Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2012. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-12-2015.
Geldend van 25-01-2014 t/m heden

Wet van 7 februari 2008, houdende regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ten behoeve van zorgvuldig graven in de ondergrond wenselijk is te voorzien in betere informatie-uitwisseling betreffende de ligging van netten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken;

    • b. Dienst: de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;

    • c. graafwerkzaamheden: het mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond;

    • d. graaflocatie: de locatie waar graafwerkzaamheden worden verricht;

    • e. net: een ondergrondse kabel of leiding, daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie;

    • f. opdrachtgever: degene die opdracht geeft tot het uitvoeren van een werk waarbij graafwerkzaamheden worden verricht;

    • g. grondroerder: degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht;

    • h. beheerder: degene die als natuurlijk persoon handelende in de uitoefening van een beroep of een bedrijf dan wel als rechtspersoon een net beheert;

    • i. registratiemelding: de melding van de beheerder, bedoeld in artikel 6, tweede lid, dan wel artikel 45, eerste lid;

    • j. beheerpolygoon: de weergave door een beheerder van een aaneengesloten gebied, waarbinnen hij een of meer netten beheert;

    • k. oriëntatieverzoek: het verzoek aan de Dienst om gebiedsinformatie, bedoeld in artikel 7, eerste onderscheidenlijk tweede lid;

    • l. oriëntatiepolygoon: de weergave door een opdrachtgever, grondroerder of bestuursorgaan van een aangesloten gebied, ten aanzien waarvan deze met het oog op een belang als bedoeld in artikel 7, eerste of tweede lid, om gebiedsinformatie verzoekt;

    • m. graafmelding: de melding aan de Dienst van voorgenomen graafwerkzaamheden, bedoeld in artikel 8, eerste lid;

    • n. graafpolygoon: de weergave door een grondroerder van het gebied, waarbinnen de graaflocatie zich bevindt;

    • o. graafbericht: het bericht van de Dienst, bedoeld in artikel 9, onder b;

    • p. liggingsgegevens: de gegevens omtrent de ligging van een net binnen de betrokken oriëntatiepolygoon dan wel graafpolygoon;

    • q. net met gevaarlijke inhoud: een buisleiding die behoort tot een krachtens artikel 12.12, tweede lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie;

    • r. gebiedsinformatie: het geheel van informatie dat door beheerders, ingevolge artikel 10, eerste lid, aan de Dienst is verstrekt over de betrokken oriëntatiepolygoon dan wel graafpolygoon.

  • 2 Onder net als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt niet begrepen de niet met andere kabels of leidingen samengebonden delen van kabels of leidingen die een verbinding vormen tussen een net dat naar zijn aard voor aansluiting van huishoudens wordt opengesteld, en één onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdeel a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken.

Hoofdstuk 2. Preventie van graafschade

Artikel 2

  • 1 De opdrachtgever draagt er zorg voor dat de graafwerkzaamheden waartoe hij opdracht geeft, op zorgvuldige wijze kunnen worden verricht.

  • 2 De grondroerder verricht de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze.

  • 3 Ter uitvoering van het tweede lid zorgt de grondroerder ten minste dat:

    • a. vóór aanvang van de graafwerkzaamheden een graafmelding is gedaan,

    • b. onderzoek is verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie, en

    • c. op de graaflocatie de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie aanwezig is.

Artikel 3

  • 1 De aanleg, de instandhouding en de opruiming van netten door een beheerder geschieden op zodanige wijze dat het beheer van andere netten niet in gevaar wordt gebracht of zonder noodzaak wordt bemoeilijkt.

  • 2 De beheerder die in strijd handelt met het eerste lid, neemt op eigen kosten maatregelen ten aanzien van het betreffende onderdeel van zijn net, waaronder zonodig het verplaatsen daarvan, om aan de strijdigheid onverwijld een einde te maken.

Hoofdstuk 3. Elektronisch informatiesysteem

Artikel 4

Er is een elektronisch informatiesysteem waarmee informatie tussen beheerders enerzijds en opdrachtgevers, grondroerders en bestuursorganen anderzijds wordt uitgewisseld.

Artikel 5

  • 1 De Dienst is belast met het beheer van het elektronische informatiesysteem.

  • 2 De Dienst verstrekt op verzoek via het elektronische informatiesysteem gebiedsinformatie aan:

    • a. opdrachtgevers en grondroerders ten behoeve van het voorbereiden van graafwerkzaamheden en het op zorgvuldige wijze verrichten van graafwerkzaamheden;

    • b. bestuursorganen voor zover deze gebiedsinformatie noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak.

Artikel 6

  • 1 Ten behoeve van de informatie-uitwisseling over ondergrondse netten registreert de Dienst de beheerpolygonen.

  • 2 Degene die

    • a. een net gaat beheren dat niet ligt binnen een door de Dienst op zijn naam geregistreerde beheerpolygoon, of

    • b. niet langer een net zal beheren dat ligt binnen een door de Dienst op zijn naam geregistreerde beheerpolygoon of deel daarvan,

    geeft dit ten minste twintig werkdagen voor aanvang van de wijziging in het beheer van het betreffende net door aan de Dienst, zo nodig onder opgave van de gewijzigde beheerpolygoon.

Hoofdstuk 4. Informatie-uitwisseling ten behoeve van graafwerkzaamheden

Artikel 7

  • 1 Een opdrachtgever of een grondroerder kan de Dienst om gebiedsinformatie verzoeken ten behoeve van het voorbereiden van graafwerkzaamheden.

  • 2 Een bestuursorgaan kan de Dienst om gebiedsinformatie verzoeken voor zover deze informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de hem opgedragen taak.

  • 3 Bij het oriëntatieverzoek geeft de opdrachtgever, de grondroerder of het bestuursorgaan een oriëntatiepolygoon op.

Artikel 8

  • 1 Een grondroerder meldt het voornemen tot het verrichten van graafwerkzaamheden aan de Dienst ten hoogste twintig werkdagen voorafgaande aan de aanvang van die graafwerkzaamheden.

  • 2 Bij de graafmelding geeft de grondroerder een graafpolygoon op.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing, indien de graafwerkzaamheden ten hoogste een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen diepgang hebben en uitgevoerd zullen worden in grond die in eigendom of beheer is van de grondroerder en hij weet dat sinds de voorafgaande graafmelding de ligging van de netten in deze grond niet is veranderd.

Artikel 8a

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 9

Na ontvangst van een oriëntatieverzoek of graafmelding:

  • a. verstrekt de Dienst aan degene die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft gedaan onverwijld een ontvangstbevestiging;

  • b. bericht de Dienst hierover onverwijld onder vermelding van de oriëntatiepolygoon of graafpolygoon alle beheerders wier beheerpolygoon geheel of gedeeltelijk samenvalt met deze oriëntatiepolygoon onderscheidenlijk graafpolygoon.

Artikel 10

  • 1 Onverwijld doch uiterlijk binnen één werkdag na verzending van een graafbericht verstrekt een beheerder via het elektronische informatiesysteem in ieder geval de volgende informatie aan de Dienst:

    • a. de liggingsgegevens,

    • b. de relevante eigenschappen van zijn net binnen de betreffende oriëntatiepolygoon dan wel graafpolygoon,

    • c. in voorkomend geval welke voorzorgsmaatregelen als bedoeld in artikel 13, eerste of tweede lid, zullen worden getroffen, en

    • d. zijn contactgegevens.

  • 2 Indien een beheerder de termijn, genoemd in het eerste lid, overschrijdt, doet de Dienst daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister.

Artikel 11

  • 1 De Dienst verstrekt gebiedsinformatie via het elektronische informatiesysteem onverwijld na ontvangst van alle informatie als bedoeld in artikel 10, doch uiterlijk binnen twee werkdagen na verzending van het graafbericht, aan degene die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft gedaan.

  • 2 Indien degene die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft gedaan geen gebruik maakt van het elektronische informatiesysteem, verstrekt de Dienst gebiedsinformatie op andere wijze onverwijld na ontvangst van alle vereiste informatie, doch uiterlijk binnen drie werkdagen na verzending van het graafbericht.

  • 3 Indien de Dienst niet binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, van alle beheerders de ingevolge artikel 10, eerste lid, vereiste informatie heeft ontvangen, doet de Dienst daarvan mededeling bij het verstrekken van de gebiedsinformatie.

Artikel 12

Onze Minister kan voor de situatie dat graafmeldingen die betrekking hebben op graafwerkzaamheden als bedoeld in artikel 8, derde lid, gezamenlijk worden gedaan door tussenkomst van een door Onze Minister aan te wijzen organisatie, bij regeling vrijstelling verlenen van de verplichtingen ten aanzien van de termijnen, bepaald in de artikelen 8, eerste lid, 9, 10, eerste lid, en 11, eerste lid. De vrijstelling kan onder beperkingen worden verleend.

