Regeling superheffing 2008

Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2017 en zichtdatum 01-10-2017.
Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 maart 2008, nr. TRCJZ/2008/798, houdende vaststelling van de Regeling superheffing 2008

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 66 en 78 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU L299);

Voorts gelet op de artikelen 13, 19, 23, 27, en 28 van de Landbouwwet;

Besluit:

Paragraaf 1. Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. minister: Minister van Economische Zaken;

  • b. verordening 1234/2007: verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van de Europese Unie van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PbEU L299);

  • c. commissieverordening: verordening (EG) Nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten (PbEU L94);

  • d. melk, andere zuivelproducten, producent, bedrijf, koper, levering, rechtstreekse verkoop, vermarkting, nationaal quotum, individueel quotum, beschikbaar quotum: hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 65 van verordening 1234/2007;

  • e. heffingsperiode: tijdvak van 12 maanden dat begint op 1 april van ieder kalenderjaar en eindigt op 31 maart van het volgende jaar.

Paragraaf 2. De heffingsgrondslag

Artikel 2

  • 1 De producent die in een heffingsperiode zijn beschikbaar quotum overschrijdt, is de op grond van artikel 78, eerste lid, tweede alinea, van Verordening 1234/2007 geldende heffing verschuldigd.

  • 2 De grondslag voor de berekening van de heffing als bedoeld in het eerste lid is in geval van leveringen de totale hoeveelheid geleverde melk en in geval van rechtstreekse verkoop de totale hoeveelheid gebruikte of overgedragen melk. De hoeveelheid melk, of het equivalent daarvan, wordt bepaald met inachtneming van het bepaalde in de commissieverordening.

Paragraaf 3. Het quotum

Artikel 3

  • 1 Van een natuurlijke of rechtspersoon die over individuele quota beschikt en die gedurende een heffingsperiode geen melk of andere zuivelproducten vermarkt, worden de quota uiterlijk met ingang van 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar aan de nationale reserve toegevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 72, eerste lid, van de verordening 1234/2007.

  • 2 Overeenkomstig het bepaalde in artikel 72, tweede lid, van Verordening 1234/2007, wordt van een producent die minder dan 70 procent van zijn individueel quotum op de markt brengt, met ingang van 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar het ongebruikte quotum geheel aan de nationale reserve toegevoegd.

  • 3 Onder ongebruikt quotum, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan het verschil tussen het individueel quotum van de producent en hetgeen hij op de markt heeft gebracht in de desbetreffende heffingsperiode. Met een eventuele verkleining van het quotum in de betrokken heffingsperiode als gevolg van definitieve overdracht aan een andere producent, wordt bij de toepassing van het bepaalde in het tweede lid rekening gehouden.

Artikel 4

  • 1 De op grond van artikel 3, eerste lid, aan de reserve toegevoegde quota kunnen opnieuw door de minister aan de natuurlijke of rechtspersoon worden toegewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 72, eerste lid, tweede alinea, van verordening 1234/2007.

  • 2 Het op grond van artikel 3, tweede lid, aan de nationale reserve toegevoegde quotum kan opnieuw door de minister aan de producent worden toegewezen op voorwaarde dat hij uiterlijk voor het einde van de tweede heffingsperiode nadat de quota aan de nationale reserve zijn toegevoegd, de vermarkting hervat van ten minste 70 procent van zijn individueel quotum, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

  • 3 Het met ingang van 1 april 2014 op grond van artikel 3, tweede lid, aan de nationale reserve toegevoegde quotum kan opnieuw door de Minister aan de producent worden toegewezen op voorwaarde dat de producent voor 31 maart 2015 de vermarkting hervat van ten minste 70 procent van zijn individueel quotum als bedoeld in artikel 3, tweede lid.

Paragraaf 4. De overdracht van quotum

Artikel 6

  • 1 Overeenkomstig het bepaalde in artikel 73, eerste lid, van verordening 1234/2007 kan een producent in de betrokken heffingsperiode een deel van zijn individueel quotum dat hij niet voornemens is zelf te gebruiken, tijdelijk overdragen aan een andere producent.

  • 2 Voor de tijdelijke overdracht als bedoeld in het eerste lid gelden de volgende voorwaarden:

    • a. een producent draagt minimaal 10.000 kg tijdelijk over;

    • b. een producent kan niet in een heffingsperiode zowel quota tijdelijk overdragen als overgedragen krijgen.

