Besluit beheer winningsafvalstoffen

Geraadpleegd op 29-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2009 en zichtdatum 08-07-2009.
Geldend van 01-06-2008 t/m 21-12-2009

Besluit van 19 mei 2008, strekkende tot gedeeltelijke implementatie van de richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU L 102) (Besluit beheer winningsafvalstoffen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 maart 2008, nr. DJZ2008026208, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 (PbEU L 102) betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG, de artikelen 8.45, 8.48, derde lid, en 17.5a, tweede lid, van de Wet milieubeheer, artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, de artikelen 4a, eerste lid, 10a, derde lid, en 10b, vierde lid, van de Wet rampen en zware ongevallen en de artikelen 2a, eerste lid, en 2d, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

De Raad van State gehoord (advies van 25 april 2008, nr. W08.08.0099/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 mei 2008, nr. BJZ2008044787, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Beheer van winningsafvalstoffen

§ 1. Begripsbepalingen en werkingssfeer

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

behandeling: biologische, chemische, fysische, mechanische of thermische processen, of een combinatie daarvan, die op mineralen worden uitgevoerd met de bedoeling het mineraal te extraheren, uitgezonderd het smelten en de uitvoering van thermische productieprocessen of metallurgische processen op mineralen;

gevaarlijke stof: bij of krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de wet ingedeelde stof of preparaat;

inerte afvalstoffen: onbrandbare afvalstoffen die geen significante fysische, chemische of biologische veranderingen ondergaan;

mineraal: een van nature voorkomende afzetting in de aardkorst van een organische of anorganische stof, uitgezonderd water;

percolaat: vloeistof die uit de gestorte afvalstoffen komt of daarmee in contact is geweest;

rehabilitatie: herstel in de oorspronkelijke toestand of gebruiksmogelijkheden van het landschap, de bodem, beschermde soorten, natuurlijke habitats of zoetwatersystemen, welke toestand een nadelige invloed heeft ondervonden van een afvalvoorziening;

richtlijn 2006/11/EG: richtlijn nr. 2006/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd (PbEU L 64);

vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de wet of in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

wet: Wet milieubeheer;

zwaar ongeval: gebeurtenis als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.

Artikel 2

  • 1 Dit besluit is niet van toepassing op:

    • a. de injectie van water en de herinjectie van opgepompt grondwater als bedoeld in artikel 11, derde lid, onderdeel j, eerste en tweede gedachtestreepje, van de kaderrichtlijn water, voor zover dat krachtens dat artikel is toegestaan;

    • b. het storten van niet-gevaarlijke, niet-inerte winningsafvalstoffen, tenzij de genoemde categorieën winningsafvalstoffen worden gestort in een afvalvoorziening categorie A.

  • 2 Tenzij de opslag plaatsvindt in een afvalvoorziening categorie A of in een afvalvoorziening voor in het afvalbeheersplan als gevaarlijk afval gekarakteriseerd afval, zijn dit besluit en de titels 8.3 en 17.1A van de wet niet van toepassing op de opslag van:

    • a. niet-gevaarlijke, niet inerte winningsafvalstoffen, gedurende een periode van één jaar;

    • b. niet-gevaarlijk afval afkomstig uit prospectie, gedurende een periode van drie jaar;

    • c. niet-verontreinigde grond;

    • d. afval uit de winning, behandeling en opslag van turf;

    • e. inert winningsafval.

  • 3 Dit besluit is met uitzondering van hoofdstuk I, paragraaf 5, niet van toepassing op een door bovengrondse of ondergrondse winning ontstane uitgegraven ruimte, waarin met het oog op rehabilitatie- of bouwdoeleinden winningsafvalstoffen worden teruggeplaatst.

§ 2. Inhoud winningsafvalbeheersplan

Artikel 3

  • 1 Het winningsafvalbeheersplan bevat gegevens betreffende de preventie of beperking tot een minimum, behandeling, nuttige toepassing en verwijdering van winningsafvalstoffen, rekening houdend met het beginsel van duurzame ontwikkeling.

  • 2 Het winningsafvalbeheersplan heeft tot doel:

    • a. het ontstaan van afvalstoffen, alsook de schadelijkheid ervan zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, door aandacht te schenken aan:

      • 1°. afvalbeheer in de ontwerpfase en bij de keuze van de methode die wordt gebruikt voor de winning en behandeling van mineralen;

      • 2°. de veranderingen die de winningsafvalstoffen kunnen ondergaan met betrekking tot een vergroting van de oppervlakte en de blootstelling aan bovengrondse omstandigheden;

      • 3°. terugplaatsing van winningsafvalstoffen in de uitgegraven ruimten na extractie van mineralen, voor zover dit technisch en economisch haalbaar en vanuit milieuoogpunt verantwoord is, overeenkomstig de huidige milieunormen en, waar van toepassing, overeenkomstig de voorschriften van dit besluit;

      • 4°. het weer aanbrengen van de bovenste grondlaag na de sluiting van de afvalvoorziening of, als dit praktisch niet haalbaar is, hergebruik van de bovenste grondlaag elders;

      • 5°. het gebruik van minder gevaarlijke stoffen voor de behandeling van mineralen;

    • b. de nuttige toepassing van winningsafvalstoffen door middel van recycling, hergebruik of terugwinning van dergelijke afvalstoffen te bevorderen waar dat vanuit milieuoogpunt verantwoord is overeenkomstig de huidige milieunormen en de voorschriften van dit besluit;

    • c. op de korte en de lange termijn de veilige opslag van de afvalstoffen te waarborgen, in het bijzonder door reeds in de ontwerpfase het beheer tijdens de bedrijfsuitoefening en de fase na de sluiting van een afvalvoorziening in overweging te nemen en door een ontwerp te kiezen:

      • 1°. waarvoor weinig en, zo mogelijk, uiteindelijk geen monitoring, controle en beheer van de gesloten afvalvoorziening nodig is;

      • 2°. dat negatieve gevolgen op de lange termijn voor het milieu voorkomt of althans zoveel mogelijk beperkt, en

      • 3°. dat de geotechnische stabiliteit op lange termijn van dammen of hopen die zich verheffen boven het voorheen bestaande bodemoppervlak waarborgt.

  • 3 Het winningsafvalbeheersplan verstrekt voldoende informatie om het bevoegd gezag in staat te stellen te beoordelen in hoeverre degene die de afvalvoorziening drijft, in staat is de in het tweede lid genoemde doelstellingen van het plan te bereiken en zijn verplichtingen die voortvloeien uit dit besluit na te leven. In het plan wordt met name toegelicht hoe via het gekozen alternatief en de gekozen methode voor de winning en behandeling van mineralen, de doelstellingen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, worden verwezenlijkt.

  • 4 Het winningsafvalbeheersplan bevat ten minste:

    • a. een karakterisering van de winningsafvalstoffen overeenkomstig bijlage II bij de richtlijn beheer winningsafval en een verklaring van de geschatte totale hoeveelheid winningsafvalstoffen die tijdens de bedrijfsuitoefening zal worden geproduceerd;

    • b. een beschrijving van de werkzaamheden die deze afvalstoffen voortbrengen, en van eventuele daaropvolgende behandelingen die de afvalstoffen zullen ondergaan;

    • c. een beschrijving van de wijze waarop het milieu en de gezondheid van de mens nadelige effecten kunnen ondervinden als gevolg van het storten van deze afvalstoffen en de preventieve maatregelen die zullen worden genomen om de gevolgen voor het milieu tijdens de exploitatie en na de sluiting zoveel mogelijk te beperken, met inbegrip van de onderdelen waarnaar wordt verwezen in artikel 5.13a, tweede lid, onderdelen a, b, d en e, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

    • d. de voorgestelde controle- en monitoringsprocedures uit hoofde van artikel 5.13a, tweede lid, onderdeel c, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en voor zover van toepassing, artikel 12, in verbinding met artikel 8.49 van de wet;

    • e. het voorgestelde plan voor sluiting, inclusief de rehabilitatie, de procedures voor het onderhoud na de sluiting en de monitoring overeenkomstig artikel 8.49 van de wet;

    • f. maatregelen om de verslechtering van de waterkwaliteit te voorkomen, overeenkomstig de kaderrichtlijn water en om bodem- en luchtverontreiniging uit hoofde van artikel 10 zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken;

    • g. een overzicht van de bestaande toestand van het milieu dat door de afvalvoorziening zal worden aangetast.

  • 5 Indien het winningsafvalbeheersplan betrekking heeft op een afvalvoorziening categorie A, bevat dit plan tevens een document waaruit ten genoegen van het bevoegd gezag blijkt dat door degene die de afvalvoorziening drijft:

    • a. preventiebeleid voor zware ongevallen overeenkomstig onderdeel 1 van bijlage I bij de richtlijn beheer winningsafval is vastgesteld,

    • b. een veiligheidsbeheerssysteem overeenkomstig onderdeel 1 van bijlage I bij de richtlijn beheer winningsafval is ingevoerd, en

    • c. een intern noodplan is ingevoerd.

  • 6 Het interne noodplan, bedoeld in het vijfde lid, onder c, heeft tot doel:

    • a. zware ongevallen en andere voorvallen te beperken en te beheersen teneinde de effecten ervan tot een minimum te beperken, in het bijzonder het beperken van schade aan de gezondheid van de mens en aan het milieu;

    • b. maatregelen uit te voeren die noodzakelijk zijn om de gezondheid van mens en milieu te beschermen tegen de effecten van zware ongevallen en andere voorvallen;

    • c. de nodige informatie te verstrekken aan het betrokken publiek, aan het bevoegd gezag en de betrokken diensten;

    • d. zorg te dragen voor de rehabilitatie na een zwaar ongeval.

§ 3. Voorschriften op te nemen in de vergunning voor een afvalvoorziening

Artikel 4

  • 1 Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voorschriften, inhoudende de verplichting:

    • a. dat het winningsafvalbeheersplan wordt gewijzigd in geval van ingrijpende wijzigingen in de exploitatie van de afvalvoorziening of in de gestorte afvalstoffen;

    • b. dat het winningsafvalbeheersplan elke vijf jaar wordt herzien;

    • c. dat een wijziging of herziening van het winningsafvalbeheersplan aan het bevoegd gezag wordt gemeld.

  • 2 In het eerste lid, onder a, wordt onder een ingrijpende wijziging verstaan: een wijziging in de structuur of de exploitatie van een afvalvoorziening die, naar het oordeel van het bevoegd gezag, belangrijke negatieve gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid of het milieu.

Artikel 5

  • 1 In een vergunning wordt door het bevoegd gezag aangegeven of een afvalvoorziening is ingedeeld in categorie A overeenkomstig de in bijlage III bij de richtlijn beheer winningsafval bedoelde criteria.

  • 2 Indien degene die de afvalvoorziening drijft, van oordeel is dat die afvalvoorziening niet in categorie A behoeft te worden ingedeeld, verstrekt hij bij de aanvraag:

    • a. zodanige gegevens of beschrijvingen dat deze classificatie ten genoegen van het bevoegd gezag wordt aangetoond;

    • b. een identificatie van mogelijke gevaren in geval van een ongeval.

Artikel 6

Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voorschriften ten aanzien van de vakbekwaamheid van degene die de afvalvoorziening drijft en ten aanzien van de technische ontwikkeling en de opleiding van de in de afvalvoorziening werkzame personen.

Artikel 7

  • 1 Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voorschriften, inhoudende de verplichting:

    • a. dat de afvalvoorziening overeenkomstig het bij de aanvraag overgelegd en door het bevoegd gezag goedgekeurd ontwerp wordt aangelegd of gebouwd;

    • b. dat na de oplevering van de afvalvoorziening en vóór de ingebruikneming daarvan aan het bevoegd gezag een opleveringsrapportage wordt overgelegd, waarin in elk geval zijn opgenomen:

      • 1°. de wijze waarop de directievoering op de aanleg of bouw heeft plaatsgevonden;

      • 2°. de tijdens het werk ten opzichte van het bestek doorgevoerde afwijkingen en de op die afwijkingen betrekking hebbende revisietekeningen;

      • 3°. een door een deskundige met aantoonbare expertise uitgevoerde controle op de deugdelijkheid en fysische stabiliteit van de opgeleverde afvalvoorziening en of wordt voldaan aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing bij een verandering van de afvalvoorziening.

Artikel 8

  • 1 Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voorschriften, inhoudende de verplichting:

    • a. dat de afvalvoorziening op een zodanige wijze wordt beheerd en onderhouden dat de fysische stabiliteit is verzekerd en verontreiniging of besmetting van bodem, lucht, oppervlaktewater of grondwater en schade aan het landschap zoveel mogelijk wordt voorkomen, dan wel zoveel mogelijk wordt beperkt, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen;

    • b. dat verontreinigd water of percolaat wordt opgevangen, verzameld en gezuiverd of afgevoerd op een zodanige wijze dat geen gevaar bestaat voor verontreiniging van de bodem of het grondwater;

    • c. dat erosie door water of wind wordt tegengegaan, voor zover dat technisch mogelijk en economisch haalbaar is;

    • d. tot periodieke monitoring en inspectie van de afvalvoorziening door binnen de inrichting werkzame personen, die beschikken over de voor die werkzaamheden benodigde vakbekwaamheid, om te verzekeren dat de voorziening voldoet aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden;

    • e. tot het treffen van maatregelen indien de resultaten van die monitoring en de inspectie wijzen op instabiliteit of verontreiniging van het water of de bodem.

  • 2 Het bevoegd gezag verbindt voorts aan de vergunning het voorschrift, inhoudende de verplichting dat de gegevens van de monitoring en inspecties, samen met de vergunningdocumentatie, worden bewaard om de passende overdracht van informatie te verzekeren in het geval de vergunning zal gaan gelden voor een ander dan de vergunninghouder.

Artikel 9

  • 1 Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voorschriften, inhoudende de verplichting dat degene die de afvalvoorziening drijft, ten minste eenmaal per jaar op basis van verzamelde gegevens een verslag toezendt aan het bevoegd gezag:

    • a. om aan te tonen dat aan de voorschriften van de vergunning wordt voldaan, en

    • b. om de kennis van het gedrag van de afvalstoffen en de afvalvoorziening te vergroten.

  • 2 Naar aanleiding van dit verslag kan het bevoegd gezag degene die de afvalvoorziening drijft, verplichten de gegevens, op basis waarvan het verslag is opgesteld, te laten valideren door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 10

  • 1 Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning voorschriften, inhoudende de verplichting dat:

    • a. overeenkomstig het bepaalde bij de kaderrichtlijn water, verslechtering van de toestand van het water wordt voorkomen, onder meer door:

      • 1°. de potentiële percolaatvorming te evalueren, met inbegrip van de verontreinigde bestanddelen van het percolaat, vanuit de gestorte afvalstoffen zowel tijdens de bedrijfsuitoefening als tijdens de fase na de sluiting van de afvalvoorziening, en de waterbalans van de afvalvoorziening te bepalen;

      • 2°. te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken, voor zover dit niet kan worden voorkomen, dat percolaat wordt gegenereerd en oppervlaktewater, grondwater of de bodem door de afvalstoffen worden verontreinigd;

      • 3°. het verontreinigde water en percolaat van de afvalvoorziening te verzamelen en te behandelen totdat wordt voldaan aan de van toepassing zijnde normen van lozing ervan;

    • b. degene die de afvalvoorziening drijft, de noodzakelijke maatregelen neemt om stof- en gasemissies zoveel mogelijk te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken, voor zover deze emissies niet kunnen worden voorkomen;

    • c. indien winningsafvalstoffen worden teruggeplaatst in een afvalvoorziening die na de sluiting mag volstromen, degene die deze afvalvoorziening drijft:

      • 1°. de noodzakelijke maatregelen treft om verslechtering van de toestand van het water en bodemverontreiniging zoveel mogelijk te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken, voor zover dit niet kan worden voorkomen;

      • 2°. het bevoegd gezag voorziet van de informatie die noodzakelijk is om te verzekeren dat wordt voldaan aan richtlijn 2006/11/EG, het Lozingenbesluit bodembescherming en de kaderrichtlijn water.

  • 2 Het bevoegd gezag kan van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder a, onderdelen 2° of 3°, afwijken indien op basis van een beoordeling van de milieurisico’s en rekening houdend met richtlijn 2006/11/EG, het Lozingenbesluit bodembescherming en de kaderrichtlijn water, wordt vastgesteld dat:

    • a. het verzamelen en behandelen van percolaat niet nodig is, of

    • b. de afvalvoorziening geen potentieel gevaar voor de bodem, het grondwater of het oppervlaktewater vormt.

  • 3 Aan een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren voor het storten van winningsafvalstoffen in een ontvangend waterlichaam, niet zijnde een waterlichaam dat is aangelegd voor de verwijdering van winningsafvalstoffen, wordt de verplichting verbonden dat degene die de afvalvoorziening drijft:

    • a. voldoet aan de toepasselijke voorschriften van richtlijn 2006/11/EG en de kaderrichtlijn water;

    • b. het bevoegd gezag voorziet van de informatie die noodzakelijk is om te verzekeren dat wordt voldaan aan de onder a bedoelde voorschriften.

§ 4. Aanvullende voorschriften op te nemen in de vergunning voor een afvalvoorziening categorie A

Artikel 11

Het bevoegd gezag verbindt aan een vergunning voor een afvalvoorziening categorie A voorschriften, inhoudende de verplichting dat degene die de afvalvoorziening drijft:

  • a. bij de exploitatie en het onderhoud van de afvalvoorziening het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde preventiebeleid uitvoert om een zwaar ongeval te voorkomen;

  • b. overeenkomstig het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde interne noodplan in geval van een dergelijk ongeval onmiddellijk maatregelen treft om nadelige gevolgen voor de gezondheid van mens of milieu, met inbegrip van de grensoverschrijdende gevolgen, zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken;

  • c. een veiligheidsmanager aanstelt, die verantwoordelijk is voor:

    • 1°. de invoering en werking van het in artikel 3, vijfde lid, bedoelde veiligheidsbeheerssysteem;

    • 2°. de uitvoering van en het periodieke toezicht op het preventiebeleid voor zware ongevallen.

§ 5. Uitgegraven ruimten

Artikel 12

Het bevoegd gezag verbindt aan een vergunning als bedoeld in artikel 5, derde lid, van het Besluit bodemkwaliteit voor het met het oog op rehabilitatie- of bouwdoeleinden terugplaatsen van winningsafvalstoffen in een bij bovengrondse of ondergrondse winning ontstane uitgegraven ruimte voorschriften, inhoudende de verplichting dat degene die de winningsafstoffen terugplaatst, de passende maatregelen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de richtlijn beheer winningsafval, neemt.

Hoofdstuk III. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16

  • 1 Een wijziging van bijlage I, onderdeel 1, bijlage II of bijlage III bij de richtlijn beheer winningsafval gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn gevolg moet zijn gegeven.

  • 2 Indien dit ter uitvoering van de richtlijn beheer winningsafval noodzakelijk is, kan Onze Minister het bevoegd gezag verzoeken met betrekking tot de afvalvoorzieningen waarvoor het bevoegd is de vergunning te verlenen, aan hem de bij het verzoek aangegeven gegevens te zenden binnen een daarin aangegeven termijn.

  • 3 Het bevoegd gezag zendt de in het tweede lid bedoelde gegevens aan Onze Minister.

  • 5 [Red: Wijzigt dit besluit.]

Artikel 17

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 19 mei 2008

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de negenentwintigste mei 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin