Aanwijzing Schade Niet-Voegen

[Regeling vervallen per 31-07-2013.]
Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 21-11-2009 en zichtdatum 18-12-2024.
Geldend van 01-08-2008 t/m 30-07-2013

Achtergrond

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Artikel 51 a e.v. van het Wetboek van Strafvordering geeft degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit de mogelijkheid om zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij te voegen in het strafproces. In de praktijk blijkt dat de voeging van de benadeelde partij in het strafproces soms mislukt. Geschat wordt dat het aantal gevallen per jaar landelijk in de orde van grootte van honderdvijftig is.

Deze Aanwijzing bevat aandachtspunten voor het behandelen van verzoeken tot schadevergoeding, die gebaseerd zijn op het feit dat een benadeelde partij zich door een omissie van het Openbaar Ministerie niet heeft kunnen voegen in het strafproces en is van overeenkomstige toepassing op een mislukte voeging van een benadeelde partij in zaken waarin een taakstraf als transactie wordt aangeboden, de zogenaamde Taakstraf Openbaar Ministerie (TOM)-zittingen.Op 1 februari 2008 is de aanwijzing OM-afdoening (2007A007) inwerking getreden. De OM-afdoening is vooralsnog niet in de Aanwijzing schade niet-voegen genoemd aangezien de strafbeschikking thans alleen wordt opgelegd bij slachtofferlozedelicten. De aanwijzing schade niet-voegen zal worden aangepast zodra de strafbeschikking wordt opgelegd bij delicten waarbij mogelijk slachtoffers vallen. Verzoeken om schadevergoeding tot (en met een bedrag van) € 5.000 worden namens de minister van Justitie door de parketten zelf behandeld. Verzoeken om schadevergoeding voor een bedrag van meer dan € 5.000 worden namens de minister van Justitie door de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken (BJZ) van het Parket-Generaal behandeld.

In deze Aanwijzing worden de volgende onderwerpen behandeld:

  • 1. Beleid

  • 2. Procedure

  • 3. Omissies van het Openbaar Ministerie

  • 4. Hoger beroep

Bijlage A: model afwijzing van het verzoek

Bijlage B: model toewijzing van het verzoek

Bijlage C: model verzoek om nadere informatie

Bijlage D: model verklaring van finale kwijting

Bijlage E: model beschikking

Bijlage F1: model bericht van ambtsbericht aan het Parket-Generaal

Bijlage F2: model bericht van overdracht aan de benadeelde partij

Bijlage G: omissies van het OM

1. Beleid

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

A. Schade tot en met € 5.000 (behandeld door de parketten)

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Indien een benadeelde partij (ofwel: een slachtoffer) door een jegens hem gepleegd strafbaar feit schade heeft geleden van ten hoogste € 5.000 en hij door een omissie van het Openbaar Ministerie zijn vordering niet in het strafproces heeft kunnen brengen, is het – om de schade alsnog op de dader te verhalen – noodzakelijk een vordering in te stellen bij de kantonrechter. Hierbij is geen procesvertegenwoordiging verplicht. De procedure is echter niet geheel kosteloos: de benadeelde partij zal een griffierecht moeten betalen. Indien een slachtoffer zich door een omissie van het Openbaar Ministerie niet als benadeelde partij in een strafzaak heeft kunnen voegen, heeft deze benadeelde partij recht op een tegemoetkoming ter hoogte van het griffierechtZie www.justitie.nl/publicaties/brochures&publicaties. dat hij verschuldigd zou zijn indien hij zijn vordering alsnog bij de burgerlijke rechter aanhangig zou maken, vermeerderd met 15% van de geleden schade als tegemoetkoming in de kosten voor rechtsbijstand en incassokosten. Er moet rekening worden gehouden met eventuele schadeloosstellingen door een verzekeringsmaatschappij: er bestaat namelijk geen recht op schadevergoeding voor het bedrag dat al door de verzekeringsmaatschappij is uitgekeerd. Verzoeken van benadeelde partijen om een dergelijke tegemoetkoming toe te kennen zullen door het parket waar de nalatigheid heeft plaats gevonden worden behandeld.

B. Schade hoger dan € 5.000 (behandeld door de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket-Generaal)

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Bij een schade van meer dan € 5.000 dient de benadeelde partij – om de schade op de dader te verhalen – zich te wenden tot de rechtbank (niet zijnde de sector kanton) en zal hij derhalve een advocaat in de arm moeten nemen. De tegemoetkoming in die gevallen bestaat uit een vergoeding van het griffierecht, vermeerderd met de daadwerkelijk gemaakte kosten voor rechtsbijstand, voor zover de hoogte daarvan redelijk is en de kostenveroordeling van de dader te boven gaat. De vergoeding van het griffierecht kan al voor de civiele procedure plaatsvinden, beoordeling van de kosten voor rechtsbijstand en een eventuele vergoeding daarvan is pas na de procedure mogelijk. Zaken waarin sprake is van een opgegeven schade van meer dan € 5.000 dienen met inlichtingen en advies ter behandeling te worden overgedragen aan de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken (zie ook bijlage F1).

2. Procedure

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Als een benadeelde partij een verzoek om een tegemoetkoming doet, moet worden vastgesteld of de voeging inderdaad door een nalatigheid van het Openbaar Ministerie niet heeft kunnen plaatsvinden. In principe zal daarvan slechts sprake zijn als het Openbaar Ministerie bij de benadeelde partij de indruk heeft gewekt dat deze zich wel zou kunnen voegen. Een lijst met mogelijke omissies die in de regel tot toekenning van een tegemoetkoming aanleiding geven, is te vinden in bijlage G (Zie ook hierna onder 3).

Voor het toekennen van een tegemoetkoming dient voorts te worden voldaan aan twee voorwaarden. Ten eerste dient de voeging door de benadeelde partij beoogd te zijn geweest en verder zal moeten worden vastgesteld dat de vordering, zo de benadeelde partij zich wel had kunnen voegen, toewijsbaar zou zijn geweest. Voor vaststelling van dit laatste moet worden bezien of de vordering ‘eenvoudig van aard’ is en of de verdachte van het desbetreffende strafbare feit door de rechter is veroordeeld (toewijzing is onmogelijk ingeval van een transactie zonder de voorwaarde schadebemiddeling, een sepot of ad informandum gevoegde feitenIn het wetsvoorstel versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces gaat artikel 361 van het Wetboek van strafvordering gewijzigd worden: de benadeelde partij is dan wél ontvankelijk in haar vordering indien een strafbaar feit ad informandum is gevoegd., behoudens in zaken waarin op officierszittingen een taakstraf als transactie wordt aangeboden en behoudens zeer uitzonderlijke gevallen op grond van redelijkheid en billijkheid). Tevens dient een marginale toets plaats te vinden met betrekking tot de hoogte van de door de benadeelde partij gestelde schade. Indien evident is dat er een te hoog schadebedrag wordt gevorderd, zijn er twee mogelijkheden:

  • de benadeelde partij kan worden gevraagd de schade nader te onderbouwen (door middel van specificaties) of

  • de behandelend ambtenaar kan zelf een redelijke schadevergoeding bepalen.

Vervolgens zal de benadeelde partij moeten worden bericht of al dan niet op zijn verzoek om tegemoetkoming wordt ingegaan. Daarvoor kan gebruik gemaakt worden van de standaardbrieven die als bijlage A (afwijzing),

B (toewijzing) en C (verzoek om nadere informatie) bij deze Aanwijzing zijn gevoegd. Voor informatie over een civiele procedure kan een benadeelde partij de folder ‘Civiele procedure’ downloaden.De folder “Civiele procedure” is te vinden op www.justitie.nl/publicaties/brochures&publicaties. Indien een benadeelde partij niet beschikt over internet kan contact worden opgenomen met Postbus 51 telefoonnummer: 0800-8051. Indien het verzoek wordt gehonoreerd, moet bij de brief een verklaring van finale kwijting worden gevoegd (bijlage D). Op de verklaring wordt vermeld dat deze door de benadeelde partij moet worden teruggezonden aan het parket. Tevens dient een beschikking te worden opgesteld, die niet aan de benadeelde partij wordt toegezonden (bijlage E).

Nadat het parket de verklaring van finale kwijting ingevuld en ondertekend door de benadeelde partij retour heeft gekregen, worden

  • een afschrift van de brief aan de benadeelde partij,

  • de ingevulde en ondertekende verklaring van finale kwijting en

  • de niet ondertekende beschikkingDeze beschikking wordt door het hoofd BJZ ondertekend.

toegezonden aan het College van procureurs-generaal, ter attentie van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken. Aldaar wordt de beschikking getekend door het Hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket Generaal en wordt gezorgd voor een betalingsopdracht aan het Ministerie van Justitie. De betaling aan de benadeelde partij geschiedt vervolgens vanuit een centraal budget van het Ministerie van Justitie. Opgemerkt wordt nog dat indien betaling dient plaats te vinden op een buitenlandse rekening – behalve het rekeningnummer – ook informatie nodig is met betrekking tot de buitenlandse bank, te weten: de naam en het adres (zie ook bijlage B).

Bij vragen met betrekking tot de mislukte voeging, de toewijsbaarheid van de vordering of de hoogte van de gestelde schade kan contact worden opgenomen met de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket Generaal, 070 – 33 99 810/811. Bij vragen of het bedrag al op de rekening van de benadeelde partij is overgemaakt, kan contact op worden genomen met de Afdeling Documentatie en Registratie van het Parket Generaal, 070 – 33 99 600 (vragen naar Afdeling Documentatie en Registratie) onder vermelding van de naam van de benadeelde partij, het bedrag en het bank- of girorekeningnummer. Hierbij dient te worden bedacht dat het na ontvangst van de verklaring tot finale kwijting tussen 6 en 8 weken duurt voordat het bedrag op de rekening van de benadeelde partij is bijgeschreven (zie bijlage B).

3. Omissies van het openbaar ministerie

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Zoals al eerder is vermeld, heeft een slachtoffer slechts recht op een tegemoetkoming (ervan uitgaande dat ook aan alle overige vereisten voor een tegemoetkoming voldaan is), indien er sprake is van een omissie van het Openbaar Ministerie waardoor de benadeelde partij niet in staat is gesteld zich te voegen in het strafgeding. Vaak is het moeilijk te bepalen wat (nog) wel en wat niet (meer) onder een verzuim van het Openbaar Ministerie kan worden verstaan. In bijlage G wordt een aantal situaties opgesomd die, naar de mening van het College van procureurs-generaal, te scharen zijn onder omissies van het Openbaar Ministerie die in beginsel recht geven op het toekennen van een tegemoetkoming. Hierbij moet worden aangetekend dat de genoemde gevallen geen limitatieve opsomming zijn en ook niet altijd automatische gelding hebben. Van geval tot geval zal moeten worden bekeken of daadwerkelijk sprake is van een omissie van het Openbaar Ministerie, die aanleiding geeft om over te gaan tot toekenning van een tegemoetkoming.

4. Hoger beroep

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Ingevolge artikel 421, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is de benadeelde partij die zich niet overeenkomstig artikel 51, eerste of tweede lid, in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, daartoe onbevoegd in het geding in hoger beroep. Het gerechtshof dient een benadeelde partij met een voor het eerst in hoger beroep opgevoerde schadepost niet-ontvankelijk te verklaren. Als de benadeelde partij in eerste aanleg wel een verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, kan hij, voor zover de gevorderde schadevergoeding niet is toegewezen, zich binnen de grenzen van de eerste vordering, in hoger beroep voegen, aldus artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. In de praktijk komt het nog wel eens voor dat de rechter in eerste aanleg niet bekend was met de vordering doordat bijvoorbeeld het door de benadeelde partij ingevulde en naar het Openbaar Ministerie toegestuurde voegingsformulier niet in het dossier zat. In een dergelijke situatie staat het verzuim te beslissen gelijk aan het niet toewijzen van de vordering, zodat de benadeelde partij die zich in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd daarin kan worden ontvangen.HR 10 mei 2005, LJN AT1812.

Bijlage A. model afwijzing van het verzoek

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Geachte heer/mevrouw <naam>,

In vervolg op mijn brief van <datum> (ontvangstbevestiging) bericht ik u als volgt.

Bij brief van <datum> heeft u verzocht om een tegemoetkoming, omdat u door een nalatigheid van het Openbaar Ministerie niet in staat bent gesteld de schade van <hoogte schadebedrag>, die u ten gevolge van <betreffende strafbare feit> heeft geleden, in het strafproces vergoed te krijgen.

In gevallen waarin een benadeelde partij, zoals u, ondanks een verzoek daartoe, ten gevolge van een verzuim van het Openbaar Ministerie niet in staat is gesteld zich te voegen in het strafgeding, kan een tegemoetkoming voor de geleden schade worden aangeboden, omdat een relatief eenvoudige mogelijkheid tot verhaal van de schade op de dader verloren is gegaan. Ik wijs er echter met nadruk op dat de Staat niet aansprakelijk is voor de schade die een benadeelde partij ten gevolge van het strafbaar feit heeft geleden. Deze schade is immers geen gevolg van het verzuim van de officier van justitie. Het recht op schadevergoeding jegens de dader, die hiervoor aansprakelijk is, is niet verloren gegaan.

Voor het toekennen van een tegemoetkoming als hierboven is beschreven, moet worden voldaan aan twee voorwaarden. Ten eerste moet uit de stukken blijken dat het de bedoeling van de benadeelde partij was zich te voegen in het strafproces en ten tweede moet toewijzing van de vordering in het kader van het strafproces mogelijk zijn geweest. In het onderhavige geval is gebleken dat aan de eerste voorwaarde, namelijk dat voeging beoogd was, <niet voldaan/voldaan is>. Aan de tweede voorwaarde, namelijk dat toewijzing van de vordering mogelijk moet zijn geweest, <is voldaan/niet voldaan>, aangezien <motivering>.

Of:

Na bestudering van het strafdossier en/of uw vordering is mij gebleken, dat het feit dat u zich niet heeft kunnen voegen niet aan het Openbaar Ministerie te verwijten valt, omdat <motivering>.

Gezien bovenstaande wijs ik uw verzoek om een tegemoetkoming af.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

De hoofdofficier van justitie

<naam>

Bijlage B. model toewijzing van het verzoek

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Geachte heer/mevrouw <naam>,

In vervolg op mijn brief van <datum> (ontvangstbevestiging) bericht ik u als volgt.

Bij brief van <datum> heeft u verzocht om een tegemoetkoming, omdat u door een nalatigheid van het Openbaar Ministerie niet in staat bent gesteld de schade van <hoogte schadebedrag>, die u ten gevolge van <betreffende strafbare feit> heeft geleden, in het strafproces vergoed te krijgen.

In gevallen waarin een benadeelde partij, zoals u, ondanks een verzoek daartoe, ten gevolge van een verzuim van het Openbaar Ministerie niet in staat is gesteld zich te voegen in het strafgeding, kan een tegemoetkoming voor de geleden schade worden aangeboden, omdat een relatief eenvoudige mogelijkheid tot verhaal van de schade op de dader verloren is gegaan. Ik wijs er echter met nadruk op dat de Staat niet aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij ten gevolge van het strafbaar feit heeft geleden. Deze schade is immers geen gevolg van het verzuim van de officier van justitie. Het recht op schadevergoeding jegens de dader, die hiervoor aansprakelijk is, is niet verloren gegaan.

Voor het toekennen van een tegemoetkoming als hierboven is beschreven, moet worden voldaan aan twee voorwaarden. Ten eerste moet uit de stukken blijken dat het de bedoeling van de benadeelde partij was zich te voegen in het strafproces en ten tweede moet toewijzing van de vordering in het kader van het strafproces mogelijk zijn geweest. Nu in het onderhavige geval gebleken is dat voeging beoogd was en toewijzing van de vordering mogelijk, ken ik een tegemoetkoming toe. De hoogte van de tegemoetkoming is gerelateerd aan het griffierecht dat u verschuldigd bent indien u alsnog de schade langs civielrechtelijke weg op de dader zou willen verhalen.

Eventueel (indien er een naar het oordeel van het Openbaar Ministerie te hoge schade wordt gesteld):

U stelt schade te hebben geleden ter hoogte van een bedrag van <hoogte gestelde schade>. Na bestudering van het dossier en uw vordering acht ik dit bedrag echter te hoog, omdat <motivering>. Op basis hiervan kom ik tot het oordeel dat het redelijk is uw schade te stellen op <hoogte schade>.

Voor vorderingen van € <laagste tree van de categorie van het griffierecht waarbinnen de schade valt> tot € <hoogste tree van de categorie van het griffierecht waarbinnen de schade valt> is een griffierecht van € <hoogte griffierecht> verschuldigd. Het bedrag van € <hoogte griffierecht> ken ik toe als tegemoetkoming. Daarnaast wordt een forfaitair bedrag toegekend van 15% van de door u gevorderde schade. Dit bedrag moet worden gezien als een vergoeding van de incassokosten die eventueel gemaakt dienen te worden als de schade langs civielrechtelijke weg verhaald wordt.

Gezien de hoogte van uw vordering ken ik het bedrag van € <hoogte griffierecht> + € <15% van de gevorderde schade> = € <totaal> toe als tegemoetkoming.

Indien u besluit een eis tot schadevergoeding jegens de verdachte bij de kantonrechter aanhangig te maken, kunt u nadere informatie daaromtrent vinden op www.justitie.nl/publicaties/brochures&publicaties of contact opnemen met Postbus 51 telefoonnummer: 0800-8051.

Bijgaand treft u een verklaring van finale kwijting aan. Na ontvangst van deze door u ingevulde en ondertekende verklaring zal door de Directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Justitie een bedrag van € <totaal> worden overgemaakt op een door u aan te geven rekening. In de regel duurt overmaking van het toegekende bedrag op uw rekening ongeveer twee maanden na ontvangst van het ingevulde formulier van finale kwijting. Indien het toegekende bedrag moet worden overgemaakt op een buitenlandse rekening dienen ook de naam en het adres van de desbetreffende bank te worden vermeld.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

de hoofdofficier van justitie

<naam>

Bijlage C. model verzoek om nadere informatie

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Geachte heer/mevrouw <naam>,

In vervolg op mijn brief van <datum> (ontvangstbevestiging) bericht ik u als volgt.

Bij brief van <datum> heeft u verzocht om een tegemoetkoming, omdat u door een nalatigheid van het Openbaar Ministerie niet in staat bent gesteld de schade van <hoogte schadebedrag>, die u ten gevolge van <betreffende strafbare feit> heeft geleden, in het strafproces vergoed te krijgen.

In gevallen waarin een benadeelde partij, zoals u, ondanks een verzoek daartoe, ten gevolge van een verzuim van het Openbaar Ministerie niet in staat is gesteld zich te voegen in het strafgeding, kan een tegemoetkoming voor de geleden schade worden aangeboden, omdat een relatief eenvoudige mogelijkheid tot verhaal van de schade op de dader verloren is gegaan. Ik wijs er echter met nadruk op dat de Staat niet aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde partij ten gevolge van het strafbaar feit heeft geleden. Deze schade is immers geen gevolg van het verzuim van de officier van justitie. Het recht op schadevergoeding jegens de dader, die hiervoor aansprakelijk is, is niet verloren gegaan.

De hoogte van de tegemoetkoming is gerelateerd aan het griffierecht dat u verschuldigd bent indien u alsnog de schade langs civielrechtelijke weg op de dader zou willen verhalen. De hoogte van dit griffierecht is afhankelijk van de hoogte van uw vordering. Daarnaast wordt een aanvullend bedrag toegekend van 15% van de door u gevorderde schade. Dit bedrag moet worden gezien als een vergoeding van de incassokosten die eventueel gemaakt dienen te worden als de schade langs civielrechtelijke weg verhaald wordt. Aangezien ik uit de stukken niet kan opmaken voor welk bedrag u schade heeft geleden, verzoek ik u uw schadepost nader te onderbouwen (en daarbij tevens bewijsstukken van uw schade in te zenden), zodat ik de hoogte van de tegemoetkoming kan beoordelen. Zodra deze gegevens zijn ontvangen en beoordeeld, ontvangt u nader bericht.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

De hoofdofficier van justitie

<naam>

Bijlage D. model verklaring van finale kwijting

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

V E R K L A R I N G

Ondergetekende <naam>,

wonende te <woonplaats>,

verklaart na ontvangst van een bedrag van € <totaal> (zegge … euro) van de Staat der Nederlanden niets meer te vorderen te hebben terzake van het feit dat hij/zij (doorhalen wat niet van toepassing is) niet heeft kunnen voegen als benadeelde partij in de strafzaak met <parketnummer>.

..........................................................

(plaats), (datum)

..........................................................

(handtekening)

Betalingswijze:

Per giro/bank: (rek.nr.)

t.n.v.:

Adres:

Postcode :

Woonplaats:

Terugzenden naar: <adres parket>

Bijlage E. model beschikking

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

DEZE BESCHIKKING NIET MEEZENDEN NAAR BETROKKENE

DE MINISTER VAN JUSTITIE

Gezien het schriftelijk verzoek van <naam verzoeker>/ gedateerd <datum> tot het toekennen van een tegemoetkoming;

overwegende dat <naam> zich door een nalatigheid van het Openbaar Ministerie niet als benadeelde partij heeft kunnen voegen in de strafzaak met parketnummer <parketnummer>;

overwegende dat derhalve termen aanwezig zijn om verzoeker een tegemoetkoming toe te kennen van € <totaal>;

besluit:

1. ten laste van hoofdstuk VI van de Rijksbegroting voor het dienstjaar 200. (jaarlijks aanpassen) tegen een verklaring dat terzake geen vordering tegen de Staat der Nederlanden zal worden ingesteld, een bedrag toe te kennen aan <naam verzoeker> van € <totaal>,

2. te bepalen dat met de uitbetaling terzake zal worden belast de Directie Financieel-Economische Zaken van het Ministerie van Justitie.

Den Haag, <datum>

De Minister voornoemd,

Namens de Minister,

het College van procureurs-generaal,

namens het college,

het Hoofd Bestuurlijke en Juridische Zaken,

<naam>

Bijlage F1. model bericht van ambtsbericht aan het Parket Generaal

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Geachte heer/mevrouw <naam>,

Hierbij doe ik u een ambtsbericht toekomen met betrekking tot het door de heer/mevrouw <naam> <hierna: verzoeker/ster> ingediende verzoek om een tegemoetkoming, omdat <verzoeker/ster> door een nalatigheid van het Openbaar Ministerie niet in staat is gesteld zich te voegen in het strafproces. Het verzoek hangt samen met de strafzaak met parketnummer: <vermelding parketnummer>.

Gelet op het feit dat de gestelde schade meer bedraagt dan € 5000,00, verzoek ik u de behandeling van de brief van <verzoeker/ster> over te nemen. Graag zou ik van de definitieve afdoening van het verzoek op de hoogte worden gesteld. <Verzoeker/ster> heb ik bij brief van heden van de overdracht in kennis gesteld.

Op basis van de verzamelde informatie bericht ik u als volgt:

Feiten

Beoordeling

Conclusie

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

De hoofdofficier van justitie

<naam>

Bijlage F2. model bericht van overdracht aan de benadeelde partij

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Geachte heer/mevrouw <naam>,

Bij brief van <datum> heeft u verzocht om een tegemoetkoming, omdat u door een nalatigheid van het Openbaar Ministerie niet in staat bent gesteld de schade van <hoogte schadebedrag>, die u ten gevolge van <betreffende strafbare feit> heeft geleden, in het strafproces vergoed te krijgen. Ik heb geconstateerd dat de door u gestelde schade meer bedraagt dan € 5000,00. Dergelijke verzoeken worden behandeld door het Parket Generaal. Gelet hierop heb ik uw brief overgedragen aan de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het Parket Generaal in Den Haag.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

De hoofdofficier van justitie

<naam>

Bijlage G. omissies van het Openbaar Ministerie

[Regeling vervallen per 31-07-2013]

Hier volgt een overzicht van omissies van het Openbaar Ministerie die in beginsel toekenning van een tegemoetkoming rechtvaardigen.

  • het voegingsformulier is te laat of helemaal niet aan de benadeelde partij gezonden, zodat deze een eerder toegezegde kans om zich te voegen, mist

  • het voegingsformulier is niet in het strafdossier voor de rechter gevoegd

  • het voegingsformulier is naar het verkeerde adres gezonden

  • de benadeelde partij heeft aangegeven op de hoogte te willen worden gehouden van de strafzitting en heeft het voegingsformulier ingevuld en toegestuurd, maar het Openbaar Ministerie verzuimt de zittingsdatum door te geven of geeft een verkeerde zittingsdatum door

  • er is verkeerde informatie gegeven (door het Openbaar Ministerie) over bijvoorbeeld de termijn om een voegingsformulier in te leveren

  • het Openbaar Ministerie heeft een zaak te lang laten liggen en seponeert de zaak omdat het Openbaar Ministerie op zitting niet-ontvankelijk zou worden verklaard door tijdverloop (artikel 12 Sv heeft dus geen zin meer). Er is echter pas recht op tegemoetkoming indien bij de benadeelde partij het vertrouwen is gewekt dat hij zich zou kunnen voegen in de strafzaak tegen de verdachte

  • het Openbaar Ministerie neemt de beslissing om een verdachte een transactie met als voorwaarde schadebemiddeling aan te bieden en door een fout van het Openbaar Ministerie wordt genoemde voorwaarde niet of verkeerd verwerkt.