  • 3 De tijdelijke overdracht van een quotum wordt in de betrokken heffingsperiode voor 16 februari gemeld aan de Minister met een door de minister vastgesteld formulier.

  • 4 Een aanspraak op een quotum ontstaat eerst na de registratie door de minister.

Artikel 7

  • 1 De overdracht van een individueel quotum, niet zijnde een geheel bedrijf, geschiedt in samenhang met de overdracht van de voor de melkproductie gebruikte grond als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van verordening 1234/2007, als overeengekomen door betrokken partijen en met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

  • 2 Het over te dragen quotum bedraagt niet meer dan 20.000 kg per hectare grond.

  • 3 Het over te dragen quotum omvat minimaal 20.000 kg. Dit minimum behoeft niet in acht te worden genomen indien het totale quotum van de overdrager minder dan 20.000 kg bedraagt en deze hoeveelheid in zijn geheel wordt overgedragen. Voorts behoeft dit minimum niet in acht te worden genomen bij het eindigen, beëindigen en ontbinden van een pachtovereenkomst, die is goedgekeurd door de grondkamer vóór 1 april 1993.

  • 4 De ingevolge het eerste lid met een quotum over te dragen grond was gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de overdracht daadwerkelijk voor de melkproductie op het betrokken bedrijf in gebruik. Voorts dient de met een quotum over te dragen grond gedurende een periode van één jaar na de overdracht daadwerkelijk voor de melkproductie op het betrokken bedrijf in gebruik te blijven. In geval van beëindiging van een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 15, tweede lid, onder a, c en d, dient de terug over te dragen grond gedurende een periode van één jaar voorafgaande aan de beëindiging van een pachtovereenkomst daadwerkelijk voor de melkproductie op het betrokken bedrijf in gebruik te zijn geweest.

  • 5 Het vorige lid is niet van toepassing ingeval van overdracht krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht.

  • 6 Een producent kan, nadat met betrekking tot enige heffingsperiode een overdracht van een quotum op zijn naam is geregistreerd, niet met betrekking tot dezelfde heffingsperiode als vervreemder een overdracht laten registreren.

Artikel 8

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 7, eerste lid, kan een overdracht van een individueel quotum, niet zijnde een geheel bedrijf, plaatsvinden zonder overdracht van de voor de melkproductie gebruikte grond, als partijen dit overeenkomen en de verkrijger daarbij verklaart dat door deze overdracht van quotum ingevolge artikel 75, eerste lid, onder f, van verordening 1234/2007, de structuur van de melkproductie op het niveau van het bedrijf verbetert of dat deze overdracht bijdraagt tot extensivering van de productie.

  • 2 Een producent kan met toepassing van het eerste lid in een heffingsperiode ten hoogste 10% van zijn individueel quotum, waarover hij bij de aanvang van die heffingsperiode beschikt, overgedragen krijgen, dan wel zoveel meer dat het quotum na overdracht ten hoogste 20.000 kg per hectare voor de melkproductie op het betrokken bedrijf gebruikte grond bedraagt.

  • 4 Een producent die met toepassing van het eerste lid in enige heffingsperiode een quotum heeft overgedragen gekregen kan eerst met ingang van de derde daarop volgende heffingsperiode een quotum overdragen op basis van het eerste lid of van artikel 7, eerste lid.

  • 5 Op aanvraag kan de Minister van het bepaalde in het vierde lid ontheffing verlenen indien naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 9

  • 1 Bij de overdracht van een individueel quotum als bedoeld in artikel 74, eerste lid, van verordening 1234/2007 in het kader van de overdracht van een bedrijf gaat het individueel quotum in zijn geheel over, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

  • 2 Een overdracht van een quotum vindt plaats tot ten hoogste 20.000 kg per hectare overgedragen grond, tenzij:

    • a. het gehele bedrijf wordt verworven door degene die een echtgenoot, kind, afstammeling in de tweede graad, echtgenoot van een kind, echtgenoot van een kleinkind, of een pleegkind is van de vervreemder;

    • b. het gehele bedrijf wordt verworven door een ander dan genoemd in onderdeel a, als ten genoegen van de minister is aangetoond dat het bedrijf in de twee jaren voorafgaande aan de overdracht niet substantieel is verkleind, althans voor zover het de melkveehouderij betreft en als het bedrijf beoordeeld naar de feitelijke bedrijfsvoering als een zelfstandige eenheid ongewijzigd wordt voortgezet. Ter zake van de toepassing van dit onderdeel kunnen nadere regelen worden gesteld door de minister.

  • 3 Onder pleegkind wordt verstaan degene die duurzaam als een eigen kind is verzorgd en opgevoed.

Artikel 10

  • 1 Indien naar het oordeel van de minister een overdracht van grond dan wel het aangaan of beëindigen van een pachtovereenkomst kennelijk uitsluitend tot doel heeft gehad het maximum gesteld in artikel 7, tweede lid, te ontgaan, kan de minister binnen een tijdvak van 3 jaren na overdracht van het quotum, besluiten dat een aanspraak op deze hoeveelheid ter zake van die overdracht geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend, te rekenen vanaf het tijdstip van registratie, met dien verstande dat de niet-erkenning maximaal 12 maanden terugwerkt.

  • 2 Indien een aanspraak ingevolge het eerste lid geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend:

    • a. kan erkenning van de aanspraak op het quotum bij de vervreemder plaatsvinden indien de verkrijger en de vervreemder overeenkomen dat de overdracht van het quotum ongedaan wordt gemaakt met ingang van de datum waarop partijen van deze overeenkomst op een daartoe voorgeschreven formulier bij de minister hebben kennisgegeven;

    • b. kan erkenning van de aanspraak op het quotum bij de verkrijger plaatsvinden, indien alsnog daadwerkelijk voor de melkproductie gebruikte grond aan hem wordt overgedragen overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 met ingang van de datum waarop de betrokken registratie overeenkomstig de procedure van artikel 11 heeft plaatsgevonden.

  • 3 De erkenning als bedoeld in het tweede lid wordt gerelateerd aan de nog niet verstreken periode van de betrokken heffingsperiode.

  • 4 De verkrijger kan op diens verzoek voor het niet erkende deel van het quotum aanspraak maken op een vergoeding van € 0,29 per kilogram quotum. Voor zover deze vergoeding toegekend wordt, is het in het tweede lid bepaalde niet van toepassing. De Minister beslist op het verzoek.

  • 5 Indien bij toepassing van artikel 9, tweede lid, onderdeel b, naar het oordeel van de minister in het tijdvak van drie jaren volgend op de overdracht van het quotum, het bedrijf niet of niet meer als een zelfstandige eenheid ongewijzigd wordt voortgezet, kan de minister besluiten dat een aanspraak op deze hoeveelheid, die het maximum van 20.000 kg per overgedragen hectare te boven gaat, geheel of gedeeltelijk niet meer wordt erkend, te rekenen vanaf het tijdstip van registratie, met dien verstande dat de niet-erkenning maximaal 12 maanden terugwerkt.

Artikel 11

  • 1 Degenen die een quotum op basis van artikel 7, 8 of 9, eerste lid, hebben overgedragen respectievelijk overgedragen gekregen, stellen gezamenlijk nadien de minister in kennis. Daarbij worden de voorgeschreven documenten met betrekking tot de overdracht van het quotum, en in het geval dat overdracht plaatsvindt op basis van artikel 7 of artikel 9, eerste lid, met betrekking tot de overdracht van de bijbehorende grond gevoegd.

  • 2 Er kan eerst een aanspraak op quotum worden gemaakt na de registratie door de minister.

  • 3 Indien een overdracht als bedoeld in de artikelen 7 of 8 na 15 januari in de betrokken heffingsperiode wordt ingediend, wordt de aanspraak op het overgedragen quotum eerst erkend met ingang van de volgende heffingsperiode.

  • 4 Onverminderd het bepaalde in artikel 9, tweede lid, onder a en b, wordt, indien de minister de overdracht van een quotum ter registratie krijgt aangeboden waarbij meer dan 20.000 kg per hectare wordt overgedragen, ten name van de verwerver de overdracht geregistreerd van 20.000 kg per hectare overgedragen grond. Het meerdere wordt aan de nationale reserve toegevoegd. Voor de niet ten name van de verwerver geregistreerde hoeveelheid wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van de daarvoor geldende regeling van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw.

  • 5 De vergoeding, bedoeld in het vierde lid, wordt toegekend aan de vervreemder van de grond, tenzij de betrokken partijen anders overeenkomen. In geval van ontbinding, eindigen dan wel beëindiging van een pachtovereenkomst wordt de vergoeding toegekend aan de verpachter en pachter gezamenlijk ieder voor de helft, tenzij de betrokken partijen anders overeenkomen.

  • 6 Indien in een heffingsperiode de tijdelijke overdracht van een quotum overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 door de minister wordt geregistreerd en nadien in dezelfde periode ten aanzien van de betrokken hoeveelheid een kennisgeving bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid bij de minister wordt aangemeld, wordt de aanspraak op de betrokken hoeveelheid eerst erkend met ingang van de volgende heffingsperiode.

  • 7 Een kennisstelling als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend op een door de minister vastgesteld formulier.

Artikel 12

  • 1 In afwijking van het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9 gaat door overdracht van een bedrijf of grond krachtens erfrecht dan wel huwelijksvermogensrecht een quotum op de rechthebbende over, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen.

  • 2 De Minister wijzigt op verzoek van de rechthebbende of de rechthebbenden aan wie een bedrijf toekomt de registratie van het betrokken quotum.

  • 3 De Minister wijzigt op verzoek van de rechthebbende of de rechthebbenden aan wie gronden toekomen die ten tijde van de overdracht deel uitmaakten van een bedrijf waaraan een quotum was gerelateerd, de registratie van de betrokken hoeveelheid als overeengekomen door de rechthebbenden, op basis van de voor de melkproductie gebruikte oppervlakte.

  • 4 De Minister kan op verzoek de voorgaande leden overeenkomstig toepassen indien sprake is van een andere wijze van overdracht onder algemene titel dan is aangegeven in het eerste lid, dan wel indien sprake is van een overdracht onder bijzondere titel, anders dan in artikel 7, eerste lid, dan wel indien sprake is van in-de-plaatsstelling of medepacht als bedoeld in de artikelen 363, 364 en 366 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 5 Een verzoek wordt gedaan door kennisgeving door de betrokken rechthebbende of de gezamenlijke rechthebbenden aan de minister. Artikel 11, eerste, tweede en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

  • 1 Een aanspraak op een quotum wordt niet erkend indien dat quotum in samenhang met de overdracht van grond, niet zijnde een geheel bedrijf, of een geheel bedrijf wordt verworven door een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Bureau Beheer Landbouwgronden, of door een particuliere natuurbeschermingsorganisatie, tenzij de minister anders beslist voor een daarbij vastgestelde hoeveelheid.

  • 2 In geval van verwerving door een ander publiekrechtelijk lichaam dan het Bureau Beheer Landbouwgronden van grond, niet zijnde een geheel bedrijf, of een geheel bedrijf, wordt een aanspraak op een quotum erkend indien zeker is gesteld dat de overgedragen grond of het overgedragen bedrijf voor landbouwkundige doeleinden in gebruik blijft en indien de grond of het bedrijf samen met het quotum door het publiekrechtelijke lichaam binnen een termijn van ten hoogste 6 maanden na de overdracht wordt overgedragen aan één of meer producenten.

Artikel 14

  • 1 In afwijking van het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 9 kan ingeval van verplaatsing van een geheel bedrijf, het op het oude bedrijf beschikbaar quotum worden meegenomen naar het nieuwe bedrijf.

  • 2 Het ingevolge het eerste lid te verplaatsen bedrijf dient gedurende een periode van één jaar voorafgaand aan de verplaatsing daadwerkelijk in gebruik te zijn geweest voor de melkproductie. Voorts dient het nieuwe bedrijf gedurende een periode van één jaar na de verplaatsing daadwerkelijk voor de melkproductie in gebruik te blijven.

Artikel 15

  • 1 Onder overdracht wordt verstaan:

    • a. overdracht in eigendom;

    • b. een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 311 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek betreffende los land hetwelk groter is dan één hectare of een hoeve geldend voor de duur van meer dan één jaar;

    • c. een schriftelijke pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 311 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek betreffende los land hetwelk niet groter is dan één hectare, geldend voor de duur van meer dan één jaar;

    • d. een door de grondkamer geregistreerde pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 396, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, geldend voor de duur van meer dan één jaar doch voor ten hoogste twee jaar;

    • e. overdracht ingevolge vestiging, overdracht of tenietgaan van het recht van erfpacht of het recht van vruchtgebruik.

  • 3 Voor het tijdstip van overdracht van het quotum is bepalend:

    • a. de inschrijving van de desbetreffende akte in de in artikel 89 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde openbare registers met dien verstande dat in het geval van het tenietgaan van het recht van erfpacht of van het recht van vruchtgebruik het tijdstip van het tenietgaan in aanmerking wordt genomen;

    • b. de ingangsdatum van de pachtovereenkomst dan wel de datum waarop de betrokken partijen de pachtovereenkomst schriftelijk zijn aangegaan, voor zover deze na de ingangsdatum ligt;

    • c. in geval van een overdracht op basis van artikel 8, eerste lid: de datum waarop de betrokken partijen het formulier, bedoeld in artikel 11, eerste lid, hebben ondertekend.

Paragraaf 5. Verplichtingen voor de producent en de koper

Artikel 16

  • 1 De producent die melk of andere zuivelproducten rechtstreeks heeft verkocht of overgedragen doet bij de minister tijdig aangifte overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, eerste en tweede lid, van de commissieverordening.

  • 2 De producent met een beschikbaar quotum voor rechtstreekse verkoop doet tevens in geval hij geen melk of andere zuivelproducten heeft verkocht of overgedragen, aangifte, als bedoeld in het eerste lid, bij de minister.

  • 3 Indien de producent de in het eerste of tweede lid bedoelde aangifte niet voor 15 mei heeft gedaan of een onjuiste aangifte heeft ingediend, legt de minister aan de producent de sanctie als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de commissieverordening, op, behoudens in geval artikel 11, vijfde lid, van de commissieverordening van toepassing is.

  • 4 Indien op 1 juli geen aangifte is ontvangen door de minister, voegt de minister, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, vierde lid, van de commissieverordening het quotum voor rechtstreekse verkoop van de producent aan de nationale reserve toe, behoudens in geval artikel 11, vijfde lid, van de commissieverordening van toepassing is.

Artikel 17

  • 1 De koper doet bij de minister tijdig aangifte overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, eerste en tweede lid, van de commissieverordening.

  • 3 Indien geen aangifte is ontvangen op 15 mei respectievelijk op 1 juli, is de koper het bedrag, berekend overeenkomstig artikel 8, derde lid, van de commissieverordening verschuldigd, onderscheidenlijk wordt de erkenning van de koper ingetrokken door de minister overeenkomstig het bepaalde in artikel 8, vierde lid, van de commissieverordening, behoudens in geval artikel 8, vijfde lid, van de commissieverordening van toepassing is.

Artikel 18

  • 1 Overeenkomstig het bepaalde in artikel 81 van verordening 1234/2007 is de koper verantwoordelijk voor de inning van de heffingen en de afdracht ervan aan de minister.

  • 2 Indien tijdens een heffingsperiode blijkt dat een producent zijn beschikbaar quotum overschrijdt, kan de koper op grond van het bepaalde in artikel 81, derde lid, van verordening 1234/2007 per 100 kilogram melk ten hoogste het bedrag als bedoeld in artikel 78, eerste lid, tweede alinea, van verordening 1234/2007 inhouden op de te betalen melkprijs.

  • 3 De producent die aan een andere koper gaat leveren of die aan meer dan een koper levert, informeert de Minister hierover voor 16 februari in de betrokken heffingsperiode door middel van het door de minister vastgesteld formulier.

Artikel 19

  • 1 Een koper is verplicht een administratie te voeren in overeenstemming met het bepaalde in artikel 23, tweede lid, en artikel 24, tweede, derde en vierde lid, van de commissieverordening.

  • 2 Een producent voert een administratie in overeenstemming met het bepaalde in artikel 24, vijfde respectievelijk zesde lid, van de commissieverordening.

Artikel 19a

  • 1 De koper die gedurende de lopende heffingsperiode melk geleverd krijgt door een producent die zijn bij de desbetreffende koper beschikbare quotum met meer dan 100.000 kilogram heeft overschreden, stelt onder vermelding van de naam en het adres van de desbetreffende producent de minister hiervan in kennis binnen 5 werkdagen na de eerste levering waarbij het quotum van de desbetreffende producent met 100.000 kilogram is overschreden.

  • 2 De Minister kan de koper verplichten dat ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde producent de inhoudingen op de te betalen melkprijs, zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid, worden verricht.

  • 3 De Minister kan besluiten dat de koper ter zekerstelling van de correcte inning van de superheffing het bedrag ter hoogte van de inhoudingen die op grond van het tweede lid zijn verricht, maandelijks afdraagt aan de minister als voorschot op de betalingen van de heffingen, bedoeld in artikel 23.

  • 4 In afwijking van het derde lid kan de koper in plaats van de maandelijkse afdracht, bedoeld in het derde lid, te verrichten een bankgarantie stellen ter hoogte van op grond van het derde lid verschuldigde bedrag. In voorkomend geval wordt de bankgarantie maandelijks verhoogd.

Artikel 20

  • 1 Het is een producent verboden melk te leveren aan een niet-erkende koper.

  • 2 Het is een producent verboden melk of andere zuivelproducten van zijn bedrijf te vermarkten anders dan op eigen naam.

  • 3 Het is een koper verboden melk geleverd te krijgen, tenzij hij door de minister is erkend als koper.

Artikel 21

  • 1 Overeenkomstig het bepaalde in artikel 23, eerste lid, van de commissieverordening, erkent de minister op verzoek een koper die actief is op Nederlands grondgebied, die voldoet aan het bepaalde in de artikel 23, tweede lid, van de commissieverordening en

    • a. die is ingeschreven in het handelsregister in de zin van artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007;

    • b. die zich ertoe verbindt het vetgehalte van de melk te laten vaststellen en het vervoer van melk door middel van daartoe gebruikelijke transportmiddelen te laten verrichten, die de mogelijkheid bieden om de hoeveelheid, de herkomst en de bestemming van de getransporteerde melk vast te stellen;

    • c. waarvan de bestuurders in een periode van vijf jaren, voorafgaand aan de erkenning van de koper, geen bestuurder zijn geweest van een koper waarvan de erkenning is ingetrokken, ten aanzien waarvan surseance van betaling is verleend of die in staat van faillissement is verklaard;

    • d. waarvan de eigenaar of eigenaren in een periode van vijf jaren, voorafgaand aan de erkenning van de koper, geen eigenaar of mede-eigenaar zijn geweest van een koper waarvan de erkenning is ingetrokken, ten aanzien waarvan surseance van betaling is verleend of die in staat van faillissement is verklaard.

  • 2 Een verzoek tot erkenning als koper wordt ingediend voor 1 september.

  • 3 De Minister trekt de erkenning van de koper in, indien:

    • a. de koper niet meer voldoet aan de eisen, gesteld in het eerste lid;

    • b. de koper in gebreke blijft met de inning van door producenten verschuldigde heffingen als bedoeld in artikel 81 van verordening 1234/2007;

    • c. de koper niet zijn administratie overeenkomstig het bepaalde in artikel 24, tweede, derde of vierde lid, van de commissieverordening voortdurend bijwerkt;

    • d. de koper niet op 1 juli zijn aangifte heeft ingediend. Artikel 8, vierde lid, van de commissieverordening is van toepassing;

    • e. de in artikel 23, derde lid, van de commissieverordening bedoelde gevallen zich voordoen, behoudens in geval artikel 23, vierde lid, van de commissieverordening van toepassing is.

  • 4 De Minister kan bepalen dat de intrekking van de erkenning, bedoeld in het derde lid, met betrekking tot de producenten die aan de desbetreffende koper leveren op het moment dat dit besluit wordt genomen, van kracht wordt met ingang van de volgende heffingsperiode.

  • 5 In afwijking van het derde lid kan de minister in het geval van een situatie zoals bedoeld in het derde lid, onderdeel b, aan de erkenning van een koper de voorwaarde verbinden dat de inhoudingen op de te betalen melkprijs, zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid, worden verricht. Indien de minister deze aanvullende voorwaarde stelt, is artikel 19a, derde en vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend met een door de minister vastgesteld formulier.

Paragraaf 5a. Verstrekking van aanvullende gegevens door producent en koper

Artikel 21a

  • 1 Een koper doet voor 15 mei opgave aan de Minister ten aanzien van de in de afgelopen heffingsperiode van producenten ontvangen melk en vermeldt daarbij:

    • a. het totaal van de feitelijk geleverde hoeveelheden melk;

    • b. het gemiddelde vetgehalte van het totaal van de feitelijk geleverde hoeveelheden melk;

    • c. het totaal van de toegedeelde kilogrammen melk en vet waarover de producenten beschikken;

    • d. het totaal van de hoeveelheden melk, na correctie per producent, van de feitelijk geleverde hoeveelheden melk op grond van de vergelijking van het geconstateerde gemiddelde vetgehalte met het voor de producent geldende representatieve vetgehalte;

    • e. de per producent geleverde hoeveelheden melk, onderscheiden naar:

      • 1°. de feitelijk geleverde hoeveelheden melk, in totaal en per maand;

      • 2°. de hoeveelheid vet van die melk, in totaal en per maand, en

      • 3°. de hoeveelheden melk, na correctie van de feitelijk geleverde hoeveelheden melk op grond van de vergelijking van het geconstateerde gemiddelde vetgehalte met het voor de producent geldende representatieve vetgehalte, en

    • f. de naam, het adres en het relatienummer, bedoeld in artikel 1, onderdeel hh, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, van de producent.

  • 2 De koper doet ten aanzien van in de heffingsperiode van anderen dan producenten ontvangen melk desgevraagd opgave aan de minister van:

    • a. de, per leverancier, aan de koper geleverde hoeveelheden melk, alsmede de hoeveelheid vet van die melk onder vermelding van naam en adres van de leverancier, of

    • b. het totaal van de door anderen dan de producenten aan de koper geleverde hoeveelheden melk en de totale hoeveelheid vet van die melk.

  • 3 De koper doet opgave als bedoeld in het eerste lid met behulp van het door de minister vastgesteld formulier.

Artikel 21b

De producent die in een heffingsperiode hoeveelheden melk of andere zuivelproducten rechtstreeks verkoopt of overdraagt doet daarover voor 15 mei van het daaropvolgende jaar opgave aan de minister met behulp van het door de minister vastgesteld formulier.

Paragraaf 5b. Vaststelling van de gebruikte melk bij rechtstreekse verkoop

Artikel 21c

  • 1 Het melkequivalent van room en boter wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 12, eerste lid, onderdelen a en b, van de commissieverordening.

  • 2 Voor de vaststelling van het melkequivalent van kaas wordt 1 kg kaas gelijkgesteld met 9,5 kg melk. Rekening houdend met het drogestofgehalte en het vetgehalte van de betrokken kaassoort kan een lagere factor dan 9,5 worden gehanteerd, indien de producent aantoont dat voor de bereiding van die kaassoort een lagere hoeveelheid melk wordt gebruikt. Dit geldt niet, indien de kaas is bereid uit melk waaraan vet is onttrokken en het betrokken melkvet bij de vaststelling van de grondslag voor de eventuele heffing niet is meegeteld.

  • 3 Voor de vaststelling van het melkequivalent van andere zuivelproducten dan bedoeld in het eerste en tweede lid wordt:

    • a. indien het yoghurt, pap, vla en andere vloeibare zuivelproducten betreft, de factor 1 gehanteerd, en

    • b. indien het kwark betreft, de factor 3 gehanteerd.

  • 4 Indien de in het derde lid bedoelde producten zijn bereid uit melk waaraan melkvet is onttrokken en het betrokken melkvet bij de vaststelling van de grondslag voor de eventuele heffing is meegeteld, wordt met inachtneming hiervan een lagere hoeveelheid vastgesteld.

  • 5 Indien de in het derde lid bedoelde producten zijn bereid uit melk waaraan melkvet is toegevoegd, en het betrokken melkvet bij de vaststelling van de grondslag voor de eventuele heffing niet is meegeteld, wordt met inachtneming hiervan een hogere hoeveelheid vastgesteld.

Paragraaf 5c. Vaststelling van hoeveelheden melk en vet en van superheffing bij leveringen

Artikel 21d

De koper stelt de in artikel 21a bedoelde hoeveelheden melk en het in artikel 21a bedoelde vetgehalte vast overeenkomstig hoofdstuk 2, paragraaf 2.8, van de Regeling dierlijke producten, of op grond van een andere methodiek die naar het oordeel van de minister voldoende waarborgen biedt voor een nauwkeurige vaststelling.

Artikel 21e

  • 1 De koper zendt aan de producent die superheffing is verschuldigd, een nota waarop het bedrag is vermeld dat wordt ingehouden ingevolge artikel 18.

  • 2 Op de nota worden tevens de gegevens vermeld op basis waarvan het te innen bedrag is berekend.

Paragraaf 6. Vaststelling, oplegging en inning van de heffing

Artikel 22

De Minister herverdeelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 80, derde lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 83, eerste lid, van verordening 1234/2007 het ongebruikte deel van het nationaal quotum voor leveringen onderscheidenlijk rechtstreekse verkoop over de betrokken producenten die op grond van artikel 2, eerste lid, een heffing verschuldigd zijn, naar evenredigheid van het individueel quotum van elke producent.

Artikel 23

  • 1 De producent, respectievelijk de koper draagt de door hem verschuldigde heffingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de commissieverordening vóór 1 oktober af aan de minister.

  • 2 Bij afdracht na 1 oktober is de producent respectievelijk de koper de rente als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de commissieverordening verschuldigd aan de minister.

  • 3 In het geval van een zekerstelling als bedoeld in artikel 19a, derde lid, wordt het bedrag van de zekerstelling, inclusief de berekende rente over de als zekerstelling betaalde bedragen tot de datum bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de commissieverordening, en verminderd met de door de koper verschuldigde heffing, terugbetaald aan de desbetreffende koper dan wel verrekend met bestaande vorderingen die de minister op de desbetreffende koper heeft.

  • 4 De rente bedoeld in het derde lid wordt berekend tegen het rentetarief bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de commissieverordening.

Artikel 24

Voor de uitvoering van deze regeling en met name voor de vaststelling en oplegging van de heffingen, bedoeld in artikel 2, wordt geen rekening gehouden met rechtshandelingen waarvan op grond van bepaalde feiten en omstandigheden kan worden aangenomen dat zij geen wezenlijke verandering van feitelijke verhoudingen ten doel hebben gehad, of dat die rechtshandelingen achterwege zouden zijn gebleven indien daarmede niet de vaststelling of oplegging van de heffing voor het vervolg geheel of ten dele onmogelijk zou worden gemaakt.

Artikel 25

  • 1 De Minister stelt ambtshalve door de producent gebruikte hoeveelheid melk vast op basis van het aantal door de producent gehouden koeien en de gemiddelde melkgift van de kudde, in het in artikel 12, tweede lid, van de commissieverordening bedoelde geval.

  • 2 De Minister beslist op verzoeken tot omzetting van quotum als bedoeld in artikel 3 van de commissieverordening.

  • 3 De Minister administreert de beschikbare quota van iedere producent, alsmede iedere wijziging of omzetting daarvan, inclusief het vetgehalte als bedoeld in artikel 70 van verordening 1234/2007 en informeert iedere producent omtrent de status van zijn individuele respectievelijk beschikbare quota overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de commissieverordening.

  • 4 Een verzoek als bedoeld in het tweede lid dat strekt tot permanente omzetting wordt ingediend voor 1 januari in de betrokken heffingsperiode.

  • 5 Een verzoek als bedoeld in het tweede lid dat strekt tot tijdelijke omzetting wordt ingediend voor 16 februari in de betrokken heffingsperiode.

  • 6 Een producent kan in de heffingsperiode maximaal 30.000 kg quotum tijdelijk omzetten.

  • 7 Een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt ingediend met de door de minister vastgestelde formulieren.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 26

De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in Deel II, Titel I, Hoofdstuk III, Sectie III, van verordening 1234/2007 en de commissieverordening en is belast met de vaststelling, berekening en invordering van verschuldigde heffingen.

Artikel 26a

  • 1 De op 31 december 2014 aanhangige opgaven, aanvragen of verzoeken die zijn ingediend op grond van de Regeling superheffing 2008 en de Zuivelverordening uitvoering Regeling superheffing 2008 worden met ingang van 1 januari 2014 behandeld door de minister met inachtneming van de termijn die op dat tijdstip is verstreken sinds het tijdstip van indiening van de melding, de aanvraag of het verzoek.

  • 2 Besluiten, niet inhoudende een algemeen verbindend voorschrift, een beslissing op bezwaar of een beslissing op een beroep, genomen op grond van de Zuivelverordening uitvoering Regeling superheffing 2008 door het Productschap Zuivel, die golden op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, worden met ingang van 1 januari 2014 geacht te zijn genomen door de minister op grond van deze regeling.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg