4.1. Eén of meer ondernemingen
[Regeling vervallen per 29-06-2013 met terugwerkende kracht tot en met 26-06-2013]
Bij de exploitatie van een zeeschip wordt veelvuldig gebruik gemaakt van een commanditaire
vennootschap. Als een belastingplichtige in meer commanditaire vennootschappen deelneemt,
komt de vraag aan de orde of sprake is van één of meer ondernemingen. Bij de beantwoording
van deze vraag dienen naar mijn mening de overige activiteiten van de medegerechtigde
tot uitgangspunt te worden genomen. Daarbij kunnen zich in beginsel twee situaties
voordoen.
Eerste situatie: één onderneming
De eerste situatie betreft het geval waarin de overige activiteiten van de medegerechtigde
in belangrijke mate verband houden met zeescheepvaart en het houden van de participaties
in het verlengde ligt van deze overige activiteiten waardoor sprake is van een onderlinge
verbondenheid. Het houden van die participaties moet dan worden aangemerkt als het
drijven van één onderneming. Een voorbeeld is een cargadoor die als medegerechtigde
participeert in commanditaire vennootschappen waarvan hij de schepen bevracht.
Tweede situatie: een keuzemogelijkheid
De tweede situatie betreft het geval waarin de overige activiteiten van de medegerechtigde
niet in belangrijke mate verband houden met zeescheepvaart of een daarmee nauw verbonden
economische activiteit. Bijvoorbeeld een belegger die als commanditair vennoot in
meer zeescheepvaart-cv’s deelneemt waarbij deze zeescheepvaart-cv’s onderling geen
relatie hebben. In dat geval kan elke participatie een afzonderlijke onderneming zijn.
Participaties worden echter tot één onderneming gerekend indien een medegerechtigde:
-
– meer dan één participatie in eenzelfde commanditaire vennootschap houdt;
-
– participaties in verschillende commanditaire vennootschappen houdt en deze vennootschappen
in belangrijke mate met elkaar zijn verweven;
-
– participaties in verschillende commanditaire vennootschappen houdt waarvan de resultaten
in één pool zijn ingebracht, tenzij met betrekking tot de zeescheepvaart-cv’s deze
pool beperkt blijft tot het samenbrengen van vrachtinkomsten of off-hire risico.
Indien belastingplichtige ervoor kiest zijn participaties aan te merken als evenzoveel
ondernemingen, is deze keuze onherroepelijk. Een dergelijke keuze zal uiterlijk bij
de aangifte over het jaar waarin een participatie is verkregen, kenbaar moeten worden
gemaakt.
In overeenstemming met de uitspraak van het Hof Amsterdam van 17 maart 2005, nr. 03/4290,
zijn de feitelijke omstandigheden bepalend en niet het aantal participaties. Dit impliceert
dat niet langer als uitgangspunt geldt dat
het houden van meer dan drie participaties in beginsel moet worden aangemerkt als
één onderneming.