Artikel 13

  • 1 De beheerder van een net met gevaarlijke inhoud treft voorzorgsmaatregelen voordat een grondroerder graafwerkzaamheden in de omgeving daarvan verricht. Deze voorzorgsmaatregelen betreffen in ieder geval de aanwijzing ter plaatse van de exacte ligging van dat net door de beheerder.

  • 2 De beheerder van een net met een grote waarde kan voorzorgsmaatregelen treffen voordat een grondroerder graafwerkzaamheden in de omgeving daarvan verricht.

  • 3 Indien de beheerder heeft aangegeven dat hij voorzorgsmaatregelen treft, vangt de grondroerder de graafwerkzaamheden niet aan dan nadat de beheerder deze voorzorgsmaatregelen heeft getroffen.

  • 4 De beheerder treft de voorzorgsmaatregelen binnen drie werkdagen nadat de grondroerder contact met hem heeft opgenomen, tenzij hij in overleg met de grondroerder andere afspraken maakt.

  • 5 Indien een beheerder voorzorgsmaatregelen treft, treft de grondroerder eveneens de nodige voorzorgsmaatregelen. Hij legt deze schriftelijk vast en brengt deze voor aanvang van de graafwerkzaamheden ter kennis van de betrokken beheerder.

Artikel 14

Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan ter voorkoming van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht of om op voorhand de gevolgen daarvan te beperken aan de Dienst alle nodige aanwijzingen geven ten aanzien van de informatie-uitwisseling.

Artikel 15

  • 1 De beheerder rapporteert aan de Dienst telkens in januari het aantal schadegevallen als gevolg van graafwerkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

Artikel 16

De grondroerder meldt schade aan een net als gevolg van zijn graafwerkzaamheden onverwijld aan de beheerder van het beschadigde net.

Artikel 17

  • 1 Indien de ligging van een net afwijkt van de liggingsgegevens die aan de grondroerder zijn verstrekt, meldt de grondroerder dit onverwijld bij de Dienst.

  • 2 Van de melding, bedoeld in het eerste lid, doet de Dienst onverwijld mededeling aan de betrokken beheerder.

  • 3 De beheerder treft binnen dertig werkdagen na ontvangst van de mededeling, bedoeld in het tweede lid, de als gevolg van de melding, bedoeld in het eerste lid, noodzakelijke maatregelen.

Artikel 18

  • 1 Indien de grondroerder een net aantreft dat niet in de door de Dienst verstrekte liggingsgegevens is vermeld of waarvan niet duidelijk is wie de beheerder is, meldt de grondroerder dit onverwijld bij de Dienst.

  • 2 De Dienst bericht onverwijld alle beheerders wier beheerpolygoon geheel of gedeeltelijk samenvalt met de graafpolygoon en de bij ministeriële regeling te bepalen beheerders dat er een net is aangetroffen, waarover geen liggingsgegevens zijn verstrekt als bedoeld in artikel 10.

  • 3 Indien er een beheerder van het net is, meldt deze zich onverwijld bij de Dienst.

  • 4 Indien de Dienst niet binnen tien werkdagen na het bericht, bedoeld in het tweede lid, een melding als bedoeld in het derde lid ontvangt:

    • a. geeft de Dienst de met betrekking tot dat net bekende gegevens door aan de gemeente in welker grondgebied dat net zich bevindt;

    • b. registreert de Dienst de globale ligging van de met betrekking tot dat net bekende gegevens als polygoon.

  • 5 Voor de toepassing van artikel 9 wordt de gemeente, bedoeld in het vierde lid, gelijkgesteld met een beheerder.

Artikel 19

Op een gemeente die gegevens heeft ontvangen door toepassing van artikel 18, vierde lid, zijn de artikelen 10 en 17, tweede lid, van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de gemeente de met betrekking tot dat net bekende gegevens verstrekt, met inbegrip van eventuele correcties ingevolge artikel 17, tweede lid.

Artikel 20

De Dienst bewaart gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode gegevens over de uitvoering van de artikelen 6, tweede lid, 7, 8, eerste en tweede lid, 9, 10, 11, 12, onderdeel b, 15, eerste lid, 17, eerste en tweede lid, 18, 45, eerste lid, 46, vierde lid, en 47, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b en c.

Hoofdstuk 5. Nadere regelgeving

Artikel 21

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over:

    • a. de informatie die op grond van artikel 10 wordt verstrekt, waarbij voor verschillende categorieën netten verschillende regels kunnen worden gesteld, en de wijze waarop die informatie wordt verstrekt;

    • b. de toegang tot en de aansluiting op het informatiesysteem;

    • c. beheerpolygonen, oriëntatiepolygonen en graafpolygonen.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de situatie dat vanwege de door een calamiteit geboden spoed niet aan artikel 2, eerste en derde lid, kan worden voldaan dan wel de in hoofdstuk 4 beschreven procedure kan worden gevolgd, waarbij voor zover nodig van dat artikel onderscheidenlijk de bepalingen van dat hoofdstuk kan worden afgeweken.

  • 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over:

Artikel 22

  • 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de gebiedsinformatie die op grond van artikel 11 aan de grondroerder wordt verstrekt, waarbij voor verschillende categorieën graafwerkzaamheden verschillende regels kunnen worden gesteld, en de wijze waarop die gebiedsinformatie wordt verstrekt.

  • 2 Bij regeling van het bestuur van de Dienst worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de registratie van beheerders, bedoeld in artikel 6, eerste lid, plaatsvindt.

  • 3 Bij regeling van het bestuur van de Dienst kunnen regels worden gesteld omtrent de tijden gedurende welke oriëntatieverzoeken en graafmeldingen kunnen worden gedaan.

Artikel 23

Bij algemene maatregel van bestuur worden:

  • a. de gebieden aangewezen ten aanzien waarvan om veiligheidsredenen kan worden afgeweken van de voorschriften gesteld bij of krachtens hoofdstuk 4;

  • b. regels gesteld over de informatie-uitwisseling in de gebieden, bedoeld onder a.

Hoofdstuk 6. Handhaving

Artikel 24

  • 2 Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant.

Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 44

Deze wet laat onverlet dat de gemeenteraad in het belang van de openbare orde en veiligheid bij verordening voorschriften kan geven omtrent het verrichten van graafwerkzaamheden, waaronder het binden van graafwerkzaamheden aan het hebben van een vergunning.

Artikel 45

Binnen drie maanden na inwerkingtreding van artikel 6, eerste lid, geeft een beheerder zijn beheerpolygoon of beheerpolygonen aan de Dienst op.

Artikel 46

  • 1 Tot het moment van inwerkingtreding van artikel 5, eerste lid, is de Dienst belast met de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten.

  • 3 In afwijking van de artikelen 10, en 12, onderdeel b, kunnen tot het moment van inwerkingtreding van artikel 5, eerste lid, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over het aanleveren van informatie door beheerders. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a. welke informatie wordt verstrekt;

    • b. aan wie de informatie wordt verstrekt;

    • c. de wijze waarop de informatie wordt verstrekt;

    • d. de termijnen waarbinnen deze informatie wordt verstrekt.

  • 4 In afwijking van artikel 15 rapporteren de beheerders gedurende vier jaar na inwerkingtreding van dit artikel in de maanden januari en juli het aantal schadegevallen als gevolg van graafwerkzaamheden in de voorafgaande zes maanden.

Artikel 47

In afwijking van artikel 11, eerste en tweede lid, kunnen tot het moment van inwerkingtreding van artikel 5, eerste lid, bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het aanleveren van informatie door de Dienst aan degene, die een oriëntatieverzoek of een graafmelding heeft gedaan. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

  • a. welke informatie wordt verstrekt;

  • b. de wijze waarop de informatie wordt verstrekt;

  • c. de termijnen waarbinnen deze informatie wordt verstrekt.

Artikel 48

  • 2 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop een melding als bedoeld in het eerste lid wordt gedaan.

Artikel 49

  • 1 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op een goede invoering van deze wet tot 3 jaar na inwerkingtreding van artikel 4 regels worden gesteld.

  • 2 Tot 5 jaar na inwerkingtreding van deze wet kan Onze Minister bij regeling voor daarbij aan te geven categorieën van beheerders of categorieën van delen van netten vrijstelling verlenen van de verplichtingen van artikel 6, tweede lid, 10, eerste lid, 18, eerste lid, 45 en 46.

Artikel 51

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 52

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 53

Deze wet wordt aangehaald als: Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

's-Gravenhage, 7 februari 2008

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de tweeëntwintigste april 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin