1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet, is het een commerciële omroepinstelling slechts toegestaan een door haar verzorgd
programma uit te zenden of te doen uitzenden, indien zij daarvoor toestemming van
het Commissariaat voor de Media heeft verkregen. De toestemming is voor ieder programma
afzonderlijk vereist. In de toestemming wordt aangegeven of zij betrekking heeft op
een programma voor algemene omroep dan wel op een programma voor bijzondere omroep.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de wijze
waarop aanvragen tot het verlenen van toestemming worden ingediend en de termijn waarbinnen
beslissingen daarop worden genomen.
3. Indien toestemming is verleend voor het uitzenden of doen uitzenden van een televisieprogramma,
is het de commerciële omroepinstelling tevens toegestaan:
-
a. een toetsbeeld uit te zenden of te doen uitzenden;
-
b. een teletekstprogramma uit te zenden of te doen uitzenden, indien dat op dezelfde
frequentieruimte of hetzelfde kanaal tegelijkertijd met het in de aanhef bedoelde
televisieprogramma of met het toetsbeeld wordt uitgezonden.
4. De toestemming wordt verleend voor de duur van vijf jaren.
5. De toestemming is niet overdraagbaar.
1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 71j, 71k, tweede en derde lid, en 71l, eerste lid, worden in de programma’s van commerciële omroepinstellingen geen namen, (beeld)merken,
producten, diensten of activiteiten van personen, bedrijven of instellingen vermeld
of getoond, indien de desbetreffende commerciële omroepinstelling, naar redelijkerwijs
kan worden aangenomen, daarmee beoogt of mede beoogt het publiek te bewegen tot het
kopen van een bepaald product of het gebruik maken van een bepaalde dienstverlening,
dan wel gunstig te stemmen ten aanzien van een bepaald bedrijf, een bedrijfstak of
een bepaalde instelling teneinde de verkoop van producten of de afname van diensten
te bevorderen.
2. Het vermelden of tonen van een naam, (beeld)merk, product, dienst of activiteit
van een persoon, bedrijf of instelling in een programma wordt geacht te geschieden
met het oogmerk, bedoeld in het eerste lid, indien zulks tegen betaling geschiedt.
3. Het Commissariaat voor de Media kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen
van het eerste lid.
4. Dit artikel is niet van toepassing op reclameboodschappen en telewinkelboodschappen.