer door het optreden van schimmelgroei het plaatje niet meer eenvoudig af te lezen is, dient deze als ongeschikt geclassificeerd te worden en niet meegeteld te worden voor de berekening van het gemiddelde. Wanneer drie of meer plaatjes als ongeschikt geclassificeerd worden, wordt het volledige onderzoek als ongeschikt beschouwd.

2.3. Interpretatie

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Score bij aantal kolonies per plaatje:

    0

    kolonies (kve) per plaatje

    Score: 0

    1 t/m 40

    kolonies (kve) per plaatje

    Score: 1

    41 t/m 120

    kolonies (kve) per plaatje

    Score: 2

    121 t/m 400

    kolonies (kve) per plaatje

    Score: 3

    121 t/m 400

    kolonies (kve) per plaatje

    Score: 4

    ontelbaar

    kolonies (kve) per plaatje

    Score: 5

  • 2. De afzonderlijke scores worden op het Hygiënogramformulier vermeld. De uitslag wordt berekend door de som van de afzonderlijke monsters te delen door het aantal genomen monsters. De uitslag wordt op één cijfer achter de komma afgerond en op het formulier vermeld.

2.4. Afvoer van afgelezen afdrukken

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Na aflezing worden de plaatjes gedurende minstens 20 minuten bij een temperatuur van 120°C geplaatst, teneinde alle kiemen te doden.

  • 2. Bebroede Rodac-plaatjes dienen beschouwd te worden als chemisch afval en dienovereenkomstig te worden afgevoerd of verwerkt. Afhankelijk van de plaatselijke gemeentelijke verordening, kunnen Rodac-plaatjes die gesteriliseerd zijn, afgevoerd worden met het gewone afval.

3. Berichtgeving

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Berichtgeving aan de pluimveehouder vindt uiterlijk 4 dagen na aflezing plaats. Hiertoe wordt het volledig ingevulde Hygiënogramformulier of een ander, analoog aan dit formulier, aan de pluimveehouder geretourneerd. Het formulier dient voorzien te zijn van een adresstempel van het laboratorium. Wanneer de uitslag op briefpapier van het laboratorium wordt afgedrukt, kan de adresstempel van het laboratorium achterwege blijven. Verder dient de uitslag voorzien te zijn van naam en handtekening van een medewerker van het laboratorium.

Bijlage 244203.png
Bijlage 244204.png

A2. : Bemonsteringsschema hygiënogram grondstallen (behorende bij Bijlage III)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De delen van de stal die bemonsterd moeten worden, worden hierin beschreven, ledere afzonderlijke bemonsteringsplaats dient zo goed mogelijk de gemiddelde situatie van het betreffende staldeel te weerspiegelen. Het is niet toegestaan hiervan afwijkende plaatsen te bemonsteren. Natte plekken worden niet bemonsterd.

De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Zie hiervoor het schema. Na bebroeding van de monsters worden de resultaten per bemonsteringsplaats op het formulier van blad 1 van dit onderdeel vermeld. De bij punt 1 t/m 8 genoemde monsternummers corresponderen met de nummers vermeld op het formulier.

  • 1. Van elk deel A t/m F wordt een afdruk van de vloer gemaakt, die genummerd zijn van 1.1 t/m 1.6.

  • 2. Van elk deel A, BC, DE en F wordt een afdruk van het voersysteem gemaakt, die genummerd zijn van 2.1 t/m 2.4. De monsters worden volgens de diagonaal genomen. De monsters worden genomen van de binnenkant (voerpannen of -goten).

  • 3. Van elk deel A, BC, DE en F wordt een afdruk van het drinksysteem gemaakt, die genummerd zijn van 3.1 t/m 3.4. De monsters worden volgens de diagonaal genomen.

  • 4. Van elk deel 1, 2 en 3 wordt een afdruk gemaakt van de wand (één van de twee kopse kanten, tussen 1 en 2 meter hoogte), die genummerd zijn als 4.1 t/m 4.3.

  • 5. Van elk deel 1 en 3 wordt een afdruk gemaakt van het plafond, die genummerd zijn als 5.1 en 5.2.

  • 6. Van elk deel 1 en 3 wordt een afdruk gemaakt van de kleppen/wand van de inlaat binnen, die genummerd zijn als 6.1. en 6.2.

  • 7. Er wordt van een willekeurige voerhopper een afdruk gemaakt van de binnenkant, die genummerd is als 7.1.

  • 8. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van de voorruimte een afdruk gemaakt, die genummerd is als 8.1. De uitslag van de voorruimte wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijke voorruimte, wordt de voorruimte niet bemonsterd.

  • 9. Schema:

     

    A

    B

    C

    D

    E

    F

    1

               

    2

               

    3

               
Bijlage 244205.png
Bijlage 244206.png

B2. : Bemonsteringsschema hygiënogram kooihuisvesting (behorende bij Bijlage III)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De delen van de stal die bemonsterd moeten worden, worden hierin beschreven, ledere afzonderlijke bemonsteringsplaats dient zo goed mogelijk de gemiddelde situatie van het betreffende staldeel te weerspiegelen. Het is niet toegestaan hiervan afwijkende plaatsen te bemonsteren. Natte plekken worden niet bemonsterd.

