Bijlage 1
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
|
|
Kleine onderneming
|
Middelgrote onderneming
|
Grote onderneming en onderzoeksorganisaties voor zover het betreft economische activiteiten
|
Onderzoek & Ontwikkeling
|
|
|
|
Fundamenteel onderzoek
|
|
75
|
75
|
75
|
Industrieel onderzoek
|
Basis
|
70 (80)1
|
60 (70)
|
50 (60)
|
|
– samenwerking tussen ondernemingen
voor grote ondernemingen:
samenwerking grensoverschrijdend
of met ten minste één kleine of middelgrote onderneming
of
– samenwerking van een onderneming met een onderzoeksorganisatie
of
– verspreiding van resultaten
|
80 (80)
|
75 (80)
|
65 (75)
|
|
|
|
|
|
Experimentele
|
Basis
|
45 (60)
|
35 (50)
|
25 (40)
|
ontwikkeling
|
– samenwerking tussen ondernemingen
voor grote ondernemingen:
samenwerking grensoverschrijdend of met ten minste één kleine of middelgrote onderneming
of
– samenwerking van een onderneming met een onderzoeksorganisatie
|
60 (75)
|
50 (65)
|
40 (55)
|
|
|
|
|
|
Technische haalbaarheid-studie
|
voor technische haalbaarheidstudies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied
van industrieel onderzoek
|
75
|
75
|
65
|
|
voor studies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van experimentele ontwikkeling
|
50
|
50
|
40
|
|
|
|
|
|
Innovatie
|
|
|
|
|
Verkrijging en validering indus-
triële eigendomsrechten
|
Hetzelfde steunpeil als zou gelden ten aanzien van O&O-steun voor de onderzoeksactiviteiten
die in de eerste plaats in de betrokken industriële eigendomsrechten hebben geresulteerd.
|
|
|
|
|
|
|
Innovatieve starters die minder dan 6 jaar bestaan op tijdstip van subsidieverlening.
NB mag cumuleren
|
Max. 1 miljoen euro
|
–
|
–
|
|
|
|
|
proces- en organisatie-innovatie op het gebied van diensten
|
Basis
|
35
|
25
|
–
|
|
Bij samenwerking met kleine of middelgrote ondernemingen en een minimum van 30% van
de kosten ten laste komen van de kleine of middelgrote ondernemingen
|
–
|
–
|
15
|
|
|
|
|
|
innovatieadviesdiensten en voor diensten inzake innovatieondersteuning
|
Basis
|
75 met een maximum van 200.000,– per subsidieontvanger over een periode van 3 jaar.
|
–
|
|
|
|
|
|
Uitlenen hooggekwalificeerd personeel
|
50
|
50
|
–
|
|
|
|
|
|
Opzetten, uitbreiden en aansturen van Innovatieclusters t.b.v. de rechtspersoon die
het cluster exploiteert
|
Investeringssteun:
– opleidingsfaciliteiten en onderzoekcentra;
– open access-onderzoeksinfrastructuur: laboratoria, testfaciliteiten;
– breedbandnetwerk-infrastructuur.
|
35
|
25
|
15
|
|
Exploitatiesteun:
– Aansturen clusters
|
Over 5 jaar:
– 50; of
– lineair aflopend van 100 naar 0.
|
|
|
|
|
|
MKB
|
|
|
|
|
Steun voor investeringen in materiële en immateriële activa.
|
15
|
7,5
|
–
|
Advies- en andere diensten en werkzaamheden:
– diensten van externe adviseurs (niet regulier)
– deelneming vakbeurzen en tentoonstellingen
|
50
|
50
|
–
|
|
|
|
|
|
Opleiding
|
|
|
|
|
Algemene opleiding
|
70 [80]2
|
70 [80]
|
50 [60]
|
Specifieke opleiding
|
35 [45]
|
35 [45]
|
25 [35]
|
|
|
|
|
|
Regionale steun
|
|
|
|
Steun voor initiële investeringen in materiële en immateriële activa in Nederlandse
steunkaart gebieden ten behoeve van:
– de oprichting van een nieuwe vestiging;
– de uitbreiding van een bestaande vestiging;
– diversificatie van de productie van een vestiging naar nieuwe, additionele producten;
– een fundamentele verandering in het totale productieproces van een bestaande vestiging.
|
30/353
|
20/25
|
10/15
|
|
|
|
|
|
Scheepsbouwsteun
|
|
|
|
Steun voor scheepsbouwinnovatie
|
20
|
20
|
20
|
1 De tussen haken opgenomen getallen zijn van toepassing bij krediet met rente en opslag.
2 De tussen haken opgenomen getallen zijn van toepassing op een opleiding voor benadeelde
werknemers.
3 Afhankelijk van het steunkaart gebied is het lagere of hogere percentage van toepassing.
Bijlage 3. bij artikel 2.1 (duurzame warmtemaatregel)
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
De technische voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, definitie duurzame warmtemaatregel, zijn:
-
1. een zonneboiler: een systeem bestaande uit één of meer zonnecollectoren in combinatie
met één of meer warmteopslagvaten, dat wordt ingezet om met zonne-energie tapwater
te verwarmen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:
-
a. kleine zonneboiler: een zonneboiler met een collectoroppervlak van minder dan of gelijk
aan 6,0 m2; en
-
b. een grote zonneboiler: een zonneboiler met een collectoppervlak van meer dan 6,0 m2; en als collectoroppervlakte geldt de apertuur oppervlakte berekend volgens NEN-EN
12975;
-
2. een warmtepomp, niet zijnde een lucht/waterwarmtepomp: een warmtepomp die is bestemd
als hoofd- of basisverwarming van een woning en die niet primair gericht is op actieve
koeling of verwarming van tapwater, waarbij warmte wordt onttrokken aan de bodem,
het grondwater, het oppervlaktewater of, voor zover het gasgedreven warmtepompen betreft,
de buitenlucht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:
-
c. een elektrisch aangedreven warmtepomp met voor water/water systemen een COP ≥ 4,0
bij een conditie van W10/W45 bepaald conform NEN-EN 14511 en, voor het geval de warmtepomp
ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming
van tapwater een COP ≥ 2,4;
-
d. een elektrisch aangedreven warmtepomp met voor brine/water systemen een COP ≥ 3,2
bij een conditie van B0/W45 bepaald conform NEN-EN 14511 en, voor het geval de warmtepomp
ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming
van tapwater een COP ≥ 2,4; en
-
e. een gasgedreven warmtepomp met een minimum thermisch vermogen van 25 kWth, en een PER ≥ 1,4 ten behoeve van ruimteverwarming, bepaald conform NEN-EN 12309,
bij de testcondities die overeenkomen met het systeemontwerp en die warmte onttrekt
aan (buiten)lucht, bodem, grondwater of oppervlaktewater;
-
3. een lucht/waterwarmtepomp: een installatie die bestemd is voor ruimteverwarming, waarbij
de warmtepomp warmte onttrekt aan de buitenlucht of aan de ventilatielucht van de
woning en warmte afgeeft met behulp van een warmte-afgiftesysteem met water als distributiemedium.
De warmtepomp dient als hoofd- of basisverwarming van een woning en mag niet primair
gericht zijn op actieve koeling of verwarming van tapwater. De warmtepomp is elektrisch
gedreven, met een COP ≥ 3,6 bepaald conform NEN-EN 14511, bij de testconditie A7/W35
voor warmtepompen op buitenlucht of A20/W45 voor warmtepompen op ventilatielucht;
-
4. een installatie voor micro-warmtekrachtkoppeling: een installatie waarbij de productie
van warmte en elektriciteit vanuit eenzelfde energiebron gelijktijdig plaats vindt,
met een geproduceerd elektrisch vermogen van minimaal 0,8 kWe en maximaal 5 kWe, bestemd voor ruimteverwarming van een bestaande woning, waarbij een rendement voor
ruimteverwarming geldt van minimaal 107% op onderwaarde, gemeten volgens NEN-EN 677
onder deellastcondities. Onder energiebron wordt verstaan: aardgas, biogas, propaan,
butaan of waterstof.
Bijlage 4. bij artikel 2.3 (berekeningmethode t.b.v. berekenen hoogte van de subsidie)
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
1.1 Berekeningsmethode voor de opbrengt in GJ voor kleine zonneboilers
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Voor kleine zonneboilers wordt de subsidie gebaseerd op de opbrengsttesten van de
norm NEN-EN 12976 (Thermische zonne-energiesystemen en componenten: fabrieksmatig
geproduceerde systemen). De Nederlandse testcondities zijn vastgelegd in de Nederlandse
praktijkrichtlijn NPR 7976 (in Annex A) en met deze praktijkrichtlijn kunnen de testresultaten
worden omgerekend naar Nederlandse standaardomstandigheden. Deze NPR kan ook gebruikt
worden om de opbrengst te bepalen van zonneboilers die zijn afgeleid van een getest
systeem, maar een afwijkende collectoroppervlakte en/of vatinhoud hebben. De warmtapwatervraag
waarbij de opbrengst bepaald moet worden is volgens deze regeling 110 liter per dag.
Als collectoroppervlakte geldt de apertuur oppervlakte, volgens NEN-EN 12975.
Hoogbouw zonneboilersystemen, die opgebouwd zijn uit meerdere zonneboilers, waarbij
de collectoren zijn gekoppeld als een groot collectorveld, worden beschouwd als een
aantal kleine zonneboilers met elk een collectoroppervlak dat een evenredig deel is
van het grote collectorveld. De energetische opbrengst van zo’n hoogbouwsysteem is
gelijk aan de som van de energetische opbrengsten, bepaald conform NPR 7976, van de
individuele (kleine zonneboiler-)systemen waaruit het hoogbouwsysteem is opgebouwd.
Bij kleine zonneboilers, die naast warm tapwater ook een bijdrage leveren aan de ruimteverwarming,
worden deze systemen getest met de ruimteverwarmingsfunctie uitgeschakeld.
Om de conformiteit met de NEN 5128:2004 te handhaven, worden ook opbrengsten geaccepteerd
die bepaald zijn met de NPR 7976 voor een opwarmtraject van 10 ºC (koud water) naar
60 ºC (warm water).
De opbrengst in GJ wordt op één decimaal nauwkeurig afgerond.
1.2 Berekeningsmethode voor de opbrengst in GJ voor grote zonneboilers
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Voor grote zonneboilers is er nog geen geaccepteerde internationale methode voor het
bepalen van de systeemopbrengst. Voor deze zonneboilers wordt de opbrengst voor de
subsidie bepaald op basis van de prestaties van de collectoren, conform NEN-EN 12975.
De opbrengst (GJ) = A * η * Gj
Met A: de collectoroppervlakte volgens de apertuur (in m2); η: het rendement en Gj: de jaarlijkse instraling op de collector in Nederland, die voor deze regeling op
4 GJ/m2 is gesteld.
Het rendement wordt bepaald met collectorcurve volgens NEN-EN-12975.
Het rendement η = η0 - a1 T* - a2 G (T*)2
Met η0, a1, en a2 de coëfficienten die uit de test volgen, volgens Annex D van NEN-EN 12975.
T* de gereduceerde temperatuur, die voor deze regeling op 0,078 K.m2/W gesteld is.
G: de instraling, die voor deze regeling en volgens de norm op 1000 W/m2 genomen wordt.
De opbrengst in GJ wordt op één decimaal nauwkeurig afgerond.
1.3 Berekeningsmethode voor de opbrengst in kWth van warmtepompen, niet zijnde lucht/waterwarmtepompen
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
De subsidie voor de warmtepomp, niet zijnde een lucht/waterwarmtepomp, wordt bepaald
op basis van het thermisch vermogen geleverd door de condensor van de warmtepomp in
kWth op basis van de normen en testcondities, genoemd in artikel 2.1.
De COP en het thermisch vermogen, kWth, worden op één decimaal nauwkeurig afgerond.
1.4 Berekeningsmethode voor de opbrengst in kWth van lucht/waterwarmtepompen
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
De subsidie voor de lucht/waterwarmtepomp wordt bepaald op basis van het thermisch
vermogen geleverd door de condensor van de warmtepomp in kWth met een maximum van 2 kWth, op basis van de normen en testcondities, genoemd in artikel 2.1.
De COP en het thermisch vermogen, kWth, worden op één decimaal nauwkeurig afgerond.