Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 14-04-2016.
Geldend van 29-11-2014 t/m heden

Wet van 22 mei 2008 tot aanpassing van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening alsmede regeling van overgangsrecht (Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, ter bevordering van een goede inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening wenselijk is een aantal wetten aan te passen, de Wet ruimtelijke ordening op onderdelen aan te vullen, waaronder het hoofdstuk over Intergemeentelijke samenwerking in stedelijke gebieden, de vestigingsgrondslagen van het voorkeursrecht in de Wet voorkeursrecht gemeenten te vereenvoudigen, alsmede te voorzien in overgangsregels;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk VII. Verkeer en Waterstaat

Hoofdstuk VIII. Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Artikel 8.13

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2008. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Wet ruimtelijke ordening.]

Artikel 8.15

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Huisvestingswet, enz. (integratie van de woonwagen- en woonschepenregelgeving).]

Artikel 8.17

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2008. Zie het overzicht van wijzigingen]

[Red: Wijzigt de Woningwet.]

Hoofdstuk IX. Overgangsrecht

Afdeling 9.1. Overgangsrecht Wet op de Ruimtelijke Ordening – WRO

Artikel 9.1.2

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een planologische kernbeslissing als bedoeld in artikel 2a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voor dat tijdstip, totdat de geldingsduur van de planologische kernbeslissing als bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of anderszins bij wet bepaald, is verstreken. Indien bij de planologische kernbeslissing geen termijn is bepaald en hierin evenmin bij wet is voorzien, blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, nog gedurende twee jaar na dat tijdstip van toepassing.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing op een herziening of intrekking van de planologische kernbeslissing binnen de in dat lid bedoelde geldingsduur.

Artikel 9.1.3

Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een opdracht en aanwijzingen als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, die binnen dertien weken na dat tijdstip zijn bekendgemaakt.

Artikel 9.1.4

[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2014. Zie het overzicht van wijzigingen]

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een bestemmingsplan, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd, met dien verstande dat na dat tijdstip niet meer een verzoek als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke ordening kan worden ingediend.

  • 3 Voor gebieden binnen de bebouwde kom, waar op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog geen bestemmingsplan of daarmee gelijkgestelde planologische maatregel van kracht is, wordt binnen vijf jaar na dat tijdstip een bestemmingsplan dan wel een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld.

  • 5 [Red: Dit lid is nog niet in werking getreden.]

Artikel 9.1.5

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een wijzigings- of uitwerkingsplan, waarvan het ontwerp binnen een jaar na dat tijdstip ter inzage is gelegd.

Artikel 9.1.6

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een aanlegvergunning waarvan de aanvraag is ingediend voor dat tijdstip.

Artikel 9.1.7

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid, waarvan het verzoek is ingediend voor dat tijdstip.

Artikel 9.1.8

Indien bij een bestemmingsplan toepassing is gegeven aan artikel 16 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vervalt dat voorschrift, in afwijking van artikel 9.1.4, tweede lid, een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 9.1.9

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het verzoek is ingediend voor dat tijdstip.

Artikel 9.1.10

  • 3 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een aanvraag om bouwvergunning en een besluit tot verlening daarvan in overeenstemming met een verleende vrijstelling als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9.1.11

Artikel 9.1.12

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat binnen dertien weken na dat tijdstip is bekendgemaakt.

Artikel 9.1.13

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een opdracht en aanwijzingen als bedoeld in artikel 37 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, die binnen dertien weken na dat tijdstip zijn bekendgemaakt.

Artikel 9.1.14

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een rijksprojectbesluit als bedoeld in artikel 39b van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd.

Artikel 9.1.15

Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een vrijstelling of een andere beschikking inzake toestemming als bedoeld in artikel 40 of 41 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het verzoek is ingediend vóór dat tijdstip.

Artikel 9.1.16

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een besluit als bedoeld in artikel 41c, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd.

Artikel 9.1.17

Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een overeenkomst krachtens artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, die

  • a. voor dat tijdstip is gesloten, of

  • b. strekt ter uitvoering van een bestemmingsplan, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd.

Artikel 9.1.18

Artikel 9.1.19

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft tot 1 september 2010 op die overeenkomsten van toepassing.

Artikel 9.1.20

Voor zover op grond van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 of 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bouwvergunning had kunnen worden verleend voor een bouwplan dat na 1 juli 2008 is aangewezen krachtens artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, en bij de herziening van dat bestemmingsplan na dat tijdstip geen andere bestemmingsregeling is vastgesteld, blijven de artikelen 6.12 tot en met 6.22 ten aanzien van een dergelijk bouwplan buiten toepassing.

Afdeling 9.2. Overgangsrecht Wet op de stads- en dorpsvernieuwing – WRO

Artikel 9.2.2

  • 1 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een leefmilieuverordening waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd.

  • 2 De termijn waarvoor een leefmilieuverordening geldt, kan niet worden verlengd.

Artikel 9.2.3

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een besluit tot verlening van een sloopvergunning, waarvan de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend.

Artikel 9.2.4

Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een besluit tot verlening van een bouwvergunning als bedoeld in artikel 26 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing, waarvan de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend.

Artikel 9.2.5

  • 2 Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een stadsvernieuwingsplan, waarvan het ontwerp vóór dat tijdstip ter inzage is gelegd, met dien verstande dat na dat tijdstip niet meer een verzoek als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan worden ingediend.

Artikel 9.2.6

Het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een vóór dat tijdstip genomen besluit als bedoeld in artikel 29 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.

Afdeling 9.3. Overgangswet Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting – WRO

Artikel 9.3.2

  • 2 De plannen, regelingen en voorschriften, bedoeld in het eerste lid, vervallen vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Afdeling 9.4. Overgangsrecht Wet voorkeursrecht gemeenten – WRO

Artikel 9.4.1

Artikel 9.4.2

Artikel 9.4.3

Een voorstel van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt gelijkgesteld met een besluit tot voorlopige aanwijzing als bedoeld in artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat de in dat artikel bedoelde termijn vijf maanden bedraagt.

Artikel 9.4.4

Een besluit tot aanwijzing van gronden als bedoeld in artikel 8 van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt gelijk gesteld met een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 5, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat de termijn, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na inwerkingtreding van deze wet, twee jaar en zes maanden bedraagt.

Artikel 9.4.5

Een voorstel van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 8a van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dat luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet wordt gelijkgesteld met een aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten zoals dit luidt na inwerkingtreding van deze wet, met dien verstande dat de in laatstgenoemd artikel genoemde termijn acht weken bedraagt.

Afdeling 9.5. Overgangsrecht Woningwet

Artikel 9.5.1

De Woningwet zoals die gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing ten aanzien van een besluit omtrent een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet waarvan de aanvraag is ingekomen voor dat tijdstip.

Afdeling 9.7. Overgangsrecht bouwplanonteigening

Artikel 9.7.1

Hoofdstuk X. Slotbepalingen

Artikel 10.1

  • 1 Indien ingevolge enig wettelijk voorschrift:

    • a. over het ontwerp van een regeling of het voornemen tot het treffen van een regeling advies moet worden gevraagd of extern overleg moet worden gevoerd,

    • b. van het ontwerp van een regeling kennis moet worden gegeven,

    • c. een regeling niet eerder in werking kan treden dan nadat sedert haar vaststelling of bekendmaking een bepaalde termijn is verstreken,

    • d. een regeling bij de wet moet worden goedgekeurd,

    • e. door of namens een van de Kamers van de Staten-Generaal of een aantal leden daarvan kan worden verlangd dat het onderwerp of de inwerkingtreding van de regeling bij de wet wordt geregeld, of

    • f. de voordracht voor een algemene maatregel van bestuur moet worden gedaan door een andere minister dan Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, geldt dat voorschrift niet ten aanzien van het Invoeringsbesluit Wet ruimtelijke ordening of de Invoeringsregeling Wet ruimtelijke ordening.

  • 2 Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op het horen van de Raad van State.

Artikel 10.2

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 10.3

Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 22 mei 2008

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de derde juni 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin