Berekening leerlingverlies
a. Algemeen
Begripsbepalingen.
Hieronder wordt verstaan onder:
Onderbouw: voor vbo en mavo de eerste twee leerjaren en voor havo en vwo de eerste
drie leerjaren;
Bovenbouw: de overige leerjaren van vbo, mavo, havo en vwo.
Het leerlingverlies voor de bestaande school wordt berekend op basis van de leerlingtelling
in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag van de nieuwe voorziening.
Dit gebeurt door de leerlingen van de bestaande school per schoolsoort en per postcodegebied
toe te rekenen aan de bestaande school of aan de nieuwe school op basis van de hemelsbreed
gemeten, kortste afstand.
Toelichting
Op basis van hemelsbreed de kortste afstand rekent men de leerlingen van de betreffende
schoolsoort(en) per groep uit hetzelfde postcodegebied (dus niet individueel) toe
aan de bestaande of de nieuwe school. Voor de bepaling van de afstand gaat men uit
van het middelpunt van het postcodegebied. Het bestuur van de bestaande school kan
informatie inwinnen over aantallen leerlingen per schoolsoort per postcodegebied alsook
over de hemelsbreed gemeten afstand vanuit een postcodegebied tot bepaalde adressen,
bij:
DUO, Onderwijsdiensten,
Postbus 606,
2700 ML in Zoetermeer.
b. Nadere uitwerking berekeningsmethode bij verplaatsing, uitbreiding met afsluitend
onderwijs, gemengde leerweg of een vbo-profiel (tevens voor een nieuwe nevenvestiging
waaraan bij de totstandkoming ook afsluitend onderwijs wordt toegestaan)
Bij een voorziening als bedoeld in artikel 72, derde lid, onderdelen a, d, e, en f van de WVO geldt voor de berekening van het leerlingverlies stapsgewijs de volgende methode.
-
1. Het leerlingverlies eerst in absolute aantallen per schoolsoort voor de bovenbouw
berekenen (volgens de kortste afstand, zie hierboven);
-
2. De absolute aantallen per schoolsoort uitdrukken in een percentage van het totaal
aantal leerlingen van de betreffende schoolsoort(en) in de bovenbouw;
-
3. Het leerlingverliespercentage van de bovenbouw gelijkstellen aan dat van de onderbouw.
-
4. Het leerlingverliespercentage voor de onderbouw uitdrukken in een absoluut aantal
leerlingen, in twee stappen, te weten:
-
a. Het aantal leerlingen van een schoolsoort in de onderbouw berekenen volgens de verhouding
van het aantal leerlingen van die schoolsoort in de bovenbouw ten opzichte van de
aantallen leerlingen van de andere schoolsoorten in de bovenbouw.
-
b. Het volgens a berekende aantal leerlingen van een schoolsoort vermenigvuldigen met
het verliespercentage conform de bovenbouw.
-
4. De leerlingen van de betreffende schoolsoort(en) in de onderbouw vermenigvuldigen
met het percentage leerlingverlies in de bovenbouw (uitkomst stap 2);
-
5. Het absolute leerlingverlies per schoolsoort voor de onderbouw en de bovenbouw optellen.
-
6. Het totaal aantal leerlingen van onder- en bovenbouw dat het verlies vormt, tot slot
uitdrukken in een percentage ten opzichte van het totaal aantal leerlingen van de
bestaande (vestiging van de) school.
Uitbreiding met afsluitend onderwijs, gemengde leerweg of een vbo-profiel heeft formeel
slechts gevolgen voor de leerjaren in de bovenbouw. De veronderstelling is echter
dat een dergelijke uitbreiding ook aanzuigende werking heeft op de leerjaren in de
onderbouw. Vandaar dat ook leerlingverlies in de onderbouw mag worden meegerekend.
Bij een categorale school wordt het leerlingverlies berekend op basis van alle leerjaren.
Dit wil zeggen dat alle leerlingen van die bepaalde schoolsoort die (vanwege de kortere
afstand) voor de nieuwe school zouden opteren, bij elkaar worden opgeteld. Dat totale
leerlingverlies wordt afgezet tegen het totaal aantal leerlingen van de (betreffende
vestiging van de) categorale school en in het leerlingverliespercentage uitgedrukt.
Rekenvoorbeeld
Stel school A wil op vestiging 01 (A01) een uitbreiding met havo afsluitend onderwijs.
Op korte afstand ligt vestiging 02 van school B (B02) waar – naast vwo – ook havo
wordt aangeboden. Vestiging B02 kent de volgende samenstelling van leerlingen:
Onderbouw
|
Bovenbouw
|
Totaal
|
Havo/vwo:
|
360
|
havo:
|
200
|
660
|
|
|
vwo:
|
100
|
|
Gelet op de kortste afstand kan het leerlingverlies voor de vestiging B02 voor havo,
leerjaren vier en vijf, berekend worden op 34 van de in totaal 200 havo-leerlingen
in de bovenbouw van B02, zijnde 17% (stappen 1 en 2 onder b).
Vervolgens wordt aangenomen, dat ook voor de leerjaren één en tot en met drie van
het havo op vestiging B02 een leerlingverlies van 17% geldt (stap 3 onder b). Het aantal leerlingen havo in de onderbouw bedraagt in de verhouding havo-vwo in
de bovenbouw: 2/3 x 360 = 240 leerlingen. Het leerlingverlies havo voor de onderbouw
is dan 17% van 240 = 41 leerlingen (stappen 4a en b onder b). Daarmee komt het totale leerlingverlies voor het havo op 75 leerlingen (stap 5 onder
b).
Vestiging B02 omvat in totaal 660 leerlingen. Het leerlingverliespercentage voor de
vestiging met havo en vwo is 11% (75 gedeeld op 660). Het leerlingverlies wordt namelijk
berekend over het totaal aantal leerlingen van alle goedgekeurde schoolsoorten op
vestiging B02 (stap 6 onder b).
Daarvan wordt, als de bestaande vestiging B02 van een andere richting is dan het aangevraagde
havo afsluitend onderwijs, 25% afgetrokken (zie d). Het leerlingverliespercentage is dan 8%. Eventuele bedenkingen van het bevoegd
gezag van school B tegen de uitbreiding wordt dan niet meegewogen in het besluit,
omdat het leerlingverlies immers kleiner is dan 10%.
Zou B02 van dezelfde richting zijn als het aangevraagde havo afsluitend onderwijs
dan wordt de aanvraag afgewezen (verliespercentage is 11% en dus hoger dan de grens
van 10%).
c. Nadere uitwerking berekeningsmethode bij een nieuwe nevenvestiging met alleen onderbouw
Bij de vorming van een nieuwe nevenvestiging, als bedoeld in artikel 72, derde lid onderdeel b van de WVO, wordt het leerlingverlies van een bestaande vestiging van een school of scholengemeenschap
berekend op basis van de onderbouw. Hier gelden de volgende methoden:
-
A. In geval van een of meer gemeenschappelijke leerjaren met een of meer schoolsoorten
waarvoor het leerlingverlies wordt berekend:
-
1. Stappen 1 tot en met 4 conform b;
-
2. Het absolute leerlingverlies in de gemeenschappelijke leerjaren en in de zelfstandige
leerjaren van de onderbouw optellen.
-
3. Het totaal aantal leerlingen van de onderbouw dat het verlies vormt, tot slot uitdrukken
in een percentage ten opzichte van het totaal aantal leerlingen van de bestaande (vestiging
van de) school.
-
B. In geval van zelfstandige leerjaren in de onderbouw waarvoor het leerlingverlies wordt
berekend of in geval van een categorale bestaande school:
-
1. Het leerlingverlies per schoolsoort voor de onderbouw berekenen (volgens de kortste
afstand, zie hierboven);
-
2. Het aantal leerlingen van stap 1 uitdrukken in een percentage ten opzichte van het
totaal aantal leerlingen van de bestaande (vestiging van de) school.
Rekenvoorbeeld
Stel school A wil een nieuwe nevenvestiging met alleen onderbouw mavo en vbo starten.
Op korte afstand ligt de hoofdvestiging van school B (B00) waar, naast vwo en havo,
ook mavo en vbo worden aangeboden. Vestiging B00 kent de volgende samenstelling van
leerlingen:
Onderbouw
|
Bovenbouw
|
Totaal
|
Vwo/havo/mavo:
|
200*
|
mavo:
|
200
|
1 260
|
mavo/vbo:
|
300*
|
vbo:
|
200
|
|
havo lj. 3:
|
60
|
havo:
|
150
|
|
vwo lj. 3:
|
50
|
vwo:
|
100
|
|
*: leerjaren een en twee gemeenschappelijk
Gelet op de kortste afstand kan het leerlingverlies voor de vestiging B00 voor mavo
en vbo, leerjaren drie en vier, berekend worden op 80 van de in totaal 400 mavo/vbo-leerlingen
in de bovenbouw van B00, zijnde 20% (stappen 1 en 2 cf onder b). Vervolgens wordt aangenomen, dat ook voor de leerjaren één en twee van het vbo en
mavo op vestiging B02 een leerlingverlies van 20% geldt (stap 3 cf onder b). Het aantal leerlingen mavo in de gemeenschappelijke leerjaren vwo/havo/mavo bedraagt
in de verhouding vwo/havo/mavo in de bovenbouw: 200/450 x 200 = 89 leerlingen. Het
leerlingverlies mavo voor de gemeenschappelijke leerjaren is dan 20% van 89 = 18 leerlingen
(stappen 4a en b cf onder b). Het leerlingverlies voor de onderbouw mavo/vbo bedraagt 20% van 300= 60 leerlingen
(stap 4 sec onder b). Daarmee komt het totale leerlingverlies voor vbo en mavo op 78 leerlingen (stap
A 2 onder c).
Vestiging B00 omvat in totaal 1 260 leerlingen. Het leerlingverliespercentage gerekend
over de gehele vestiging B00 is 6% (78 gedeeld op 1 260). Het leerlingverlies wordt
namelijk berekend over het totaal aantal leerlingen van alle goedgekeurde schoolsoorten
op vestiging B02 (stap A 3 onder c). Eventuele bedenkingen van het bevoegd gezag van school B00 tegen de uitbreiding
worden niet meegewogen in het besluit, omdat het leerlingverlies immers kleiner is
dan 10%.
Als de school A van een andere richting is dan school B00 is de vermindering van het
leerlingverlies als bedoeld onder d ook op deze berekening van toepassing.
d. Vermindering leerlingverlies bij een aanvraag die uitgaat van een andere richting
dan de bestaande school
Van het leerlingverlies, zoals berekend op grond van a en b of op grond van a en c,
wordt 25 procent afgetrokken als de bestaande school waarvoor dat verlies is berekend,
van een andere richting is dan de school die zijn voorzieningen wil uitbreiden. Dit
vanuit de aanname dat een deel van de leerlingen dat weliswaar dichter bij de nieuwe
voorziening woont, tóch blijft kiezen voor de bestaande voorziening vanwege de keuze
voor de richting.
e. Afsplitsing (artikel 72, derde lid, onderdeel c)
Bij een afsplitsing die niet gepaard gaat met een verplaatsing is leerlingverlies
niet aannemelijk. Als de afsplitsing gepaard gaat met een verplaatsing over een afstand
van meer dan drie kilometer hemelsbreed gemeten is het gestelde onder b van toepassing.