Instellingsbesluit van de Minister van Justitie en de Minister van BZK aangaande de
Rijksalarmcentrale (Rac)
De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Overwegende dat:
– Op grond van het Verdrag van Wenen van 18 april 1961 (Trb. 1962, 101 en 106), het
Verdrag van Wenen van 24 april 1963 (Trb. 1965, 40 en 1981, 143), het Verdrag van
New York van 14 december 1973 (Trb. 1981, 69), de zetelovereenkomsten ten behoeve
van de vestiging van internationale organisaties in Nederland, het Voorzieningenbesluit
ministers van staatssecretarissen (Stb. 2002, 369) en de Brief en nota van 20 juni
2003 in zake het stelsel van bewaken en beveiligen (TK 2002–2003, 28 974, nrs. 1 en
2) en de brief inzake de evaluatie van het stelsel bewaken en beveiligen d.d. 10 oktober
2005 (TK 2005–2006, 28 974, nr. 5) heeft de Rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid
voor een bepaalde groep personen, objecten en diensten vanwege het nationale belang
dat met hun veiligheid en hun ongestoord functioneren is gemoeid.
– De Rijksoverheid voorts als werkgever een bijzondere verantwoordelijkheid heeft
voor de veiligheid van een bepaalde groep personen, waarvan de aard van het werk met
zich meebrengt dat de (persoonlijke en/of staats)veiligheid in het geding kan zijn,
hiermee samenhangend de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van informatie en
objecten.
– Aan deze verantwoordelijkheid wordt onder andere invulling gegeven door de inrichting
en exploitatie van de Rijks Alarm Centrale.
– Het Korps landelijke politiediensten op grond van artikel 38 van de Politiewet 1993 is belast met een aantal specifieke taken.
– De inrichting en exploitatie van de Rijks Alarm Centrale en hetgeen daarmee samenhangt
wordt in beleids- en werkafspraken tussen betrokkenen vastgelegd.