Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008

[Regeling vervallen per 05-03-2015.]
Geraadpleegd op 30-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 14-06-2013 en zichtdatum 01-01-2014.
Geldend van 15-03-2013 t/m 10-02-2014

Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 26 februari 2008, nr. WJZ/8021460, houdende nieuwe regels voor het gebruik van frequentieruimte zonder vergunning en tot wijziging van de Examenregeling frequentiegebruik (Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008)

Artikel 1

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. besluit: Frequentiebesluit 2013;

  • b. frequentieplan: het in artikel 3.1 van de wet bedoelde frequentieplan;

  • c. Radioreglement: Radioreglement 1979 met bijlagen, behorende bij de op 22 december 1989 te Nice tot stand gekomen Internationale Constitutie en Conventie van de Internationale Telecommunicatie Unie (Trb. 2001, 159);

  • d. Regionale Regeling: Regionale Regeling betreffende het radiotelefonieverkeer op de binnenwateren, tot stand gekomen in Basel op 6 april 2000 (Stcrt. 2003, 153);

  • e. radiozendamateur: degene die vanuit een persoonlijke belangstelling en zonder financieel oogmerk gebruik maakt van frequentieruimte ten behoeve van het opdoen van vaardigheden, het communiceren via de radio en het doen van technisch onderzoekingen;

  • f. pleziervaart: scheepvaart voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • g. binnenvaart: scheepvaart op de binnenwateren, niet zijnde pleziervaart;

  • h. zeevaart: scheepvaart, niet zijnde binnenvaart of pleziervaart;

  • i. frequentiegebruik met een primaire status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een primaire status heeft;

  • j. frequentiegebruik met een secundaire status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een secundaire status heeft;

  • k. frequentiegebruik met een NIB-status: gebruik van frequentieruimte voor de uitoefening van een radiodienst die ingevolge het frequentieplan een NIB-status heeft;

  • l. radiostation: een of meer radiozendapparaten met de daartoe behorende antenne-inrichtingen, noodzakelijk voor het op een locatie uitvoeren van een radiocommunicatiedienst in de zin van artikel 1.19 van het Radioreglement;

  • m. maritiemmobiele communicatie: radiocommunicatie tussen radiostations op schepen onderling en tussen radiostations op schepen en op land, met inbegrip van het gebruik van noodbakens;

  • n. EPIRB (Emergency Position Indicating Radio Beacon): radiozendapparaat bestemd voor noodalarmering in de 406 MHz band en voor het lokaliseren van het baken op de frequentie 121,5 MHz;

  • o. marifoon: radiozendapparaat bestemd voor gebruik in de maritieme VHF frequentieband;

  • p. portofoon: radiozendapparaat bestemd voor draagbaar gebruik in de maritieme VHF en UHF frequentieband;

  • q. MMSI: de Maritime Mobile Service Identity, omschreven in paragraaf 6 van artikel 19 van het Radioreglement;

  • r. uitzendingsklasse: uitzendingsklasse zoals bedoeld in bijlage 1 van deel 2 van het Radioreglement;

  • s. zeemijl: 1852 meter.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

  • 1 Geen vergunning is vereist voor gebruik van frequentieruimte als bedoeld in artikel 2 van het besluit indien daarbij gebruik wordt gemaakt van de in het tweede lid aangewezen categorieën van radiozendapparaten.

  • 2 Als categorieën radiozendapparaten worden aangewezen:

    • a. apparaten, niet zijnde apparaten als bedoeld in categorie 22 van bijlage 8, die bestemd zijn voor aansluiting op een mobiel openbaar telecommunicatienetwerk, indien voor het gebruik van de door het netwerk gebruikte frequentieruimte een vergunning is verleend;

    • b. randapparaten die bestemd zijn voor aansluiting op een openbaar satellietsysteem, ten behoeve van mobiele communicatie, met uitzondering van maritiemmobiele communicatie en het nood-, spoed- en veiligheidsverkeer;

    • c. draadloze telefoons die bestemd zijn voor aansluiting op een openbaar telefoonnetwerk op een vaste locatie, mits de in bijlage 1 aangegeven frequentiebanden en de daarbij behorende gebruiksvoorschriften in acht worden genomen;

    • d. radiozendapparaten voor algemene radiocommunicatie in de 27 MHz-frequentieband (CB), mits gebruikt in de in bijlage 2 aangegeven frequentiebanden en met inachtneming van de daarbij behorende gebruiksvoorschriften;

    • e. randapparaten die bestemd zijn voor aansluiting op een openbaar telecommunicatienetwerk ten behoeve van plaatsbepaling;

    • f. mobiele VHF/UHF radiozendapparaten voor landmobiel gebruik die daadwerkelijk en krachtens een daartoe gesloten overeenkomst onderdeel zijn van een besloten netwerk dat deel is van een radionetwerk met dynamische frequentietoewijzing ten behoeve waarvan een vergunning is verleend voor het gebruik van frequentieruimte;

    • g. mobiele radiozendapparaten die behoren tot een digitaal radionetwerk met dynamische frequentietoewijzing, mits gebruikt in de in bijlage 3 aangegeven frequentieband en met inachtneming van de daarbij behorende gebruiksvoorschriften;

    • h. mobiele UHF radiozendapparaten die werken in de frequentieband 446 MHz en bedoeld zijn voor algemeen gebruik ten behoeve van communicatie over korte afstand (PMR 446), mits gebruikt in de in bijlage 4 aangegeven frequentiebanden en met inachtneming van de daarbij behorende gebruiksvoorschriften;

    • i. randapparaten die een satellietgrondstation zijn, mits gebruikt in de in bijlage 5 aangegeven frequentiebanden en met inachtneming van de daarbij behorende gebruiksvoorschriften;

    • j. randapparaten voor mobiele communicatie via ionisatiesporen van meteoren, mits gebruikt in de in bijlage 6 aangegeven frequentieband en met inachtneming van de daarbij behorende gebruiksvoorschriften;

    • k. radiozendapparaten die onderdeel uitmaken van, dan wel bestemd zijn voor aansluiting op, een mobiel elektronisch communicatienetwerk (basisstation) aan boord van vliegtuigen, mits de in bijlage 7 aangegeven frequentiebanden worden gebruikt boven een vlieghoogte van 3000 meter;

    • l. radiozendapparaten die onderdeel uitmaken van, dan wel bestemd zijn voor aansluiting op, een mobiel elektronisch communicatienetwerk (basisstation) aan boord van schepen, mits de in bijlage 7a aangegeven frequentiebanden worden gebruikt met inachtneming van de daarbij behorende gebruiksvoorschriften;

    • m. de in bijlage 8 bedoelde categorieën radiozendapparaten, mits gebruikt in de in die bijlage aangegeven frequentiebanden en met inachtneming van de daarbij behorende gebruiksvoorschriften;

    • n. radiozendapparaten die gebruik maken van ultrawidebandtechnologie, mits de in bijlage 9 aangegeven frequentiebanden en de daarbij behorende gebruiksvoorschriften in acht worden genomen;

    • o. radiozendapparaten die onderdeel uitmaken van een mobiel elektronisch communicatienetwerk, mits gebruikt overeenkomstig het bepaalde in bijlage 8A en radiozendapparaten die bestemd zijn voor aansluiting op dat netwerk, mits die gebruikmaken van de frequentieband van 1780 tot en met 1785 MHz.

  • 3 De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, heeft slechts betrekking op apparaten die voldoen aan het bij of krachtens het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007 bepaalde.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

De artikelen 4 tot en met 11 en 13 hebben betrekking op gebruik van frequentieruimte zonder vergunning als bedoeld in artikel 3 van het besluit, met uitzondering van maritiemmobiele communicatie vanaf het land.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Een rechtspersoon kan slechts gebruik maken van frequentieruimte die ingevolge het frequentieplan de bestemming ‘amateur’ of ‘amateursatelliet’ heeft, indien het betreft:

  • a. een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging van radiozendamateurs waarvan het ledental en de samenstelling voldoende representatief zijn voor de door de vereniging te behartigen belangen;

  • b. een rechtspersoon waarvan een onderwijsinstelling uitgaat die van rijkswege wordt gefinancierd of een onderwijsinstelling die door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is erkend, voor zover het doen van onderzoekingen met radiozendapparaten essentieel is voor het geven van onderwijs door deze instelling;

  • c. een stichting die zich blijkens de statutaire doelstelling richt op het doen van onderzoekingen met radiozendapparaten en die de belangen van radiozendamateurs behartigt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

  • 1 Degene die een radiozendapparaat bedient ten behoeve van maritiemmobiele communicatie beschikt over een certificaat van bediening als bedoeld in artikel 12 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008, dat geldig is voor het desbetreffende frequentiegebruik overeenkomstig het bepaalde in bijlage 11, en heeft een leeftijd van ten minste zestien jaren.

  • 2 De radiozendamateur die een radiozendapparaat bedient, heeft met goed gevolg een examen als bedoeld in artikel 7 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008 afgelegd, dat geldig is voor het desbetreffende frequentiegebruik overeenkomstig het bepaalde in bijlage 10, en heeft een leeftijd van ten minste veertien jaren voor het geval van volledige toegang tot de frequentieruimte, in bijlage 10 aangeduid als registratie F, en een leeftijd van ten minste twaalf jaren voor het geval van beperkte toegang tot de frequentieruimte, in bijlage 10 aangeduid als registratie N.

  • 3 In afwijking van het eerste en het tweede lid kan een persoon die niet voldoet aan de desbetreffende voorwaarde een radiozendapparaat bedienen indien de bediening plaatsvindt in directe aanwezigheid en onder verantwoordelijkheid van een persoon die wel aan deze voorwaarde voldoet.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

  • 2 Bij de melding worden in elk geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a. persoonsgegevens omtrent de gebruiker;

    • b. de aard van het voorgenomen frequentiegebruik;

    • c. in geval van maritiemmobiele communicatie: de te gebruiken radiozendapparaten en de naam en indien aanwezig het identificatienummer of kenmerk van het schip waarop deze apparaten gebruikt worden;

    • d. indien de gebruiker een natuurlijke persoon is, een afschrift van het certificaat, genoemd in artikel 5, eerste lid, onderscheidenlijk informatie over het voldoen aan het in artikel 5, tweede lid, bedoelde examenvereiste. Een afschrift van het certificaat behoeft niet te worden verstrekt als het is verleend door de Minister.

  • 3 De melding kan langs elektronische weg worden gedaan met gebruikmaking van een daartoe strekkend elektronisch formulier en de in het vierde lid bedoelde persoonlijke code of DigiD-code.

  • 4 Degene die voor de eerste maal een melding langs elektronische weg doet en die niet eerder een melding voor het gebruik van frequentieruimte langs elektronische weg heeft gedaan, geeft daarbij een DigiD-code of persoonlijke code op. De persoonlijke code wordt na aanvraag door middel van een daartoe strekkend formulier verstrekt aan de aanvrager.

  • 5 Indien als gevolg van gewijzigde omstandigheden de gegevens die bij de melding zijn verstrekt niet langer overeenkomen met de feitelijke situatie, stelt degene die de melding heeft gedaan Agentschap Telecom in kennis van de actuele gegevens. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

  • 1 De Minister registreert het voorgenomen frequentiegebruik overeenkomstig de melding tenzij niet wordt voldaan aan de artikelen 3 tot en met 6 en 8, en bericht hierover degene die de melding heeft gedaan, onder verstrekking van een bewijs van registratie aan degene wiens melding is geregistreerd.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de in kennisstelling, bedoeld in artikel 6, zesde lid.

  • 3 Voor zover vereist op grond van het Radioreglement wordt bij de registratie aan de gebruiker een combinatie van letters of cijfers toegekend met het oog op de identificatie van zijn radiostation.

  • 4 Degene die op grond van de melding als frequentiegebruiker geregistreerd is, draagt er voor zorg dat indien het geregistreerde radiozendapparaat door een ander wordt bediend, daarbij de in deze regeling bepaalde voorschriften worden nageleefd.

  • 5 De Minister haalt de registratie door op verzoek van de betrokkene of indien de betrokkene niet langer gebruik maakt van de frequentieruimte en bericht hem hierover.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Bij het gebruik van frequentieruimte wordt voldaan aan de beperkingen en voorschriften ten aanzien van de beschikbare frequentieruimte, de toepassingen, het zendvermogen en de bekwaamheid die:

  • a. ten aanzien van frequentieruimte met de bestemming ‘amateur’ of ‘amateursatelliet’ zijn opgenomen in bijlage 10;

  • b. ten aanzien van frequentieruimte met de bestemming ‘maritiemmobiele communicatie’ zijn opgenomen in bijlage 11.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Bij frequentiegebruik wordt voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a. het bewijs van registratie en, in geval van maritiemmobiele communicatie, het certificaat van bediening zijn aanwezig bij het radiozendapparaat;

  • b. bij frequentiegebruik met een secundaire status wordt te allen tijde voorrang verleend aan frequentiegebruik met een primaire status;

  • c. bij frequentiegebruik met een NIB-status wordt te allen tijde voorrang verleend aan frequentiegebruik met een primaire status of met een secundaire status;

  • d. er wordt zo weinig mogelijk storing of belemmering veroorzaakt in het gebruik van frequentieruimte door anderen;

  • e. er worden geen valse of bedrieglijke alarmeringen, noodseinen, -oproepen of -berichten uitgezonden.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Bij gebruik van frequentieruimte met de bestemming ‘maritiemmobiele communicatie’ aan boord van een schip is het radiozendapparaat dat aan boord van het schip gebruikt wordt, geregistreerd voor gebruik aan boord van dat schip en wordt, onverlet artikel 9, voldaan aan de volgende voorschriften:

  • a. het berichtenverkeer wordt kort en zakelijk gehouden en het zendgedeelte van het radiozendapparaat wordt niet onnodig ingeschakeld;

  • b. bij een radiozendapparaat met een alarmeringsfunctie dat abusievelijk in werking is getreden, herroept de geregistreerde de melding voor zover daartoe communicatiemiddelen beschikbaar zijn;

  • c. een EPIRB wordt uitsluitend gebruikt voor alarmering indien sprake is van onmiddellijk dreigend gevaar voor bemanning en schip en indien alarmering met andere middelen niet of niet meer mogelijk is;

  • d. radiozendapparaten die een alarmerings- of noodfunctie hebben, zijn zodanig geprogrammeerd dat zij bij gebruik automatisch het MMSI-nummer uitzenden;

  • e. versleutelde radiocommunicatie door middel van een MF- of MF/HF-radiozendapparaat vindt uitsluitend plaats op frequenties bestemd voor radiotelefonieverkeer tussen schepen onderling, zij het dat aan boord van vissersschepen versleuteling bovendien kan plaatsvinden op de VHF- frequenties 155.775 MHz en 155.825 MHz;

  • f. bij versleutelde radiocommunicatie als bedoeld in onderdeel e wordt tijdens de uitzending en ten minste eenmaal per periode van vijf minuten de in artikel 7, derde lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers onversleuteld uitgezonden;

  • g. bij gebruik van een marifoon of portofoon is de antenne hiervan verticaal polariserend en rondstralend;

  • h. in het werkingsgebied van de Regionale Regeling zijn de marifoon en de portofoon voorzien van een systeem voor automatische zenderidentificatie en geprogrammeerd met de toegewezen combinatie van letters of cijfers;

  • i. een portofoon in de VHF-band wordt alleen gebruikt in combinatie met een marifoon, met dien verstande dat de pleziervaart in het werkingsgebied van de Regionale Regeling kan volstaan met het gebruik van alleen een portofoon;

  • j. er vinden geen uitzendingen door een maritiem mobiel radiozendapparaat plaats met een onjuiste of misleidende identificatie.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

  • 1 Bij gebruik van frequentieruimte met de bestemming ‘amateur’ of ‘amateursatelliet’ wordt, onverlet artikel 9, voldaan aan de volgende voorschriften:

    • a. de radiozendamateur die het radiozendapparaat bedient, is bij het station aanwezig of draagt er zorg voor dat alleen hij zijn station op afstand kan bedienen;

    • b. het uitzenden van omroepprogramma’s, muziek, reclame of berichten van of voor derden is niet toegestaan;

    • c. de in artikel 7, derde lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers wordt ten minste bij het begin en bij het einde van elke uitzending en ten minste eenmaal per periode van vijf minuten uitgezonden, waarbij een reeks kortdurende uitzendingen wordt aangemerkt als één uitzending;

    • d. de combinatie van letters of cijfers is bij data- en beeldoverdracht aan de ontvangstzijde na demodulatie in leesbaar schrift zichtbaar;

    • e. bij automatische telegrafie en bij data- of beeldoverdracht waarbij toepassing van onderdeel c stuit op technische belemmeringen wordt de combinatie van letters of cijfers kenbaar gemaakt door middel van spraak of morsetelegrafie;

    • f. informatie wordt niet versleuteld verzonden;

    • g. radioverbindingen worden alleen tot stand gebracht met andere gebruikers van frequentieruimte met de bestemming ‘amateur’ of ‘amateursatelliet’;

    • h. bij het spellen van de combinatie van letters of cijfers wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 10 opgenomen spellingsalfabet;

    • i. de combinatie van letters of cijfers wordt uitgezonden overeenkomstig de volgende uitzendingsklasse:

      • 1°. Spraak: A3E, H3E, J3E, R3E, F3E en G3E;

      • 2°. morse telegrafie (maximale snelheid van 30 woorden per minuut): A1A, A2A, F1A, F2A, J2A, G1A en G2A;

      • 3°. automatische telegrafie: A1B, A2B, F1B, F2B en J2B;

      • 4°. data- of beeldoverdracht: F1D, F2D en P2D;

      • 5°. facsimilé en slow-scan televisie; (SSTV): A1C, A2C, A3C, J2C, J3C, F1C, F2C, F3C, G1C, G2C en G3C;

      • 6°. amateurtelevisie: A3F, C3F en F3F.

  • 2 Voor gezamenlijk gebruik van frequentieruimte ten dienste van radiozendamateurs tijdens groepsevenementen gelden de volgende voorschriften :

    • a. tijdens een radiowedstrijd die door meer dan een geregistreerde wordt georganiseerd met de vorming van een groepsstation, kunnen de deelnemers de in artikel 7, tweede lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers van één van de geregistreerden gebruiken;

    • b. bij radioamateurpeilevenementen die georganiseerd zijn door een geregistreerde vereniging van radiozendamateurs , is het eerste lid, onderdeel a, niet van toepassing;

    • c. bij gebruik van een radiostation door leden van Scouting Nederland tijdens evenementen die georganiseerd worden door de werkgroep Radio Scouting Nederland wordt aan de in artikel 7, derde lid, bedoelde combinatie van letters of cijfers toegevoegd: J.

  • 3 Voor een onderwijsinstelling geldt dat

    • a. het radiostation uitsluitend wordt gebruikt tijdens lesuren;

    • b. het houden van en deelnemen aan radiowedstrijden niet is toegestaan;

    • c. de onderwijsinstelling een radiozendamateur die voldoet aan het in artikel 5, tweede lid, bedoelde vereiste, aanwijst die namens de geregistreerde onderwijsinstelling het radiostation beheert.

  • 4 Voor een vereniging van radiozendamateurs geldt dat de geregistreerde een radiozendamateur die voldoet aan het in artikel 5, tweede lid, bedoelde vereiste, aanwijst die namens de geregistreerde vereniging het radiostation beheert.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

  • 1 De Minister registreert frequentiegebruik waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van deze regeling een vergunning is afgegeven voor zover het frequentieruimte als bedoeld in artikel 3 betreft en voor zover het gebruik voldoet aan de bij artikel 8 gestelde beperkingen en voorschriften. De Minister verstrekt de betrokkene ambtshalve een bewijs van registratie.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

[Red: Wijzigt de Examenregeling frequentiegebruik.]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel V van de Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen in werking treedt.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gebruik van frequentieruimte zonder vergunning 2008.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 26 februari 2008

De

Staatssecretaris

van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Bijlage 1. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder c

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Koordloze telefoons
 

Werkfrequentie (MHz)

 

Vermogen

Kanaalbreedte

Modulatie

A

Vast gedeelte

Draagbaar gedeelte

Kanaal

nr.

     
 

31,0375

39,9375

1

10 mW e.r.p.

25 kHz

Fase of frequentie-modulatie (F3E en G3E)

 

31,0625

39,9625

2

   
 

31,0875

39,9875

3

   
 

31.1125

40,0125

4

   
 

31,1375

40,0375

5

   
 

31,1625

40,0625

6

     
 

31,1875

40,0875

7

     
 

31,2125

40,1125

8

     
 

31,2375

40,1375

9

     
 

31,2625

40,1625

10

     
 

31,2875

40,1875

11

     
 

31,3125

40,2125

12

     
 

B

Werkfrequentie (MHz)

 

Vermogen

Kanaalbreedte

Modulatie

 

1881,792

   

250 mW e.r.p.

1,728 MHz

GFSK

of

Π/2-DBPSK of

Π/4-DQPSK of

Π/8-D8PSK

of

16-QAM

of

64-QAM

 

1883,520

       
 

1885,248

       
 

1886,976

       
 

1888,704

       
 

1890,432

       
 

1892,160

       
 

1893,888

       
 

1895,616

       
 

1897,344

       

Bijlage 2. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder d

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

CB-apparatuur
 

Werkfrequentie

(MHz)

Kanaal

nr.

Vermogen

Kanaalbreedte

Modulatie

A

26,965

26,975

26,985

27,005

27,015

27,025

27,035

27,055

27,065

27,075

27,085

27,105

27,115

27,125

27,135

27,155

27,165

27,175

27,185

27,205

27,215

27,225

27,235

27,245

27,255

27,265

27,275

27,285

27,295

27,305

27,315

27,325

27,335

27,345

27,355

27,365

27,375

27,385

27,395

27,405

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

24

25

23

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

4 W Peak

Envelope Power (DSB: 1 Watt

carrier power)

10 kHz

FM, DSB, SSB (F3E of G3E, A3E en J3E)

Bijlage 3. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder g

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Apparatuur die onderdeel is van een besloten digitaal netwerk ten behoeve van trunking

Indien de radiozendapparaten behoren tot een digitaal radionetwerk met dynamische frequentietoewijzing ten behoeve waarvan een vergunning is verleend voor het gebruik van frequentieruimte is het toegestaan om voor directe communicatie tussen de radiozendapparaten onderling gebruik te maken van:

 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-cycle

A

445,2 – 445,3 MHz

1 W e.r.p.

25 kHz

 

Bijlage 4. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder h

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

PMR 446-apparatuur'
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-cycle

A

446,0 – 446,2 MHz

500 mW e.r.p.

6,25 of 12,5 kHz

Bijlage 5. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder i

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Randapparaten, zijnde satellietgrondstations
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

A

14,00–14,25 GHz

60 dBW e.i.r.p.1

B

14,25–14,50 GHz2, 3

50 dBW e.i.r.p.4

C

29,50–30,00 GHz

60 dBW e.i.r.p.1

1 Voor het gebruik van satellietgrondstations gelden de volgende reducties in vermogen in relatie met de afstand tot de begrenzing van een luchthaven als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet luchtvaart:

Vermogen

< 34 dBW e.i.r.p

Tot 50 dBW e.i.r.p.

Tot 55,3 dBW e.i.r.p.

Tot 57 dBW e.i.r.p.

Tot 60 dBW e.i.r.p.

Minimum afstand tot de luchthaven

Geen beperking

500 meter

1800 meter

2300 meter

3500 meter

2 De randapparaten mogen uitsluitend gebruikt worden op een afstand van ten minste 500 meter buiten de begrenzing van een luchthaven als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet luchtvaart.

3 Voor randapparaten aan boord van vliegtuigen geldt:

  • dat het gebruik niet is toegestaan tijdens opstijgen, landen en taxiën van het vliegtuig;

  • dat het gebruik aan de gate van de luchthaven is toegestaan.

4 Het maximaal toegestane uitgangsvermogen van het randapparaat is 2 Watt.

Bijlage 6. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder j

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Randapparaten voor mobiele communicatie via ionisatiesporen van meteoren
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

A

39,00 – 39,20 MHz

50 W e.r.p.

25 kHz

1

1 Een maximale uitzendtijd van 100 milliseconden en een minimale wachttijd van 10 seconden met een totaal van 24 uitzendingen per 24 uur.

Bijlage 7. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder k

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Mobiel elektronisch communicatienetwerk aan boord van vliegtuigen (basisstations)
 

Frequentieband

Vermogen

Duty-cycle

A

1805–1880 MHz

B

1710–1785 MHz

Bijlage 7a. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder l

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten die onderdeel uitmaken van, dan wel bestemd zijn voor aansluiting op, een mobiel elektronisch communicatienetwerk (basisstation) aan boord van schepen

 

Frequentieband

Vermogen

Additionele voorschriften

Randapparaten:

A

880–915 MHz

5 dBm

Voorschriften voor toegang tot en bezetting van het kanaal:

Om interferentie te onderdrukken moeten technieken worden gebruikt die ten minste evengoed presteren als de volgende onderdrukkingsfactoren gebaseerd op gsm-normen:

– tussen twee en drie zeemijlen van de basislijn, de gevoeligheid van de ontvangstapparatuur en de drempel voor het verbre+7+7ken van de verbinding (ACCMIN(1) en min RXLEV (2)-niveau) van het randapparaat dat gebruikt wordt aan boord van het vaartuig moet gelijk zijn aan of hoger dan – 70 dBm/200 kHz en tussen drie en twaalf zeemijl van de basislijn gelijk aan of hoger dan – 75 dBm/200 kHz;

– in de uplink-richting van het Mobiele Communicatie aan boord van Vaartuigen (MCV)-systeem moet onderbroken zending (3) geactiveerd zijn;

– de timing advance (4)-waarde van het basisstation aan boord van vaartuigen moet op de minimale waarde zijn ingesteld.

(1) ACCMIN (RX_LEV_ACCESS_MIN); zoals beschreven in gsm-norm ETSI TS 144 018.

(2) RXLEV (RXLEV-FULL-SERVING-CELL); zoals beschreven in gsm-norm ETSI TS 148 008.

(3) Onderbroken zending of DTX; zoals beschreven in gsm-norm ETSI TS 148 008.

(4) Timing advance; zoals beschreven in gsm-norm ETSI TS 144 018.

B

1710–1785 MHz

0 dBm

Basisstations.1

C

925–960 MHz

–80 dBm/200 kHz 2, 3

D

1805–1880 MHz

–80 dBm/200 kHz2, 3

1 Basisstations dienen te worden uitgeschakeld op een afstand van minder dan twee zeemijl van de basislijn zoals gedefinieerd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee.

2 Voor basisstations aan boord van vaartuigen, de maximale vermogensdichtheid gemeten in externe zones van het vaartuig, gecorrigeerd voor een meetantenne met een antennewinst van 0 dBi.

3 In het bereik tussen twee en twaalf zeemijl van de basislijn mogen alleen binnenantenne(s) bij basisstations aan boord van vaartuigen worden gebruikt.

Bijlage 8. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder m

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

(zie voor opmerkingen voor een goed begrip van de tabellen het aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9)

Categorie 1

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor telemetrie, telecommand, alarmering, data in het algemeen, en andere soortgelijke toepassingen
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

A

6765–6795 kHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

B

13,553–13,567 MHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

C

26,957–27,283 MHz

42 dBµA/m op 10 m afstand of 10 mW e.r.p.

D

40,660–40,700 MHz

10 mW e.r.p.

E

433,050–434,790 MHz

10 mW e.r.p.

< 10%

e1

433,050–434,790 MHz

1 mW e.r.p. ¹

e2

434,040–434,790 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

F

863,000–865,000 MHz

25 mW e.r.p

< 0,1% ²

G

865,000–868,600 MHz

25 mW e.r.p.

< 1,0% ²

H

868,700–869,200 MHz

25 mW e.r.p.

< 0,1% ²

I

869,300–869,400 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

K1

869,400–869,650 MHz

500 mW e.r.p.

25 kHz ³

< 10 % ²

K2

869,400–869,650 MHz

25 mW e.r.p.

< 0,1% ²

L1

869,700–870,000 MHz

5 mW e.r.p.

L 2

869,700–870,000 MHz

25 mW e.r.p.

< 1,0% ²

M

2400–2483,5 MHz

10 mW e.i.r.p.

N

5725–5875 MHz

25 mW e.i.r.p.

O

24,00–24,25 GHz

100 mW e.i.r.p.

P

61,0–61,5 GHz

100 mW e.i.r.p.

Q

122–123 GHz

100 mW e.i.r.p.

R

244-246 GHz

100 mW e.i.r.p.

1 Voor breedband kanalen is de vermogensdichtheid begrensd op –13 dBm/10 kHz.

2 In plaats van de duty-cycle mag er ook gebruik worden gemaakt van technieken om toegang te krijgen tot spectrum en interferentie te onderdrukken met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.

3 De gehele frequentieband mag eveneens worden gebruikt als 1 enkel kanaal voor dataoverdracht met hoge transmissiesnelheid.

Categorie 2

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor spoorweg gerelateerde toepassingen (Automatic Vehicle Identification (AVI))
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

A

2446–2454 MHz1

500 mW e.i.r.p.

2

B

27,095 MHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

C

984–7484 kHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

< 1%

D

7,3–23,0 MHz3

–7 dBµA/m op 10 m afstand

1 Uitzendingen mogen alleen plaatsvinden ter identificatie van een trein.

2 5 kanalen, elk van 1,5 MHz breed, in de frequentieband 2446–2454 MHz.

3Maximum veldsterkte gespecificeerd in een bandbreedte van 10 kHz, gemiddeld over elke 200 meter van de lus. Zenden is alleen toegestaan als een trein binnen bereik is.

Categorie 3

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor breedband datasystemen
 

Frequentieband

Maximaal vermogen

Aanvullende parameters, onderdrukkingsvoorschriften of gebruiksbeperkingen

A

2400–2483,5 MHz

100 mW e.i.r.p ¹

Verplicht zijn technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te onderdrukken met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.

B

57,0–66,0 GHz

40 dBm e.i.r.p. en 13 dBm/MHz e.i.r.p. dichtheid.

Vaste installaties buitenshuis worden uitgesloten.

1 100 mW e.i.r.p. en 100 mW/100 kHz e.i.r.p. dichtheid is van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van frequency-hoppingmodulatie, 10 mW/MHz e.i.r.p. dichtheid is van toepassing wanneer gebruik wordt gemaakt van andere soorten modulatie.

Categorie 4

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor breedband toegangssystemen (data) inclusief Local Area Netwerken, RLANs
 

Frequentieband

Vermogen

Vermogensdichtheid

Kanaalraster

Duty-cycle

A

5150 – 5250 MHz1

200 mW e.i.r.p.2

10 mW/MHz

B

5250 – 5350 MHz3, 4 

200 mW e.i.r.p.5

10 mW/MHz

C

5470 – 5725 MHz6

1 W e.i.r.p.7

50 mW/Mhz

D

17,1 – 17,3 GHz

100 mW e.i.r.p.

1 Alleen het gebruik binnenshuis is toegestaan, dat wil zeggen het gebruik in een gebouw met inbegrip van hiermee gelijk te stellen ruimten, zoals vliegtuigen, waarbinnen een signaal normaliter dermate wordt afgeschermd dat in de nodige mitigatie wordt voorzien om frequentiedeling met andere diensten mogelijk te maken.

2 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.

3 Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt, wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-, operationele- en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.

4 Alleen het gebruik binnenshuis is toegestaan, dat wil zeggen het gebruik in een gebouw met inbegrip van hiermee gelijk te stellen ruimten, zoals vliegtuigen, waarbinnen een signaal normaliter dermate wordt afgeschermd dat in de nodige mitigatie wordt voorzien om frequentiedeling met andere diensten mogelijk te maken.

5 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.

6 Het zendvermogen wordt met TPC (Transmitter Power Control) geregeld, waardoor er gemiddeld een mitigatiefactor wordt verkregen van ten minste 3 dB op het maximale toegestane outputvermogen van een systeem. Indien er geen gebruik van TPC wordt gemaakt, wordt de maximaal toegestane gemiddelde e.i.r.p. en de corresponderende maximale dichtheid van de gemiddelde e.i.r.p. met 3 dB gereduceerd. Er dienen mitigatietechnieken te worden gehanteerd die ten minste dezelfde mate van bescherming geven als de detectie-, operationele- en responsvereisten zoals beschreven in de norm EN 301 893, ten einde een werking te verzekeren die met radiodeterminatiesystemen verenigbaar is.

7 Dit is het maximum gemiddelde e.i.r.p., hiermee wordt het e.i.r.p. bedoeld van een burst uitzending met de hoogste instelling van het uitgangsvermogen van de zender indien een vorm van Transmitter Power Control is geïmplementeerd.

Categorie 5

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor wegtransport en verkeerstelematica
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

A

63-64 GHz ¹

40 dBm e.i.r.p.

B

76-77 GHz ²

315 W (55 dBm) e.i.r.p. piek vermogen ²

1 Beschikbaar voor ‘voertuig naar voertuig’, ‘voertuig naar infrastructuur’ en ‘infrastructuur naar voertuig’ systemen.

2 Beschikbaar voor terrestrische voertuig- en infrastructuursystemen.

3 Het gemiddelde vermogen mag maximaal 100 W (50 dBm) e.i.r.p. bedragen en voor een pulserende radar mag het gemiddelde vermogen maximaal 223 mW (23,5 dBm) bedragen.

Categorie 6

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor bewegingsdetectie en signalering
 

Frequentieband

Vermogen

Aanvullende parameters of onderdrukkingsvoorschriften

Overige gebruiks-beperkingen

A

2400–2483,5 MHz

25 mW e.i.r.p.

B

9200–9500 MHz

25 mW e.i.r.p.

C

9500–9975 MHz

25 mW e.i.r.p.

D

10,5–10,6 GHz

500 mW e.i.r.p.

E

13,4–14,0 GHz

25 mW e.i.r.p.

F

17,1–17,3 GHz

26 dBm e.i.r.p.

Verplicht zijn technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te onderdrukken met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.

Deze gebruiksvoor-waarden zijn alleen van toepassing op systemen op de grond.

G

24,05–24,25 GHz

100 mW e.i.r.p.

Categorie 7

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor alarmering

Alarmering voor beveiliging en veiligheid
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

A

868,60–868,70 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz1

< 1,0%

B

869,25–869,30 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

< 0,1%

C

869,30–869,40 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

< 1,0%

D

869,65–869,70 MHz

25 mW e.r.p.

25 kHz

< 10%

Sociale Alarmering
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

E

869,20–868,25 MHz

10 mW e.r.p.

25 kHz

< 0,1%

F

169,4750–169,4875 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

G

169,5875–169,6000 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

Categorie 8

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor actieve medische implantaten met een extreem laag vermogen
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

A

401–402 MHz

25 µW e.r.p.

25 kHz1

2

B

402–405 MHz

25 µW e.r.p.

25 kHz3

C

405–406 MHz

25 µW e.r.p.

25 kHz1

2

D

9–315 kHz

30 dBµA/m op 10 m afstand

< 10%

E

315–600 kHz4

–5 dBµA/m op 10 m afstand

< 10%

F

12,5–20 MHz4

–7 dBµA/m op 10 m afstand

< 10%

G

30,0–37,5 MHz5

1 mW e.r.p.

< 10%

1Individuele zenders kunnen aangrenzende kanalen combineren voor meer bandbreedte tot ten hoogste 100 kHz.

2Technieken om toegang te krijgen tot spectrum en om interferentie te onderdrukken met een vermogen dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PbEG L 91) zijn verplicht. Eventueel kan ook een maximale duty cycle van 0,1% worden gebruikt.

3 Individuele zenders kunnen aangrenzende kanalen combineren voor meer bandbreedte tot ten hoogste 300 kHz. Andere technieken om toegang te krijgen tot spectrum of om interferentie te onderdrukken, met inbegrip van bandbreedtes van meer dan 300kHz, kunnen worden gebruikt mits zij een vermogen hebben dat ten minste equivalent is aan dat van de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (PbEG L 91) zodat deze verenigbaar zijn met andere gebruikers en met name met meteorologische radiosondes

4 Deze frequentieband is alleen bestemd voor dier-implantaten.

5 Deze frequentieband is bestemd voor medische implantaten om de bloeddruk te meten.

Categorie 9

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor draadloze audio-overdracht
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

A

863–865 MHz

10 mW e.r.p.

B

87,5–108 MHz

50 nW e.r.p.

200 kHz

Categorie 10

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor oproepsystemen
 

Werkfrequentie (MHz)

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-cycle

A

26,500

500 mW e.r.p.

25 kHz

 

26,600

     
 

26,700

     
 

26,800

     
 

26,900

     

Categorie 11

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor laagvermogen draadloze audioverbindingen
 

Frequentieband (MHz)

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-cycle

Modulatie

A

36,600 – 36,800

37,000 – 37,200

37,480 – 37,6001

37,800 – 38,000

38,200 – 38,400

38,600 – 38,800

10 mW e.r.p.

200 kHz

Fase- of frequentie modulatie of amplitude modulatie met constante draaggolf.

B

863 – 865

10 mW e.r.p.

C

195 – 202

50 mW e.r.p.

200 kHz

FM2

D

470 – 557

614–637

638 – 701

702 – 862

50 mW e.r.p.

200kHz

FM2

E

1785 – 1800

50 mW e.r.p.

600 kHz

1 Voor deze frequentieband geldt een maximale kanaalbreedte van 50 kHz.

2 Frequentie Modulatie (FM) of een vergelijkbare modulatietechniek met een constante draaggolf zoals Gaussian Filtered Minimum Shift Keying (GMSK) of Generalized Tamed Frequency Modulation (GTFM).

Microfonen voor hulpbehoevende

 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-cycle

F

173,05–175,05 MHz

2 mW e.r.p.

50 kHz

G

169,4000–169,4750 MHz

500 mW e.r.p.

Max. 50 kHz

H

169,4875–169,5875 MHz

500 mW e.r.p.

Max. 50 kHz

Categorie 12

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor modelbesturing
 

Werkfrequentie (MHz)

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-cycle

A

26,995

27,045

27,095

27,145

27,195

100 mW e.r.p.

10 kHz

B

40,665

40,675

40,685

40,695

100 mW e.r.p.

10 kHz

 

C

30,085

30,095

30,105

30,115

30,185

30,195

100 mW e.r.p.

10 kHz

 

D

40,715

40,725

40,735

40,765

40,775

40,785

40,815

40,825

40,835

40,865

40,875

40,885

40,915

40,925

40,935

40,965

40,975

40,985

100 mW e.r.p.

10 kHz

 
         
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

E

34,995 – 35,225 MHz1

100 mW e.r.p.

10 kHz

1 Het gebruik van deze frequentieband is exclusief voorbehouden aan de besturing van vliegende modellen.

Categorie 13

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor inductieve systemen
 

Frequentieband

Vermogen

Antenne

Kanaalraster

Duty-cycle

A

9–90 kHz

72 dBµA/m op 10 m afstand1

B

90–119 kHz

42 dBµA/m op 10 m afstand1

C

119–135 kHz

66 dBµA/m op 10 m afstand1

D

135–140 kHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

E

140–148,5 kHz

37,7 dBµA/m op 10 m afstand

F1

6615–6765 kHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

F2

6765–6795 kHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

F3

6795–6945 kHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

G

7400–8800 kHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

H1

13,403–13,553 MHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

H2

13,553–13,567 MHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

H3

13,553–13,567 MHz2

60 dBµA/m op 10 m afstand

H4

13,567–13,712 MHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

I

26,957–27,283 MHz

42 dBµA/m op 10 m afstand

J

10,2–11 MHz

9 dBµA/m op 10 m afstand

K

3155–3400 kHz

13,5 dBµA/m op 10 m afstand

L

148,5–5000 kHz

–15 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand3

M

5–30 MHz

–20 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand3

N

400–600 kHz2

–8 dBµA/m per 10 kHz op 10 m afstand

1 Het vermogen moet worden gereduceerd tot 42 dBµA/m op 10 meter afstand van het radiozendapparaat op de volgende frequenties:

Frequentie

60 kHz +/- 250 Hz

77,5 kHz +/- 250 Hz

129,1 kHz +/- 500 Hz

2 Alleen voor identificatie toepassingen (RFID en anti-diefstal systemen).

3 De maximaal toelaatbare veldsterkte voor toepassingen met een bandbreedte groter dan 10 kHz is –5 dBµA/m op een afstand van 10 meter van het radiozendapparaat.

Categorie 14

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor identificatie toepassingen (RFID)
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalraster

Duty-cycle

A

2446 – 2454 MHz

500 mW e.i.r.p.

B

2446 – 2454 MHz

4 W e.i.r.p.1

< 15 %2

C

865 – 865,6 MHz

100 mW e.r.p.

200 kHz

D

865,6 – 867,6 MHz

2 W e.r.p.

200 kHz

E

867,6 – 868 MHz

500 mW e.r.p.

200 kHz

1 Alleen binnenshuis. De veldsterkte op 10 m afstand van het gebouw mag niet groter zijn dan de veldsterkte die geproduceerd zou worden door een zendapparaat met 500 mW e.i.r.p. gemonteerd buiten op het gebouw en eveneens gemeten op 10 m afstand. Indien het gebouw bestaat uit diverse panden zoals bijvoorbeeld een winkelcentrum dan wordt de referentie veldsterkte bepaald buiten het pand van de gebruiker.

2 Gemeten over een periode van 200 ms (30 ms aan / 170 ms uit).

Categorie 15

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor het opsporen van lawineslachtoffers
 

Frequentieband

Vermogen

Antenne

Kanaalraster

Duty-cycle

A

457 kHz

7 dBµA/m op

10 m afstand

Categorie 16

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor vaste verbindingen
 

Frequentieband

Vermogen

Antenne

Kanaalraster

Duty-cycle

A

57,2 – 58,2 GHz

15 dBW e.i.r.p.

Categorie 17

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor kortbereikradarapparatuur voor motorvoertuigen
 

Frequentieband

Vermogen

Vermogensdichtheid 1

Duty-cycle

A

77–81 GHz

55 dBm e.i.r.p. piekvermogen

–3 dBm/MHz e.i.r.p. 2

B

21,65–22 GHz 3

–61,3 dBm/MHz e.i.r.p. 4

C

22–24,05 GHz 3

–41,3 dBm/MHz e.i.r.p. 45

D

24,05–24,25 GHz 6

20 dBm e.i.r.p.

Piekvermogen, dit voorschrift geldt alleen bij smalbandzendmodus /component 7

–41,3 dBm/MHz e.i.r.p., dit voorschrift geldt voor het ultrabreedbanddeel van kortbereikapparatuur 4

E

24,25–26,65 GHz 8

–41,3 dBm/MHz e.i.r.p. 4

1 Dit is de maximum gemiddelde spectrale vermogensdichtheid.

2 De maximum gemiddelde spectrale vermogensdichtheid van 1 korte afstandsradarsysteem is buiten het voertuig begrensd op–9 dBm/MHz e.i.r.p.

3 Uitsluitend bestemd voor het gebruik van het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur in motorvoertuigen waarin die apparatuur origineel was geïnstalleerd of origineel geïnstalleerde apparatuur vervangt, mits dat voertuig vóór 30 juni 2013 is geregistreerd, op de markt gebracht of in dienst gesteld in een van de lidstaten van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

4 De piekvermogensdichtheid is maximaal 0 dBm/50 MHz e.i.r.p.

5 n de band 23,6–24 GHz moet het signaalniveau 30 graden boven horizontale vlak minimaal 25 dB onderdrukt zijn voor apparatuur die voor 2010 op de markt is gebracht. Voor apparatuur die later op de markt is gebracht geldt een onderdrukking van 30 dB.

6 Het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur wordt uitsluitend gebruikt in de voertuigen, bedoeld in voetnoot 3.

7 Voor piekvermogens groter dan –10 dBm e.i.r.p. is de duty-cycle beperkt tot maximaal 10 %.

8 Uitsluitend bestemd voor het gebruik van het ultrabreedbanddeel van kortbereikradarapparatuur in motorvoertuigen waarin die apparatuur origineel was geïnstalleerd of origineel geïnstalleerde apparatuur vervangt, mits dat voertuig vóór 1 januari 2018 is geregistreerd, op de markt gebracht of in dienst gesteld in een van de lidstaten van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De datum van 1 januari 2018 wordt met vier jaar verlengd voor kortbereikradarapparatuur in motorvoertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 6, van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad een aanvraag om typegoedkeuring is ingediend en vóór 1 januari 2018 is verleend.

Categorie 18

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor toezicht, meting en besturing van nutssystemen
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-cycle

A

169,4000 – 169,4750 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

< 10 %

Categorie 19

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor opsporing- en goederenvolgsystemen
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-cycle

A

169,4000 – 169,4750 MHz

500 mW e.r.p.

12,5 kHz

< 1 %

Categorie 20

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Maritiemmobiele radar, RTE (Radar Target Enhancer) en SART (Search And rescue Radar Transponder)
 

Frequentieband

Vermogen

Radar (S-band)

2920 – 3266 MHz

5 kW e.i.r.p.

Radar (X-band)

9,3 – 9,5 GHz

5 kW e.i.r.p.

RTE (X-band)

9,3 – 9,5 GHZ

10 Watt e.i.r.p.

SART

9,3 – 9,5 GHz

Categorie 21

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten bestemd voor veiligheidsgerelateerde toepassingen van intelligente vervoerssystemen (ITS)

 

Frequentieband

Maximale totale zendvermogen (gemiddelde e.i.r.p.)

Maximale spectrale vermogensdichtheid (gemiddelde e.i.r.p.)

 

A

5875–5905 MHz1

33 dBm

23 dBm/MHz

1 Technieken om interferentie te onderdrukken, die ten minste gelijkwaardig presteren als de technieken die zijn beschreven in de geharmoniseerde normen welke zijn vastgesteld in het kader van richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit, gewijzigd 29 september 2003 (PbEU L 284), zijn verplicht. Hiervoor is een transmitter power control (TPC) nodig met een bereik van ten minste 30 dB.

Categorie 22

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Grenswaarden voor het vermogen van eindstations in de frequentieband 2500–2690 MHz
 

Frequentie-band

Maximaal gemiddeld vermogen (met inbegrip van het ATPC-bereik (bereik voor automatische regeling van het zendvermogen))

Aanvullende parameters, onderdrukkingsvoorschriften en gebruiksvoorschriften

A

2500–2690 MHz

Totaal uitgestraald vermogen (TRP)

31 dBm/5 MHz1

1. Apparatuur dient bestemd te zijn voor aansluiting op een elektronische communicatienetwerk dat gebruik maakt van frequentieruimte in de band 2500–2690 MHz, voor zover voor het gebruik van de door dat netwerk gebruikte frequentieruimte een vergunning is verleend.

2. Apparatuur die wordt gebruikt in deze band kan ook gebruikmaken van andere e.i.r.p.-grenswaarden (equivalent isotroop uitgestraald vermogen) dan die welke hier naast zijn vermeld, mits geschikte onderdrukkingstechnieken worden toegepast in overeenstemming met richtlijn nr. 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit die ten minste een gelijkwaardig niveau van bescherming bieden als wordt geboden door deze technische parameters.

E.i.r.p.

35 dBm/5 MHz1

1E.i.r.p. moet worden gebruikt voor vaste of geïnstalleerde eindstations en het TRP moet worden gebruikt voor mobiele of nomadische eindstations. TRP meet het vermogen dat een antenne werkelijk uitstraalt. TRP wordt gedefinieerd als de integraal van het uitgezonden vermogen in verschillende richtingen in de volledige stralingssfeer.

Bijlage 8a. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder o

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Mobiel elektronisch communicatienetwerk met laag vermogen
 

Frequentieband

Vermogen

Kanaalbreedte

Duty-Cycle

A

1875–1879,9 MHz1

200 mW e.r.p.

200 kHz

1 De maximale veldsterkte op de Nederlandse grens mag op een hoogte van 3 meter niet meer bedragen dan 25 dBµV/m.

Bijlage 9. behorend bij artikel 2, tweede lid, onder n

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Radiozendapparaten die binnenhuis gebruik maken van ultrawidebandtechnologie (UWB), buitenshuis in voertuigen en spoorwegvoertuigen of buitenshuis op voorwaarde dat zij niet zijn bevestigd aan een vaste installatie, een vaste infrastructuur of een vaste buitenantenne

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

De apparatuur voldoet aan de vermelde voorwaarden in de tabel en wordt binnenshuis gebruikt, buitenshuis in voertuigen en spoorwegvoertuigen, of buitenshuis op voorwaarde dat zij niet is bevestigd aan een vaste installatie, een vaste infrastructuur of een vaste buitenantenne.

1. Generiek UWB-gebruik

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

1.1. Maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Frequentiebereik (GHz)

Maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid (dBm/MHz)

Maximale piek-e.i.r.p.-dichtheid (dBm/50MHz)

Lager dan 1,6

– 90,0

– 50,0

     

1,6 tot 2,7

– 85,0

– 45,0

     

2,7 tot 3,4

– 70,0

– 36,0

     

3,4 tot 3,8

– 80,0

– 40,0

     

3,8 tot 4,2

– 70,0

– 30,0

     

4,2 tot 4,8

(niet van toepassing in voertuigen en spoorwegvoertuigen)

– 41,3 (tot 31 december 2010)

– 70,0 (na 31 december 2010)

0,0 (tot 31 december 2010)

– 30,0 (na 31 december 2010)

     

4,2 tot 4,8

(alleen van toepassing in voertuigen en spoorwegvoertuigen)

– 41,3 (tot 31 december 2010)

Op voorwaarde dat technieken worden toegepast die de totale storing verminderen en die ervoor zorgen dat een niveau wordt bereikt dat minstens gelijkwaardig is aan dat van de technieken die beschreven worden in de geharmoniseerde normen die overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit, gewijzigd 29 september 2003 (PbEU L 284) zijn vastgesteld. Dit vereist een bereik van de zendvermogensregeling (TPC) van ten minste 12 dB.

– 53,3 (andere gevallen, tot 31 december 2010)

– 70,0 (vanaf 31 december 2010)

 
     

4,8 tot 6,0

– 70,0

– 30,0

     

6,0 tot 8,5

(niet van toepassing in voertuigen en spoorwegvoertuigen)

– 41,3

0,0

     

6,0 tot 8,5

(alleen van toepassing in voertuigen en spoorwegvoertuigen)

– 41,3

Op voorwaarde dat technieken worden toegepast die de totale storing verminderen en die ervoor zorgen dat een niveau wordt bereikt dat minstens gelijkwaardig is aan dat van de technieken die beschreven worden in de geharmoniseerde normen die overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit, gewijzigd 29 september 2003 (PbEU L 284) zijn vastgesteld. Dit vereist een bereik van de zendvermogensregeling (TPC) van ten minste 12 dB.

– 53,3 (andere gevallen)

 
     

8,5 tot 10,6

– 65,0

– 25,0

     

Hoger dan 10,6

– 85,0

– 45,0

1.2. Passende mitigatietechnieken

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Apparatuur die gebruikmaakt van de ultrawidebandtechnologie mag ook radiospectrum gebruiken met hogere e.i.r.p.-grenswaarden dan de in de tabel van punt 1.1 vermelde e.i.r.p.-grenswaarden voor zover aanvullende mitigatietechnieken worden toegepast zoals beschreven in de relevante geharmoniseerde normen die overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit, gewijzigd 29 september 2003 (PbEU L 284) zijn vastgesteld of andere mitigatietechnieken, op voorwaarde dat de apparatuur een beschermingsniveau bereikt dat minstens gelijkwaardig is aan het niveau dat door de grenswaarden in de tabel onder punt 1.1 wordt geboden. Bij de volgende mitigatietechnieken wordt ervan uitgegaan dat zij een dergelijke bescherming bieden:

1.2.1. ‘Low duty cycle’ (LDC)-mitigatie

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Een maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid van – 41,3 dBm/MHz en een maximale piek-e.i.r.p.-dichtheid van 0 dBm gemeten in 50 MHz is toegestaan in de banden 3,1-4,8 GHz voor zover een ‘low duty cycle’-beperking wordt toegepast waarin de som van alle verzonden signalen elke seconde minder dan 5% en elk uur minder dan 0,5% van de tijd in beslag neemt, en voor zover elk verzonden signaal niet meer dan 5 ms in beslag neemt.

1.2.2. ‘Detect and avoid’ (DAA)-mitigatie (niet in voertuigen en spoorwegvoertuigen)

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Een maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid van – 41,3 dBm/MHz en een maximale piek-e.i.r.p.-dichtheid van 0 dBm gemeten in 50 MHz is toegestaan in de banden 3,1-4,8 GHz en 8,5-9,0 GHz voor zover een ‘detect and avoid (DAA)’-mitigatietechniek wordt toegepast zoals beschreven in de relevante geharmoniseerde normen die overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit, gewijzigd 29 september 2003 (PbEU L 284) zijn vastgesteld.

1.2.3. ‘Detect and avoid’ (DAA)-mitigatie in voertuigen en spoorwegvoertuigen

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Apparatuur die gebruikmaakt van ultrawidebandtechnologie in voertuigen en spoorwegvoertuigen die de DAA-mitigatietechniek toepassen in de banden 3,1-4,8 GHz en 8,5-9,0 GHz zijn toegestaan op voorwaarde dat zij onder de e.i.r.p.-grenswaarde van – 41,3 dBm/MHz blijven en voor zover technieken worden toegepast om storing te verminderen die een niveau bereiken dat minstens gelijkwaardig is aan dat van de technieken die beschreven worden in de geharmoniseerde normen die overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit, gewijzigd 29 september 2003 (PbEU L 284) zijn vastgesteld. Dit vereist een bereik van de zendvermogensregeling (TPC) van ten minste 12 dB. In de overige gevallen is een maximale e.i.r.p. van – 53,3 dBm/MHz van toepassing.

2. Specifiek UWB-gebruik

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Signalen die in de omgeving worden uitgestraald1 en de in onderstaande tabel vermelde grenswaarden niet overschrijden, zijn toegestaan.

2.1. Analyse van bouwmateriaal (BMA)2

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Frequentiebereik (MHz)

Maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid (dBm/MHz)

Maximale piek-e.i.r.p.-dichtheid (dBm/50MHz)

Lager dan 1730

– 85

– 45

1730 tot 2200

– 65

– 25

2200 tot 2500

– 50

– 10

2500 tot 2690

– 65

– 25

2690 tot 2700

– 55

– 15

2700 tot 3400

– 82

– 42

3400 tot 4800

– 50

– 10

4800 tot 5000

– 55

– 15

5000 tot 8000

– 50

– 10

8000 tot 8500

– 70

– 30

Hoger dan 8500

– 85

– 45

BMA-apparatuur die gebruik maakt van mitigatietechnieken die een niveau bereiken dat minstens gelijkwaardig is aan dat van de technieken die beschreven worden in de relevante normen die overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit, gewijzigd 29 september 2003 (PbEU L 284) zijn vastgesteld, is toegestaan in de banden 1,215 tot 1,73 GHz, met een maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid van – 70 dBm/MHz, en in de banden 2,5 tot 2,69 GHz en 2,7 tot 3,4 GHz, met een maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid van – 50 dBm/MHz, op voorwaarde dat een bescherming wordt geboden die minstens gelijkwaardig is aan die van de in bovenstaande tabel vermelde grenswaarden.

Om de radioastronomiediensten te beschermen in de banden 2,69 tot 2,70 GHz en 4,8 tot 5,0 GHz, moet de totale uitgestraalde vermogensdichtheid lager zijn dan – 65 dBm/MHz, zoals beschreven in de geharmoniseerde normen die overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG zijn vastgesteld.

2.2. Tankniveau-sondering radar1

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Frequentiebereik (MHz)

Maximaal vermogen

4,5–7,0 GHz

24 dBm e.i.r.p.1

8,5–10,6 GHz

30 dBm e.i.r.p.1

24,05–27,0 GHz

43 dBm e.i.r.p.30 dBm e.i.r.p.1

57,0–64,0 GHz

43 dBm e.i.r.p.30 dBm e.i.r.p.1

75,0–85,0 GHz

43 dBm e.i.r.p.30 dBm e.i.r.p.1

1 Het maximale vermogen geldt in een afgesloten tank en komt overeen met een spectrale dichtheid van – 41,3 dBm/MHz e.i.r.p. buiten een testtank met een inhoud van 500 l.

2.3. Grond- en muur penetrerende radar1

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Het uitgestraalde vermogen is gelijk aan het in de lucht uitgestraalde vermogen als gevolg van de door de apparatuur uitgezonden signalen die niet werden geabsorbeerd door het bestudeerde materiaal.

Frequentieband

Maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid

Onder 230 MHz

– 65,0 dBm/MHz

230 tot 1 000 MHz

– 60,0 dBm/MHz

1 000 tot 1 600 MHz

– 65,0 dBm/MHz

1 600 tot 3 400 MHz

– 51,3 dBm/MHz

3 400 tot 5 000 MHz

– 41,3 dBm/MHz

5 000 tot 6 000 MHz

– 51,3 dBm/MHz

Boven 6 000 MHz

– 65,0 dBm/MHz

1 GPR / WPR beeldvormende systemen worden als volgt gedefinieerd:

  • Bodemradar (GPR) beeldvormend systeem. Een veldverstoringsensor die is ontworpen om alleen te werken wanneer ze in contact is met, of binnen een meter van de grond, voor de opsporing van of het verkrijgen van de beelden van begraven voorwerpen of het bepalen van de fysische eigenschappen in de grond. De energie van de GPR is met opzet naar beneden in de grond gericht voor dit doel.

  • Muur indringende radar (WPR) beeldvormend systeem. Een veld verstoring sensor die is ontworpen om de locatie van objecten binnen een ‘muur’ op te sporen of om de fysieke eigenschappen te bepalen binnen de ‘muur’. De ‘muur’ is een betonnen structuur, de zijkant van een brug, de muur van een mijn of een andere fysieke structuur die massief en dik genoeg is om het grootste deel van het signaal dat door de radar wordt uitgezonden te absorberen.

2 Er geldt een aanvullende beperking van de maximale gemiddelde e.i.r.p.-dichtheid van –75dBm/kHz in geval er sprake is van spectraallijnen in de frequentiebanden tussen 1164 en 1215 MHz en tussen 1559 en 1610 MHz.

Aanhangsel bij de bijlagen 1 tot en met 9

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Opmerkingen bij de tabellen

– e.r.p. (Effective Radiated Power) is het effectief uitgestraald vermogen van de zendinrichting ten opzichte van een halve golf dipool.

– e.i.r.p. (Equivalent Isotropically Radiated Power) is het effectief uitgestraald vermogen van de zendinrichting ten opzichte van een isotrope straler.

Kanaalraster

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

– Indien er een kanaalraster binnen een frequentieband van toepassing is, grenst het eerste kanaal aan de laagst genoemde frequentie. De centrale frequentie van het eerste radiokanaal bevindt zich een half raster-kanaal hoger in frequentie.

– De breedte van het kanaal is gelijk aan de gestelde waarde voor het kanaalraster.

Kanaalbreedte

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

– De maximale kanaalbreedte wordt gespecificeerd, kleinere kanaalbreedten zijn dus toegestaan

– Binnen de gestelde frequentieband mag de gebruiker zelf de werkfrequenties bepalen, daarbij rekening houdend met de gekozen kanaalbreedte.

Duty-cycle

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

De duty-cycle is gedefinieerd als de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen de maximale uitzendtijd op 1 of meer frequenties relatief ten opzichte van een periode van 1 uur.

Indien erg geen duty-cycle is genoemd dan is iedere duty-cycle mogelijk.

Duty-cycle

Maximum uitzendtijd

(in seconden)

Minimum tijd dat er niet uitgezonden wordt

(in seconden)

Uitleg: Voor het overgrote deel van de toepassingen is de ‘aan’ periode korter dan de ‘uit’ periode. Vaak duurt een enkele uitzending slechts enkele milliseconden.

< 0,1%

0,72

0,72

Bijvoorbeeld: 5 uitzendingen van 0,72 seconden binnen het uur

< 1,0%

3,6

1,8

Bijvoorbeeld: 10 uitzendingen van 3,6 seconden binnen het uur

< 10%

36

3,6

Bijvoorbeeld: 10 uitzendingen van 36 seconden binnen het uur

Deze bijlagen behoren bij artikelen 5 en 8

Bijlage 10. Radiozendamateurs

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Beperkingen en voorschriften als bedoeld in artikel 8, onder a, en examenvereiste als bedoeld in artikel 5, tweede lid

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Categorie registratie1

Toegestane zendvermogen in watt (PEP)2

Frequentiebanden in MHz

Bijzondere bepalingen3

F

400

0,1357

0,1378

Alleen de klasse A1A

100

0,472

0,479

Vanaf 1 januari 2013. Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan.

100

0,501

0,505

Tot 1 januari 2013. Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan.

400

1,81

1,85

 

400

1,85

1,88

 

400

3,5

3,8

 

400

7,0

7,1

 

400

7,1

7,2

 

400

10,1

10,15

Alleen A1A, F1A, G1A, J2A; contesten zijn niet toegestaan

400

10,14

10,15

Data, bandbreedte max, 500 Hz

400

14,0

14,35

 

400

18,068

18,168

 

400

21,0

21,45

 

400

24,89

24,99

 

400

28,0

29,7

 

120

50,0

50,45

Alleen A1A en J3E

30

50,0

50,45

 

30

50,45

52,0

Crossband- en duplexverbindingen zijn niet toegestaan

50

70,0

70,5

Crossband- en duplexverbindingen zijn niet toegestaan.

400

144,0

146,0

 

400

430,0

436,0

 

400

436,0

440,0

 

120

1240,0

1300,0

 

120

2320,0

2400,0

 

120

2400,0

2450,0

Uitsluitend satellietverkeer (aarde naar ruimte)

120

3400,0

3410,0

 

120

5650,0

5850,0

 

120

10000,0

10500,0

 
 

120

24000,0

24050,0

 

120

24050,0

24250,0

 

120

47000,0

47200,0

 

120

75500,0

76000,0

 

120

76000,0

77500,0

 

120

77500,0

78000,0

 

120

78000,0

81500,0

 

120

122250,0

123000,0

 

120

134000,0

136000,0

 

120

136000,0

141000,0

 

120

241000,0

248000,0

 

120

248000,0

250000,0

 

N

25

7,050

7,1

 

25

14,0

14,25

 

25

28,0

29,7

 

25

144,0

146,0

 

25

430,0

436,0

 

25

436,0

440,0

 

1 Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Examenregeling frequentiegebruik worden de examens voor radiozendamateurs onderscheiden in twee categorieën, radiotechniek en voorschriften I, en radiotechniek en voorschriften II. Het met een goed gevolg afgelegd hebben van examen I is vereist voor volledige toegang van de voor radiozendamateurs beschikbare frequentieruimte.

Radiozendamateurs die examen II met goed gevolg hebben afgelegd kunnen slechts frequentieruimte gebruiken onder de in de tabel vermelde beperkingen. Een registratie met volledige toegang wordt aangemerkt als F (full), terwijl een registratie met beperkte toegang wordt aangemerkt als N (novice). Degene aan wie in het verleden een zogenaamde A- of C-vergunning was verleend, had dezelfde rechten als vergunninghouders van de categorie F en zal derhalve thans, bij de omzetting van vergunningen in registraties, een F-registratie verkrijgen.

2 zendvermogen: het door de direct met de antenne-inrichting te koppelen trap van het radiozendapparaat afgegeven gemiddeld vermogen, gerekend over één periode van de hoogfrequente uitgangswissel-spanning tijdens het maximum van de omhullende (Peak Envelope Power);

3 De gebruiker van een zelfgebouwd radiozendapparaat voorkomt dat een vermogen wordt geproduceerd dat de onderstaande limieten overschrijdt voor de onderdrukking van ongewenste hoogfrequente uitstralingen.

Limieten zelfgebouwde amateurapparatuur

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Tabel 1: Antenne-uitgangslimieten in zendmode

Frequentieband

Limieten (de hoogste waarde is van toepassing)

Opmerkingen

0,15 MHz tot 1,7 MHz

–36 dBm of –60 dBc

 

1,7 MHz tot 35 MHz

–36 dBm of –40 dBc

 

35 MHz tot 50 MHz

–40 tot –60 dBc of –36dBm De hoogste waarde is van toepassing

(opmerking 1)

50 MHz tot 1 000 MHz

–36 dBm of –60 dBc De hoogste waarde is van toepassing

 

1 000 MHz tot 40 GHz

–30 dBm of –50 dBc De hoogste waarde is van toepassing

 

Opmerking 1: De limiet in dBc neemt lineair af met de logaritme van de frequentie in het bereik van 35 MHz tot 50 MHz.

Voor de limieten aangegeven in dBc geldt dat het referentieniveau het maximale RF-outputsignaal in PEP van de zender is, gemeten aan de antenne-uitgang.

Tabel 2: Antenne-uitgangslimieten in ontvangst- of zendstandbymode

Frequentieband

Limieten (de hoogste waarde is van toepassing)

Opmerkingen

0,15 MHz tot 1 000 MHz

–57 dBm

 

1 000 MHz tot 40 GHz

–47 dBm

 

Voor metingen aan frequenties hoger dan 40 GHz zijn geen testlimieten vastgesteld.

Begrippen:

PEP is het daadwerkelijke toegepaste zendvermogen;

Ongewenste hoogfrequente uitstralingen zijn: alle uitstralingen op andere frequenties dan:

  • a. de zendfrequentie;

  • b. de frequenties die noodzakelijkerwijs in verband met het modulatieproces in beslag worden genomen).

dBc. Decibel ten opzichte van het vermogen van de draaggolf (carrier).

dBm. Decibel met als referentieniveau 1 milliwatt, gemeten bij een impedantie van 50 ohm.

Bijlage 11. Maritiemmobiele communicatie

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Beperkingen en voorschriften als bedoeld in artikel 8, onder b, en examenvereiste als bedoeld in artikel 5, eerste lid

1. Frequentiegebruik in de MF/HF-banden

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

1.1 Frequenties voor het nood- , spoed- en veiligheidsverkeer (GMDSS) en internationale (DSC) aanroepfrequenties

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Gebruik in de MF/HF-band is alleen toegestaan buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling, in de volgende frequentiebanden.

Frequentie

band

Frequentie schip (kHz)

Frequentie kuststation

(kHz)

Opmerkingen

VHF

kanaal 70

kanaal 70

Internationaal Noodkanaal DSC

 

kanaal 16

kanaal 16

Radiotelefonie Noodkanaal

 

kanaal 67

kanaal 67

SAR kanaal (on-scene)

MF 2 MHz

2182,0

2182,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

2174,5

2174,5

Radiotelex Noodfrequentie

 

2187,5

2187,5

DSC Nood- aanroepfrequentie

 

2177,0

 

DSC Aanroepfrequentie (internationaal schip/schip)

 

2189,5

2177,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 4 MHz

4125,0

4125,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

4177,5

4177,5

Radiotelex Noodfrequentie

 

4207,5

4207,5

DSC Noodfrequentie

 

4208,0

4219,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

4208,5

4220,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

4209,0

4220,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 6 MHz

6215,0

6215,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

6268,0

6268,0

Radiotelex Noodfrequentie

 

6312,0

6312,0

DSC Noodfrequentie

 

6312,5

6331,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

6313,0

6331,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

6313,5

6332,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 8 MHz

8291,0

8291,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

8376,5

8376,5

Radiotelex Noodfrequentie

 

8414,5

8414,5

DSC Noodfrequentie

 

8415,0

8436,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

8415,5

8437,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

8416,0

8437,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 12 MHz

12290,0

12290,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

12520,0

12520,0

Radiotelex Noodfrequentie

 

12577,0

12577,0

DSC Noodfrequentie (radiotelefonie)

 

12577,5

12657,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

12578,0

12657,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

12578,5

12658,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 16 MHz

16420,0

16420,0

Radiotelefonie Noodfrequentie

 

16695,0

16695,0

Radiotelex Noodfrequentie

 

16804,5

16804,5

DSC Noodfrequentie

 

16805,0

16903,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

16805,5

16903,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

16806,0

16904,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 18/19 MHz

18898,5

19703,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

18899,0

19704,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

18899,5

19704,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 22 MHz

22374,5

22444,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

22375,0

22444,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

22375,5

22445,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

HF 25/26 MHz

25208,5

26121,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

25209,0

26121,5

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

 

25209,5

26122,0

DSC Aanroepfrequentie (internationaal)

1.2 Internationale telefoniefrequenties

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

1.1.1 Voor het internationale verkeer bestaan de volgende mogelijkheden.

1.1.2

Frequentieband

(kHz)

ITU-regio

Klasse van

uitzending

Stations waarmee kan worden gewerkt

2045

1

J3E

Buitenlandse kuststations

2048

1

J3E

Buitenlandse schepen en buitenlandse kuststations

2051

1

J3E

Buitenlandse kuststations

2054

1

J3E

Buitenlandse kuststations

2057

1

J3E

Buitenlandse kuststations

2635

2 en 3

J3E

Schepen onderling

2638

2 en 3

J3E

Schepen onderling

1.1.3 Opmerkingen

1.1.4 Regio 1 omvat Europa, Afrika en de voormalige U.S.S.R. met aangrenzende zeegebieden

1.1.5 Regio 2 omvat Noord- en Zuid-Amerika met aangrenzende zeegebieden

1.1.6 Regio 3 omvat de overige gebieden

1.3 Frequenties voor radiotelefonieverkeer tussen schepen onderling

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Hiervoor mogen uitsluitend de volgende frequenties in de korte golf en de middengolf worden gebruikt. De genoemde frequenties zijn de draaggolf-frequenties in kHz.

Gebruik in de MF/HF-band is alleen toegestaan buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling

2 MHz band

2263

2266

2269

2272

2275

2278

2281

2284

2287

2290

2293

2296

2299

2302

2305

2308

2311

2314

2317

2320

2323

2326

2329

2332

2335

2338

2341

2344

2347

2350

2353

2356

2359

2362

2365

2368

2371

2374

2377

2380

2383

2386

2389

2392

2395

2398

2401

2404

2407

2410

2413

2416

2419

2422

2425

2428

2431

2434

2437

2440

2443

2446

2449

2452

2455

2458

2461

2464

2467

2470

2473

2476

2479

2482

2485

2488

2491

2494

   
3 MHz band

3340

3343

3346

3349

3352

3355

3358

3361

3364

3367

3370

3373

3376

3379

3382

3385

3388

3391

3394

3397

4 MHz

band

6 MHz

band

8 MHz

band

12 MHz

band

4146

6224

8294

12353

4149

6227

8297

12356

 

6230

 

12359

     

12362

     

12365

16 MHz

band

18/19 MHz

band

22 MHz

band

25/26 MHz

band

16528

18825

22159

25100

16531

18828

22162

25103

16534

18831

22165

25106

16537

18834

22168

25109

16540

18837

22171

25112

16543

18840

22174

25115

16546

18843

22177

25118

2. Frequentiegebruik in de VHF-banden

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Overzicht van VHF kanalen/frequenties die beschikbaar zijn voor maritiemmobiele communicatie, met vermelding van de toegestane toepassingen (frequenties in MHz):

Kanaal

nummer

Schip

Wal

Toepassing in het werkingsgebied van de regionale regeling (Nederlandse binnenwateren)

(4, 5, 6)

Toepassing buiten het werkingsgebied van de regionale regeling (op zee) (12)

60

156,025

160,625

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

01

156,050

160,650

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

61

156,075

160,675

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

02

156,100

160,700

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

62

156,125

160,725

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

03

156,150

160,750

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

63

156,175

160,775

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

04

156,200

160,800

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

64

156,225

160,825

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

05

156,250

160,850

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

65

156,275

160,875

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

06 (7)

156,300

156,300

Nautisch intership verkeer

Intership

66

156,325

160,925

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

07

156,350

160,950

Verkeersbegeleiding

Openbare correspondentie

67 (9)

156,375

156,375

Opsporing/redding

Intership

08

156,400

156,400

Nautisch intership verkeer

Intership

68

156,425

156,425

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging

09

156,450

156,450

Divers nautisch gebruik

Intership / simplex Havenoperaties Scheepsbeweging

69

156,475

156,475

Verkeersbegeleiding

Intership / simplex Havenoperaties Scheepsbeweging

10 (1, 9))

156,500

156,500

Nautisch intership verkeer

Intership / simplex Havenoperaties Scheepsbeweging

70

156,525

156,525

DSC

Digital Selective Calling voor nood spoed, veiligheid en aanroep

11

156,550

156,550

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

71

156,575

156,575

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

12

156,600

156,600

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

72

156,625

156,625

Nautisch intership verkeer tbv bergings- en sleepactiviteiten

Sociaal verkeer

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging

13 (2, 10))

156,650

156,650

Nautisch intership verkeer

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging

73 (9)

156,675

156,675

Nautisch informatie tbv bestrijding verontreinigingen

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging

14

156,700

156,700

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

74

156,725

156,725

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

15 (8)

156,750

156,750

Intraschip

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging

75 (11)

156,775

156,775

Havenoperaties

Havenoperaties Scheepsbeweging

16 (3)

156,800

156,800

Nood, spoed, veiligheid en aanroepkanaal

Nood, spoed / veiligheid en aanroep

76 (11)

156,825

156,825

Divers nautisch gebruik

Havenoperaties Scheepsbeweging

17 (8)

156,850

156,850

Intraschip

Intership / Havenoperaties Scheepsbeweging (g

77

156,875

156,875

Sociaal verkeer/proviandering

Intership

18

156,900

161,500

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

78

156,925

161,525

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

19

156,950

161,550

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

79

156,975

161,575

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

20

157,000

161,600

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

80

157,025

161,625

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

21

157,050

161,650

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

81

157,075

161,675

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

22

157,100

161,700

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

82

157,125

161,725

Bunkering/proviandering

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

23

157,150

161,750

Kustwacht

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

83

157,175

161,775

Kustwacht

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

24

157,200

161,800

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

84

157,225

161,825

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

25

157,250

161,850

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

85

157,275

161,875

Bruggen en sluizen

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

26

157,300

161,900

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

86

157,325

161,925

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

27

157,350

161,950

Verkeersbegeleiding

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

87

157,375

157,375

Divers nautische gebruik

Havenoperaties Scheepsbeweging

28

157,400

162,000

Nautische informatie

Havenoperaties Scheepsbeweging Openbare correspondentie

88

157,425

157,425

Tijdelijke maritieme evenementen

Havenoperaties Scheepsbeweging

31

157,550

162,150

Marinakanaal

Internationaal niet gebruiken

AIS 1

161,975

161,975

Transponder

AIS1

AIS 2

162,025

162,025

Transponder

AIS2

Zie onderdeel 6 voor een toelichting op de in de kolom ‘toepassing’ gebruikte begrippen

Voorschriften bij frequentiegebruik in de VHF-banden binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling (op de binnenwateren)

  • 1) Kanaal 10 wordt tevens gebruikt voor de binnenwateren ten behoeve van veiligheidsverkeer en als aanroepkanaal.

  • 2) Kanaal 13 is voor de binnenwateren het uitwijkkanaal voor kanaal 10

  • 3) Kanaal 16 is tevens afhandelingskanaal na DSC alarmering.

  • 4) Binnen het werkingsgebied van de Regionale Regeling mag de marifoon uitzenden met een vermogen tussen 6 en 25 Watt ERP. De gebruiker van een marifoon dient het zendvermogen op de kanalen 1 t/m 5, 7, 9, 18 t/m 28, 60 t/m 69, 73, 78 t/m 88 handmatig of automatisch te reduceren op een waarde tussen 0,5 en 1 watt.

  • 5) De VHF portofoon mag uitzenden met een vermogen tussen 0,1 en 1 Watt ERP.

  • 6) Indien een externe marifoonantenne op de portofoon wordt aangesloten, dan dient het vermogen op de kanalen 1 t/m 15, 17 t/m 28 en 60 t/m 88 gereduceerd te worden tot 1 Watt. Deze bepaling is niet van toepassing op de kanalen 23 en 83 voor communicatie met de Kustwacht.

  • 6a) De binnenvaart mag ten behoeve van zand- en grindwinning en baggerwerkzaamheden gebruik maken van de kanalen 12H (frequentie 161,200 MHz) en 13H (frequentie 161,250 MHz). Het uitgestraalde vermogen is niet hoger dan 1 Watt. Kanaal 13H mag niet in Zeeland, Noord-Brabant en Limburg gebruikt worden.

  • 6b) Het gebruik van de dualwatch-functie is niet toegestaan.

Voorschriften bij frequentiegebruik in de VHF-banden buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling (op zee)

  • 7) De frequentie 156,300 MHz (kanaal 06) kan ook gebruikt worden voor communicatie tussen schepen en luchtvaartuigen betrokken bij gecoördineerde SAR-operaties. Scheepsstations dienen storing van dergelijke communicatie op kanaal 06 te voorkomen, evenals van communicatie tussen luchtvaartuigen, ijsbrekers en assisterende vaartuigen in het ijsseizoen.

  • 8) De kanalen 15 en 17 mogen ook gebruikt worden voor on-board communicatie mits het effectief uitgestraalde vermogen niet groter is dan 1 Watt. Landen mogen nadere regels stellen bij gebruik van deze frequenties in hun territoriale wateren.

  • 9) Binnen de Europese maritieme regio en Canada kunnen, indien administraties dit noodzakelijk achten, de kanalen 10, 67 en 73 gebruikt worden voor communicatie tussen scheepsstations, luchtvaartuigen en stations aan de wal die betrokken zijn bij gecoördineerde SAR-operaties en schoonmaakoperaties.

  • 10) Kanaal 13 is bestemd voor wereldwijd gebruik als veiligheids- en navigatiekanaal; primair voor intership veiligheids- en navigatiecommunicatie. Het kan ook gebruikt worden voor scheepsbewegingen en havenoperaties, afhankelijk van nationale regelgeving van de betreffende administraties.

  • 11) Het gebruik van de kanalen 75 en 76 moet beperkt blijven tot navigatie-gerelateerde communicatie en alle voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden om storing op kanaal 16 te voorkomen, bijvoorbeeld door beperking van het effectief uitgestraalde vermogen tot

  • 1 Watt of geografische scheiding.

  • 12) Buiten het werkingsgebied van de Regionale Regeling mag de automatische vermogensreductie en ATIS van de marifoon en de portofoon buiten gebruik zijn.

  • 13) Gebruik van VHF-kanalen/frequenties in de zeevisserij:

    De kanalen 55L (frequentie 155,775 MHz), 56L (frequentie 155,825 MHz), 14H (frequentie 161,300 MHz) en 16H (frequentie 161,400 MHz) mogen uitsluitend worden toegepast door vissersschepen voor onderling verkeer, waarbij:

    • a. de kanalen 55L en 56L niet mogen worden gebruikt binnen 25 km van de Nederlandse kust;

    • b. vissersschepen die (beroepsmatig) sportvisserij bedrijven, uitsluitend gebruik mogen maken van kanaal 16H.

3. Frequentiegebruik in de UHF-banden

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Overzicht van UHF kanalen/frequenties die beschikbaar zijn voor maritiemmobiele communicatie, met vermelding van de toegestane toepassingen (frequenties in MHz):

kanaal

nummer

zendfrequentie

on-board

communicatie

soc.verkeer

(a)

1

457,525

x

 

2

457,5375

x

x

3

457,550

x

 

4

457,5625

x

x

5

457,575

x

 

6

467,525

x

 

7

467,5375

x

 

8

467,550

x

 

9

467,5625

x

 

10

467,575

x

 

Noot UHF

a) sociaal verkeer alleen in Nederland

  • zie onderdeel 6 voor een toelichting op de gebruikte begrippen

  • De UHF portofoon mag uitzenden met een vermogen tussen 0,2 en 2 watt ERP.

4. Frequentiegebruik mobiele satellietverbindingen

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Toepassing

Frequentie

Vermogen

EPIRB (homing ten behoeve van uitpeilen)

121,500 MHz

200 mW

EPIRB (alarmering)

406,000 – 406,100 MHz

5 W e.r.p.

INMARSAT A, B, C, F, M en Mini M

1626,500 – 1645,500 MHz

0 dBW e.r.p.

5. Overzicht ten aanzien van het certificaat van bediening dat per radiozendapparaat is vereist voor maritiemmobiele radiocommunicatie (zeevaart en binnenvaart/pleziervaart)

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

Dit overzicht bevat alle apparatuur die onder de noemer ‘scheepsstation’ vergunningvrij met melding kan worden gebruikt.

 

Basiscertificaat of

MARCOM B of

MARCOM A

Marifoon Binnenvaart

X

X

X

Marifoon Zeevaart

 

X

X

Combi-marifoon

 

X

X

DSC Klasse C

X

X

X

DSC Alle andere klassen

 

X

X

MF/HF- apparatuur

   

X

Portofoon GMDSS

 

X

X

Portofoon met alle marifoonkanalen

X

X

X

Portofoon beroepsbinnenvaart Kanalen 15 en 17

X

X

X

Satelliet EPIRB 406 MHz

 

X

X

INMARSAT A, B, C, F, M en Mini M indien voorzien van alarmeringsmogelijkheid binnen het GMDSS

 

X

X

INMARSAT C_VMS en _SSAS indien voorzien van alarmeringsmogelijkheid binnen het GMDSS

X

X

X

Telex over Radio (SELCAL)

   

X

Scrambler

 

X

X

Automatic Identification System (AIS)

X

X

X

6. Toelichting op gebruikte terminologie

[Regeling vervallen per 05-03-2015]

De begrippen in de kolom ‘toepassing’ van onderdelen 2 en 3 hebben de volgende betekenis:

Aanroepkanaal: kanaal voor het aanroepen en het verstrekken van korte mededelingen, met uitzondering van sociaal verkeer;

Bruggen en sluizen: radioverkeer inzake het geven van mededelingen aan en het ontvangen van aanwijzingen van brug- en sluispersoneel;

Bunkering: radioverkeer in het kader van de bunkering van schepen;

Divers nautisch gebruik: zakelijk radioverkeer tussen bedrijven, organisaties en internationale (zee)schepen;

Havenoperaties: radioverkeer inzake het geven van mededelingen aan en het ontvangen van aanwijzingen van havenautoriteiten met betrekking tot de veiligheid van scheepsbewegingen;

Intraschip: radioverkeer tussen personen aan boord van het schip betreffende de werkzaamheden op of in de directe omgeving van het schip;

Kustwacht: Het Nederlandse reddingscoördinatiecentrum te Den Helder;

Marinakanaal: kanaal ten behoeve van communicatie inzake jachthavenbeheer;

Nautische informatie: radioverkeer ten behoeve van het geven van mededelingen aan en het ontvangen van aanwijzingen van verkeersbegeleidingsstations;

Nautisch intership verkeer: radioverkeer ten behoeve van de communicatie tussen schepen onderling;

Nood- en/of spoedverkeer: radioverkeer betreffende de veiligheid van een schip, luchtvaartuig of ander vervoermiddel, dan wel van een persoon;

On board communicatie: communicatie tussen radiozendapparaten op hetzelfde schip;

Opsporing/redding: radioverkeer betreffende het leiden en uitvoeren van opsporings- en reddingsacties (on scene);

Proviandering: radioverkeer in het kader van de proviandering van schepen;

Sociaal verkeer: radioverkeer van algemene aard tussen schepen onderling;

Transponder: automatisch systeem voor het ontvangen en verzenden van scheepsidentificatie en nautische gegevens;

Verkeersbegeleiding: radioverkeer voor het begeleiden van de scheepvaart onder radardekking in een vooraf bepaald gebied, waarbij een walorganisatie assistentie verleent voor een vlotte en veilige scheepvaart;

Veiligheidsverkeer: radioverkeer houdende belangrijke waarschuwingen betreffende de navigatie of meteorologische zaken.

  1. Dit zijn delen van het signaal die door specifieke toepassingen van ultrawidebandtechnologie worden uitgezonden en die niet geabsorbeerd worden door hun afscherming of door het onderzochte materiaal. ^ [1]
  2. Een sensor waarmee storingen in een veld kunnen worden gedetecteerd en die tot doel heeft voorwerpen op te sporen in een gebouwenstructuur of waarmee de fysische kenmerken van een bouwmateriaal kunnen worden bepaald. ^ [2]