Patentreglement Rijn

[Regeling vervallen per 01-07-2009.]
[Regeling treedt (deels) in werking per 01-04-2008.]
Geraadpleegd op 22-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-06-1997 en zichtdatum 20-12-2024.
Geldend van 01-04-2008 t/m 30-06-2009

Besluit van 10 maart 2008, houdende vaststelling van het Besluit Patentreglement Rijn

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 1.01. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1. schip: een binnenschip, een zeeschip of een drijvend werktuig;

  • 2. binnenschip: een schip dat uitsluitend of overwegend bestemd is voor de vaart op de binnenwateren;

  • 3. zeeschip: een schip dat is toegelaten voor de zee- of kustvaart en overwegend daartoe bestemd is;

  • 4. drijvend werktuig: een drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden (zoals kranen, baggermolens, hei-installaties, drijvende bokken, elevatoren, enz.);

  • 5. veerpont: een schip dat een veerdienst onderhoudt, waarbij de vaarweg wordt overgestoken, en dat door de bevoegde autoriteit als veerpont wordt aangemerkt;

  • 6. passagiersschip: een schip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van meer dan 12 passagiers;

  • 7. pleziervaartuig: een schip dat is bestemd voor sportieve of recreatieve doeleinden en dat geen passagiersschip is;

  • 8. sleepboot: een schip dat speciaal is gebouwd om te slepen;

  • 9. duwboot: een schip dat speciaal is gebouwd voor het voortbewegen van een duwstel;

  • 10. gekoppeld samenstel: een hecht samenstel van langszijde van elkaar vastgemaakte schepen, waarvan er geen is geplaatst vóór het motorschip dat dient voor het voortbewegen van het samenstel;

  • 11. overheidsvaartuig: een schip waarvan de lengte niet meer dan 25 m bedraagt en dat ter uitvoering van overheidstaken wordt ingezet;

  • 12. brandweerboot: een schip waarvan de lengte 15 m of meer bedraagt en dat ter uitvoering van brandweerdiensten wordt ingezet;

  • 13. lengte: de grootste lengte van de scheepsromp in m, het roer en de boegspriet niet inbegrepen.

  • 14. breedte: de grootste breedte van de scheepsromp in m, gemeten op de buitenkant van de huidbeplating (schoepraderen, schuurlijsten en dergelijke niet inbegrepen);

  • 15. dekbemanning: de minimum bemanning met uitzondering van machinisten;

  • 16. matroos, matroos-motordrijver, volmatroos, stuurman: een persoon, die de bekwaamheid bedoeld in de bemanningsvoorschriften van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn bezit;

  • 17. vaartijd: de tijd aan boord van een schip, dat een reis maakt;

  • 18. radarvaart: de vaart bij slecht zicht, waarbij de radar voor het voeren het schip wordt gebruikt;

  • 19. marifoonbedieningscertificaat: een op basis van bijlage 5 van de Regionale regeling betreffende de marifoondienst in de binnenvaart afgegeven certificaat;

  • 20. Rijnpatent: een bevoegdheidsbewijs voor het voeren van schepen op de Rijn;

  • 21. Schipperspatent: een Rijnpatent of een ander bevoegdheidsbewijs voor het voeren van schepen in de binnenvaart;

  • 22. Radarpatent: een bevoegdheidsbewijs voor de radarvaart;

  • 23. bewijs voor riviergedeelten: een aan de houder, van een door de CCR als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs, afgegeven bewijs, waarmee wordt bevestigd, dat de schipper de voor de Rijn vereiste kennis van bepaalde riviergedeelten bezit.

Artikel 1.02. Toepasselijkheid van het reglement

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Dit reglement regelt de verplichting tot het hebben van een patent voor de scheepvaart op de Rijn voor het betreffende scheepstype en -afmetingen en voor de te bevaren riviergedeelten alsmede de voorwaarden betreffende het verkrijgen van een patent.

Artikel 1.03. Verplichting tot het hebben van een schipperspatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die op de Rijn een schip wil voeren, moet ingevolge dit reglement zijn voorzien van een Rijnpatent of een door de CCR als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs voor betreffende scheepstype en -afmetingen alsmede voor het te bevaren riviergedeelte; de lijst van de als gelijkwaardig erkende vaarbevoegdheidsbewijzen alsmede de eventuele aanvullende voorwaarden voor deze erkenning zijn in de bijlage C1 opgenomen.

  • 2 Het Rijnpatent wordt verleend voor de gehele Rijn of voor afzonderlijke gedeelten daarvan; wordt het voor afzonderlijke riviergedeelten afgegeven, dan geldt het ook voor de vaart benedenstrooms van het Spijksche Veer (km 857,40) en op het gedeelte tussen Bazel (Mittlere Rheinbrücke km 166,64) en de sluizen te Iffezheim (km 335,92). De als gelijkwaardig erkende vaarbevoegdheidsbewijzen gelden op de in artikel 2.05 beschreven riviergedeelten slechts, als de bezitter een bewijs voor riviergedeelten conform het model van de bijlage A3 bezit.

  • 3 Voor de vaart benedenstrooms van het Spijksche Veer (km 857,40) en op het riviergedeelte tussen Bazel (Mittlere Rheinbrücke - km 166,64) en de sluis Iffezheim (km 335,92), kan worden volstaan met:

  • 4 Voor schepen met een lengte van minder dan 15 m, met uitzondering van passagiersschepen, duw- en sleepboten, kan worden volstaan met een bewijs van vaarbekwaamheid voor de binnenwateren, dat in overeenstemming is met de nationale voorschriften van de Rijnoeverstaten en België.

  • 5 De patentverplichting voor veerponten en voorschepen, die slechts door spierkracht worden voortbewogen alsmede voor schepen met een lengte van minder dan 15 m die slechts

    • a. door middel van zeilen worden voortbewogen, dan wel

    • b. zijn uitgerust met mechanische middelen tot voortbeweging van niet meer dan 3,68 kW,

    wordt de verplichting tot het hebben van een patent uitsluitend geregeld door de nationale voorschriften van de Rijnoeverstaten.

Artikel 1.04. Verplichting tot het hebben van een radarpatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die op radar wil varen moet, naast het voor het te bevaren riviergedeelte benodigde schipperspatent, in het bezit zijn van een radarpatent dat in overeenstemming is met dit reglement of een ander door de CCR als gelijkwaardig erkend radardiploma. De lijst van de als gelijkwaardig erkende radardiploma’s alsmede de eventuele aanvullende voorwaarden voor deze erkenning zijn in de bijlage C2 opgenomen.

  • 2 De bevoegde autoriteit kan, in afwijking van artikel 3.04 voor het voeren van een veerpont binnen het gebied van zijn bevoegdheid een radarpatent onder voorwaarden afgeven, die rekening houden met de bijzonderheden van het traject waarop de veerpont vaart en waarvoor het radarpatent moet gelden.

Artikel 1.05. Soorten patent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Ingevolge dit reglement zijn te onderscheiden

  • 1 vier soorten Rijnpatenten:

    • a. het grote patent voor het voeren van alle schepen,

    • b. het kleine patent voor het voeren van een schip met een lengte van minder dan 35 m, mits het geen sleep- of duwboot is dan wel het niet voor het voortbewegen van een gekoppeld samenstel dient, of voor het voeren van een schip, dat bestemd is voor het vervoer van niet meer dan 12 passagiers,

    • c. het sportpatent voor het voeren van een pleziervaartuig met een lengte van minder dan 25 m,

    • d. het overheidspatent voor het voeren van overheidsschepen en van brandweerboten.

De hiervoor aangehaalde patenten mogen eveneens worden gebruikt voor het voeren van een schip als bedoeld in artikel 1.03, vierde lid.

  • 2 Een radarpatent voor de radarvaart.

Artikel 1.06. Richtlijnen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voor de toepassing van dit reglement richtlijnen vaststellen. De bevoegde autoriteiten dienen zich aan deze richtlijnen te houden.

Artikel 1.07. Wijzigingen door voorschriften van tijdelijke aard

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart kan voorschriften van tijdelijke aard vaststellen, wanneer het voor een aanpassing aan de technische ontwikkeling van de binnenscheepvaart noodzakelijk wordt geacht om in dringende gevallen afwijkingen van dit reglement toe te laten dan wel proefnemingen mogelijk te maken, waardoor de veiligheid en de vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer niet worden benadeeld. Deze voorschriften van tijdelijke aard worden door de bevoegde autoriteit gepubliceerd en hebben een geldigheidsduur van ten hoogste drie jaren. Zij worden in alle Oeverstaten en België op hetzelfde tijdstip in werking gesteld en worden onder dezelfde voorwaarden buiten werking gesteld.

Hoofdstuk 2. Bepalingen betreffende de Rijnpatenten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Paragraaf 1. : Voorwaarden voor het verkrijgen van een Rijnpatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Subparagraaf 1. : Algemene eisen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 2.01. Groot patent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die het grote patent wil verkrijgen moet ten minste 21 jaar oud zijn.

  • 2 De gegadigde moet in het bezit zijn van een marifoonbedieningscertificaat.

  • 3 De gegadigde moet de nodige kwalificatie bezitten; gekwalificeerd is degene die:

    • a. lichamelijk en geestelijk geschikt is om een schip te voeren.

      De geschiktheid wordt aangetoond door het overleggen van een medische verklaring, als bedoeld in de bijlagen B1 en B2, afgegeven door een arts, die door de bevoegde autoriteit is aangewezen;

    • b. geen strafbare feiten in de scheepvaart heeft begaan, terwijl uit voorgaand gedrag verwacht mag worden dat een schip veilig gevoerd en het bevel over een bemanning uitgeoefend kan worden;

    • c. bekwaam is, dat wil zeggen beschikt over de noodzakelijke beroepsmatige vaardigheden en kennis, ook in nautisch opzicht, alsmede over voldoende kennis van de reglementen en van de vaarweg. Aan de voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan wanneer de gegadigde het daartoe ingestelde examen met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 4 De gegadigde moet een vaartijd aantonen van ten minste vier jaar als lid van een dekbemanning, waarvan ten minste twee jaren in de binnenvaart als matroos of matroos-motordrijver dan wel ten minste één jaar als volmatroos. De vaartijd moet op motorschepen zijn volbracht, waarvoor het grote patent of het kleine patent noodzakelijk is. De berekening van de vaartijd wordt gedaan volgens artikel 2.08.

Artikel 2.02. Klein patent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die het kleine patent wil verkrijgen moet ten minste 21 jaar oud zijn.

  • 2 De gegadigde moet in het bezit zijn van een marifoonbedieningscertificaat.

  • 3 De gegadigde moet de nodige kwalificatie bezitten; gekwalificeerd is degene die:

    • a. lichamelijk en geestelijk geschikt is om een schip te voeren. De geschiktheid wordt aangetoond door het overleggen van een medische verklaring, als bedoeld in de bijlagen B1 en B2, afgegeven door een arts, die door de bevoegde autoriteit is aangewezen;

    • b. geen strafbare feiten in de scheepvaart heeft begaan, terwijl uit voorgaand gedrag verwacht mag worden dat een schip veilig gevoerd en het bevel over een bemanning uitgeoefend kan worden;

    • c. bekwaam is, dat wil zeggen beschikt over de noodzakelijke beroepsmatige vaardigheden en kennis, ook in nautisch opzicht, alsmede over voldoende kennis van de reglementen en van de vaarweg. Aan de voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan wanneer de gegadigde het daartoe ingestelde examen met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 4 De gegadigde moet een vaartijd aantonen van ten minste drie jaar in de binnenvaart als lid van dekpersoneel waarvan tenminste één jaar in de binnenvaart als matroos of matroos-motordrijver. De vaartijd moet op motorschepen zijn volbracht, waarvoor het grote patent of het kleine patent noodzakelijk is. De berekening van de vaartijd wordt gedaan volgens artikel 2.08.

Artikel 2.03. Sportpatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die het sportpatent wil verkrijgen moet ten minste 18 jaar oud zijn.

  • 2 De gegadigde moet de nodige kwalificatie bezitten; gekwalificeerd is degene die:

    • a. lichamelijk en geestelijk geschikt is om een schip te voeren. De geschiktheid wordt aangetoond door het overleggen van een medische verklaring, als bedoeld in de bijlagen B1 en B2, afgegeven door een arts, die door de bevoegde autoriteit is aangewezen;

    • b. geen strafbare feiten in de scheepvaart heeft begaan, terwijl uit voorgaand gedrag verwacht mag worden dat een schip veilig kan worden gevoerd;

    • c. bekwaam is, dat wil zeggen beschikt over de noodzakelijke beroepsmatige vaardigheden en kennis, ook in nautisch opzicht, alsmede over voldoende kennis van de reglementen en van de vaarweg. Aan de voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan wanneer de gegadigde het daartoe ingestelde examen met goed gevolg heeft afgelegd.

Artikel 2.04. Overheidspatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die het overheidspatent wil verkrijgen moet:

    • a. ten minste 21 jaar oud zijn;

    • b. deel uit maken van een politie- of douanedienst, een andere autoriteit dan wel van een erkende brandweerdienst;

    • c. lichamelijk en geestelijk geschikt zijn om een schip te voeren.De geschiktheid wordt aangetoond door het overleggen van een medische verklaring, als bedoeld in de bijlagen B1 en B2, afgegeven door een arts, die door de bevoegde autoriteit is aangewezen;

    • d. bekwaam zijn, dat wil zeggen beschikt over de noodzakelijke beroepsmatige vaardigheden en kennis, ook in nautisch opzicht, alsmede over voldoende kennis van de reglementen en van de vaarweg. Aan de eisen wordt geacht te zijn voldaan wanneer de gegadigde het daartoe ingestelde examen met goed gevolg heeft afgelegd;

    • e. ten minste drie jaren de binnenvaart in de praktijk hebben uitgeoefend, waarvan ten minste drie maanden gedurende het laatste jaar.

  • 2 De dienst waarvan de aanvrager deel uitmaakt moet een verklaring hebben afgegeven, waarin de informatie bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en e en de artikelen 2.05 en 2.06 wordt bevestigd.

Subparagraaf 2. : Speciale kennis van riviergedeelten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 2.05. Bedoeld riviergedeelte

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Ongeacht het soort patent is specifieke kennis van riviergedeelten daarenboven verplicht tussen de sluizen te Iffezheim (km 335,92) en het Spijksche Veer (km 857,40).

Artikel 2.06. Verkrijging van de kennis van riviergedeelten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die een Rijnpatent of een bewijs voor riviergedeelten verkrijgen wil, moet het aangevraagde gedeelte, dat zich tussen de sluizen te Iffezheim en het Spijksche Veer bevindt, in de laatste tien jaren ten minste zestien maal hebben bevaren, waarvan binnen de laatste drie jaren ten minste drie maal in elke richting.

    • a. Degene die een grote patent, een kleine patent of een bewijs voor riviergedeelten verkrijgen wil, moet zijn reizen als matroos, matroos-motordrijver, volmatroos of stuurman aan boord van een motorschip hebben gemaakt, voor het voeren waarvan het aangevraagde patent of een door de CCR als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs is voorgeschreven.

    • b. Degene die een sportpatent wil verkrijgen, moet zijn reizen aan boord van een schip met een lengte van 15 m of meer hebben gemaakt; de reizen komen slechts in aanmerking, als de persoon ten minste 15 jaar oud is. Het aantal van de voorgeschreven reizen kan verminderd worden tot vier reizen in elke richting binnen het laatste jaar voorafgaand aan de aanvraag, als de reizen het kader van een vakkundige opleiding zijn gemaakt.

    • c. Degene die een overheidspatent wil verkrijgen, moet zijn reizen aan boord van een schip met een lengte van 15 m of meer hebben gemaakt; de reizen komen slechts in aanmerking, als de persoon ten minste 15 jaar oud is.

  • 2 Daarenboven wordt een met goed gevolg afgelegd examen voorgeschreven. In dit examen wordt de beschrijving van de vaarweg in de op- en de afvaart evenals de beschrijving van de afmetingen van de scheepvaartweg gevraagd. Daartoe moet de kandidaat ook de politievoorschriften voor die riviergedeelte kunnen toepassen (bijlage D1).

Artikel 2.07. Bewijs voor riviergedeelten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De gegadigde voor een patent voor een gedeelte, dat de in artikel 2.05 gedefinieerde riviergedeelte geheel of gedeeltelijk omvat, en de houder van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs, die de in artikel 2.05 gedefinieerde riviergedeelte geheel of gedeeltelijk willen bevaren, moeten de noodzakelijke kennis van riviergedeelten kunnen aantonen.

  • 2 Als bewijs van de kennis van riviergedeelten wordt op de patentkaart het riviergedeelte aangegeven, waarvoor deze patentkaart van toepassing is. Voor de met het grote patent als gelijkwaardig erkende vaarbevoegdheidsbewijs wordt de kennis van het riviergedeelte door middel van een bewijs voor riviergedeelten bedoeld in bijlage A3 aangetoond.

Paragraaf 2. : Vaartijd

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 2.08. Berekening van de vaartijd

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Als één jaar vaartijd gelden 180 effectieve vaardagen in de binnenvaart. Binnen een periode van 365 opeenvolgende dagen kunnen maximaal 180 dagen als vaartijd worden meegerekend.

  • 2 Tot de vaartijd wordt meegerekend:

    • a. de tijd van de opleiding, met een maximum van drie jaren, indien de gegadigde in het bezit is van een door de bevoegde autoriteit erkende verklaring inzake een met goed gevolg afgesloten beroepsopleiding met praktijkgedeelten op het gebied van de binnenvaart,

    • b. de aangetoonde vaartijd, met een maximum van twee jaren, die op zee als lid van een dekbemanning is doorgebracht, waarbij 250 zeedagen als één jaar vaartijd gelden.

Artikel 2.09. Bewijs van vaartijd en reizen op bepaalde riviergedeelten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De vereiste vaartijd en de reizen op bepaalde riviergedeelten van de Rijn moeten worden aangetoond aan de hand van een behoorlijk ingevuld en gewaarmerkt dienstboekje, als bedoeld in de bijlage F van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn of aan de hand van een door de CCR voor de Rijn als gelijkwaardig erkend dienstboekje. Het dienstboekje moet door de bevoegde autoriteit in ten minste één van de CCR voertalen zijn afgegeven.

  • 2 Voor zover een dienstboekje ingevolge nationale voorschriften van de Rijnoeverstaten en België voor de vaarwegen buiten de Rijn niet is voorgeschreven, kan de vaartijd ook worden aangetoond door een geldig ambtelijk document, dat tenminste de volgende gegevens bevat:

    • a. soort, grootte, aantal passagiers, naam en vermogen van de schepen, waarop de aanvrager heeft gevaren;

    • b. de naam van de schipper;

    • c. het tijdstip van het begin en het einde van de reizen;

    • d. de uitgeoefende functie;

    • e. de bevaren riviergedeelten (precieze aanduiding met plaatsen van vertrek en aankomst).

    Voor het overheidspatent worden de voorgeschreven reizen en vaartijden aan de hand van een certificaat aangetoond, dat door de dienst waarvan de aanvrager deel uitmaakt wordt opgesteld.

  • 3 De vaartijd kan eveneens worden aangetoond met een bewijs van vaarbekwaamheid als bedoeld in artikel 2.15, derde lid, tot de omvang die voor het verkrijgen van dit bewijs reeds is aangetoond.

  • 4 De vaartijd op zee moet worden aangetoond door middel van een monsterboekje.

  • 5 De tijd doorgebracht op een vakschool voor schippers moet worden aangetoond door een getuigschrift van die school.

  • 6 Voor zover noodzakelijk, moeten de documenten, als bedoeld in het tweede tot en met het vijfde lid, vergezeld van een officiële vertaling in de Duitse, Franse of Nederlandse taal worden overgelegd.

Paragraaf 3. Toelatings- en examenprocedure

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 2.10. Examencommissie

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De bevoegde autoriteit benoemt één of meer examencommissies voor het afnemen van de examens. Iedere examencommissie bestaat uit een voorzitter, die vertegenwoordiger is van de overheid van één der Rijnoeverstaten of België, en ten minste twee bijzitters, die voldoende ter zake kundig zijn.

  • 2 De examencommissie voor het Rijnpatent moet zo zijn samengesteld, dat ten minste één examinator houder is van het patent van het type dat wordt aangevraagd dan wel van het grote patent en deze, of een andere examinator, houder is van het patent voor het aangevraagde riviergedeelte.

Artikel 2.11. Aanvraag voor het verkrijgen of uitbreiden van een Rijnpatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die een Rijnpatent wil verkrijgen of uitbreiden moet een aanvraag voor toelating tot het examen en afgifte van het patent aan de bevoegde autoriteit richten, onder opgave van het volgende:

    • a. voor- en achternamen, geboortedatum, geboorteplaats en adres;

    • b. soort patent dat men wil verkrijgen;

    • c. gedeelte van de Rijn waarvoor het patent wordt aangevraagd.

  • 2 Bij de aanvraag van een Rijnpatent moeten worden overgelegd:

    • a. een recente pasfoto;

    • b. een kopie van de identiteitskaart of het paspoort;

    • c. een medische verklaring als bedoeld in bijlage B2, die niet ouder dan drie maanden mag zijn. Ingeval van twijfel aan de lichamelijke en geestelijke geschiktheid kan de bevoegde autoriteit verlangen dat verklaringen van een arts of een specialist worden overgelegd.

    • d. een bewijs van de vaartijd en van de reizen op bepaalde riviergedeelten;

    • e. bij aanvraag van een groot of een klein patent een kopie van het marifoonbedieningscertificaat;

    • f. een uittreksel uit het strafregister.

  • 3 Een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid kan in plaats van een medische verklaring als bedoeld in bijlage B2, eveneens worden aangetoond met een door de CCR erkend

    • a. geldig vaarbevoegdheidsbewijs, waarvoor dezelfde eisen gelden als bedoeld in bijlage B1 en B2 en dat conform artikel 2.17 is vernieuwd, of

    • b. medische verklaring, die niet ouder dan drie maanden is en voor de afgifte waarvan tenminste dezelfde eisen gelden als bedoeld in bijlage B1 en B2.

  • 4 In plaats van het uittreksel uit het strafregister kan het aantonen ook met een ander, naar het geldende recht van de woonplaats, gelijkwaardig document, worden gedaan. Dit geldige document mag in elk geval niet ouder zijn dan 6 maanden.

  • 5 Indien het patent tot een ander riviergedeelte moet worden uitgebreid moet bij de aanvraag worden bijgevoegd:

    • a. een recente pasfoto;

    • b. een kopie van de identiteitskaart of het paspoort;

    • c. een kopie van het geldige Rijnpatent;

    • d. het bewijs van de reizen op de riviergedeelten.

  • 6 Voor de aanvraag voor een ander type Rijnpatent door een houder van een Rijnpatent moet worden bijgevoegd:

    • a. een recente pasfoto;

    • b. een kopie van de identiteitskaart of het paspoort;

    • c. een kopie van het geldige Rijnpatent.

Artikel 2.12. Aanvraag voor het verkrijgen of uitbreiden van een bewijs voor riviergedeelten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die een bewijs voor riviergedeelten verkrijgen of uitbreiden wil, moet een aanvraag voor toelating tot het examen en afgifte van een bewijs voor riviergedeelten met de volgende bijlagen tot de bevoegde autoriteit richten:

    • a. voor- en achternamen, geboortedatum, geboorteplaats en adres;

    • b. gedeelte van de Rijn waarvoor het bewijs voor riviergedeelten moet worden verkregen.

  • 2 Bij de aanvraag voor het verkrijgen of uitbreiden van een bewijs voor riviergdeelten moeten worden gevoegd:

    • a. een recente pasfoto;

    • b. een kopie van de identiteitskaart of het paspoort;

    • c. een kopie van het door de CCR, ingevolge artikel 1.03, eerste lid, als gelijkwaardig erkend geldig vaarbevoegdheidsbewijs

    • d. het bewijs van de reizen op de riviergedeelten.

Artikel 2.13. Toelating tot het examen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Na het overleggen van alle bijlagen bij de aanvraag conform artikel 2.11, eerste tot en met vierde lid, wordt tot het examen voor het verkrijgen van een Rijnpatent toegelaten, degene die aan de eisen voldoet, conform artikel 2.01, 2.02 met uitzondering van het derde lid, onder c of artikel 2.03 met uitzondering van het tweede lid, onder c. Indien uit de medische verklaring slechts een beperkte geschiktheid blijkt, wordt de gegadigde toch tot het examen toegelaten. De bevoegde autoriteit kan in dit geval aan het patent voorwaarden verbinden, die bij afgifte in het patent worden aangetekend. Een afwijzing van de aanvraag moet met redenen worden omkleed. De bevoegde autoriteit kan voor een gegadigde, wiens uitreksel uit het strafregister of ander gelijkwaardig document niet voldoende is, bepalen dat deze vóór afloop van een bepaalde termijn niet tot een examen kan worden toegelaten (uitsluitingstermijn).

  • 2 Degene die een Rijnpatent met een ander riviergedeelte wil uitbreiden, wordt na het overleggen van alle bijlagen bij de aanvraag conform artikel 2.11, eerste en vijfde lid, toegelaten.

  • 3 Degene die een Rijnpatent op een ander type Rijnpatent wil verkrijgen, wordt na het overleggen van alle bijlagen bij de aanvraag conform artikel 2.11 eerste en zesde lid toegelaten.

  • 4 Degene die een bewijs voor riviergedeelten wil verkrijgen of uitbreiden, wordt na het overleggen van alle bijlagen bij de aanvraag conform artikel 2.12 voor het examen toegelaten.

Artikel 2.14. Examen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De gegadigde moet tijdens het examen voor de examencommissie aantonen dat hij

    • a. beschikt over voldoende kennis van de voorschriften ter zake van het voeren van schepen en de voor het veilig voeren daarvan vereiste nautische en scheepstechnische kennis, beroepsvaardigheden en kennis van de grondbeginselen van het voorkomen van ongevallen; deze kennis wordt tijdens het examen overeenkomstig het examenprogramma bedoeld in de bijlage D1 nagegaan;

    • b. beschikt over de vereiste kennis, indien conform artikel 2.05 van het betreffende riviergedeelte een dergelijk examen is vereist.

  • 2 Voor het verkrijgen van het grote patent en het kleine patent is een theoretisch examen, en voor het verkrijgen van het sportpatent en het overheidspatent een theoretisch en een praktisch examen vereist.

  • 3 Indien het examen niet wordt gehaald worden de redenen van afwijzing medegedeeld aan de gegadigde. De examencommissie kan aan het opnieuw deelnemen aan een examen verplichtingen of voorwaarden verbinden dan wel daarvoor vrijstellingen verlenen.

Artikel 2.15. Vrijstellingen en verlaging van de eisen bij het examen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Degene die het eindexamen van een beroepsopleiding met goed gevolg heeft afgelegd kan worden vrijgesteld van die gedeelten van het examen, die betrekking hebben op kennis en vaardigheden, die reeds onderwerp van een door de CCR als gelijkwaardig erkend examen waren.

  • 2 De houder van een bewijs van vaarbekwaamheid als bedoeld in artikel 1.03, vierde lid, kan bij het verwerven van het sportpatent van dat gedeelte van het examen worden vrijgesteld dat betrekking heeft op nautische kennis.

  • 3 De houder van een vaarbewijs van één der Rijnoeverstaten of België dan wel een ander geldig en door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart als gelijkwaardig erkend bewijs van vaarbekwaamheid voor het voeren van een schip op andere vaarwegen moet voor het verkrijgen van een Rijnpatent voldoen aan de toelatingseisen als bedoeld in artikel 2.13, doch tijdens het examen slechts de kennis van de op de Rijn van toepassing zijnde reglementen en bepalingen en de kennis van het betreffende riviergedeelte conform artikel 2.05 aantonen.

  • 4 De houder van een overheidspatent verkrijgt op aanvraag een sportpatent voor hetzelfde riviergedeelte zonder daarvoor examen te doen.

  • 5 Voor het verkrijgen van een ander patent als bedoeld in artikel 1.04 of van een uitbreiding tot een ander riviergedeelte kan de houder van een Rijnpatent van dat deel van het examen worden vrijgesteld, dat betrekking heeft op de kennis of de vaardigheden, welke reeds voor het verkrijgen van zijn huidige patent moesten worden aangetoond.

Artikel 2.16. Afgifte en uitbreiding van patenten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De bevoegde autoriteit geeft aan degene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd het betreffende Rijnpatent af volgens het model van de bijlage A1.

    De patentkaart heeft één der navolgende opdrukken:

    «Groot Patent», «Klein Patent», «Sportpatent» of «Overheidspatent».

  • 3 Voor de tijd gelegen tussen het slagen voor het examen en de afgifte van het patent volgens het model van de bijlage A1, verstrekt de autoriteit die het patent afgeeft een voorlopig Rijnpatent volgens het model van de bijlage A2; ook kan de bevoegde autoriteit een voorlopig Rijnpatent verstrekken voor de tijd tussen de vervaldatum voor de vernieuwing van het patent en de afgifte van het nieuwe patent.

  • 4 Ingeval van een uitbreiding kan een bevoegde autoriteit het document als bedoeld in het derde lid ook afgeven ter overbrugging van de tijd gelegen tussen het slagen voor het examen en de afgifte van het nieuwe Rijnpatent. In verband met de afgifte van een nieuw Rijnpatent volgens het model van de bijlage A1 wordt de autoriteit die het patent heeft afgegeven hiervan in kennis gesteld.

  • 5 De autoriteit die het patent heeft afgegeven geeft op verzoek een vervangend patent af indien het Rijnpatent onbruikbaar is geworden, verloren is gegaan of anderszins in het ongerede is geraakt. Dit patent wordt als zodanig gewaarmerkt. Het verlies moet bij de bevoegde autoriteit aannemelijk worden gemaakt. Een onbruikbaar geworden of een teruggevonden patent moet bij de autoriteit die het heeft afgegeven worden ingeleverd of worden overgelegd om ongeldig te worden verklaard.

Artikel 2.17. Afgifte van een bewijs voor riviergedeelten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De bevoegde autoriteit geeft aan degene die het examen voor de riviergedeelten ingevolge artikel 2.06, tweede lid, met goed gevolg heeft afgelegd een bewijs voor riviergedeelten af volgens het model van de bijlage A3.

Artikel 2.18. Kosten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Het examen, de afgifte, de uitbreiding en het verstrekken van het Rijnpatent of een bewijs voor riviergedeelten, evenals het vervangen en het omruilen worden gedaan tegen een redelijke vergoeding van de kosten door de aanvrager. De hoogte van de kosten wordt door de bevoegde autoriteit vastgesteld. Deze kan de kosten geheel of ten dele vanaf het tijdstip van aanvraag vorderen.

Artikel 2.19. Regelmatige controle van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De houder van het grote patent, het kleine patent, het sportpatent of een door de CCR als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs moet zijn lichamelijke en geestelijke geschiktheid opnieuw aantonen door het overleggen van een medische verklaring, als bedoeld in de bijlage B2 of een als gelijkwaardig erkende medische verklaring, die niet ouder dan drie maanden mag zijn:

    • a. iedere vijf jaren vanaf het bereiken van de leeftijd van 50 jaar tot de leeftijd van 65 jaar;

    • b. ieder jaar vanaf het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.

  • 2 Het aangehaalde bewijs van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid moet worden overgelegd aan de autoriteit, die het patent heeft afgegeven. Het kan ook bij een andere bevoegde autoriteit worden overgelegd. Deze autoriteit geleidt de bescheiden verder naar de autoriteit die het patent afgeeft en geeft zo nodig een tijdelijke verklaring als vervangend document af.

  • 3 Voor de bezitters van een als gelijkwaardig erkende verklaring moet de medische verklaring worden overgelegd aan de autoriteit, die voor de afgifte van een Rijnpatent gerechtigd is / of die autoriteit te overleggen, die het als gelijkwaardig erkende verklaring heeft afgegeven. De met deze aanvraag belaste autoriteit geeft een document voor de lichamelijke en geestelijke geschiktheid overeenkomstig het model volgens bijlage B3 af.

Artikel 2.20. Bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid door houders van een Rijnpatent vanaf de leeftijd van 50 jaar

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De autoriteit die het patent afgeeft geeft de houder van een patent op vertoon van een medische verklaring, op basis van deze verklaring de navolgende bescheiden af:

  • a. een nieuwe patentkaart bij het bereiken van de leeftijd van 50 en 65 jaar;

  • b. een nieuwe patentkaart of een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid als bedoeld in bijlage B3, bij het bereiken van de leeftijd van 55 en 60 jaar;

  • c. een beschikking over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid als bedoeld in bijlage B3, voor de controles die na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar zullen plaatsvinden.

Op het bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid als bedoeld in bijlage B3 moet ook een vervaldatum worden aangebracht, die de vervaldatum van de patentkaart vervangt.

  • 2 Het bewijs als bedoeld in het eerste lid onder b en c kan door de bevoegde autoriteit ook op de medische verklaring bedoeld in bijlage B2 worden aangebracht. Deze moet in dit geval ook de datum aangeven, tot wanneer de patentkaart geldig is.

  • 3 Blijkt uit de medische verklaring slechts een beperkte lichamelijke en geestelijke geschiktheid, geeft de autoriteit die het afgeeft op de vernieuwde patentkaart, op het bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid of de medische verklaring bedoeld in bijlage B2 de aanvullende voorwaarden dan wel de geldigheid van het patent weer.

  • 4 Wordt geen nieuwe patentkaart afgegeven, dan is het Rijnpatent slechts geldig, als de houder van het patent in het bezit is van een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid bedoeld in bijlage B3 of van een door de bevoegde autoriteit gewaarmerkte medische verklaring bedoeld in bijlage B2.

Artikel 2.21. Bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid door houders van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs vanaf de leeftijd van 50 jaar

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De bevoegde autoriteit, zoals deze in artikel 2.19, derde lid wordt gedefinieerd, geeft op vertoon van de medische verklaring, en op basis daarvan, de houder van een door de CCR als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs vanaf de leeftijd van 50 jaar een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid conform het model van de bijlage B3.

  • 2 Blijkt uit de medische verklaring slechts een beperkte lichamelijke en geestelijke geschiktheid, dan vult de bevoegde autoriteit op het bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid de aanvullende voorwaarden dan wel de geldigheid van het als gelijkwaardig erkende vaarbevoegdheidsbewijs op de Rijn in.

  • 3 Het als gelijkwaardig erkende vaarbevoegdheidsbewijs, waarvan de houder meer dan 50 jaar is, is op de Rijn alleen geldig, als deze in het bezit is van een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid conform het model van de bijlage B3.

Paragraaf 4. : Opschorten en intrekken

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 2.22. Opschorten van de geldigheid van het patent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De geldigheid van een patent wordt opgeschort

    • a. door een beslissing van de bevoegde autoriteit die daarbij de duur van het opschorten vaststelt. De bevoegde autoriteit kan een dergelijke beslissing tot opschorten nemen wanneer de voorwaarden voor intrekken nog niet zijn vervuld maar er twijfel bestaat over de bekwaamheid van de patenthouder. Indien deze twijfel vóór het einde van de termijn van opschorten wordt weggenomen, dient de beslissing te worden ingetrokken;

    • b. automatisch zonder dat een dergelijke beslissing is genomen, tot aan de verlenging van het bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid, indien de lichamelijke en geestelijke geschiktheid niet binnen 3 maanden na de verlengingstermijn, bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, opnieuw is aangetoond.

  • 2 Heeft de bevoegde autoriteit twijfel aan de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de Rijnpatenthouder,

    • a. informeert ze de autoriteit die het patent heeft afgegeven. Deze kan verlangen dat een medische verklaring als bedoeld in bijlage B2 of een door de CCR als gelijkwaardig erkend medische verklaring betreffende de huidige staat van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid wordt overgelegd. De kosten hiervoor worden alleen dan gedragen door de houder van het patent indien het vermoeden gegrond blijkt te zijn;

    • b. kan ze de geldigheid voor een bepaalde tijd opschorten. Deze mag de door de autoriteit die het patent heeft afgegeven vastgestelde datum van de nieuwe medische verklaring niet overschrijden. De CCR en de autoriteit die het patent heeft afgeven wordt daarbij in kennis gesteld van haar beslissing.

  • 3 In het geval bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, moet het Rijnpatent bij de bevoegde autoriteit in bewaring worden gegeven.

Artikel 2.23. Opschorten van de geldigheid van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Het door de CCR als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs verliest, ook zonder beschikking, of zonder dat daarvoor een bijzondere beslissing nodig is, de geldigheid op de Rijn, wanneer het bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid conform bijlage B3 niet wordt getoond, of binnen drie maanden na de in artikel 2.19, eerste lid, bedoelde verlengingstermijn niet wordt voorgelegd of vernieuwd.

Artikel 2.24. Intrekken van het Rijnpatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De autoriteit die het patent heeft afgegeven moet het patent intrekken indien blijkt dat de houder van een Rijnpatent niet bekwaam is tot het voeren van een schip in de zin van de artikelen 2.01, 2.02 en 2.03.

  • 2 De autoriteit die het patent heeft afgegeven kan het patent intrekken indien de houder van een Rijnpatent herhaaldelijk een voorwaarde of een beperking als bedoeld in artikel 2.16, tweede lid, niet nakomt.

  • 3 Bij intrekking verliest het Rijnpatent haar geldigheid. Het ongeldige patent dient onverwijld bij de autoriteit die het patent heeft afgegeven te worden ingeleverd dan wel te worden overgelegd om ongeldig verklaard te worden.

  • 4 De autoriteit die het patent heeft afgegeven kan bij het intrekken bepalen dat

    • a. vóór het einde van een bepaalde termijn geen nieuw patent mag worden afgegeven, of

    • b. de kandidaat voor een nieuw patent, teneinde tot een nieuw examen te worden toegelaten, aan bepaalde voorwaarden moet hebben voldaan.

  • 5 Na ontvangst van de aanvraag tot het verstrekken van een nieuw patent kan de bevoegde autoriteit de gegadigde geheel of gedeeltelijk van het examen vrijstelling verlenen.

  • 6 De autoriteit die het patent intrekt deelt dit aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart mede. Indien een bevoegde autoriteit feiten vaststelt, die tot het intrekken van een patent kunnen leiden, stelt hij de autoriteit die het patent heeft afgegeven hiervan in kennis.

Artikel 2.25. Vaarverbod voor de houder van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Indien er twijfel is over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van de schipper, die houder is van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs, kan de bevoegde autoriteit of de bevoegde rechtbank een tijdelijk vaarverbod op de Rijn opleggen, tot een nieuwe medische verklaring als bedoeld in bijlage B2 of een door de CCR als gelijkwaardig erkend bewijs wordt overgelegd; de bevoegde autoriteit informeert de CCR en de autoriteit die het vaarbevoegdheidsbewijs heeft afgegeven over dit besluit. Wordt de twijfel op vertoon van de medische verklaring weggenomen, dan moet het opgelegde vaarverbod worden opgeheven. De kosten voor de afgifte van de nieuwe medische verklaring worden alleen dan gedragen door de houder van het patent indien het vermoeden gegrond blijkt te zijn.

  • 2 De bevoegde autoriteit of de bevoegde rechtbank kan aan een schipper, die houder van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs is, een tijdelijk of definitief vaarverbod op de Rijn opleggen:

    • a. bij bewezen lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid, of

    • b. bij veelvuldig overtreden van belangrijke veiligheids- of gedragsvoorschriften, in het bijzonder bij het herhaald voeren van een schip met een alcoholconcentratie in het bloed, die het in het Rijnvaartpolitiereglement vastgelegde promillage overschrijdt.

  • 3 In geval er geen urgentie is, wordt de beschikking na verhoor van de houder van het bedoelde vaarbevoegdheidsbewijs vastgesteld; de autoriteit die het vaarbevoegdheidsbewijs heeft afgegeven en de CCR worden van het verhoor en van de door de bevoegde autoriteit genomen beslissing in kennis gesteld.

Artikel 2.26. Invordering van een Rijnpatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Indien er dringende redenen aanwezig zijn om het patent in te trekken (artikel 2.24) of om de geldigheid daarvan op te schorten (artikel 2.22, eerste lid, onderdeel a) kan de bevoegde autoriteit besluiten dat het patent tijdelijk wordt ingevorderd.

  • 2 Een Rijnpatent dat tijdelijk is ingevorderd wordt onverwijld en onder opgave van redenen bij de autoriteit die het heeft afgegeven of bij de ingevolge de nationale voorschriften bevoegde rechtbank, overgelegd.

  • 3 De autoriteit die het patent heeft afgegeven moet onverwijld, nadat zij van het besluit van de tijdelijke invordering kennis heeft genomen, een beslissing nemen over het opschorten van de geldigheid van het patent of het intrekken daarvan. Indien een rechtbank bevoegd is, wordt besloten overeenkomstig de nationale voorschriften van de Rijnoeverstaten of België. Totdat een besluit als bedoeld in eerste en tweede zin is genomen, geldt het besluit van de tijdelijke invordering tevens als een besluit als bedoeld in artikel 2.22, eerste lid, onderdeel a.

  • 4 Het tijdelijk invorderen van het patent moet worden opgeheven en het patent moet aan de houder worden teruggegeven, wanneer de oorzaak daarvan is komen te vervallen, of wanneer een opschorting niet wordt voorgeschreven dan wel het patent niet wordt ingetrokken.

Artikel 2.27. Invordering van een als gelijkwaardig erkend vaarbevoegdheidsbewijs

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Bestaat een ernstig vermoeden, dat een vaarbevoegdheidsbewijs door de autoriteit die het heeft afgegeven wordt ingetrokken of opgeschort, of bestaat er een ernstige verdenking van een frauduleus verkregen document, dan kan de bevoegde autoriteit gelasten tot het tijdelijk in beslag nemen van het patent.

  • 2 Een tijdelijk in beslag genomen bevoegdheidsbewijs moet onverwijld aan de autoriteit die dit heeft afgegeven worden overgelegd.

  • 3 De autoriteit die het vaarbevoegdheidsbewijs heeft afgegeven voert de noodzakelijke controles uit en stelt de bevoegde autoriteit die het bevoegdheidsbewijs in beslag genomen heeft en de CCR onverwijld van de geldigheid van het document in kennis.

Hoofdstuk 3. Voorwaarden voor het verkrijgen van een radarpatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 3.01. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Degene die een radarpatent wil verkrijgen moet:

  • a. ten minste 18 jaar oud,

  • b. houder van een schipperspatent, en

  • c. houder van een marifoonbedieningscertificaat zijn.

Artikel 3.02. Aanvraag en toelating tot het examen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De gegadigde voor een radarpatent moet een aanvraag voor toelating tot het examen en tot afgifte van een patent richten aan de bevoegde autoriteit, onder opgave van de volgende gegevens:

    • a. voor- en achternaam;

    • b. geboortedatum en geboorteplaats;

    • c. adres.

  • 2 Bij de aanvraag moeten worden overgelegd:

    • a. een recente pasfoto;

    • b. een kopie van de identiteitskaart of het paspoort;

    • c. een kopie van het schipperspatent;

    • d. een kopie van het marifoonbedieningscertificaat.

Artikel 3.03. Examencommissie

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De bevoegde autoriteit benoemt één of meer examencommissies voor het afnemen van de examens. Iedere examencommissie bestaat uit een voorzitter, die vertegenwoordiger is van de bevoegde autoriteit, en ten minste twee examinatoren die voldoende ter zake kundig zijn.

  • 2 De examinator die toeziet op het verloop van het praktische deel van het examen moet houder van het radarpatent zijn.

Artikel 3.04. Examen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De gegadigde moet tijdens het examen ten overstaan van een examencommissie als bedoeld in artikel 3.03 aantonen dat hij overeenkomstig het examenprogramma, bedoeld in bijlage D2 (theoretisch en praktisch deel), beschikt over voldoende kennis ter zake van het voeren van een schip met behulp van radar.

  • 2 Het praktische examen kan ook op een door de bevoegde autoriteit hiervoor toegelaten radarsimulator worden afgenomen.

  • 3 Aan het in het eerste lid gestelde vereiste wordt voldaan wanneer de gegadigde een ander bewijs bezit dan voorgeschreven volgens dit reglement, voor zover dit bewijs door de bevoegde autoriteit van één der Rijnoeverstaten of België als gelijkwaardig is erkend.

  • 4 De gegadigde die voor het theoretische of praktische onderdeel van het examen is gezakt, kan voor dit onderdeel binnen een door de bevoegde autoriteit vastgestelde termijn, die niet korter dan twee maanden mag zijn, bij dezelfde examencommissie een herexamen doen. Indien de gegadigde niet binnen een jaar voor het herexamen is geslaagd, moet hij opnieuw worden geëxamineerd voor het volledige examenprogramma.

  • 5 De examencommissie deelt aan iedere gegadigde persoonlijk de uitslag van het examen mee. Op verzoek van de gegadigde moet de examencommissie mondeling inlichtingen geven over de door hem gemaakte fouten en kan zij hem tevens het inzien van de examendocumenten toestaan.

Artikel 3.05. Afgifte van het radarpatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Indien de gegadigde voor het examen is geslaagd, geeft de bevoegde autoriteit aan hem het radarpatent af volgens het model van bijlage A4.

  • 2 Het bezit van het radarpatent kan op de schipperspatentkaart met het woord «Radar» worden aangegeven.

  • 3 Op de radarpatenten, bedoeld in artikel 1.04, tweede lid, wordt aangetekend:

    «Alleen geldig voor het voeren van een veerpont tussen ........ en ..........».

  • 4 Is een radarpatent onbruikbaar geworden, verloren gegaan of anderszins in het ongerede geraakt, dan geeft de autoriteit die het heeft afgegeven op aanvraag een vervangend patent af, dat als zodanig is gewaarmerkt. De houder moet ten overstaan van de bevoegde autoriteit het verlies aannemelijk maken. Een onbruikbaar geworden of een teruggevonden patent moet bij de autoriteit die het heeft afgegeven worden ingeleverd of worden overgelegd om ongeldig te te worden verklaard.

Artikel 3.06. Intrekken van het radarpatent

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Het radarpatent kan door de bevoegde autoriteit worden ingetrokken, wanneer de houder bij het voeren van een schip met behulp van radar een voor de scheepvaart gevaar veroorzakende onbekwaamheid aan de dag heeft gelegd. Het radarpatent kan tijdelijk dan wel permanent worden ingetrokken.

Artikel 3.07. Verbod voor de houder van een als gelijkwaardig erkend radargetuigschrift voor het voeren van een schip met radar

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De bevoegde autoriteit of de bevoegde rechter kan de schipper, die houder van een als gelijkwaardig erkend radargetuigschrift is, een tijdelijk of definitief verbod voor het voeren van een schip met radar op de Rijn opleggen, wanneer de houder bij het voeren van een schip een voor de scheepvaart gevaarzettende onbekwaamheid heeft begaan.

  • 2 In geval er geen urgentie is, wordt de beschikking na verhoor van de houder van het bedoelde radargetuigschrift vastgesteld; de autoriteit die dat getuigschrift heeft afgegeven en de CCR worden van het verhoor en van de door de bevoegde autoriteit genomen beslissing in kennis gesteld.

