Wet tuchtrechtspraak accountants

Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-02-2009 en zichtdatum 01-02-2009.
Geldend van 01-02-2009 t/m 30-04-2009

Wet van 27 juni 2008, houdende nieuwe regels inzake tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants (Wet tuchtrechtspraak accountants)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wet tot stand te brengen waarin het tuchtprocesrecht ten aanzien van accountants op uniforme wijze wordt geregeld en waarin voorts regels worden gesteld inzake een klachtenprocedure ten aanzien van accountants;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

Hoofdstuk II. Tuchtrechtelijke maatregelen

[Treedt in werking op 01-05-2009]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk III. De accountantskamer

Artikel 10

  • 1 Er is een accountantskamer gevestigd te Zwolle.

  • 2 De accountantskamer vormt uit haar midden kamers voor het vervullen van haar taak. Kamers kunnen ook buiten de vestigingsplaats zitting houden.

  • 3 De accountantskamer stelt bij reglement nadere regels vast over haar werkwijze.

Artikel 11

  • 1 De accountantskamer heeft een voorzitter, ten hoogste acht leden en een secretaris.

  • 2 De accountantskamer heeft ten hoogste tien plaatsvervangende leden.

  • 3 De accountantskamer kan een of meer plaatsvervangend-secretarissen hebben.

Artikel 12

  • 1 De voorzitter is rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.

  • 2 Van de leden is de helft rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast. De overige leden zijn accountant of deskundig ter zake van werkzaamheden die accountants verrichten.

  • 3 Van de plaatsvervangende leden is de meerderheid rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast. De overige plaatsvervangende leden zijn accountant of deskundig ter zake van werkzaamheden die accountants verrichten.

  • 4 De secretaris en de plaatsvervangend-secretarissen zijn gerechtssecretaris.

Artikel 13

De voorzitter, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretaris en de plaatsvervangend-secretarissen worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd voor een periode van zes jaren.

Artikel 14

  • 1 De secretaris en de leden zijn voor hun werkzaamheden enkel verantwoording verschuldigd aan de accountantskamer.

Artikel 15

  • 1 De voorzitter, de leden en de secretaris leggen voorafgaand aan de aanvang van hun werkzaamheden voor de accountantskamer de eed of belofte af. Het formulier voor de eed of belofte wordt als bijlage bij deze wet gevoegd.

  • 2 De voorzitter legt de eed of belofte af ten overstaan van een plaatsvervangend-voorzitter.

  • 3 De leden en de secretaris leggen de eed of belofte af ten overstaan van de voorzitter.

  • 4 Bij een opvolgende benoeming binnen de accountantskamer van de voorzitter, een lid of de secretaris blijft de beëdiging achterwege.

  • 5 De secretaris houdt een register waarin de koninklijke besluiten van de bij de accountantskamer benoemde personen en de formulieren van de eed/belofte worden bewaard.

Artikel 16

  • 1 De voorzitter, de leden en de secretaris zijn geen lid van het bestuur van of werknemer bij de Autoriteit Financiële Markten, een klachtencommissie belast met het behandelen van klachten inzake externe accountants, Accountants-Administratieconsulenten of registeraccountants, de NOvAA of het NIVRA. Onze Minister kan regels stellen ten aanzien van functies of betrekkingen die zich niet verhouden tot het lidmaatschap van de accountantskamer.

  • 2 Tussen de voorzitter, de leden en de secretaris mag niet bestaan een verhouding van werkgever tot werknemer. Zij mogen niet met elkaar in de uitoefening van een beroep voor gemene rekening of onder gemeenschappelijke naam optreden.

  • 3 Tussen de voorzitter, de leden en de secretaris mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten of geregistreerde partners, bloed- of aanverwantschap tot de derde graad ingesloten.

Artikel 17

De voorzitter, de leden en de secretaris zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 18

  • 1 Het lidmaatschap van de accountantskamer van de voorzitter, de leden en de secretaris vervalt van rechtswege indien zij ophouden te voldoen aan de vereisten voor benoeming. Het lidmaatschap eindigt voorts van rechtswege door het verstrijken van de benoemingstermijn van zes jaar. Na deze termijn is herbenoeming mogelijk.

  • 2 De voorzitter, de leden en de secretaris kunnen op eigen verzoek bij koninklijk besluit worden ontslagen.

  • 3 De voorzitter, de leden en de secretaris worden in ieder geval bij koninklijk besluit ontslagen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.

Artikel 19

  • 1 De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden die rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast zijn, worden voor hun werkzaamheden voor de accountantskamer vrijgesteld.

  • 2 Onze Minister compenseert het betrokken gerecht voor de vrijgestelde tijd overeenkomstig de bezoldiging die de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden, bedoeld in het eerste lid, op grond van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren ontvangen.

  • 3 De overige leden en plaatsvervangende leden ontvangen van Onze Minister een vacatiegeld voor hun werkzaamheden voor de accountantskamer volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

  • 4 De opgeroepen getuigen en deskundigen ontvangen ten laste van Onze Minister een vergoeding overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken.

Artikel 20

  • 1 De artikelen 14 tot en met 18 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangers van de voorzitter, de leden en de secretaris.

  • 2 De artikelen 34 en 35 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangers van de voorzitter en de leden.

Artikel 21

  • 1 Onze Minister draagt de kosten van de accountantskamer.

  • 2 De accountantskamer stelt jaarlijks een begroting op van de in het daaropvolgende jaar te verwachten baten en lasten, investeringsuitgaven alsmede inkomsten en uitgaven met betrekking tot de uitvoering van de bij en krachtens deze wet opgedragen taak en de daaruit voortvloeiende werkzaamheden.

  • 3 De begrotingsposten worden van een toelichting voorzien.

  • 4 Tenzij de werkzaamheden waarop de begroting betrekking heeft nog niet eerder werden verricht, bevat de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende jaar waarmee Onze Minister heeft ingestemd.

  • 5 De accountantskamer zendt de begroting voor 1 december van het aan het begrotingsjaar voorafgaande jaar ter instemming aan Onze Minister.

  • 6 De instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ingeval van gebleken strijdigheid wordt instemming niet onthouden dan nadat de accountantskamer in de gelegenheid is gesteld de begroting aan te passen, binnen een door Onze Minister te stellen redelijke termijn.

  • 7 Wanneer Onze Minister niet met de begroting heeft ingestemd vóór 1 januari van het jaar waarop deze betrekking heeft, kan de accountantskamer, in het belang van een juiste uitvoering van haar taak, voor het aangaan van verplichtingen en het verrichten van uitgaven beschikken over ten hoogste drie twaalfde gedeelten van de bedragen die bij de overeenkomstige onderdelen in de begroting van het voorafgaande jaar waren toegestaan.

Artikel 21a

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de accountantskamer daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 21b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de inrichting van de begroting.

Artikel 21c

[Treedt in werking op 01-05-2009]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 21d

[Treedt in werking op 01-05-2009]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 21e

[Treedt in werking op 01-05-2009]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk IV. Het tuchtgeding in eerste aanleg

[Treedt in werking op 01-05-2009]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk V. Het beroep

[Treedt in werking op 01-05-2009]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk VI. De tenuitvoerlegging

[Treedt in werking op 01-05-2009]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk VIII. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 51

In afwijking van artikel 15 legt de eerste voorzitter van de accountantskamer de eed of belofte, bedoeld in artikel 15, af, ten overstaan van de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 52

[Treedt in werking op 01-05-2009]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Artikel 53

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 27 juni 2008

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Financiën,

W. J. Bos

Uitgegeven de tweeëntwintigste juli 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants

Formulier voor het afleggen van de eed of belofte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants door de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers;

Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning, en dat ik de Grondwet en alle overige wetten zal onderhouden en nakomen.

Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van mijn benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.

Ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij een rechtsgeding zal krijgen waarbij ik vanwege mijn werk binnen de accountantskamer betrokken zou kunnen zijn.

Ik zweer/beloof dat ik mijn werk binnen de accountantskamer met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en mij in deze uitoefening zal gedragen zoals een goed voorzitter/plaatsvervangend voorzitter/lid/plaatsvervangend lid, secretaris/plaatsvervangend secretaris van de accountantskamer betaamt.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!

Bijlage 243563.png

Krachtens de wet zijn de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.