De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in drie gelijke delen (1 t/m 3). Zie hiervoor het schema. Na bebroeding worden de resultaten per bemonsteringsplaats op het formulier van blad 1 van dit onderdeel vermeld. De bij punt 1 t/m 11 genoemde monsternummers corresponderen met de nummers vermeld op het formulier.

  • 1. Van elk deel A, BC, DE en F wordt een afdruk van het voersysteem gemaakt, die genummerd zijn van 1.1 t/m 1.4. De monsters worden volgens de diagonaal genomen. De monsters worden genomen van de binnenkant (voerpannen of -goten).

  • 2. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van een kooibodem gemaakt, die genummerd zijn van 2.1 t/m 2.3. De monsters worden volgens de diagonaal genomen.

  • 3. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van een kooiwand gemaakt, die genummerd zijn van 3.1 t/m 3.3. De monsters worden volgens de diagonaal genomen.

  • 4. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van het drinksysteem gemaakt, die genummerd zijn van 4.1 t/m 4.3. De monsters worden volgens de diagonaal genomen.

  • 5. Van elk deel 1 en 3 wordt een afdruk gemaakt van het plafond, die genummerd zijn als 5.1. en 5.2.

  • 6. Van elk deel 2 en 3 wordt een afdruk gemaakt van een tussenpad, die genummerd zijn als 6.1. en 6.2.

  • 7. Van deel 1 of 3 wordt een afdruk gemaakt van de kleppen/wand van de inlaat binnen, die genummerd is als 7.1.

  • 8. Er wordt van een willekeurige voerhopper een afdruk gemaakt van de binnenkant, die genummerd is als 8.1.

  • 9. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van de voorruimte een afdruk gemaakt, die genummerd is als 9.1. De uitslag van de voorruimte wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijke voorruimte, wordt de voorruimte niet bemonsterd.

Wanneer in de kooien leggende hennen gehouden gaan worden, worden ook de volgende plaatsen bemonsterd:

  • 10. Van elk deel 1 en 3 wordt een afdruk gemaakt van de eierband, genummerd als 10.1 en 10.2.

  • 11. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van het eierbewaarlokaal een afdruk gemaakt, die genummerd is als 11.1. De uitslag van het eierbewaarlokaal wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijk eierbewaarlokaal, wordt het eierbewaarlokaal olel bemonsterd.

  • 12. Schema:

     

    A

    B

    C

    D

    E

    F

    1

               

    2

               

    3

               
Bijlage 244207.png
Bijlage 244208.png

C2. : Bemonsteringsschema hygiënogram vollièrestal (behorende bij Bijlage III)

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De delen van de stal die bemonsterd moeten worden, worden hierin beschreven, ledere afzonderlijke bemonsteringsplaats dient zo goed mogelijk de gemiddelde situatie van het betreffende staldeel te weerspiegelen. Het is niet toegestaan hiervan afwijkende plaatsen te bemonsteren. Natte plekken worden niet bemonsterd.

De stal wordt in de lange zijde in zes gelijke delen verdeeld (A t/m F) en overlangs in twee gelijke segmenten (1 en 2). Zie hiervoor het schema. Na bebroeding worden de resultaten per bemonsteringsplaats op het formulier van blad 1 van dit onderdeel vermeld. De bij punt 1 t/m 11 genoemde monsternummers corresponderen met de nummers vermeld op het formulier.

  • 1. Van elk deel ABC en DEF worden twee afdrukken van de vloer gemaakt, die genummerd zijn van 1.1. t/m 1.4. De monsters zijn, indien mogelijk, gelijkelijk verdeeld over ABC en DEF.

  • 2. Van elk deel ABC en DEF wordt één afdruk van het rooster gemaakt, die genummerd zijn als 2.1 en 2.2.

  • 3. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van het drinkwatersysteem gemaakt, die genummerd zijn van 4.1 t/m 4.3.

  • 4. Van elk deel AB, CD en EF wordt een afdruk van het voersysteem gemaakt, die genummerd zijn van 4.1 t/m 4.3.

  • 5. Van elk deel 1 en 2 wordt een afdruk gemaakt van de wand (van één van de twee kopse kanten, tussen 1 en 2 meter hoogte) die genummerd zijn als 5.1. en 5.2.

  • 6. Van elk deel 1 en 2 wordt een afdruk gemaakt van het plafond, die genummerd zijn als 6.1 en 6.2.

  • 7. Van deel 1 of 2 wordt een afdruk gemaakt van de kleppen/wand van de inlaat binnen, die genummerd is als 7.1.

  • 8. Er wordt van een willekeurige voerhopper een afdruk gemaakt van de binnenkant, die genummerd is als 8.1.

  • 9. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van de voorruimte een afdruk gemaakt, die genummerd is als 9.1. De uitslag van de voorruimte wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijke voorruimte, wordt de voorruimte niet bemonsterd.

Wanneer in de volièrestal leggende hennen gehouden gaan worden, worden ook de volgende plaatsen bemonsterd:

  • 10. Van elk deel AB, CD en EF wordt één afdruk gemaakt van een legnest, waarbij twee afdrukken worden gemaakt in segment 1 en één afdruk in segment 2, die genummerd zijn van 10.1 t/m 10.3

  • 11. Er wordt van een willekeurige plaats van de vloer van het eierbewaarlokaal een afdruk gemaakt, die genummerd is als 11.1. De uitslag van het eierbewaarlokaal wordt niet in de einduitslag meegenomen. Indien er sprake is van meerdere stallen en meerdere leeftijden met een gezamenlijk eierbewaarlokaal, wordt het eierbewaarlokaal niet bemonsterd.

  • 12. Schema:

     

    A

    B

    C

    D

    E

    F

    1

               

    2

               

    3

               

Bijlage IV. Swabonderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

1. Doel van het onderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het onderzoek is bedoeld voor de controle van pluimveestallen op de aanwezigheid van Salmonella en Campylobacter na reiniging en ontsmetting.

2. Benodigdheden

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. wattenstaafjes (swabs)

  • 2. fysiologisch zoutoplossing

  • 3. plastic potten of individuele verpakkingen

  • 4 etiketten

  • 5. plastic handschoenen

3. Werkwijze bemonstering

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Wanneer een ruimte moet worden bemonsterd die daarvoor gedesinfecteerd is, mag het onderzoek, uit veiligheidsoverwegingen, pas worden uitgevoerd nadat de ruimte minstens twee uur is gelucht.

  • 2. Neem beschermende maatregelen voordat de stal betreden wordt (gasmasker).

3.2. Aantal en locaties te nemen monsters

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Voor Salmonella- of Campylobacteronderzoek moeten 2 x 25 swabs per stal worden genomen. Deel hiervoor de stal overlangs in twee gelijke segmenten (1 en 2). Neem in elk segment 25 monsters.

  • 2. De monsters worden genomen op plaatsen waar het op het oog niet geheel schoon lijkt te zijn, hiermee wordt bedoeld dat in eerste instantie gezocht moet worden naar plaatsen waar zich nog resterend vuil bevindt. Indien deze plaatsen reeds bemonsterd zijn en swabs nog niet zijn gebruikt of indien deze plaatsen met resterend vuil niet aanwezig zijn moeten in ieder geval monsters genomen worden op de locaties die per stalsoort beschreven staan in Bijlage III: 'Werkvoorschrift voor het uitvoeren van een Hygiënogram'.

3.3. Uitvoering monstername

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

  • 1. Bevochtig een swab in fysiologisch zout oplossing.

  • 2. Strijk met het swab over het te bemonsteren oppervlak ter grootte van een Rodac-plaatje (5,5 cm2), indien mogelijk op een op het oog niet geheel schoon oppervlak.

  • 3. Plaats het swab in een plastic pot en breek het bovenste deel van het stokje af (daar waar de handen het stokje hebben geraakt), of plaats de swab terug in de individuele verpakking.

  • 4. Herhaal dit met de andere swabs.

  • 5. Plaats maximaal 25 swabs in één pot.

  • 6. Sluit iedere pot direct na het vullen af.

  • 7. Voorzie de pot van een etiket met daarop minimaal de volgende gegevens: monsterdatum, KIP-nummer en stalnummer.

Monstername voor Campylobacter dient te geschieden met behulp van swabs die ofwel:

  • a) Individueel een houder met transportmedium worden gedaan, óf:

  • b) Gepoold in plastic pot waarin Campylobacter ophopingsmedium (Preston bouillon) zit.

4. Verzending monsters

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Vervoer van de swabs naar het laboratorium moet plaatsvinden zoals beschreven in Bijlage III: 'Werkvoorschrift voor het uitvoeren van een hygiënogram', paragraaf 1.3 'Vervoer van de afdrukken naar het laboratorium'. In plaats van de aangegeven 12 uur dienen de swabs binnen 48 uur op het laboratorium te zijn. Analyse van de monsters moet plaatsvinden op door een de voorzitter van het productschap erkend laboratorium.

5. Verzending monsters

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de analyse op het laboratorium wordt voor Salmonella verwezen naar de 'PVE Branchemethode voor het aantonen van Salmonella met behulp van MSRV in dons, mest en vlees, afkomstig van pluimvee' (PVE-SALMONELLA-MSRV-140607) en voor Campylobacter 'PVE Branchemethode voor het aantonen van thermotolerante Campylobacter met behulp van Preston en CCDA in mest en vlees, afkomstig van pluimvee' (PVE-CAMPYLOBACTER- 140607) die in Bijlage II van het Besluit erkenningsvoorwaarden en werkwijzen laboratoria (PPE) 2007 of diens opvolgers zijn opgenomen.