Artikel 3.08. Kosten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Het examen, de afgifte, het vervangen en het omruilen van het radarpatent worden gedaan tegen een redelijke vergoeding van de kosten door de aanvrager. De hoogte van de kosten wordt door de bevoegde autoriteit vastgesteld. Deze kan de kosten geheel of ten dele vanaf het tijdstip van aanvraag vorderen.

Hoofdstuk 4. Overgangsvoorschriften

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 4.01. Geldigheid van bestaande patenten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Patenten, afgegeven overeenkomstig de voorschriften die van toepassing zijn tot aan de inwerkingtreding van dit reglement dan wel waarvan de geldigheid volgens die voorschriften is verlengd, blijven geldig met inachtneming van die voorschriften tot de eerste vernieuwing van het bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid.

  • 2 Artikel 2.19 betreffende de controle van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid is van toepassing op het in het eerste lid bedoelde Rijnschipperspatent, kleine patent en sportpatent, waarbij het anomaalquotiënt bij het kleuronderscheidingsvermogen 0,7 tot 3,0 mag bedragen. De houders van een patent die bij de inwerkingtreding van dit reglement reeds de leeftijd, bedoeld in artikel 2.19, eerste lid, onderdeel a, hebben bereikt moeten hun lichamelijke en geestelijke geschiktheid bij de eerstvolgende voorgeschreven onderzoeksdatum laten controleren. Bij de eerste verlenging van de gebleken lichamelijke en geestelijke geschiktheid wordt aan hun een patent volgens het model van de bijlage A1 afgegeven.

  • 3 De artikelen 2.22 en 2.24 zijn van toepassing op de patenten als bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Diploma's voor het voeren van een schip met radar en radarpatenten afgegeven volgens de voorschriften die van toepassing zijn tot aan de inwerkingtreding van dit reglement, blijven geldig met inachtneming van die voorschriften. Zij kunnen door radarpatenten conform dit reglement worden omgewisseld.

Artikel 4.02. Indeling van de verschillende patenten

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Geldige patenten als bedoeld in artikel 4.01, eerste lid, komen als volgt overeen met de patenten als bedoeld in artikel 1.05, eerste lid:

    De volgende geldige patenten als bedoeld in artikel 4.01, eerste lid

    komen overeen met

    de patenten als bedoeld in artikel 1.05, eerste lid

    Rijnschipperspatent

    Groot patent

    Klein patent

    Klein patent

    Politiebotenpatent

    Overheidspatent

    Douanebotenpatent

    Overheidspatent

    Brandweerbotenpatent

    Overheidspatent

    Sportpatent

    Sportpatent

  • 2 Een geldig patent kan volgens de tabel in het eerste lid worden omgewisseld voor het gelijkwaardige patent voor hetzelfde riviergedeelte.

Artikel 4.03. Berekenen van de vaartijd

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De vaartijd en de reizen op bepaalde riviergedeelten, die vóór de inwerkingtreding van dit reglement zijn gemaakt, worden volgens de normen van de voorafgaande voorschriften berekend.

Bijlage B1

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Minimumeisen ten aanzien van de lichamelijke geschiktheid van gegadigden voor het Rijnpatent

I Gezichtsvermogen:

  • 1. Gezichtsscherpte bij daglicht:

    Met of zonder optische hulpmiddelen, ten minste 0,8 met beide ogen gezamenlijk of met het beste oog. Met één oog zien is toegestaan.

  • 2. Nachtblindheid:

    Alleen in twijfelgevallen te onderzoeken. Mesotest zonder verblinding bij een helderheidsniveau van 0,032 cd/m2, Resultaat: Contrast 1 : 2,7.

  • 3. Gewenning aan de duisternis:

    Alleen in twijfelgevallen te onderzoeken.

    Het resultaat mag niet meer dan een log-eenheid van de normaal kromme afwijken.

  • 4. Gezichtsveld:

    Afwijkingen in het gezichtsveld van het oog met de beste gezichtsscherpte zijn niet toegestaan. In geval van twijfel dient perimetrisch onderzoek verricht te worden.

  • 5. Kleurenonderscheidingsvermogen:

    Het kleurenonderscheidingsvermogen wordt als voldoende beschouwd wanneer de gegadigde voldoet aan de Farnsworth Panel D15 test of een erkende test met kleurplaten. In geval van twijfel onderzoeken met de anomaloscoop, waarbij de Anomaal quotiënt bij een normale trichromasie moet liggen tussen 0,7 en 1,4 of met een andere gelijkwaardige test.

    Erkende kleurplatentests zijn:

    • a. Ishihara volgens de platen 12 tot 14,

    • b. Stilling/Velhagen,

    • c. Boström,

    • d. HRR (resultaat tenminste «mild»),

    • e. TMC (resultaat tenminste «second degree»),

    • f. Holmer-Wright B (Resultaat ten hoogte 8 fouten bij «small»).

  • 6. Motiliteit:

    Onbelemmerde beweeglijkheid van beide ogen; geen dubbelzien.

II Gehoorvermogen:

Het gehoor is als voldoende te beschouwen, indien het gemiddeld gehoorverlies van beide oren bij de frequenties 500, 1000, 2000 en 3000 Hz de waarde van 40 dB(A) niet overschrijdt. Indien de waarde van 40 dB wordt overschreden, is het gehoorvermogen toch als voldoende aan te merken, als de conversatiespraak met een hoortoestel op 2 m met elk oor afzonderlijk duidelijk wordt verstaan.

III Er mogen geen andere bevindingen uit medische keuring aanwezig zijn die de lichamelijke geschiktheid uitsluiten.

Indien de navolgende ziekten of lichamelijke gebreken voorkomen kan dit aanleiding geven tot twijfel aan de lichamelijke geschiktheid van de gegadigde als schipper:

  • 1. Aandoeningen die gepaard gaan met bewustzijn- of evenwichtsstoornissen;

  • 2. Aandoeningen of laesies van het centrale of perifere zenuwstelsel, gepaard gaande met duidelijke functionele stoornissen; in het bijzonder organische aandoeningen van de hersenen of het ruggenmerg en de daarbij optredende restverschijnselen, functionele stoornissen na schedel- of hersenletsel, cerebrale doorbloedingsstoornissen;

  • 3. Geestesziekten;

  • 4. Suikerziekte met niet goed instelbare, aanzienlijke schommelingen van de bloedglucose-waarden;

  • 5. Manifeste endocriene stoornissen;

  • 6. Ernstige aandoeningen van de bloedvormende orgaansystemen;

  • 7. Astmatische bronchitis met aanvallen;

  • 8. Aandoeningen of veranderingen in het hart of de bloedsomloop resulterend in een verminderde belastbaarheid;

  • 9. Aandoeningen of gevolgen na een ongeval, die leiden tot een aanzienlijke bewegingsbeperking, verlies of sterke vermindering van de kracht in een der ledematen die voor de uit te oefenen arbeid van belang zijn;

  • 10. Chronisch alcoholisme, alsmede verslaving aan verdovende middelen, of andere vormen van verslaving.

Bijlage D1

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Examenprogramma

ter verkrijging van een Rijnpatent

Opmerking vooraf:

Soorten patent (kolom 4 tot en met 7)

A - Groot patent

B - Klein patent

C - Sportpatent

D - Overheidspatent

Vereiste kennis (kolom 3)

1 - Gedetailleerde kennis

2 - Basiskennis

1

2

3

4

5

6

7

nr.

Examenstof

 

A

B

C

D

1.

Kennis van de reglementen, gidsen en handboeken

         

1.1

Rijnvaartpolitiereglement 1995

(inclusief de tijdelijke wijzigingen)

         
 

Hoofdstuk 1 tot en met 7, 15

1

x

x

x

x

 

Hoofdstuk 8:

1

x

x

   
 

Hoofdstuk 9, 10, 12, 14 (voor de betreffende riviergedeelten)

1

x

x

x

x

 

Hoofdstuk 11:

1

x

     
             
 

Bijlagen

         
 

3. Optische tekens van schepen

1

x

x

x

x

 

6. Geluidsseinen

1

x

x

x

x

 

7. Verkeerstekens

1

x

x

x

x

 

8. Verkeerstekens ter markering van de vaarweg

1

x

x

x

x

 

10. Olie-afgifteboekje

1

x

x

x

x

             
 

Gidsen/Handboeken

         
 

Marifonie in de binnenvaart

2

x

x

x

x

 

Afvalverwijdering

2

x

x

x

x

             

1.2

Verkeersvoorschriften voor zeescheepvaartwegen als bedoeld in hoofdstuk 10 van het Binnenvaartpolitiereglement

1

x

x

x

 
 

(Optische tekens van schepen, geluidsseinen, verkeerstekens, navigatiehulpmiddelen en betonnings-systemen, vaarregels)

         
             

1.3

Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995

         
 

Opzet en inhoud

2

x

x

x

x

 

Inhoud certificaat van onderzoek

2

x

x

x

x

 

Bemanningsvoorschriften, hoofdstuk 23

1

x

x

 

x

             

1.4

Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR)

         
 

Opzet

2

x

x

 

x

 

Documenten/instructies

2

x

x

 

x

 

Aangeven van de voorgeschreven blauwe kegels/lichten

1

x

x

 

x

 

Opzoeken van operationele voorschriften

2

x

x

 

x

             

1.5

Patentreglement Rijn

         
 

Soorten patent

2

x

x

x

x

 

Criteria voor het intrekken van een patent en voor het opschorten van de geldigheid

1

x

x

x

x

             

1.6

Voorkoming van ongevallen

2

x

x

x

x

             

2.

Nautische kennis en kennis van Riviergedeelten

         
 

(aan de hand van kaarten)

         
             

2.1

Rijn en nevenwateren

2

x

x

x

x

 

(belangrijkste geografische, hydrologische, meteorologische en morfologische kenmerken)

         
             

2.2

Plaatselijke kennis van de gewenste riviergedeelten van de Rijn

         
 

Beschrijving van de vaarweg in de op- en afvaart

1

x

x

x

x

 

Afmetingen van de vaarweg

1

x

x

x

x

             

2.3

Navigatie op zeescheepvaartwegen als bedoeld in hoofdstuk 10 van het Binnenvaartpolitiereglement

2

x

x

x

 
 

(koersbepaling, peilingen en plaatsbepaling, het gebruik van zeekaarten, procedures voor het controleren van het kompas, basiskennis inzake getijdewerking)

         
             

3.

Praktijkkennis

         
 

(Nautische zaken, scheepvaarttechnische zaken, praktische vaardigheden)

         
             

3.1

Voeren van het schip

         
 

Praktijk van het sturen, manoeuvreereigenschappen

2

x

x

x

x

 

Functie van de stuurinrichtingen en de aandrijving

2

x

x

x

x

 

Invloed van stroom, wind en zuiging

2

x

x

x

x

 

Drijfvermogen, stabiliteit en praktisch gebruik daarvan

2

x

x

x

x

 

Ankeren en meren

2

x

x

x

x

             

3.2

Motorenkennis

         
 

Bouw, werking van de motoren, functie van de elektrische inrichtingen

2

x

x

x

x

 

Bediening, bedrijfscontrole

2

x

x

x

x

 

Maatregelen bij bedrijfsstoringen

2

x

x

x

x

             

3.3

Laden en lossen

         
 

Bepalen van het gewicht van de lading aan de hand van de meetbrief

2

x

x

   
 

Gebruik van de diepgangsschaal

2

x

x

   
 

Stuwen van de lading

2

x

x

 

x

             

3.4

Handelen onder bijzondere omstandigheden

         
 

Maatregelen bij schade, eerste hulp, stoppen van lekkage

2

x

x

x

x

 

Bediening van reddingsmiddelen

2

x

x

x

x

 

Bijzonderheden bij schade op zeescheepvaartwegen als bedoeld in hoofdstuk 10 van het Binnenvaartpolitiereglement

2

x

x

x

 
 

Behandeling van afval en voorkomen van verontreiniging van de waterwegen

2

x

x

x

x

 

Informeren van de bevoegde autoriteiten

2

x

x

x

x

 

Brandbestrijding

2

x

x

x

x

Bijlage D2

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Examenprogramma ter verkrijging van een radarpatent

DEEL A

– Theoretisch gedeelte

   

1.

Theorie omtrent radar

1.1

Radiogolven, algemeen

1.2

Voortplantingssnelheid van de radiogolven

1.3

Terugkaatsing van de radiogolven (radarreflectoren)

1.4

Beginsel van de werking van radar

1.5

Kengetallen van radarapparatuur voor de binnenvaart

1.5.1

Frequentie

1.5.2

Zendvermogen

1.5.3

Duur van de zendpuls

1.5.4

Omwentelingen van de antenne

1.5.5

Eigenschappen van de antenne

1.5.6

Beeldscherm (indicatie en bediening)

1.5.7

Beeldschermdoorsnede

1.5.8

Ingesteld bereik

1.5.9

Onderscheiding voor dichtbij

1.5.10

Radiale onderscheiding

1.5.11

Azimuthale onderscheiding

   

2.

Interpretatie van het radarbeeld

2.1

Plaats van de antenne op het beeldscherm; koerslijn

2.2

Vaststellen van ligging, koers en draaiing van het eigen schip

2.3

Bepalen van afstanden en bereik

2.4

Onderscheiden van het gedrag van andere verkeersdeelnemers (stilliggende, tegemoetkomende en in dezelfde richting varende schepen)

2.5

Betekenis van hulpmiddelen en interpretatie van het radarbeeld (koerslijn, afstandsringen, nalichtspoor, decentreren)

2.6

Beperking van informatie verkregen door radar

2.7

Verschillen tussen de gebruikelijke en daglicht radarapparatuur

   

3.

Verstoringen van het radarbeeld

3.1

Storingen die vanuit het eigen schip komen en mogelijke maatregelen tot vermindering daarvan

3.1.1

Uiteenvallen van de antennebundel

3.1.2

Schaduwvorming (blinde sektoren)

3.1.3

Meervoudige reflectie (bijv. in het gebied van de laadruimte)

3.2

Storingen die vanuit de omgeving komen en mogelijke maatregelen tot vermindering daarvan

3.2.1

Storingen door regen of golfslag

3.2.2

Strooivelden (bv. bij bruggen)

3.2.3

Meervoudige reflectie

3.2.4

Schijndoelen

3.2.5

Schaduwvorming (blinde sektoren)

3.2.6

Schaduwvorming

3.3

Verschijningsvorm van de van andere radarapparaten uitgaande storingen en maatregelen tegen het opheffen daarvan

   

4.

Bediening van het radarapparaat

4.1

Tijd nodig voor inwerkingstelling, gereedheid

4.2

Basisinstelling, afstemming

4.3

Afstemming van contrast en helderheid

4.4

Afstemming van de versterking

4.5

Afstemming van de verzwakking en filter

4.6

Beoordeling van de beeldkwaliteit

   

5.

Bochtaanwijzer

5.1

Functioneren

5.2

Gebruiksmogelijkheden

   

6.

Bijzondere politievoorschriften

6.1

Gebruik van marifoon, geluidsseinen en koersafspraken

6.2

Materiële minimum uitrusting van het schip voor het varen met behulp van radar

6.3

Personele minimum bezetting en bevoegdheden voor het varen met behulp van radar

   

DEEL B

– Praktisch gedeelte

   

1.

Voor het vertrek te nemen maatregelen

1.1

Inwerkingstelling, afstemming en controle op het functioneren van het apparaat

1.2

Interpretatie van het radarbeeld

1.3

Taakverdeling aan boord

   

2.

Het varen met behulp van radar

2.1

Varen en keren op stilstaand en stromend water

2.2

In- en uitvaren van een haven of van een smal vaarwater, met afspraken via de marifoon en geluidsseinen

2.3

Ontmoeten en oplopen

2.4

Stoppen op een aangewezen plaats

2.5

Toelichten van het radarbeeld

2.6

Geven van commando’s aan de roerganger

2.7

Gedrag in bijzondere situaties (bijvoorbeeld: gevaarlijke verkeerssituaties of uitval van apparaten)