Regeling aquacultuur

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 22-07-2010.
Geldend van 06-10-2009 t/m 31-12-2010

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 11 juli 2008, nr. TRCJZ/2008/2015, houdende regels inzake aquacultuur (Regeling aquacultuur)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (PbEU 21), Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEU L 49), Richtlijn nr. 89/662/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 395/13), Richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224/29), Richtlijn nr. 91/496/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen nrs. 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PbEG L 268/56), Richtlijn nr. 96/22/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1996 betreffende het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen nrs. 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125), Richtlijn nr. 97/78/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG L 24), Richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328);

Gelet op artikel 2b van de Visserijwet 1963, artikel 19 van de Landbouwwet, en de artikelen 10, 11, 13, 15, 19, tweede lid, 25, 26, 30, 78, 100, 102, 107 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Gelet op artikel 3 van het Reglement zee- en kustvisserij, de artikelen 2 en 4 van het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en producten en de toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en producten, artikel 3, onderdeel hh, en artikel 5, eerste lid, onderdeel ff, van het Besluit verdachte dieren;

Besluit:

Titel 1. Algemeen

§ 1.1. Definities

Artikel 1.1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. richtlijn nr. 89/662/EEG: Richtlijn nr. 89/662/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 395/13);

  • b. richtlijn nr. 90/425/EEG: Richtlijn nr. van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224/29);

  • c. richtlijn nr. 91/496/EEG: Richtlijn nr. 91/496/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PbEG L 268/56);

  • d. richtlijn nr. 96/22/EG: Richtlijn nr. 96/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1996 betreffende het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125);

  • e. richtlijn nr. 97/78/EG: Richtlijn nr. 97/78/EG van de Raad van de Europese Unie van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG L 24);

  • g. richtlijn nr. 2006/88/EG: Richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006, betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328);

  • h. verordening nr. 136/2004: Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (PbEU 21);

  • i. verordening nr. 282/2004: Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEU L 49);

  • j. verordening nr. 882/2004: Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165);

  • k. verordening nr. 853/2004: Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (Pb L 139);

  • l. beschikking 93/444/EEG: Beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 juli 1993 houdende toepassingsbepalingen inzake het intracommunautaire handelsverkeer van bepaalde levende dieren en produkten die bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen (PbEG L 208).

Artikel 1.1.2

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b. VWA: Voedsel en Waren Autoriteit;

  • c. ambtenaar: ambtenaar als bedoeld in artikel 114, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

  • d. lidstaat: land, niet zijnde Nederland, dat lid is van de Europese Gemeenschappen;

  • e. derde land: land, niet zijnde Nederland en niet zijnde een lidstaat;

  • f. communautaire maatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 249 van het EG-verdrag;

  • g. communautaire uitvoeringsmaatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 249 van het EG-verdrag, vastgesteld krachtens een communautaire maatregel, genoemd in artikel 1.1.1;

  • h. aquacultuurdier: aquacultuurdier als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • i. aquacultuurproductiebedrijf: aquacultuurproductiebedrijf als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • j. waterdier: waterdier als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • k. aquacultuurverwerkingsbedrijf: levensmiddelenbedrijf dat overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 853/2004 erkend is met het oog op het verwerken van aquacultuurdieren voor voedingsdoeleinden;

  • l. kwekerij: kwekerij als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • m. kweekgebied van weekdieren: kweekgebied van weekdieren als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel j, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • n. waterdier voor sierdoeleinden: waterdier voor sierdoeleinden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel k, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • o. in de handel brengen: de verkoop, met inbegrip van het te koop aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht, alsmede iedere vorm van verplaatsing van aquacultuurdieren in Nederland en in een lidstaat;

  • p. put-en-take-visbedrijven: put-en-take-visbedrijven als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel n, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • q. wild waterdier: wild waterdier als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel p, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • r. compartiment: compartiment als bedoeld in bijlage I, onderdeel a, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • s. epizoötiologische eenheid: epizoötiologische eenheid als bedoeld in bijlage I, onderdeel g, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • t. verdere verwerking: verdere verwerking als bedoeld in bijlage I, onderdeel i, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • u. verhoogde sterfte: een onverklaarbaar aantal sterfgevallen dat aanzienlijk boven het onder gegeven omstandigheden voor de kwekerij of het kweekgebied van weekdieren in kwestie normale niveau ligt;

  • v. quarantaine: quarantaine als bedoeld in bijlage I, onderdeel m, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • w. gevoelige soort: gevoelige soort als bedoeld in bijlage I, onderdeel n, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • x. gebied: gebied als bedoeld in bijlage I, onderdeel p, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

  • y. erkende inspectiepost: op Nederlands grondgebied gelegen inspectiepost die is aangewezen en erkend overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van richtlijn nr. 91/496/EEG voor zover het de in- of doorvoer van aquacultuurdieren betreft onderscheidenlijk het bepaalde in artikel 6 van richtlijn nr. 97/78/EG voor zover het de in- of doorvoer van producten van aquacultuurdieren betreft;

  • z. importeur: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aquacultuurdieren of producten daarvan met het oog op de invoer of doorvoer bij een erkende inspectiepost ten onderzoek aanbiedt dan wel zijn gemachtigde;

  • aa. partij aquacultuurdieren: hoeveelheid aquacultuurdieren van dezelfde soort die met een zelfde vervoermiddel wordt vervoerd en afkomstig is uit een zelfde land;

  • bb. partij producten van aquacultuurdieren: hoeveelheid aquacultuurprodukten van dezelfde soort die met een zelfde vervoermiddel wordt vervoerd en afkomstig is uit een zelfde land;

  • cc. doorvoer: vervoer over Nederlands grondgebied van een partij afkomstig uit een lidstaat of een derde land, naar een lidstaat of derde land;

  • dd. punt van uitgang: douanekantoor van uitgang, of een in een andere lidstaat gelegen plaats als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van beschikking 93/444/EEG, van waaruit de betrokken partij aquacultuurdieren of producten daarvan rechtstreeks naar het derde land van bestemming worden doorgevoerd;

  • ee. douane-entrepot: opslagruimte als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 (PbEG L 302);

  • ff. vrij entrepot: opslagruimte als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 oktober 1992 (PbEG L 302);

  • gg. belanghebbende bij de lading: belanghebbende bij de lading als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van richtlijn nr. 97/78/EG;

  • hh. diergezondheidscertificaat: certificaat als bedoeld in artikel 14 van richtijn nr. 2006/88/EG.

§ 1.2. Communautaire aspecten

Artikel 1.2.1

  • 1 De bevoegde autoriteit, bedoeld in een communautaire maatregel, die is genoemd in artikel 1.1.1, en in een communautaire uitvoeringsmaatregel, is de Minister.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, is ingeval een communautaire maatregel of een communautaire uitvoeringsmaatregel de bevoegde autoriteit een taak opdraagt die niet bestaat uit het nemen van een besluit, de bevoegde autoriteit de VWA.

  • 3 De officiële dierenarts, bedoeld in een communautaire uitvoeringsmaatregel en in deze regeling, is een dierenarts, verbonden aan de VWA.

Artikel 1.2.2

Ingeval in een bepaling van deze regeling is verwezen naar een communautaire uitvoeringsmaatregel, maar niet een dergelijke communautaire uitvoeringsmaatregel geldt, geldt voor de toepassing van deze regeling dat er is voldaan aan de desbetreffende bepaling van deze regeling.

Artikel 1.2.3

Een communautaire uitvoeringsmaatregel, of een wijziging daarvan, treedt voor de toepassing van deze regeling in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, of bij gebreke daarvan, de dag waarop de maatregel is vastgesteld.

§ 1.3. Overige algemene bepalingen

Artikel 1.3.1

Op het brengen in en buiten Nederland van aquacultuurdieren en de producten daarvan vanuit, onderscheidenlijk naar Noorwegen en IJsland zijn:

  • a. de bepalingen inzake de handel met derde landen niet van toepassing;

  • b. de bepalingen inzake de intracommunautaire handel van overeenkomstige toepassing.

Artikel 1.3.2

Deze regeling is niet van toepassing op:

  • a. waterdieren voor sierdoeleinden gekweekt in niet-commerciële aquaria;

  • b. waterdieren uit het wild verzameld of gevangen die rechtstreeks voor de voedselketen bestemd zijn, en

  • c. waterdieren gevangen voor de productie van vismeel, visvoer, visolie en soortgelijke producten.

Artikel 1.3.3

Titel 2, 3, 5, paragrafen 5.1 tot en met 5.4, en 5.6 zijn niet van toepassing wanneer waterdieren voor sierdoeleinden worden gehouden in dierenwinkels, tuincentra, tuinvijvers, commerciële aquaria of bij groothandelaren:

  • a. waarvan het water niet in rechtstreeks contact staat met natuurlijke wateren, of

  • b. die over een systeem voor de behandeling van effluenten beschikken waardoor het risico van de overdracht van ziekten naar natuurlijke wateren tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht.

Artikel 1.3.4

In geval van overtreding van de voorschriften uit de titels 2 tot en met 5, kan de Minister maatregelen nemen als bedoeld in en overeenkomstig artikel 54 van verordening nr. 882/2004.

Titel 2. Aquacultuurproductiebedrijven, aquacultuurverwerkingsbedrijven en vervoerders van aquacultuurdieren

§ 2.1. Vergunning- en registratieplicht

Artikel 2.1.1

  • 1 Het is verboden om een aquacultuurproductiebedrijf, of een aquacultuurverwerkingsbedrijf dat aquacultuurdieren slacht met het oog op ziektebestrijding, te exploiteren zonder een door de Minister verleende vergunning.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op:

    • a. andere voorzieningen dan aquacultuurproductiebedrijven en aquacultuurverwerkingsbedrijven, waar niet voor de handel bestemde waterdieren worden gehouden;

    • b. put-en-take-visbedrijven, en

    • c. aquacultuurproductiebedrijven die aquacultuurdieren uitsluitend voor menselijke consumptie in de handel brengen overeenkomstig artikel 1, derde lid, onderdeel c, van verordening (EG) nr. 853/2004;

    mits deze aquacultuurproductiebedrijven zijn geregistreerd door de Minister.

Artikel 2.1.2

  • 1 De vergunning, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, wordt door de Minister op aanvraag verleend aan een aquacultuurproductiebedrijf, indien de exploitant van dit bedrijf bij de aanvraag:

    • a. op afdoende wijze aantoont dat het bedrijf gedurende de exploitatie kan voldoen aan de eisen gesteld in artikel 2.1.5, en

    • b. de gegevens, genoemd in bijlage II, deel I, onderdeel 1, subonderdelen a en c tot en met g, van richtlijn nr. 2006/88/EG, verstrekt.

  • 2 Indien meerdere aquacultuurproductiebedrijven voor weekdieren zich bevinden in één kweekgebied van weekdieren, kan op aanvraag één collectieve vergunning worden verleend, mits door alle aanvragende aquacultuurproductiebedrijven aan de voorwaarden uit het eerste lid wordt voldaan.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing op verzendingscentra, zuiveringscentra of soortgelijke bedrijven.

  • 4 Bij een aanvraag voor een collectieve vergunning als bedoeld in het tweede lid worden, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, de gegevens, genoemd in bijlage II, deel I, onderdeel 1, subonderdelen c tot en met g van richtlijn nr. 2006/88/EG, voor het hele kweekgebied verstrekt.

Artikel 2.1.3

De vergunning, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, wordt door de Minister op aanvraag verleend aan een aquacultuurverwerkingsbedrijf dat aquacultuurdieren slacht met het oog op ziektebestrijding, indien dit bedrijf bij de aanvraag:

  • a. op afdoende wijze aantoont dat het bedrijf gedurende de exploitatie kan voldoen aan de eisen gesteld in artikel 2.1.6, en

  • b. de gegevens, genoemd in bijlage II, deel II, onderdelen a en c tot en met e, van richtlijn nr. 2006/88/EG, verstrekt.

Artikel 2.1.4

In afwijking van de artikelen 2.1.2 en 2.1.3 wordt een vergunning niet verleend indien uit de vergunningaanvraag blijkt dat de activiteiten van het bedrijf leiden tot een onaanvaardbaar risico van verspreiding van de ziekten naar kwekerijen, kweekgebieden van weekdieren of bestanden van wilde waterdieren in de omgeving van kwekerijen of kweekgebieden van weekdieren.

Artikel 2.1.5

Een vergunninghoudend aquacultuurproductiebedrijf:

  • a. past goede hygiënische methoden toe om de insleep en de verspreiding van ziekten te voorkomen;

  • b. past in alle tot het bedrijf behorende kwekerijen en kweekgebieden voor weekdieren een programma voor de bewaking van de diergezondheid als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG, toe;

  • c. houdt een register bij met daarin de volgende gegevens:

    • 1°. alle verplaatsingen van aquacultuurdieren en producten daarvan, naar en van de kwekerij of het kweekgebied van weekdieren, op zodanige wijze dat het traceren van de plaatsen van oorsprong en bestemming kan worden gewaarborgd;

    • 2°. de mortaliteit in iedere epizoötiologische eenheid, al naar gelang het productietype;

    • 3°. de resultaten van het op het bedrijf toegepaste programma voor de bewaking van de diergezondheid, en

  • d. hanteert een systeem waaruit blijkt dat aan de vereisten genoemd in de onderdelen a tot en met c is voldaan.

Artikel 2.1.6

Een vergunninghoudend aquacultuurverwerkingsbedrijf:

  • a. houdt een register bij met daarin gegevens over alle verplaatsingen van aquacultuurdieren en producten daarvan, naar en van het bedrijf, en

  • b. past goede hygiënische methoden toe om de insleep en de verspreiding van ziekten te voorkomen.

Artikel 2.1.7

  • 1 Indien een vergunninghoudend aquacultuurproductiebedrijf of een vergunninghoudend aquacultuurverwerkingsbedrijf niet meer voldoet aan de eisen gesteld in artikel 2.1.5 respectievelijk artikel 2.1.6, kan de Minister de vergunning schorsen of intrekken.

  • 2 De schorsing kan worden beëindigd indien ten genoegen van de Minister is aangetoond dat het aquacultuurproductiebedrijf of het aquacultuurverwerkingsbedrijf dat aquacultuurdieren slacht met het oog op ziektebestrijding, weer volledig aan de eisen gesteld in artikel 2.1.5 respectievelijk artikel 2.1.6 voldoet.

Artikel 2.1.8

Bij een aanvraag tot registratie als bedoeld in artikel 2.1.1, tweede lid, worden door de exploitant de gegevens, genoemd in bijlage II, deel I, onderdeel 1, subonderdelen a en f, van richtlijn nr. 2006/88/EG, verstrekt.

§ 2.2. Openbaar register

Artikel 2.2.1

  • 1 De Minister houdt een openbaar register bij van aquacultuurproductiebedrijven en vergunninghoudende aquacultuurverwerkingsbedrijven.

  • 2 In het register, bedoeld in het eerste lid, worden opgenomen:

    • a. voor vergunninghoudende aquacultuurproductiebedrijven, de gegevens omschreven in bijlage II, deel I, onderdeel I, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

    • b. voor geregistreerde aquacultuurproductiebedrijven, de gegevens omschreven in bijlage II, deel I, onderdeel I, subonderdelen a, b en f, van richtlijn nr. 2006/88/EG;

    • c. voor vergunninghoudende aquacultuurverwerkingsbedrijven, de gegevens omschreven in bijlage II, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG.

§ 2.3. Vervoer van aquacultuurdieren

Artikel 2.3.1

Vervoerders van aquacultuurdieren houden een register bij met daarin de volgende gegevens:

  • a. de mortaliteit tijdens het vervoer, voor zover dit voor het soort vervoer en de vervoerde soorten in de praktijk mogelijk is;

  • b. naam en adres van de door het vervoermiddel bezochte kwekerijen, kweekgebieden voor weekdieren en aquacultuurverwerkingsbedrijven, en

  • c. gegevens ten aanzien van waterverversing tijdens het vervoer, met name de herkomst van nieuw water en de plaats van lozing van gebruikt water.

Artikel 2.3.2

  • 1 Bij vervoer van aquacultuurdieren neemt de vervoerder zodanige beschermingsmaatregelen dat:

    • a. de gezondheidsstatus van de aquacultuurdieren gedurende het vervoer van die dieren niet wijzigt;

    • b. het risico van verspreiding van de in bijlage IV, deel II, vermelde ziekten afneemt, en

    • c. de gezondheidsstatus van aquacultuurdieren op de plaats van bestemming of op de doorvoerplaatsen, niet in gevaar wordt gebracht.

  • 2 Het verversen van water tijdens het vervoer van aquacultuurdieren geschiedt op zodanige wijze dat de gezondheidsstatus van de vervoerde aquacultuurdieren, van de waterdieren op de plaats waar water wordt ververst en van de waterdieren op de plaats van bestemming, niet in gevaar wordt gebracht.

Titel 3. Ziektevrij verklaren en goedkeuring bewakingsprogramma

§ 3.1. Ziektevrij verklaren

Artikel 3.1.1

  • 2 De Minister geeft de verklaring, bedoeld in het eerste lid, slechts af voor een gebied of compartiment:

    • a. dat 75% of minder van het Nederlands grondgebied omvat;

    • b. dat niet bestaat uit een met een andere lidstaat of derde land gedeeld stroomgebied, en

    • c. waar de op dat gebied of compartiment van toepassing zijnde voorschriften inzake bewaking, bemonstering en diagnosemethoden uit de krachtens artikel 50, vierde lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel, zijn toegepast.

  • 3 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt door de Minister geschorst indien de Minister redenen heeft om aan te nemen dat niet wordt voldaan aan de eisen genoemd in het eerste lid.

  • 4 De schorsing, bedoeld in het derde lid, wordt opgeheven indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 53, tweede lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG.

  • 5 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt door de Minister ingetrokken indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 53, derde lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG.

  • 6 Na intrekking als bedoeld in het vijfde lid, kan de Minister een gebied of compartiment opnieuw ziektevrij verklaren indien aan de voorwaarden van bijlage V, deel II, bij richtlijn nr. 2006/88/EG is voldaan.

Titel 4. Handel in aquacultuurdieren en de producten daarvan

§ 4.1. Diergezondheidscertificering

Artikel 4.1.1

  • 1 Het is verboden om aquacultuurdieren die gevoelig zijn voor één of meer van de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG vermelde ziekten in de handel te brengen voor de kweek, de uitzetting in het wild of de verdere verwerking met het oog op menselijke consumptie in een lidstaat, respectievelijk een gebied of een compartiment:

    • a. die op grond van artikel 49 van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk dat op grond van artikel 3.1.1, vrij is verklaard van de betreffende ziekte of ziekten, of

    • b. waar een bewakings- of uitroeiingsprogramma als bedoeld in artikel 44 van richtlijn nr. 2006/88/EG geldt voor desbetreffende ziekte of ziekten.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het in de handel brengen van aquacultuurdieren voor verdere verwerking met het oog op menselijke consumptie van vis indien de vis voorafgaand aan verzending is geslacht en gestript, en van weekdieren en schaaldieren indien deze in de vorm van niet-verwerkte of verwerkte producten zijn verzonden.

  • 3 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien door de Minister ten aanzien van de dieren een diergezondheidscertificaat is afgegeven.

§ 4.1.a. Communautaire uitvoeringsmaatregelen

Artikel 4.1.1a

  • 1 Het is verboden aquacultuurdieren, of producten daarvan, in de handel te brengen.

  • 2 Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien is voldaan aan de op grond van artikel 61, derde lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen ten aanzien van het in de handel brengen van de betreffende dieren of producten.

§ 4.2. Handel in aquacultuurdieren bestemd voor de kweek, voor uitzetting in het wild of voor uitzetting in put-en-take-visbedrijven

Artikel 4.2.1

  • 1 Het is verboden om aquacultuurdieren die gevoelig zijn voor één of meer van de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG vermelde ziekten, voor kweekdoeleinden in de handel te brengen, die:

    • a. niet klinisch gezond zijn, of

    • b. afkomstig zijn van een kwekerij of kweekgebied van weekdieren waar zich een onopgeloste verhoogde sterfte voordoet.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan de Minister toestaan dat bedoelde aquacultuurdieren in de handel worden gebracht indien zij afkomstig zijn uit een gedeelte van deze kwekerij of dit kweekgebied van weekdieren dat onafhankelijk is van de epizoötiologische eenheid waar de verhoogde sterfte zich heeft voorgedaan.

Artikel 4.2.2

Het is verboden om aquacultuurdieren die gevoelig zijn voor één of meer van de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG vermelde ziekten, voor uitzetting in het wild of voor uitzetting in put-en-take-visbedrijven in de handel te brengen, die:

  • a. niet klinisch gezond zijn;

  • b. afkomstig zijn van een kwekerij of kweekgebied van weekdieren waar zich een onopgeloste verhoogde sterfte voordoet, of

  • c. afkomstig zijn uit een kwekerij of kweekgebied van weekdieren met een gezondheidsstatus als bedoeld in bijlage III, deel A, van richtlijn nr. 2006/88/EG, die lager is dan de gezondheidsstatus van de wateren waarin zij worden uitgezet.

Artikel 4.2.3

  • 1 Het is verboden om aquacultuurdieren die gevoelig zijn voor één of meer van de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG vermelde ziekten, in de handel te brengen voor de kweek of voor uitzetting in het wild in een lidstaat, respectievelijk een gebied of een compartiment:

    • a. die op grond van artikel 49 van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk dat op grond van artikel 3.1.1, vrij is verklaard van de betreffende ziekte of ziekten, of

    • b. waar een bewakings- of uitroeiingsprogramma als bedoeld in artikel 44 van richtlijn nr. 2006/88/EG geldt voor de betreffende ziekte of ziekten.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:

    • a. de aquacultuurdieren afkomstig zijn uit een lidstaat die, of een gebied of compartiment dat, op grond van artikel 49, of artikel 50, van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk artikel 3.1.1, vrij is verklaard van de betreffende ziekte of ziekten, of

    • b. de bedoelde aquacultuurdieren behoren tot soorten en zich bevinden in de levensstadia die voorkomen op de lijst die is vastgesteld op grond van artikel 16, tweede lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG.

Artikel 4.2.4

  • 1 Het is verboden om aquacultuurdieren die behoren tot soorten en zich bevinden in levensstadia die voorkomen op de lijst die is vastgesteld op grond van artikel 17, tweede lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG, in de handel te brengen voor de kweek of voor uitzetting in het wild in een lidstaat, respectievelijk een gebied of een compartiment:

    • a. die op grond van artikel 49 van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk dat op grond van artikel 3.1.1, vrij is verklaard van de betreffende ziekte of ziekten, of

    • b. waar een bewakings- of uitroeiingsprogramma als bedoeld in artikel 44 van richtlijn nr. 2006/88/EG geldt voor de betreffende ziekte of ziekten.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:

    • a. de aquacultuurdieren afkomstig zijn uit een lidstaat die, of een gebied of compartiment dat, op grond van artikel 49, of artikel 50, van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk artikel 3.1.1, vrij is verklaard van de betreffende ziekte of ziekten, of

    • b. de aquacultuurdieren gedurende een passende tijd op zodanige wijze in quarantainevoorzieningen worden gehouden in water dat vrij is van het desbetreffende pathogeen, dat het risico van overdracht van de betreffende ziekte of ziekten tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht.

  • 3 Ten aanzien van de quarantaine, bedoeld in het tweede lid, wordt voldaan aan de op grond van artikel 61, derde lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.

§ 4.3. Handel in, en opslaan van aquacultuurdieren en producten daarvan, bestemd voor menselijke consumptie

Artikel 4.3.1

Deze paragraaf is niet van toepassing op de handel in aquacultuurdieren die gevoelig zijn voor één of meer van de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG vermelde ziekten, of de producten daarvan, die:

  • a. zonder verdere verwerking zijn bedoeld voor menselijke consumptie, en

  • b. zijn verpakt in detailverpakkingen die voldoen aan de bepalingen inzake verpakking en etikettering van verordening nr. 853/2004.

Artikel 4.3.2

  • 1 Het is verboden om aquacultuurdieren die gevoelig zijn voor één of meer van de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG vermelde niet-exotische ziekten, of de producten daarvan, in de handel te brengen voor verdere verwerking met het oog op menselijke consumptie in een lidstaat, respectievelijk een gebied of een compartiment:

    • a. die op grond van artikel 49 van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk dat op grond van artikel 3.1.1, vrij is verklaard van de betreffende ziekte of ziekten, of

    • b. waar een bewakings- of uitroeiingsprogramma als bedoeld in artikel 44 van richtlijn nr. 2006/88/EG geldt voor de betreffende ziekte of ziekten.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:

    • a. de aquacultuurdieren of producten daarvan, afkomstig zijn uit een lidstaat die, of een gebied of compartiment dat, op grond van artikel 49, of artikel 50, van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk artikel 3.1.1, vrij is verklaard van desbetreffende ziekte of ziekten;

    • b. de aquacultuurdieren of producten daarvan, zijn verwerkt in een vergunninghoudend aquacultuurverwerkingsbedrijf onder omstandigheden die de verspreiding van ziekten voorkomen;

    • c. vis voorafgaand aan verzending is gestript, of

    • d. weekdieren en schaaldieren in de vorm van niet-verwerkte of van verwerkte producten zijn verzonden.

Artikel 4.3.3

  • 1 Het is verboden om levende aquacultuurdieren die gevoelig zijn voor één of meer van de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG vermelde niet-exotische ziekten, of de producten daarvan, op de plaats van verwerking op te slaan wanneer deze in de handel worden gebracht voor verdere verwerking in een lidstaat, respectievelijk een gebied of een compartiment:

    • a. die op grond van artikel 49 van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk dat op grond van artikel 3.1.1, vrij is verklaard van desbetreffende ziekte of ziekten, of

    • b. waar een bewakings- of uitroeiingsprogramma als bedoeld in artikel 44 van richtlijn nr. 2006/88/EG geldt voor de betreffende ziekte of ziekten.

  • 2 Het is verboden om levende weekdieren en schaaldieren die gevoelig zijn voor één of meer van de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG vermelde ziekten, in wateren uit te zetten of in verzendingscentra, zuiveringscentra of soortgelijke bedrijven binnen te brengen.

  • 3 De verboden, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn niet van toepassing indien de dieren of producten daarvan:

    • a. afkomstig zijn uit een lidstaat die, of een gebied of compartiment dat, op grond van artikel 49, of artikel 50, van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk artikel 3.1.1, vrij is verklaard van de betreffende ziekte of ziekten, of

    • b. tijdelijk in verzendingscentra, zuiveringscentra of soortgelijke bedrijven worden gehouden die over systemen voor de behandeling van effluenten beschikken waarmee de desbetreffende pathogenen geïnactiveerd worden of waar de effluenten andere behandelingen ondergaan, waardoor het risico van overdracht van de betreffende ziekte of ziekten naar de natuurlijke wateren tot een aanvaardbaar niveau wordt teruggebracht.

§ 4.4. Uitzetten van wilde waterdieren in een kwekerij of een kweekgebied van weekdieren

Artikel 4.4.1

  • 1 Het is verboden om wilde waterdieren die gevoelig zijn voor één of meer van de in bijlage IV, deel II, van richtlijn nr. 2006/88/EG vermelde ziekten en die zijn gevangen in een lidstaat die niet, of een gebied of compartiment dat niet, op grond van artikel 49, of artikel 50, van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk artikel 3.1.1, vrij is verklaard van de betreffende ziekte of ziekten, uit te zetten in een kwekerij of kweekgebied van weekdieren in een lidstaat, respectievelijk een gebied of een compartiment:

    • a. die op grond van artikel 49 van richtlijn nr. 2006/88/EG, respectievelijk dat op grond van artikel 3.1.1, vrij is verklaard van de betreffende ziekte of ziekten, of

    • b. waar een bewakings- of uitroeiingsprogramma als bedoeld in artikel 44 van richtlijn nr. 2006/88/EG geldt voor de betreffende ziekte of ziekten.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de wilde waterdieren voordat deze worden uitgezet in een kwekerij of kweekgebied als bedoeld in het eerste lid in quarantainevoorzieningen worden gehouden gedurende een periode die lang genoeg is om het risico van overdracht van de ziekte of ziekten tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

  • 3 Ten aanzien van de quarantaine, bedoeld in het tweede lid, wordt voldaan aan de op grond van artikel 61, derde lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.

§ 4.5. Handel in waterdieren voor sierdoeleinden

Artikel 4.5.1

  • 1 Het is verboden om waterdieren voor sierdoeleinden in de handel te brengen.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien de gezondheidsstatus van waterdieren met betrekking tot de in bijlage IV, deel II, vermelde ziekten, door het in de handel brengen niet in gevaar komt.

§ 4.6. Ontheffing

Artikel 4.6.1

De verboden, bedoeld in deze titel, zijn niet van toepassing op het in de handel brengen van aquacultuurdieren en de producten daarvan voor wetenschappelijke doeleinden, mits de Minister daarvoor op aanvraag toestemming heeft verleend.

Titel 5. Binnenbrengen van aquacultuurdieren en de producten daarvan uit derde landen

Artikel 5.1.1

  • 1 Het is verboden om aquacultuurdieren, of de producten daarvan, uit derde landen in Nederland te brengen.

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:

    • a. de aquacultuurdieren of de producten daarvan afkomstig zijn uit een derde land dat voorkomt op de lijst die is vastgesteld op grond van artikel 22 van richtlijn nr. 2006/88/EG;

    • b. de aquacultuurdieren of de producten daarvan vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 24 van richtlijn 2006/88/EG, in welk certificaat in ieder geval:

      • 1°. wordt bevestigd dat bedoelde aquacultuurdieren voldoen aan de voorschriften van richtlijn nr. 2006/88/EG, en

      • 2°. wordt bevestigd dat bedoelde aquacultuurdieren voldoen aan de bijzondere invoer- en andere voorwaarden gesteld in de krachtens artikel 25 van richtlijn nr. 2006/88/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel, en

    • c. ten aanzien van de aquacultuurdieren is voldaan aan de op grond van de artikelen 25 en 61, derde lid, van richtlijn nr. 2006/88/EG en artikel 10, derde en vierde lid, van richtlijn nr. 91/496/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen inzake de quarantaine van de betreffende dieren.

Titel 6. De in- en doorvoer van aquacultuurdieren

§ 6.1. Algemeen

Artikel 6.1.1

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ‘handelaar’ verstaan elke natuurlijke of rechtspersoon die aquacultuurdieren met het oog op de verhandeling onder zich heeft.

§ 6.2. In- en doorvoer vanuit Lid-Staten

Artikel 6.2.1

Het verbod, bedoeld in artikel 6.1.2, is niet van toepassing op de in- en doorvoer van aquacultuurdieren die zijn verzonden:

  • a. vanuit een lidstaat;

  • b. vanuit een derde land, en via het grondgebied van een lidstaat in het kader van de in- of doorvoer op Nederlands grondgebied worden gebracht;

mits, voor zover van toepassing, wordt voldaan aan de artikelen 6.2.2 tot en met 6.2.8.

Artikel 6.2.2

  • 1 De aquacultuurdieren zijn niet afkomstig van een plaats als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn nr. 90/425/EEG, of een compartiment of gebied dat aan diezelfde eisen voldoet.

  • 2 Het eerste lid geldt niet voor aquacultuurdieren bestemd voor een lidstaat, of een compartiment of gebied in die lidstaat, voor zover het buiten Nederland brengen van deze dieren op grond van richtlijn nr. 2006/88/EG is toegestaan.

  • 3 De partij aquacultuurdieren gaat in het kader van:

    • de invoer, tot en met de ontvangst door de ontvanger, genoemd in de onder a, b of c, bedoelde documenten, alsmede

    • de doorvoer, tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied, voor zover de partij is verzonden uit een derde land, en via het grondgebied van een lidstaat in het kader van de in- of doorvoer op Nederlands grondgebied worden gebracht, vergezeld van:

      • a. het Gemeenschappelijke veterinaire document van binnenkomst, bedoeld in verordening nr. 282/2004;

      • b. het document, onderscheidenlijk de documenten, bedoeld in artikel 7, eerste lid, eerste gedachtestreepje, van richtlijn nr. 91/496/EEG, en

      • c. het diergezondheidscertificaat, in die gevallen waarin artikel 4.1.1 dit voorschrijft.

  • 4 De in het derde lid bedoelde documenten zijn volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend en voldoen, in voorkomend geval, aan artikel 6.2.7 onderdelen d en e. Voorts is de geldigheidsduur ervan niet verstreken en zijn zij in overeenstemming met communautaire maatregelen afgegeven.

Artikel 6.2.3

  • 1 De ontvanger van aquacultuurdieren, bedoeld in artikel 6.2.2, derde lid, meldt of doet melden de aankomst van elke partij aquacultuurdieren bij de VWA tussen 08.00 uur en 17.00 uur en ten laatste op de dag, niet zijnde een zaterdag, zondag of een algemeen erkende feestdag, voorafgaand aan de dag van aankomst op de plaats van bestemming. Bij die melding wordt mededeling gedaan van het vermoedelijke tijdstip van aankomst en de aard en omvang van de partij.

  • 2 De ontvanger volgt de instructies op die de ambtenaar hem of degene die namens hem is opgetreden heeft gegeven in verband met een controle. Op verzoek van de ambtenaar biedt de ontvanger de partij ter onderzoek aan en overlegt de in artikel 6.2.2, derde lid, bedoelde documenten. Bij een zodanig onderzoek verleent hij alle medewerking en verstrekt hij alle inlichtingen die voor het onderzoek noodzakelijk worden geacht.

  • 3 De ontvanger van de aquacultuurdieren bewaart de in artikel 6.2.2, derde lid, bedoelde documenten ten minste zes maanden vanaf de aanvoer van die dieren.

Artikel 6.2.5

  • 1 De bij de in- of doorvoer van de aquacultuuurdieren betrokken handelaar, is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 9.1.4, eerste lid.

  • 2 De inschrijving in het register, bedoeld in het eerste lid, is niet getroffen door een beslissing als bedoeld in artikel 9.1.4, derde lid.

Artikel 6.2.6

  • 1 Krachtens communautaire maatregelen zijn geen maatregelen genomen:

    • a. houdende de instelling van een verbod om de aquacultuurdieren uit de betrokken lidstaat uit te voeren;

    • b. houdende de machtiging tot de instelling van een verbod om de betreffende dieren in Nederland in te voeren, of in het kader van de doorvoer op Nederlands grondgebied te brengen;

    • c. op grond waarvan de lidstaat van verzending gehouden is de afgifte van documenten, bedoeld in deze regeling, zulks in verband met de invoer in, onderscheidenlijk de doorvoer door Nederland, op te schorten.

  • 2 Ingevolge de regelgeving van de lidstaat van verzending is er geen verbod om de betrokken aquacultuurdieren op het grondgebied van die lidstaat in de handel te brengen.

Artikel 6.2.7

Indien de aquacultuurdieren zijn verzonden vanuit een lidstaat en bestemd zijn voor een derde land:

  • a. blijft het vervoer van de betreffende partij, indien zij onder douanetoezicht is geplaatst, onder dat toezicht tot de plaats waar het Nederlands grondgebied wordt verlaten;

  • b. gaat, indien het punt van uitgang is gelegen in Nederland, de betreffende partij, vergezeld van het diergezondheidscertificaat, in die gevallen waar artikel 4.1.1 dit voorschrijft;

  • c. wordt de betreffende partij, indien de doorvoer vanuit Nederland rechtstreeks naar het derde land van bestemming plaatsvindt, doorgevoerd via het punt van uitgang dat op het in onderdeel b bedoelde document is vermeld;

  • d. geldt ter zake van het in onderdeel b bedoelde document dat:

    • 1°. zij in ten minste één van de talen van de lidstaat van oorsprong is gesteld en in de Nederlandse taal of, indien de partij bestemd is om te worden doorgevoerd via een andere lidstaat, tevens in één van de talen van de lidstaat waar zich het punt van uitgang bevindt;

    • 2°. daarop het punt van uitgang als plaats van bestemming is vermeld;

    • 3°. daarop als ontvanger is vermeld, met naam en adres, de handelaar, bedoeld in onderdeel e, dan wel, ingeval de partij bestemd is om te worden doorgevoerd via een andere lidstaat, de ontvanger bij het punt van uitgang, bedoeld in artikel 4, tweede gedachtenstreepje, van beschikking 93/444/EEG;

  • e. gaat de partij vergezeld van veterinaire documenten of certificaten die aan de veterinaire voorschriften van het derde land van bestemming voldoen, tenzij op het document, bedoeld in onderdeel b, de vermelding ‘Dieren of producten voor uitvoer naar (naam van het derde land)’ voorkomt, waarbij de naam van het derde land van bestemming als het gedeelte tussen haakjes is opgenomen;

  • f. is artikel 6.2.5 van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de handelaar die in Nederland bij het punt van uitgang bij de doorvoer van de partij betrokken is, en

  • g. vindt het vervoer van de partij, indien deze niet aan de voorschriften van richtlijn nr. 2006/88/EG voldoet, slechts plaats indien de Minister daartoe vooraf toestemming heeft verleend.

Artikel 6.2.8

  • 1 Indien bij het onderzoek, bedoeld in artikel 6.2.3, tweede lid, en artikel 9.1.4, tweede lid, of bij een controle tijdens het vervoer in het kader van de in- of doorvoer, wordt vermoed of geconstateerd dat:

    • a. er verwekkers van ziekten, zoönosen of andere aandoeningen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn nr. 90/425/EEG, aanwezig zijn;

    • b. dat aquacultuurdieren afkomstig zijn uit een met een epidemische dierziekte besmet gebied,

    worden de daarbij betrokken aquacultuurdieren in afzondering geplaatst of gedood of vernietigd, al naar gelang de Minister daaromtrent heeft besloten.

  • 2 Indien bij een controle of onderzoek als bedoeld in het eerste lid, wordt vermoed of geconstateerd dat niet is voldaan aan de overige voorschriften van deze regeling dan wel aan de van toepassing zijnde communautaire maatregelen, kan de Minister gelasten dat de aquacultuurdieren in tijdelijke afzondering worden geplaatst, dan wel wordt één van de maatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 90/425/EEG uitgevoerd, al naar gelang de Minister daaromtrent, overeenkomstig de keuze van de afzender of diens gemachtigde en mits zulks mogelijk is op grond van veterinairrechtelijke voorschriften, heeft besloten.

    Deze maatregelen kunnen tevens door de Minister worden genomen in het in artikel 6.2.7 bedoelde geval, indien zich tijdens het vervoer andere onregelmatigheden voordoen dan als bedoeld in de eerste volzin, of indien het derde land van bestemming de aquacultuurdieren weigert, mits voor Nederland de waarborgen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van beschikking 93/444/EEG, gelden.

  • 3 Een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt ter kennis gebracht van de afzender of diens gemachtigde met vermelding van de redenen. Desgevraagd geschiedt die kennisgeving schriftelijk met vermelding van de datum en het uur, waarop het besluit is genomen.

  • 4 Een besluit als bedoeld in het eerste of het tweede lid, laat onverlet het recht van de afzender van de aquacultuurdieren om, overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, tweede lid, vierde alinea, van richtlijn nr. 90/425/EEG, het advies van een veterinair deskundige in te winnen, met dien verstande dat de Minister te allen tijde kan beslissen om de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onmiddellijk uit te voeren, indien zulks noodzakelijk is om redenen van de bescherming van de diergezondheid.

  • 5 De kosten, die uit het eerste of tweede lid bedoelde maatregelen voortvloeien, komen voor rekening van de afzender of diens gemachtigde dan wel van degene die met de zorg voor de betrokken aquacultuurdieren is belast.

§ 6.3. In- en doorvoer uit derde landen

Artikel 6.3.1

  • 2 Het verbod, bedoeld in artikel 6.1.2, is niet van toepassing op de doorvoer van aquacultuurdieren:

    • a. die zijn verzonden vanuit een derde land en via Nederland voor het eerste op het grondgebied van de Europese Gemeenschappen worden gebracht;

    • b. waarvan de eerst volgende bestemming blijkens de bij de partij behorende documenten een derde land is;

    • c. die zijn aangevoerd met een vliegtuig, onderscheidenlijk een schip en met een vliegtuig, onderscheidenlijk een schip het Nederlandse grondgebied rechtstreeks via dezelfde luchthaven, onderscheidenlijk haven van aanvoer weer verlaten, en

    • d. die tussentijds niet in contact komen met andere partijen aquacultuurdieren of aquacultuurproducten en, indien zij tussentijds het transportmiddel verlaten, het daartoe door de Minister aangewezen terrein niet verlaten, mits de zodanige doorvoer tijdig bij de VWA is gemeld en de door de Minister gegeven instructies worden opgevolgd;

    mits, voor zover van toepassing, voldaan is aan verordening nr. 282/2004 en de artikelen 6.3.2, 6.3.4, 6.3.7 en 6.3.10.

  • 3 Het verbod, bedoeld in artikel 6.1.2, is niet van toepassing op de doorvoer van aquacultuurdieren:

    • a. die via Nederland voor het eerst op het grondgebied van de Europese Gemeenschappen worden gebracht, en

    • b. zijn verzonden uit een derde land of een deel van een derde land, dat is vermeld op de krachtens artikel 22 van richtlijn nr. 2006/88/EG opgestelde lijst of die, zolang die lijst niet is vastgesteld, zijn verzonden uit derde landen;

    mits, voor zover van toepassing, is voldaan aan verordening nr. 282/2004 en de artikelen 6.3.2 tot en met 6.3.10.

Artikel 6.3.2

  • 1 Elke partij aquacultuurdieren wordt het Nederlands grondgebied binnengebracht via een erkende inspectiepost.

  • 2 Elke binnenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt gemeld aan de VWA overeenkomstig artikel 1, eerste tot en met derde lid, van verordening nr. 282/2004.

  • 3 Elke partij aquacultuurdieren wordt bij aankomst op de erkende inspectiepost ten onderzoek aangeboden aan de ambtenaar op die inspectiepost.

  • 4 Bij het in het derde lid bedoelde onderzoek dient aan de ambtenaar te worden overgelegd een door de officiële dierenarts afgegeven, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend origineel document als bedoeld in artikel 5.1.1, onderdeel b:

    • a. dat in overeenstemming met communautaire maatregelen is afgegeven;

    • b. waaruit dient te blijken dat is voldaan aan nadere voorwaarden die in de communautaire maatregelen zijn gesteld aan de invoer van aquacultuurdieren vanuit het betrokken derde land of deel van dat derde land, en

    • c. waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken.

  • 6 In geval een partij aquacultuurdieren afkomstig is uit Nieuw-Zeeland, mag deze in afwijking van het vierde lid, vergezeld gaan van een certificaat dat is vastgesteld bij een communautaire maatregel ter uitvoering van de Overeenkomst van 17 december 1996 tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten (PbEG 1997, L 57), indien:

    • a. de partij aquacultuurdieren ingevolge de vorenbedoelde overeenkomst in elk geval op het gebied van de diergezondheid als gelijkwaardig erkend is, en

    • b. de partij aquacultuurdieren aan de ingevolge vorenbedoelde communautaire maatregel gestelde bijkomende voorwaarden voldoet.

Artikel 6.3.3

  • 1 De belanghebbende bij de lading kan de melding van de binnenkomst van een partij, bedoeld in artikel 6.3.2, tweede lid, op elektronische wijze verrichten, indien de Minister daarmee heeft ingestemd.

  • 2 De Minister kan aan zijn instemming, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden stellen en nadere voorschriften verbinden.

  • 3 De Minister kan zijn instemming, bedoeld in het eerste lid in, intrekken, indien de belanghebbende bij de lading:

    • a. niet meer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, of

    • b. niet voldoet aan de nadere voorschriften, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Het melden van de binnenkomst, bedoeld in het eerste lid, geschiedt via een daarvoor bestemd elektronisch systeem met behulp van een door de Minister beschikbaar gestelde toegang.

  • 5 De Minister kan een elektronische aanmelding weigeren, indien:

    • a. deze niet overeenkomstig artikel 6.3.2, tweede lid, is ingediend;

    • b. de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor de Minister zou leiden, en

    • c. de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van het bericht waarmee de aanmelding is gedaan onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.

  • 6 De Minister deelt een weigering op grond van het vijfde lid zo spoedig mogelijk aan de afzender mede.

  • 7 De Minister kan besluiten de elektronische melding niet te behandelen, indien het elektronisch bericht geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van het vijfde lid.

Artikel 6.3.4

De importeur of de vervoerder van de in of door te voeren aquacultuurdieren volgt de instructies van de ambtenaar, in verband met het onderzoek of een controle op. Daarbij verleent hij alle medewerking en verstrekt hij alle inlichtingen die voor het onderzoek of de controle noodzakelijk worden geacht.

Artikel 6.3.5

  • 1 Indien de aquacultuurdieren blijkens het in artikel 6.3.2, vierde lid, bedoelde document bestemd zijn om naar een lidstaat te worden doorgevoerd, is de bij doorvoer betrokken handelaar ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 9.1.4.

  • 2 De inschrijving in het register, als bedoeld in het eerste lid, is niet getroffen door een beslissing als bedoeld in artikel 9.1.4, derde lid.

Artikel 6.3.6

Indien de aquacultuurdieren blijkens het in artikel 6.3.2, vierde lid, bedoelde document bestemd zijn voor een derde land, wordt aangetoond dat het eerste derde land waarnaar zij worden vervoerd de verplichting op zich neemt de partij waarvan het de invoer of de doorvoer toestaat, in geen geval te weigeren of terug te zenden en, voor zover daarbij vervoer over het grondgebied van een of meer lidstaten zal plaatsvinden, dat door de bevoegde centrale autoriteit van die lidstaat of lidstaten toestemming voor dat vervoer is verleend.

Artikel 6.3.7

  • 1 Noch krachtens artikel 18, eerste lid, eerste gedachtenstreepje, van richtlijn nr. 91/496/EEG, noch krachtens andere communautaire maatregelen tot wering en bestrijding van besmettelijke dierziekten zijn maatregelen genomen, houdende de instelling van een verbod om de betrokken aquacultuurdieren in de Europese Gemeenschappen dan wel in Nederland in te voeren, onderscheidenlijk in het kader van de doorvoer op Nederlands grondgebied te brengen.

  • 2 Aan de aquacultuurdieren zijn geen stoffen toegediend die ingevolge artikel 3, onderdeel a, van richtlijn nr. 96/22/EG niet aan aquacultuurdieren mogen worden toegediend, tenzij aan de voorwaarden ingevolge artikel 11 van genoemde richtlijn is voldaan.

Artikel 6.3.8

  • 1 Met betrekking tot de partij aquacultuurdieren is door de Minister een Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst als bedoeld in verordening nr. 282/2004 afgegeven.

  • 2 Indien de partij is bestemd voor een lidstaat neemt de Minister het in artikel 6.3.2, vierde lid, bedoelde originele document in en geeft een gewaarmerkt afschrift daarvan af, met dien verstande dat bij splitsing van de partij voor iedere aldus ontstane partij een gewaarmerkt afschrift wordt afgegeven.

Artikel 6.3.9

  • 1 De ingevoerde aquacultuurdieren gaan tijdens het vervoer vanaf de erkende inspectiepost, per partij, vergezeld van:

  • 2 De door te voeren aquacultuurdieren die voor een lidstaat zijn bestemd, gaan tijdens het vervoer vanaf de erkende inspectiepost, per partij, vergezeld van:

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op door te voeren aquacultuurdieren die voor een derde land zijn bestemd.

Artikel 6.3.10

  • 1 Indien bij het onderzoek, bedoeld in artikel 6.3.2, derde lid, artikel 9.1.4, tweede lid, of bij een controle tijdens het vervoer in het kader van de invoer of de doorvoer, wordt vermoed of geconstateerd dat er verwekkers van ziekten, zoönosen of andere aandoeningen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 90/425/EEG, aanwezig zijn, kan de Minister gelasten dat de daarbij betrokken aquacultuurdieren in tijdelijke afzondering worden geplaatst, dan wel worden de aquacultuurdieren na een daartoe strekkend besluit van de Minister vernietigd. Het bepaalde in artikel 6.2.8, tweede lid, is ten aanzien van dit besluit van toepassing.

  • 2 Indien bij een onderzoek of een controle als bedoeld in het eerste lid, wordt vermoed of geconstateerd dat niet is voldaan aan de overige voorwaarden, die in deze regeling dan wel in de van toepassing zijnde communautaire maatregelen zijn neergelegd, of dat de aquacultuurdieren afkomstig zijn uit een met een epidemische dierziekte besmet gebied, besluit de Minister, na overleg met de importeur, om maatregelen te nemen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdelen a, b of c van richtlijn nr. 91/496/EEG.

  • 3 De kosten, die uit de in het eerste of tweede lid, bedoelde maatregelen voortvloeien, komen voor rekening van de importeur, met uitzondering van de kosten die voortvloeien uit de vernietiging van de partij aquacultuurdieren, bedoeld in het tweede lid, welke ten laste komen van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde.

Titel 7. De in- en doorvoer van producten van aquacultuurdieren

§ 7.1. Algemeen

Artikel 7.1.1

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ‘handelaar’ verstaan elke natuurlijke persoon of rechtspersoon zijnde de eerste ontvanger op Nederlands grondgebied van een partij producten van aquacultuurdieren.

§ 7.2. De in- en doorvoer vanuit lidstaten

Artikel 7.2.1

Het verbod, bedoeld in artikel 7.1.2, is niet van toepassing op de in- en doorvoer van producten van aquacultuurdieren die zijn verzonden:

  • a. vanuit een lidstaat;

  • b. vanuit een derde land, en via het grondgebied van een lidstaat in het kader van de in- of doorvoer op Nederlands grondgebied worden gebracht;

mits, voor zover van toepassing, voldaan wordt aan het bepaalde in de artikelen 7.2.2 en met 7.2.3.

Artikel 7.2.2

  • 1 De producten van aquacultuurdieren die zijn verzonden vanuit een lidstaat gaan in het kader van de invoer, tot en met de ontvangst door de handelaar, en in het kader van de doorvoer naar een lidstaat, tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied, vergezeld van het diergezondheidscertificaat, in de gevallen waarin artikel 4.1.1 dit certificaat voorschrijft.

  • 2 De producten van aquacultuurdieren die zijn verzonden vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat op Nederlands grondgebied worden gebracht, gaan in het kader van de invoer, tot en met de ontvangst door de handelaar, en in het kader van de doorvoer naar een lidstaat, tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied vergezeld van een Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst als bedoeld in verordening nr. 136/2004 en van een gewaarmerkt afschrift als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van richtlijn nr. 97/78/EG.

  • 3 De producten van aquacultuurdieren die zijn verzonden vanuit een derde land en via het grondgebied van een lidstaat op Nederlands grondgebied worden gebracht, in het kader van de doorvoer naar een derde land,

    • a. gaan tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied, vergezeld van het bij de partij behorende document en van een Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst als bedoeld in verordening nr. 136/2004, waarin is aangegeven langs welke grensinpectiepost als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel g, van richtlijn nr. 97/78/EG de aquacultuurdieren de Gemeenschap verlaten;

    • b. zijn onderworpen geweest aan alle controles als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van richtlijn nr. 97/78EG, en

    • c. voldoen aan het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van deze richtlijn.

  • 4 Op de in- en doorvoer van producten van aquacultuurdieren, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, is het bepaalde in de artikelen 6.2.2, derde lid, 6.2.3, eerste en tweede lid, 6.2.4 en 6.2.6 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het woord ‘ontvanger’ telkenmale vervangen dient te worden door ‘handelaar’ en dat bij het in artikel 6.2.3, tweede lid, bedoelde onderzoek, de documenten, bedoeld in het eerste of tweede lid, worden overgelegd.

  • 5 Het vervoer van de in het derde lid bedoelde producten van aquacultuurdieren geschiedt onder douanetoezicht tot op de plaats waar het Nederlands grondgebied wordt verlaten in verzegelde voertuigen of verzegelde containers en zonder splitsing of, tenzij de partij overeenkomstig het derde lid wordt opgeslagen, lossing van de partij.

Artikel 7.2.3

  • 1 Indien bij de controle, bedoeld in artikel 7.2.2, vierde lid juncto 6.2.3, tweede lid, of bij de controle tijdens het vervoer van een partij producten van aquacultuurdieren in het kader van de invoer of de doorvoer van deze partij wordt vermoed of geconstateerd dat

    • a. er verwekkers van ziekten, zoönosen of andere aandoeningen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn nr. 89/662/EEG, aanwezig zijn, of

    • b. de producten van aquacultuurdieren afkomstig zijn uit een met een epidemische dierziekte besmet gebied;

    kan de Minister gelasten dat de partij in tijdelijke afzondering wordt geplaatst, dan wel worden de maatregelen bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, eerste alinea, van die richtlijn, uitgevoerd, al naar gelang de Minister daaromtrent heeft besloten.

  • 2 Indien bij een controle als bedoeld in het eerste lid, of bij een controle tijdens het vervoer van een partij producten van aquacultuurdieren in het kader van de invoer of de doorvoer van deze partij wordt vermoed of geconstateerd dat niet wordt voldaan aan de voorschriften van de onderhavige regeling dan wel aan de van toepassing zijnde communautaire maatregelen, kan de Minister gelasten dat de aquacultuurdieren in tijdelijke afzondering worden geplaatst, dan wel wordt één van de maatregelen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 90/425/EEG uitgevoerd, waartoe de Minister overeenkomstig de keuze van de afzender of diens gemachtigde heeft besloten.

Artikel 7.2.4

  • 1 De handelaar is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 9.1.4.

  • 2 De inschrijving in het register, bedoeld in het eerste lid, is niet getroffen door een beslissing, als bedoeld in artikel 9.1.4, derde lid.

§ 7.3. De in- en doorvoer van producten van aquacultuurdieren afkomstig uit derde landen

Artikel 7.3.1

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 7.1.2, is niet van toepassing op de invoer van producten van aquacultuurdieren:

    • a. die daarbij voor het eerst op het grondgebied van de Europese Gemeenschappen worden gebracht, en

    • b. die zijn verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land;

    mits, voor zover van toepassing, is voldaan aan verordening nr. 136/2004 en aan de artikelen 7.3.2, 7.3.5 en 7.3.7. tot en met 7.3.9.

  • 3 Het verbod, bedoeld in artikel 7.1.2, is niet van toepassing op de doorvoer van producten van aquacultuurdieren bestemd voor een derde land:

    • a. die via Nederland voor het eerst op het grondgebied van de Europese Gemeenschappen worden gebracht, en

    • b. die zijn verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land;

    mits, voor zover van toepassing, voldaan wordt aan verordening nr. 136/2004 en de artikelen 7.3.2 tot en met 7.3.9.

Artikel 7.3.2

  • 1 Elke partij producten van aquacultuurdieren wordt het Nederlands grondgebied binnengebracht via een erkende inspectiepost.

  • 2 Elke binnenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt gemeld aan de VWA overeenkomstig artikel 2 van verordening nr. 136/2004.

  • 3 De partij producten wordt door de belanghebbende bij de lading bij aankomst op de erkende inspectiepost ter onderzoek aangeboden aan de ambtenaar.

  • 4 Indien de partij voor Nederland dan wel voor een lidstaat is bestemd, wordt bij de aankomst op de erkende inspectiepost aan de op de inspectiepost aanwezige ambtenaar, overgelegd, document als bedoeld in artikel 5.1.1, onderdeel b.

  • 5 Indien de partij bestemd is voor een derde land, wordt bij de aankomst op de erkende inspectiepost aan de op de inspectiepost aanwezige ambtenaar, een bij de partij behorend document overgelegd, dat is opgesteld in de Nederlandse, Duitse, Franse of Engelse taal, waaruit tenminste de oorsprong van de partij, de verdere bestemming hiervan, alsmede, indien opslag in een van de in artikel 12 van richtlijn nr. 97/78/EG bedoelde opslagruimte in Nederland dan wel een lidstaat is voorzien, het feit dat voldaan is aan de op grond van deze regeling met betrekking tot de invoer in Nederland dan wel de doorvoer naar een lidstaat gestelde veterinairrechtelijke voorschriften.

  • 6 Ten aanzien van de in het derde en vierde lid bedoelde documenten geldt:

    • a. dat zij volledig ingevuld, gedagtekend, ondertekend en origineel zijn;

    • b. dat zij in overeenstemming met communautaire maatregelen zijn afgegeven;

    • c. dat daaruit blijkt dat is voldaan aan nadere voorwaarden, die bij communautaire maatregelen zijn gesteld aan de invoer van producten van aquacultuurdieren vanuit het betrokken derde land of deel van dat derde land, en

    • d. de geldigheidsduur niet is verstreken.

  • 8 Voor de toepassing van de in het zevende lid bedoelde artikelen wordt voor ‘keuringsdierenarts’ gelezen: ambtenaar.

  • 9 In geval een partij aquacultuurdieren afkomstig is uit Nieuw-Zeeland, mag deze in afwijking van het vierde lid, vergezeld gaan van een certificaat dat is vastgesteld bij een communautaire maatregel ter uitvoering van de Overeenkomst van 17 december 1996 tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake sanitaire maatregelen voor de handel in levende dieren en dierlijke producten (PbEG 1997, L 57), indien:

    • a. de partij aquacultuurdieren ingevolge de vorenbedoelde overeenkomst in elk geval op het gebied van de diergezondheid als gelijkwaardig erkend is, en

    • b. de partij aquacultuurdieren aan de ingevolge vorenbedoelde communautaire maatregel gestelde bijkomende voorwaarden voldoet.

Artikel 7.3.3

  • 1 De belanghebbende bij de lading kan de melding van de binnenkomst van een partij, bedoeld in artikel 7.3.2, tweede lid, op elektronische wijze verrichten, indien de Minister daarmee heeft ingestemd.

  • 2 De Minister kan aan zijn instemming, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden stellen en nadere voorschriften verbinden.

  • 3 De Minister kan zijn instemming, bedoeld in het eerste lid in, intrekken, indien de belanghebbende bij de lading:

    • a. niet meer voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, of

    • b. niet voldoet aan de nadere voorschriften, bedoeld in het tweede lid.

  • 4 Het melden van de binnenkomst, bedoeld in het eerste lid, geschiedt via een daarvoor bestemd elektronisch systeem met behulp van een door de Minister beschikbaar gestelde toegang.

  • 5 De Minister kan een elektronische aanmelding weigeren, indien:

    • a. deze niet overeenkomstig artikel 7.3.2, tweede lid, is ingediend,

    • b. de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor de Minister zou leiden,

    • c. de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van het bericht waarmee de aanmelding is gedaan onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.

  • 6 De Minister deelt een weigering op grond van het vijfde lid zo spoedig mogelijk aan de afzender mede.

  • 7 De Minister kan besluiten de elektronische melding niet te behandelen, indien het elektronisch bericht geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van het vijfde lid.

Artikel 7.3.4

  • 1 Ter zake van een partij die zich aan boord bevindt van een vliegtuig of een schip dat bij vervoer tussen twee derde landen op Nederlands grondgebied landt of aanlegt, legt de vervoerder desgevraagd, aan de ambtenaar over, het in artikel 7.3.2, vijfde lid, bedoelde document.

  • 2 Indien de in het eerste lid bedoelde partij van het ene vliegtuig of schip in het andere wordt overgeladen, stelt de vervoerder de ambtenaar hiervan in kennis en legt hij het in artikel 7.3.2, vijfde lid, bedoelde document over.

  • 3 Indien de in het eerste lid bedoelde partij tijdelijk wordt uitgeladen en opgeslagen in een op Nederlands grondgebied gelegen haven of luchthaven, in afwachting van verzending naar een derde land, legt de vervoerder aan de ambtenaar het in artikel 7.3.2, vijfde lid, bedoelde document over en biedt hij de partij aan hem ten onderzoek aan.

  • 4 In de in dit artikel bedoelde gevallen gaat de partij tijdens het vervoer naar een derde land vergezeld van het in artikel 7.3.2, vijfde lid, bedoelde document.

Artikel 7.3.5

Met betrekking tot het bepaalde in artikel 7.3.2 is het gestelde in de artikelen 6.3.4 en 6.3.5 en met betrekking tot het bepaalde in artikel 7.3.4 is het gestelde in artikel 6.3.4 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat onder ‘importeur of vervoerder’ als bedoeld in artikel 6.3.4 tevens dient te worden verstaan: belanghebbende bij de lading.

Artikel 7.3.6

  • 1 Bij het binnenbrengen van een partij producten van aquacultuurdieren die door een derde land zijn geweigerd en vanuit het grondgebied van de Europese Gemeenschap naar het betrokken derde land zijn verzonden, wordt voldaan aan:

  • 3 Indien de in het eerste lid bedoelde partij producten naar het derde land is verzonden vanuit een lidstaat, heeft de Minister vooraf toestemming verleend voor het binnenbrengen van de producten en heeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat die het in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn nr. 97/78/EG bedoelde certificaat heeft afgegeven met de terugname van de partij ingestemd.

Artikel 7.3.7

  • 1 Noch krachtens artikel 22, eerste lid, eerste gedachtenstreepje, van richtlijn nr. 97/78/EG, noch krachtens andere communautaire maatregelen tot wering en bestrijding van besmettelijke dierziekten zijn maatregelen genomen, houdende de instelling van een verbod om de betrokken producten van aquacultuurdieren in de Europese Gemeenschappen dan wel in Nederland in te voeren, onderscheidenlijk in het kader van de doorvoer op Nederlands grondgebied te brengen.

  • 2 De producten zijn niet verkregen van of met aquacultuurdieren waaraan stoffen zijn toegediend die ingevolge artikel 3, onderdeel a, van richtlijn nr. 96/22/EG niet aan aquacultuurdieren mogen worden toegediend, tenzij aan de voorwaarden ingevolge artikel 11 van genoemde richtlijn is voldaan.

  • 3 Ten aanzien van de producten van aquacultuurdieren is, in voorkomend geval, voldaan aan de op grond van artikel 22, eerste lid, tweede en derde gedachtenstreepje, van richtlijn nr. 97/78/EG dan wel op grond van andere communautaire maatregelen vastgestelde bijzondere voorschriften.

Artikel 7.3.8

  • 2 De producten, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdelen e en f, van richtlijn nr. 97/78/EG worden aangevoerd via een erkende inspectiepost.

  • 3 Tenzij met de Minister anders is overeengekomen, geeft de belanghebbende bij de lading van de aanvoer, bedoeld in het tweede lid ten minste 24 uur voor de aankomst schriftelijk kennis aan de VWA, onder opgave van het vermoedelijk tijdstip van aankomst, van de hoeveelheid, van de herkomst en van de soort producten.

Artikel 7.3.9

  • 1 Indien wordt vermoed of geconstateerd dat in de partij producten van aquacultuurdieren verwekkers van ziekten, zoönosen of andere aandoeningen aanwezig zijn, of dat de partij afkomstig is uit een met een epidemische dierziekte besmet gebied, kan de Minister gelasten dat de partij, voor rekening van de verzender of diens gemachtigde, dan wel de afnemer, in tijdelijke afzondering wordt geplaatst, indien hij de aanwezigheid van verwekkers van ziekten, zoönosen of andere aandoeningen vermoedt, dan wel wordt de partij, zonder vergoeding van Staatswege en:

    • a. voor rekening van de verzender of diens gemachtigde, al naar gelang de Minister daaromtrent heeft besloten en met inachtneming van diens aanwijzingen, vernietigd, of

    • b. voor rekening van de afnemer, al naar gelang de Minister daaromtrent heeft besloten en met inachtneming van diens aanwijzingen, voor andere doeleinden gebruikt dan waarvoor ze is bestemd.

  • 2 Indien aan de hand van de op grond van deze regeling uitgevoerde controles wordt vastgesteld dat een voor Nederland of een lidstaat bestemd product niet voldoet aan de op grond van deze regeling voor dat product gestelde voorschriften of dat een onregelmatigheid is begaan, besluit de Minister in overleg met de belanghebbende bij de lading of zijn vertegenwoordiger:

    • a. dat het product in ieder geval binnen 60 dagen nadat is geconstateerd dat niet aan de onderhavige regeling wordt voldaan vanuit de grensinspectiepost met hetzelfde vervoermiddel wordt teruggezonden naar een derde land indien veterinaire of gezondheidsredenen zich daar niet tegen verzetten;

    • b. indien terugzending als bedoeld in onderdeel a, onmogelijk is of de in dat onderdeel bedoelde termijn is verstreken, dat de partij wordt vernietigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 97/78/EG;

    • c. dat de partij voor andere doeleinden dan de menselijke consumptie wordt gebruikt.

  • 3 Indien een partij in Nederland is gebracht zonder dat, voorzover van toepassing, die partij is onderworpen aan de in artikel 7.3.2 bedoelde controles, besluit de Minister dat de partij overeenkomstig het tweede lid, onderdeel b, wordt vernietigd of wordt teruggezonden naar een derde land indien veterinairrechtelijke of gezondheidsredenen zich daar niet tegen verzetten.

  • 4 In afwachting van de terugzending of de vernietiging van een partij als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid wordt de partij onder toezicht van de ambtenaar in tijdelijke afzondering geplaatst en opgeslagen.

  • 5 Alle kosten in verband die in verband met de het tweede, derde en vierde lid, bedoelde maatregelen worden gemaakt, komen ten laste van de belanghebbende bij de lading.

Titel 8. De uitvoer van aquacultuurdieren en producten daarvan

§ 8.2. De uitvoer van aquacultuurdieren

Artikel 8.2.1

Het vervoeren van een in Nederland verzamelde partij aquacultuurdieren van enige plaats in Nederland naar het grondgebied van en bestemd voor een lidstaat is verboden.

Artikel 8.2.2

  • 2 De partij aquacultuurdieren dient, in de gevallen, bedoeld in artikel 14 van richtlijn nr. 2006/88/EG, vergezeld te gaan van het diergezondheidscertificaat.

Artikel 8.2.3

Indien de aquacultuurdieren zijn bestemd om via het grondgebied van een lidstaat naar een derde land te worden vervoerd:

  • a. blijft het vervoer van de betreffende partij, indien zijn onder douanetoezicht is geplaatst, onder dat toezicht tot de plaats waar het Nederlands grondgebied wordt verlaten;

  • b. gaat de betreffende partij, vergezeld van het diergezondheidscertificaat, in de gevallen waarin artikel 4.1.1 dit certificaat voorschrijft;

  • c. geldt ter zake van het in onderdeel b bedoelde document tevens dat:

    • a. dit in de Nederlandse taal en in ten minste één van de talen van de lidstaat waar zich het punt van uitgang bevindt, zijn gesteld;

    • b. daarop het punt van uitgang als plaats van bestemming is vermeld;

    • c. daarop als ontvanger is vermeld, met naam en adres, de ontvanger bij het punt van uitgang, bedoeld in artikel 4, tweede gedachtenstreepje, van beschikking 93/444/EEG;

  • d. gaat de partij vergezeld van veterinaire documenten of certificaten, die aan de veterinaire voorschriften van het derde land van bestemming voldoen, tenzij de VWA niet over die voorschriften beschikt, in welk geval op de documenten, bedoeld in onderdeel b, de vermelding ‘Dieren of producten voor uitvoer naar (naam van het derde land)’ is opgenomen, waarbij de naam van het derde land van bestemming als het gedeelte tussen haakjes is ingevuld, en

  • e. is het vervoer daarvan, indien de aquacultuurdieren niet voldoen aan de voorwaarden van richtlijn nr. 2006/88/EG, slechts toegestaan indien de Minister daartoe vooraf toestemming heeft verleend.

Artikel 8.2.4

  • 1 De handelaar is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 9.1.4.

  • 2 De inschrijving in het register, als bedoeld in het eerste lid, is niet getroffen door een beslissing, als bedoeld in artikel 9.1.4, derde lid.

§ 8.3. De uitvoer van aquacultuurproducten

Artikel 8.3.1

  • 1 Indien een in Nederland verzamelde partij producten van aquacultuurdieren bestemd is om te worden vervoerd naar een lidstaat gaat de betreffende partij, vergezeld van het diergezondheidscertificaat, in de gevallen waarin artikel 4.1.1 dit certificaat voorschrijft.

  • 2 Indien een in Nederland verzamelde partij producten van aquacultuurdieren bestemd is om te worden vervoerd naar een derde land, zijn ten aanzien van die partij artikel 8.2.3, onderdelen a en e, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8.3.2

  • 1 De handelaar is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 9.1.4.

  • 2 De inschrijving in het register, bedoeld in het eerste lid, is niet getroffen door een beslissing, als bedoeld in artikel 9.1.4, derde lid.

Titel 9. Administratieve bepalingen

Artikel 9.1.1

  • 1 De documenten, bedoeld in de titels 4 tot en met 8, worden, voor zover van toepassing, afgegeven door de Minister.

  • 2 Een document wordt niet afgegeven indien voor de partij de gezondheidsverklaring, vermeld op het document, niet kan worden gegeven dan wel indien de zending niet voldoet aan aanvullende eisen die op de plaats van bestemming in overeenstemming met het bepaalde in de richtlijn dan wel in andere communautaire maatregelen ter voorkoming of bestrijding van dierziekten, zijn gesteld.

Artikel 9.1.3

Exploitanten van aquacultuurproductiebedrijven en van aquacultuurverwerkingsbedrijven, handelaren, bedoeld in de artikelen 6.1.1, 7.1.1 en 8.1.1, staan toe dat een ambtenaar ten behoeve van de uitvoering van deze regeling, de door hem noodzakelijk geachte werkzaamheden en controles verricht.

Artikel 9.1.4

  • 1 De Minister houdt een register van handelaren als bedoeld in de artikelen 6.1.1, 7.1.1 en 8.1.1, bij, tenzij hij een door een andere instantie beheerd register als zodanig heeft aangewezen.

  • 2 Een handelaar als bedoeld in het eerste lid, die is ingeschreven in het in het eerste lid bedoelde register:

    • a. voert een administratie waarin ten minste de leveringen dan wel afleveringen van aquacultuurdieren of producten daarvan, voor zover deze bestemd zijn voor invoer in Nederland dan wel voor doorvoer of uitvoer naar een lidstaat of een derde land, en de verdere bestemming van de partijen, zijn vermeld en waarin alle op de betrokken partijen betrekking hebbende bescheiden zijn opgenomen;

    • b. bewaart de vorenbedoelde administratie ten minste drie jaren;

    • c. draagt ervoor zorg dat elke partij aquacultuurdieren of producten daarvan vergezeld gaat van de voorgeschreven documenten;

    • d. meldt nalatigheden en onregelmatigheden met betrekking tot een levering dan wel aflevering van aquacultuurdieren of producten daarvan, afkomstig uit een lidstaat en bestemd om in Nederland te worden ingevoerd dan wel naar een lidstaat of een derde land te worden doorgevoerd, onmiddellijk aan de VWA en houdt deze aquacultuurdieren of producten daarvan in afzondering totdat door de Minister, zodanig na onderzoek, is beslist;

    • e. verleent aan de ambtenaar en hen, die namens hem optreden, alle medewerking en verstrekt alle inlichtingen die voor de in onderdeel d bedoelde beslissing noodzakelijk wordt geacht.

  • 3 Indien een handelaar als bedoeld in het eerste lid, zich niet aan de in het tweede lid bedoelde voorschriften houdt, kan de Minister beslissen dat zijn inschrijving in het in het eerste lid bedoelde register wordt doorgehaald dan wel niet wordt erkend.

Titel 10. Wijzigingen andere regelingen en slotbepalingen

§ 10.1. Wijzigingen andere regelingen

Artikel 10.1.1

[Red: Wijzigt de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s.]

Artikel 10.1.2

[Red: Wijzigt de Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria.]

Artikel 10.1.6

[Red: Wijzigt de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten.]

§ 10.2. Overgangsrecht

Artikel 10.2.1

  • 1 De Minister kan op aanvraag een voorlopige vergunning verlenen aan aquacultuurproductiebedrijven als bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, die:

    • a. geen aquacultuurproductiebedrijven als bedoeld in het tweede lid van dat artikel zijn, en

    • b. die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling in bedrijf zijn.

  • 2 Aan een voorlopige vergunning kunnen voorwaarden en voorschriften worden verbonden.

  • 3 Een voorlopige vergunning vervalt van rechtswege op 1 januari 2009.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg