a.
|
productschap
|
:
|
Productschap Akkerbouw;
|
b.
|
bestuur
|
:
|
bestuur van het productschap;
|
c.
|
secretaris
|
:
|
secretaris van het productschap;
|
d.
|
onderneming
|
:
|
onderneming waarvoor het productschap is ingesteld;
|
e.
|
ondernemer
|
:
|
de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft;
|
f.
|
landbouwgrond
|
:
|
grond waarop akkerbouw wordt beoefend inclusief braakliggende landbouwgronden;
|
g.
|
erosie
|
:
|
de afvoer van bodemmateriaal door oppervlakkig afstromend water;
|
h.
|
erosiebevorderend gewas
|
:
|
alle eenjarige gewassen die worden gezaaid, geplant of gepoot na 1 januari van het
betreffende teeltjaar;
|
i.
|
perceel
|
:
|
een oppervlakte grond, in eigendom of in gebruik bij een onderneming;
|
j.
|
hellinglengte
|
:
|
lengte van de zijde van het perceel, die het minst parallel loopt met de hoofdrichting
van de hoogtelijnen;
|
k.
|
hellingspercentage
|
:
|
een gemiddeld in een absoluut getal uitgedrukt hellingspercentage van het perceel,
bepaald volgens de in bijlage 2 weergegeven methode dan wel beschikbaar gesteld door LNV-DR;
|
l.
|
grondbewerking
|
:
|
het verplaatsen van bodemdeeltjes door middel van een werktuig als ook de verplaatsing
door bijvoorbeeld een zaaicouter of mestinjectie;
|
m.
|
niet-kerende grondbewerking
|
:
|
grondbewerking waarbij de vermenging van de bodem zich beperkt tot de bovenste 12
centimeter, eventueel gecombineerd met het breken van de bodem op grotere diepte waarbij
geen verstoring van de bodemopbouw plaatsvindt;
|
n.
|
bodembedekking
|
:
|
een gewas dat in het najaar direct na de oogst van het hoofdgewas, doch uiterlijk
1 december, wordt ingezaaid en als levend gewas of niet ingewerkte gewasresten overwintert;
|
o.
|
hamsterovereenkomst
|
:
|
een overeenkomst aangegaan in het kader subsidieregelingen van de Provincie Limburg
met als specifiek doel de bescherming van de habitat voor de hamster;
|
p.
|
directzaaimethode
|
:
|
teeltmethode waarbij een bodembedekking wordt toegepast en in het voorjaar zonder
volledige grondbewerking het navolgende gewas wordt geteeld;
|
q.
|
groenstrook
|
:
|
een lijnvormige strook grond van een perceel beteelt met luzerne, gras of een gras-kruidenmengsel,
ingezaaid voor 1 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de aanwezigheid
geëist wordt en langs de breedte van het perceel aan de zijde waarover de meeste kans
op oppervlakkige afstroming bestaat, waarbij de strook voor meerdere doeleinden mag
worden gebruikt (opslag producten, wendakker, perceelstoegang, productieareaal), mits
de waterremmende functie gewaarborgd blijft en insporingen of andere beschadigingen
direct worden opgeheven;
|
r.
|
groenvlak
|
:
|
een aaneengesloten oppervlakte grond (vlak) van een perceel beteelt met luzerne, gras
of een graskruidenmengsel, ingezaaid voor 1 december van het jaar voorafgaande aan
het jaar waarin de aanwezigheid geëist wordt en gelegen op die plaats(en) waar het
water (al dan niet geconcentreerd) het perceel verlaat, waarbij het vlak voor meerdere
doeleinden mag worden gebruikt (opslag producten, wendakker, perceelstoegang, productieareaal),
mits de waterremmende functie gewaarborgd blijft en insporingen of andere beschadigingen
direct worden opgeheven;
|
s.
|
wateropvang
|
:
|
een voorziening bestemd voor het tijdelijk bergen van oppervlakkig afstromend water,
waarbij de voorziening binnen de hoogwaterlijn wordt ingezaaid met gras of een gras-kruidenmengsel;
|
t.
|
teeltjaar
|
:
|
de periode na oogst t/m oogst van (het) hoofdgewas(sen), waarbij bij de teelt van
meerdere gewassen achter elkaar (dubbelteelten) de laatste oogst vóór 1 januari wordt
bedoeld;
|
u.
|
(gras)ondergroei
|
:
|
een bodembedekker die tijdens de aanwezigheid van een (hoofd)gewas wordt ingezaaid
in dit (hoofd)gewas, en bij de oogst van het hoofdgewas in stand wordt gehouden;
|
v.
|
Hoofdgewas
|
:
|
een gewas geteeld met het doel de opbrengst te verhandelen of te gebruiken.
|