Uitvoeringsregeling visserij

Geraadpleegd op 27-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 22-08-2021 en zichtdatum 22-08-2021.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 september 2008, nr. TRCJZ/2007/3190, houdende samenvoeging en vereenvoudiging van diverse regelingen op het gebied van de visserij (Uitvoeringsregeling visserij)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Minister: de Minister van Economische Zaken;

  • b. visserijzone: in artikel 1, vierde lid, onder a, van de wet (Stb. 312) bedoelde zone;

  • c. zeegebied: als zodanig in artikel 1 van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 (Stb. 176) aangewezen wateren;

  • d. kustwateren: als zodanig in artikel 2 van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970 aangewezen wateren;

  • e. binnenwateren: overige Nederlandse wateren, niet behorende tot het zeegebied en de kustwateren;

  • f. riviervisserij: visserij die op de Westerschelde ten oosten van de lijn van de lichtopstand de Nolle nabij Vlissingen naar de lichtopstand Nieuwe Sluis in Zeeuws Vlaanderen wordt uitgeoefend;

  • g. rapen: vergaren, niet zijnde het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van schelpdieren;

  • h. handmatig: met de hand, zonder gebruikmaking van enig hulpmiddel, dan wel louter met gebruikmaking van een riek of een spade;

  • i. merkje: door of vanwege de Minister verstrekt, bij een vergunning behorend merkteken;

  • j. verordening: verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van de Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad;

  • k. producentenorganisatie: organisatie als bedoeld in artikel 14 van de verordening;

  • l. aangeslotene: aangeslotene bij een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer;

  • m. grote fuik: aalfuik die met behulp van stokken of palen wordt uitgezet en verbonden is aan schutwant, al dan niet deeluitmakend van een fuikregel;

  • n. schietfuik binnenvisserij: aalfuik die door een vleugel met een tweede aalfuik wordt verbonden, welke beide fuiken paarsgewijs worden uitgezet;

  • o. bordennet: vistuig dat bestaat uit één net dat bij het vissen wordt opengehouden door twee aan het net verbonden visborden;

  • p. handzeef: zeef met een lengte en breedte van ten minste 80 centimeter respectievelijk 60 centimeter, in de lengterichting voorzien van gladde draadvormige spijlen, die op gelijke hoogte en met een onderlinge afstand van ten minste 7 millimeter zijn aangebracht;

  • q. functionaris: functionaris als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij;

  • r. visvak: in een tussen het Rijk en de huurder gesloten overeenkomst tot verhuur van het visrecht nader aangeduid visgebied, waarin op grond van deze overeenkomst met een aalfuik, staand want, hoekwant, aalkistje, ankerkuil of enig ander vast vistuig mag worden gevist;

  • s. staatswateren: wateren waarvan de Staat der Nederlanden de eigendom heeft van de grond eronder;

  • t. IJsselmeer: IJsselmeer zoals afgebakend in artikel 1, tweede en derde lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

  • u. garnaal: noordzeegarnaal (Crangon crangon).

  • v. spieringdrijfnet: ieder een- of meerwandig wargaren, hetwelk bij gebruik door de stroom wordt voortbewogen, met een maaswijdte van 45 mm of minder;

  • w. recreatieve visserij: het vissen met vaste vistuigen, waarbij de vangst uitsluitend bestemd is voor eigen gebruik;

  • x. mosselzaadinvanginstallatie: al dan niet drijvend, aan de bodem verankerd of bevestigd vistuig, bestaande uit verbindingsmateriaal waaraan met het oogmerk om periodiek mosselzaad te oogsten invangsubstraat is bevestigd waaraan mossellarven zich kunnen hechten;

  • y. vergunning voor een mosselzaadinvanginstallatie: vergunning als bedoeld in artikel 36 voor het vissen met een mosselzaadinvanginstallatie;

  • z. mosselkweekperceel: perceel dat zich bevindt in een kustwater en dat bestemd is voor het kweken van mosselen;

  • aa. wet: Visserijwet 1963;

  • bb. vistuig van het type staand want: kieuwnetten en warrelnetten als bedoeld in bijlage I, tabel 3, van verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 30 december 2003 betreffende de communautaire gegevensbestand over de vissersvloot (PbEU L5);

  • cc. haven: het water dat begrensd wordt door havendammen en de uiteinden van deze dammen met daarop het groene, respectievelijk rode havenlicht. De grens tussen het open water en de haven wordt gevormd door de lijn tussen deze havenlichten;

  • dd. effectieve visduur: de periode tussen het in het water brengen van een vistuig en het lichten daarvan;

  • ee. overlevingsbun: opvangbak, ten minste een meter hoog, bestemd voor het ter verhoging van de overlevingskans van bijvangst in de aal- of schubvisvisserij, opvangen en automatisch sorteren van de bijvangst door middel van waterwervelingen, waarna terugvoer van de bijvangst plaatsvindt middels wateruitstroom door een in het water stekende afvoer.

Hoofdstuk 2. Aanwijzingsbepalingen en administratieverplichtingen

§ 2.1. Aanwijzingen op grond van de Visserijwet 1963

Artikel 4

Als middelen, bedoeld in artikel 2c, eerste lid, van de wet, waarmee het verboden is vis te bedwelmen, te verwonden of te doden, worden aangewezen:

  • a. kokkelbonen;

  • b. tjoekvisje;

  • c. ongebluste kalk;

  • d. dynamiet, en

  • e. andere vergiftigende, bedwelmende en ontplofbare stoffen.

Artikel 5

Als water waarvoor de bepalingen van paragraaf 5 van de wet betreffende de huur en verhuur van visrecht niet gelden, wordt aangewezen: het Grevelingenmeer.

Artikel 5b

De afmeting, bedoeld in artikel 2a, eerste lid, van de Visserijwet 1963, bedraagt:

  • 20 centimeter voor bot;

  • 25 centimeter voor beekforel;

  • 22 centimeter voor baars;

  • 30 centimeter voor kopvoorn;

  • 25 centimeter voor zeelt;

  • 28 centimeter voor aal;

  • 30 centimeter voor barbeel;

  • 42 centimeter voor snoekbaars;

  • 45 centimeter voor snoek;

  • 20 centimeter voor rivierprik.

Artikel 5c

Het tijdvak, bedoeld in artikel 2a, tweede lid, van de Visserijwet 1963, is

  • 1 april tot en met 31 mei: baars, barbeel, kopvoorn, snoekbaars en winde;

  • 1 maart tot en met 31 mei: snoek;

  • 1 oktober tot en met 31 maart: beekforel;

  • 1 maart tot en met 30 april en 1 november tot en met 31 januari: rivierprik;

  • 1 januari tot en met 31 december: zalm, zeeforel, elft, fint, kwabaal, meerval, serpeling, sneep, vlagzalm en zeeprik.

§ 2.3. Administratieverplichtingen

Artikel 7

  • 1 Degene die vissen van de vissoorten alver, baars, barbeel, beekforel, blankvoorn bot,, brasem, giebel, graskarper, karper, kolblei, kopvoorn, kroeskarper, pos, rietvoorn, riviergrondel, rivierprik, roofblei, snoek, snoekbaars, spiering, winde, witvingrondel, zeelt, niet inheemse rivierkreeft en wolhandkrab aanvoert, degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf deze vissoorten afneemt en degene die bemiddeling verleent bij het veilen van deze vissoorten als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, zijn verplicht dagelijks een administratie bij te houden van de overdracht en de opslag van deze vissoorten.

  • 2 Degene die bemiddeling verleent bij het veilen van de vissoorten, genoemd in het eerste lid, is verplicht er voor zorg te dragen dat op bij de op de veiling aanwezige vissoorten de naam van de aanvoerder is vermeld alsmede de herkomst van de vissoorten.

Artikel 8

  • 3 In het geval de vissoorten, bedoeld in het eerste en tweede lid, zonder bemiddeling van een veiling of visafslag worden verkocht, moet uit de administratie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de afnemer blijken:

    • a. de vissoort;

    • b. per vissoort de hoeveelheid;

    • c. de datum van aanvoer van de vissoorten en de datum van verkoop;

    • d. de naam van de aanvoerder en diens woonadres, en

    • e. de herkomst van de vissoort.

  • 4 In het geval de vissoorten, bedoeld in het eerste en tweede lid, via de bemiddeling van een veiling ter verkoop worden aangeboden, moet uit de administratie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van degene die deze bemiddeling verleent, blijken:

    • a. de vissoort;

    • b. per vissoort de hoeveelheid;

    • c. de naam van de aanvoerder;

    • d. de naam van de afnemer;

    • e. de datum van aanvoer van de vissoort en de datum van verkoop, en

    • f. de herkomst van de vissoort.

Artikel 9

Alle bewijsstukken of bescheiden waarin de gegevens, bedoeld in artikel 8, zijn vastgelegd, moeten vanaf het tijdstip van hun opstelling of verkrijging tot het tijdstip waarop drie kalenderjaren zijn verlopen, worden bewaard.

Artikel 10

De verplichting om een administratie bij te houden als bedoeld in artikel 7, eerste lid, is niet van toepassing op:

  • a. inrichtingen waarvoor een vergunning ingevolge artikel 3 van de Drank- en Horecawet is vereist,

  • b. ondernemingen waarin de detailhandel wordt uitgeoefend voor zover het de uitoefening van detailhandel betreft,

  • c. ondernemingen waarin het hotel-, het pension-, het restaurant-, het café-, het cafetaria-, het lunchroom- of het partycateringbedrijf wordt uitgeoefend dan wel anderszins verstrekking van logies, gepaard gaande met dienstverlening of de verstrekking van maaltijden, spijzen of dranken voor verbruik ter plaatse, als bedrijf plaats heeft.

Artikel 10a

  • 1 Een visser die gebruik maakt van de vistuigen, genoemd in artikel 32a, eerste lid, met uitzondering van onderdeel h, doet wekelijks uiterlijk op dinsdag om 24.00 uur opgave aan de Minister van zijn aalvangsten en zijn visserij-inspanning in de voorafgaande week. Uit deze opgave blijkt:

    • a. de naam van de visser;

    • b. de hoeveelheid aal in kilogram, onderscheiden naar het soort vistuig, bedoeld in onderdeel d, waarmee het is gevangen;

    • c. de herkomst van de aal;

    • d. het aantal en het soort vistuigen waarmee de visser in de betreffende week op aal heeft gevist.

  • 2 De opgave geschiedt op een door de Minister beschikbaar te stellen format.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kan een visser die in een bepaalde periode geen gebruik maakt van de vistuigen genoemd in artikel 32a, eerste lid, hiervan voorafgaand aan die periode opgave doen.

Artikel 10b

  • 1 Een visser die gebruik maakt van het staand net, grote fuik of de zegen, doet ten aanzien van de vissoorten baars, blankvoorn, bot, brasem en snoekbaars op verzoek van de Minister opgave van:

    • a. de naam van de vergunninghouder;

    • b. per aanlandingsdatum:

      • 1°. de hoeveelheid aangelande vis in kilogram, onderscheiden naar het soort vis en naar het soort vistuig, waarmee het is gevangen;

      • 2°. de herkomst van de vis;

      • 3°. het aantal en het soort vistuigen waarmee de vergunninghouder in de betreffende periode de baars, blankvoorn, bot, brasem of snoekbaars heeft gevangen;

      • 4°. bij het staand net de lengte en de effectieve hoogte van dat vistuig;

      • 5°. de maaswijdte van het vistuig, of, wanneer bij het staand net meerdere maaswijdtes of effectieve hoogtes van het net zijn toegepast, de totale lengte per onderscheiden maaswijdte, respectievelijk effectieve hoogte van het net;

      • 6°. de totale effectieve visduur van het soort vistuig, waarmee de vis is gevangen.

  • 2 De visser registreert de gegevens, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk binnen 24 uren na de aanlandingsdatum.

  • 3 De opgave geschiedt uiterlijk twee weken nadat het verzoek, bedoeld in het eerste lid, is gedaan, en op een door de Minister beschikbaar te stellen format.

Hoofdstuk 3. Verbodsbepalingen

§ 3.1. Verbodsbepalingen visserijzone, zeegebied en kustwateren

Artikel 12

  • 1 Het is verboden te vissen in het zeegebied en de kustwateren met een aalfuik, staand want, hoekwant, aalkistje, ankerkuil of enig ander vast vistuig, niet zijnde een vistuig, bestemd voor het vangen van schelpdieren.

  • 2 Het is verboden in de kustwateren te vissen met een zegen.

Artikel 12a

Het recreatief gebruik van vistuig van het type staand want in de visserijzone is verboden.

Artikel 13

Het is verboden te vissen met:

  • a. sleepnetten al dan niet met wekkerkettingen in de Oosterschelde ten oosten van de Oosterscheldekering, en

  • b. sleepnetten met wekkerkettingen in de gebieden, genoemd in de bijlagen 3a en 5.

Artikel 14

  • 1 Het is verboden in het zeegebied en de kustwateren te vissen met:

    • a. de harpoen, de elger, de aalschaar, of enig ander vistuig, hetwelk geëigend is de vis te verwonden, met uitzondering van het hoekwant, de reep, de dobber, de zetangel of fleur, de hengel of spieringtuig, en

    • b. een visnet waarvan het netwerk van metaalgaas is vervaardigd, met uitzondering van de kreeftenkorf en enig ander net, bestemd of mede bestemd tot het vangen van schaal- en schelpdieren, zeesterren en zee- of koraalmos.

  • 3 Het is verboden in de kustwateren, genoemd in artikel 2, derde tot en met zevende lid, van het Besluit aanwijzing zeegebied en kustwateren 1970, met de hierna genoemde vistuigen te vissen, indien de maaswijdte kleiner is dan het aantal millimeters, vermeld achter het desbetreffende vistuig:

    • a. de ankerkuil 13 mm;

    • b. het staande ansjovisnet, de fuik van een ansjovisweer 15 mm;

    • c. het kuilnet 17 mm;

    • d. de zegen 20 mm;

    • e. het spieringdrijfnet 25 mm, en

    • f. het schutnet, het staande botnet, de fuik aan een botweer 80 mm.

  • 4 Het is verboden in de kustwateren te vissen met een vistuig, waarvoor een minimummaaswijdte is vastgesteld, indien met betrekking tot dat vistuig enige handeling is verricht of enig middel is aangewend, waardoor het ontsnappen van vis kan worden bemoeilijkt of belet.

Artikel 15

Het is verboden de visserij uit te oefenen met een vissersvaartuig waarvan het motorvermogen groter is dan het motorvermogen dat staat vermeld op de ten behoeve van dat vissersvaartuig verleende vergunning als bedoeld in artikel 70, eerste lid.

Artikel 17

Het is verboden te vissen met enig vistuig, geschikt voor het vangen van schelpdieren, in:

Artikel 18

  • 1 Het is verboden schaal- en schelpdieren te rapen in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren tussen één uur na zonsondergang en één uur vóór zonsopgang.

  • 2 Het is verboden schelpdieren te rapen in het gebied, genoemd in bijlage 3.

  • 3 Het is verboden schelpdieren te rapen in het gebied, genoemd in bijlage 5.

Artikel 19

Het is verboden schelpdieren uit te zaaien of uit te zetten in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren.

Artikel 20

Het is verboden te vissen met vistuigen, geschikt voor het vangen van garnalen in het gebied, genoemd in bijlage 6.

Artikel 21

Het is verboden te vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren met uitzondering van de Westerschelde.

Artikel 22

Het is verboden om van vrijdag 12.00 uur tot de daaropvolgende zondag 24.00 uur buiten de haven te zijn met een vaartuig dat enig vistuig aan boord heeft geschikt voor het vangen van garnalen.

Artikel 23

Het is verboden op of in de nabijheid van enig water, behorend tot de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren, een vistuig voorhanden te hebben, indien en voor zover het gebruik van dat vistuig in dat water ingevolge het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 22 verboden is.

Artikel 23a

  • 1 Aal gevangen met een hengel of peur in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren wordt onmiddellijk levend in hetzelfde water teruggezet.

  • 2 Het is verboden aal voorhanden te hebben bij de uitoefening van de visserij, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23b

  • 1 Het is verboden te vissen met een vistuig dat in hoofdzaak wordt gebruikt of is bestemd voor de vangst van aal of wolhandkrab in de gebieden, genoemd in bijlage 15.

  • 2 Het is verboden aal en wolhandkrab voorhanden te hebben in of in de onmiddellijke nabijheid van de gebieden, genoemd in bijlage 15.

§ 3.2. Verbodsbepalingen binnenwateren

Artikel 24

Als wateren waarin het ingevolge artikel 7, tweede lid, onderdeel a, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is verboden te vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur vóór zonsopgang worden aangewezen de in bijlage 2 opgenomen wateren.

Artikel 25

Als water waarin het verboden is te vissen met de hengel in de periode van 1 april tot en met 31 mei, wordt aangewezen de in bijlage 7 opgenomen wateren.

Artikel 26

Als water, waarin het verboden is te vissen met enig vistuig wordt aangewezen: de Geul, bovenstrooms van de grens tussen de gemeenten Valkenburg en Meerssen en haar zijbeken, de Voerenbeek en de Noorbeek met dien verstande, dat het van 1 april tot en met 30 september toegestaan is te vissen met de hengel, voor zover deze niet is geaasd met worm of nabootsing daarvan.

Artikel 28

Het uitzetten van graskarpers is verboden in:

Artikel 28a

Het is verboden de volgende rivierkreeften in de binnenwateren uit te zetten:

  • a. Californische rivierkreeft;

  • b. Geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft;

  • c. Gestreepte Amerikaanse rivierkreeft;

  • d. Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft;

  • e. Marmerkreeft;

  • f. Rode Amerikaanse rivierkreeft, en

  • g. Turkse rivierkreeft.

Artikel 28b

  • 1 Het is verboden te vissen in de wateren, genoemd in bijlage 16, met de volgende vistuigen:

    • a. aaldogger

    • b. aalfuik

    • c. aalhoekwant

    • d. aalkistje

    • e. aalzegen

    • f. ankerkuil

    • g. electrovisapparaat

    • h. peur

    • i. visfuik

    • j. de kreeftenkorf

  • 2 Het verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt voor het gehele gebied binnen de winterdijken van de wateren, genoemd in bijlage 16, en voor alle havens, plassen, killen, gaten, putten, strangen, kreken, kanalen, beken en rivierarmen die in directe open verbinding staan met de wateren, genoemd in bijlage 16, tot aan de eerste waterkering gerekend vanaf die wateren.

  • 3 Het is verboden aal en wolhandkrab voorhanden of in voorraad te hebben op of in de onmiddellijke nabijheid van de wateren, genoemd in bijlage 16.

Artikel 28c

  • 1 Het is verboden met enig vistuig te vissen in de rivieren de Neder-Rijn, de Maas, de Lek en de Overijsselsche Vecht:

    • a. binnen een afstand van 75 m stroomafwaarts van een stuw;

    • b. in een bij een stuw aangebrachte vispassage;

    • c. binnen een straal van 25 m voor de bovenmond van een bij een stuw aangebrachte vispassage.

  • 2 Het verbod geldt niet gedurende de tijden dat de stuw buiten werking is gesteld.

§ 3.3. Verbodsbepalingen IJsselmeer

Artikel 29

  • 1 Het is verboden te vissen in het IJsselmeer met:

    • a. de grote fuik in de periode van 1 januari tot en met 30 april;

    • b. de schietfuik binnenvisserij in de periode van 1 oktober tot en met 30 april;

    • c. het staand net in de periode van 16 maart tot en met 30 juni;

    • d. het aalhoekwant in de periode van 1 november tot en met 11 april;

    • e. het aalkistje in de periode van 1 november tot en met 11 april;

    • f. de aaskuil in de periode van 1 november tot en met 11 april, en

    • g. de zegen in de periode van 16 maart tot en met 31 oktober.

  • 2 Het is verboden te vissen in het IJsselmeer met het staand net, het aalhoekwant of het aalkistje van vrijdagmiddag 16.00 uur tot de daaropvolgende maandagmorgen 8.00 uur.

  • 3 Het is verboden te vissen in het IJsselmeer met de aaskuil van donderdag zonsondergang tot de daaropvolgende maandag 8.00 uur en voorts dagelijks van zonsondergang tot de daaropvolgende morgen 8.00 uur.

  • 4 Het is buiten de periode, bedoeld in het eerste lid onder g, eveneens verboden met de zegen te vissen in het IJsselmeer op acht of meer, of ingeval van een overdracht als bedoeld in artikel 75, zesde lid, of 75a, een veelvoud van het aantal dagen, waarop het toegestaan is om met de zegen te vissen dagen.

  • 5 Het is verboden met de zegen te vissen in het IJsselmeer op een dag waarvoor door de vergunninghouder niet ten minste twee werkdagen daarvoor melding is gedaan aan de minister.

Artikel 30

  • 1 Het is verboden te vissen met de schietfuik binnenvisserij in de gebieden in het IJsselmeer, genoemd in bijlage 8.

  • 2 Het is verboden te vissen met de schietfuik binnenvisserij in het IJsselmeer in andere gebieden dan die genoemd in bijlage 8 zonder hierbij gebruik te maken van een naar behoren werkende overlevingsbun.

Artikel 31

Het is verboden te vissen met de aaskuil in de gebieden in het IJsselmeer, genoemd in bijlage 9.

Artikel 31a

Het is verboden om te vissen met de zegen in de havens van het IJsselmeer.

Artikel 31b

Het is verboden bij het vissen met de zegen in de gebieden in het IJsselmeer om meerdere zegennetten aan elkaar te binden.

Artikel 32

  • 1 Onverminderd het bepaalde in de artikelen 29 tot en met 31, is het verboden te vissen in het IJsselmeer gedurende een door de Minister te bepalen periode, met alle vistuigen behalve de hengel en de peur.

  • 2 De periode waarin het verboden is te vissen op grond van het vorige lid, wordt jaarlijks vastgesteld en bekendgemaakt in de Staatscourant.

§ 3.4. Verbodsbepalingen voor alle wateren

Artikel 32a

  • 2 Het is verboden om in de periode, genoemd in het eerste lid, een vistuig als genoemd in het eerste lid, voorhanden te hebben op of in de nabijheid van de Nederlandse wateren.

  • 3 Van het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en in het tweede lid, wordt vrijstelling verleend voor de zee- en kustvisserij met een drijvend of in de waterkolom zwevend vistuig bestaande uit een lange lijn met daaraan aan zijlijntjes bevestigde enkeltandige haken, waarvan de kortste afstand tussen de punt en de steel ten minste 10 mm bedraagt, die de zeebodem niet raken.

Artikel 32b

  • 1 Aal, gevangen in de visserijzone, het zeegebied, de kustwateren of de wateren, bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, van de wet, in de periode, genoemd in artikel 32a, eerste lid, met een vistuig dat niet genoemd is in artikel 32a, eerste lid, onderdelen a tot en met j, wordt onmiddellijk na het lichten van het vistuig levend in hetzelfde water teruggezet.

Hoofdstuk 4. Vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen

§ 4.1. Algemeen

Artikel 33

  • 2 Aan vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen als bedoeld in onderhavige regeling, kunnen voorschriften worden verbonden. Zij kunnen onder beperkingen worden verleend. Zij kunnen worden ingetrokken.

  • 3 Niet naleven van beperkingen of voorschriften als bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als handelen zonder vrijstelling, ontheffing of vergunning als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 34

Een vrijstelling als bedoeld in artikel 33, wordt niet verleend voor het rapen van schelpdieren in het gebied, genoemd in bijlage 3.

Artikel 35

  • 1 Een vergunning als bedoeld in artikel 33, wordt niet verleend voor:

    • a. het vissen in het gebied, genoemd in bijlage 3;

    • b. het vissen met vistuigen geschikt voor het vangen van schelpdieren in de gebieden, genoemd in de bijlagen 3, 3a en 5, en

    • c. het vissen met vistuigen, geschikt voor het vangen van garnalen in de gebieden, genoemd in de bijlagen 3a en 6.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, kan wel een vergunning worden verleend voor het zonder mechanische hulpmiddelen vissen op kokkels in de gebieden, genoemd in bijlage 5a.

Artikel 35a

De Minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van het bepaalde in de artikelen 23b en 28b voor het verrichten van onderzoek. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden en beperkingen worden verbonden. De ontheffing kan worden geschorst of ingetrokken.

Artikel 36

  • 2 Een vergunning als bedoeld in het eerste lid voor de visserij in het zeegebied en de kustwateren met een vistuig als genoemd in artikel 12, wordt na 31 december 2010 niet verleend voor de recreatieve visserij.

Artikel 37

Het verbod, bedoeld in artikel 23, geldt niet indien het vistuig zodanig is verpakt of in zodanige toestand is, dat dadelijk gebruik daarvan niet mogelijk is.

§ 4.2. Vrijstellingen sleepnetvisserij

Artikel 38

  • 1 Van het bepaalde in artikel 6c, eerste lid, van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 wordt vrijstelling verleend:

    • a. voor het uitoefenen van de visserij met de boomkor met vaartuigen, andere dan vissersvaartuigen met een lengte over alles kleiner dan 8 meter, in de visserijzone, het zeegebied en de Westerschelde, alsmede voor het in deze wateren aan boord van zodanige vaartuigen aanwezig hebben van een boomkor, en

    • b. voor het uitoefenen van de riviervisserij met de boomkor met vaartuigen met een lengte over alles kleiner dan 20 meter en met een motorvermogen van ten hoogste 221 kW waarmee uitsluitend de riviervisserij wordt uitgeoefend, alsmede voor het aan boord van zodanige vaartuigen aanwezig hebben van een boomkor.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, wordt slechts verleend voor vaartuigen met één boomkor met een maximale breedte van 150 centimeter, gemeten tussen de uiteinden van de constructie, zonder dat er voorzieningen zijn getroffen waardoor de boomkor kan worden uitgeschoven of verlengd.

  • 3 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, wordt slechts verleend:

    • a. aan ondernemers te wiens naam het vaartuig in de Officiële lijst der Belgische Vissersvaartuigen, bedoeld in het Ministeriële besluit van 21 februari 1934, is geregistreerd, en

    • b. voor vaartuigen:

      • 1°. met ten hoogste twee boomkorren waarvan de individuele lengte niet meer bedraagt dan 4.5 meter, gemeten tussen de uiteinden van de constructie, zonder dat er voorzieningen zijn getroffen waardoor de boomkor kan worden uitgeschoven en verlengd;

      • 2°. ten behoeve waarvan aan de ondernemer, bedoeld in onderdeel a, een akte van consent is afgegeven door het Waterschoutsambt te Antwerpen voor de visserij op de Westerschelde als bedoeld in het Reglement van 20 mei 1843 ter uitvoering van artikel 9 van het Verdrag van 19 april 1839 betreffende de uitoefening van het recht der visscherij en van den vischhandel.

  • 4 In afwijking van het derde lid, onderdeel b, onder 1º, wordt voor de gerichte riviervisserij op garnalen de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, verleend voor vaartuigen met ten hoogste twee boomkorren waarvan de individuele lengte niet meer bedraagt dan 12 meter, gemeten tussen de uiteinden van de constructie, zonder dat er voorzieningen zijn getroffen waardoor de boomkor kan worden uitgeschoven of verlengd.

  • 5 Vaartuigen ten aanzien waarvan de in het eerste lid, aanhef en onderdeel b, bedoelde vrijstelling is verleend, worden vermeld op bijlage 10 die op voordracht van de bevoegde Belgische autoriteiten wordt vastgesteld.

Artikel 39

Van het bepaalde in artikel 21, wordt vrijstelling verleend voor het vissen in de visserijzone en het zeegebied:

  • a. met vaartuigen met een lengte over alles kleiner dan 8 meter, voor zover het betreft de visserij met een boomkor, en

  • b. met vaartuigen met een lengte over alles kleiner dan 10 meter, voor zover het betreft de visserij met een bordennet.

Artikel 40

Van artikel 79, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij wordt vrijstelling verleend voor vaartuigen, andere dan vissersvaartuigen:

  • a. met een lengte over alles kleiner dan 8 meter, voor zover het betreft het verbod om een boomkor aan boord te hebben in de visserijzone, het zeegebied en de Westerschelde, en

  • b. met een lengte over alles kleiner dan 10 meter, voor zover het betreft het verbod om een bordennet aan boord te hebben in de visserijzone, het zeegebied en de Westerschelde.

Artikel 41

De vrijstellingen, bedoeld in de artikelen 39 en 40, worden slechts verleend voor vaartuigen met één boomkor als bedoeld in artikel 38, tweede lid, of met één bordennet waarvan de hoogte van de visborden niet meer bedraagt dan 70 centimeter en waarvan de lengte van de bovenpees, inclusief stroppen en kabels, niet meer bedraagt dan 225 centimeter, gemeten vanaf de achterzijde van het ene tot de achterzijde van het andere bord.

Artikel 42

  • 1 Aan de vrijstellingen, bedoeld in artikel 38, eerste lid, aanhef en onder a, artikel 39 en artikel 40, worden de volgende voorschriften verbonden:

    • a. vangsten van vissoorten genoemd in bijlage I van de verordening vangstmogelijkheden of deel 2 van de bijlage van verordening nr. 1367/2014, met uitzondering van schar en bot gevangen in de bij die vissoorten genoemde wateren, dienen onmiddellijk na het ophalen ervan in hetzelfde water te worden teruggezet;

    • b. indien de visserij op garnalen wordt uitgeoefend, dient de vangst direct na aan boord te zijn gehaald, te worden gesorteerd met behulp van een handzeef, en

    • c. het is verplicht een handzeef aan boord te hebben van het vaartuig waarmee de garnalenvisserij wordt uitgeoefend.

  • 2 Aan de vrijstelling, bedoeld in artikel 38, eerste lid, aanhef en onder b, worden de volgende voorschriften verbonden:

    • a. verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PbEG L125) wordt, met uitzondering van artikel 29 van voornoemde verordening, bij de uitoefening van de visserij in acht genomen;

    • b. aanlandingen in Nederlandse havens vinden slechts overeenkomstig de de Uitvoeringsregeling zeevisserij plaats, en

    • c. bij aanlanding in een Nederlandse haven is de ondernemer verplicht onverwijld maar uiterlijk binnen een half uur na aanlanding per vissoort opgave van de vangsthoeveelheden te doen.

  • 4 Het indienen van het logboek, bedoeld in het derde lid, vindt plaats door overhandiging aan een functionaris of aan een ambtenaar van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit of deponering van het formulier in een opgavebus als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

Artikel 43

  • 1 Van het verbod in artikel 13, onderdeel a, is degene die op 15 april 2007 in het bezit was van een vergunning als bedoeld in artikel 36, vrijgesteld onder de voorwaarden dat:

    • a. eidragende zeekreeften, pas verschaalde zeekreeften en zeekreeften die zijn gevangen tussen 15 juli en de laatste donderdag van maart, worden onmiddellijk na de vangst teruggezet, en

    • b. bijgevangen ondermaatse vis dan wel garnalen met behulp van water automatisch naar buitenboord worden afgevoerd via een uit glad materiaal bestaande glijgoot of afvoerpijp;

  • 2 Indien degene als bedoeld in het eerste lid, met een ander vissersvaartuig vist dan met het vaartuig waarvoor de in het eerste lid bedoelde vergunning is verleend, maakt hij hiervan twee weken van tevoren schriftelijk melding bij de Minister.

§ 4.3. Vrijstellingen schelpdiervisserij

Artikel 44

Van het bepaalde in artikel 17 wordt vrijstelling verleend voor het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van:

  • a. mosselen en zeesterren door de visrechthebbende op de mosselpercelen gelegen in de kustwateren;

  • b. mosselen en zeesterren door de visrechthebbende dan wel degene die daartoe toestemming heeft gekregen van de visrechthebbende op verwaterpercelen, en

  • c. oesters door de visrechthebbende op de oesterpercelen in de Oosterschelde.

Artikel 45

Van het verbod in artikel 19 wordt vrijstelling verleend voor zover het betreft het uitzetten of uitzaaien van mosselen, kokkels, oesters en Japanse oesters.

Artikel 46

De vrijstelling, bedoeld in artikel 44, wordt slechts verleend voor zover het betreft het vissen met een vissersvaartuig met korren, waarvan de opening niet breder is dan 1.90 meter.

Artikel 47

Onverminderd het bepaalde in artikel 46 is het vissen van mosselen, zeesterren en oesters, met uitzondering van het vissen op verwaterpercelen, verboden:

  • a. tussen zonsondergang en zonsopgang;

  • b. op zaterdagen en zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen, en

  • c. bij een zicht van 250 meter of minder.

§ 4.4. Vrijstelling rapen schelpdieren

Artikel 48

Van het verbod in artikel 18, derde lid, wordt vrijstelling verleend aan:

  • a. degene die handmatig schelpdieren raapt en visrechthebbende is op de desbetreffende schelpdierpercelen, dan wel van de visrechthebbende vooraf schriftelijke toestemming heeft gekregen om handmatig schelpdieren te rapen op die percelen, gelegen in het gebied, genoemd in bijlage 5, en

  • b. degene die handmatig schelpdieren raapt voor eigen gebruik, tot ten hoogste tien kilogram bruto per dag.

§ 4.5. Vrijstellingen garnalenvisserij

Artikel 49

Van het verbod, bedoeld in artikel 21, is vrijgesteld degene, die anders dan met behulp van een vaartuig op garnalen vist.

Artikel 50

Het verbod, bedoeld in artikel 22, geldt niet

  • a. indien het vissen wordt uitgevoerd als toeristische activiteit met een daarvoor geschikt vaartuig en de vangst niet op de markt wordt gebracht, en

  • b. voor het buiten de haven zijn met een vaartuig dat enig vistuig aan boord heeft geschikt voor het vangen van garnalen buiten de Nederlandse wateren, tijdens opeenvolgende tijdvakken van twee weken telkens ten hoogste negen etmalen. Het eerste tijdvak begint op de eerste zondag in oktober om 24.00 uur en loopt twee weken later op zondag om 24.00 uur af.

§ 4.6. Vrijstellingen visserij met vaste vistuigen

Artikel 51

Van het verbod in artikel 12 wordt vrijstelling verleend aan de rechthebbende op het visrecht in staatswateren met vaste vistuigen in een visvak, voor het vissen in dit visvak met die vistuigen waarop het visrecht betrekking heeft.

Artikel 52

  • 1 Aan de vrijstelling, bedoeld in artikel 51, zijn de volgende voorschriften verbonden:

    • a. de vistuigen zijn boven het waterpeil voorzien van een bordje, waarop duidelijk leesbaar het letterteken en nummer van het vissersvaartuig is vermeld dan wel, voor zover zonder vaartuig wordt gevist, de naam en adresgegevens van de visser;

    • b. een fuik is voorzien van een deugdelijke keerwant met een maaswijdte van 14 centimeter, aangebracht in de voorste hoepel of voorste inkeling;

    • c. elke maas van iedere rand van het keerwant is dusdanig aan het basisnet van de fuik bevestigd, dat alle organismen in de fuik door de mazen van het keerwant heen moeten kunnen komen;

    • d. eidragende zeekreeften die zijn gevangen in de Oosterschelde, pas verschaalde zeekreeften die zijn gevangen in de Oosterschelde en zeekreeften die zijn gevangen in de Oosterschelde tussen 15 juli en de laatste donderdag van maart, worden onmiddellijk na de vangst teruggezet;

    • e. de vistuigen worden in spuikommen en havens minimaal 10 meter en in de overige visvakken minimaal 25 meter vanaf de scheidingslijn van 2 visvakken geplaatst, en

    • f. indien overeenstemming is bereikt met de rechthebbende op het visrecht in het naastgelegen visvak over de afstand waarop de vistuigen vanaf de scheidingslijn tussen de visvakken worden geplaatst, worden de vistuigen, in afwijking van het bepaalde in onderdeel e, minimaal de overeengekomen afstand vanaf de scheidslijn tussen de visvakken geplaatst.

Artikel 52a

  • 1 Van het verbod in artikel 12 wordt voor de kustwateren vrijstelling verleend voor het gebruik voor de recreatieve visserij met vistuig van het type staand want.

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, geldt uitsluitend voor één vistuig per persoon en geldt niet voor de gebieden bedoeld in bijlage 17 bij deze regeling.

  • 3 Aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, zijn de volgende voorschriften verbonden:

    • a. de netlengte van het vistuig bedraagt niet meer dan 100 meter, in de gebieden, bedoeld in bijlage 18, en in andere gebieden niet meer dan 30 meter;

    • b. het vistuig is voorzien van drijvers en ligt bij laag water plat op de bodem;

    • c. degene die van de vrijstelling gebruik maakt heeft zijn voornemen hiertoe gemeld aan de gemeente binnen wiens grondgebied hij de recreatieve visserij, als bedoeld in het eerste lid, uitoefent;

    • d. het vistuig is boven elk heersend waterpeil voorzien van een markering waarop duidelijk leesbaar het nummer, bedoeld in vijfde lid, is vermeld.

  • 4 De melding, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, geschiedt per kalenderjaar en omvat de naam, het adres, de woonplaats en de geboortedatum van degene die voornemens is van de vrijstelling gebruik te maken.

  • 5 De gemeente verstrekt een uniek nummer aan degene die een melding als bedoeld in het derde lid, onderdeel c, doet.

Artikel 52b

  • 1 Van het verbod, bedoeld in artikel 12a wordt, voor het grondgebied van de gemeenten, genoemd in bijlage 19, vrijstelling verleend voor het gebruik voor de recreatieve visserij van een vistuig per persoon van het type staand want, mits:

    • a. het een vistuig betreft

      • 1°. met een maaswijdte van ten minste 105 millimeter, gestrekt gemeten;

      • 2°. dat niet uit meerdere lagen netten bestaat;

      • 3°. dat bestaat uit enkeldradig of tot één draad gewonden garen;

      • 4°. met een lengte van ten hoogste 50 meter, gemeten langs de bovenpees van het net, en

      • 5°. met een hoogte van ten hoogste 110 centimeter, gestrekt gemeten.

    • b. het net wordt verankerd aan de bodem, waarbij de bovenpees ten hoogste 65 centimeter boven de bodem aan de verankering wordt bevestigd;

    • c. het net wordt geplaatst tussen de hoog- en de laagwaterlijn;

    • d. het vistuig ten minste eenmaal per etmaal wordt geïnspecteerd en degene die vist bij de gemeente waar de visserij plaatsvindt in voorkomend geval opgave doet van de aantallen gevangen bruinvis en de plaats waar deze zijn gevangen.

§ 4.9. Vrijstelling visserij met grote vistuigen

Artikel 55

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is niet van toepassing op de visrechthebbende en de houder van een schriftelijk toestemming, die:

    • a. beschikt over minimaal 250 hectare viswater en daarmee inkomsten uit de visserij genereert van minimaal € 8.500,– bruto per jaar;

    • b. zich daartoe heeft gemeld bij de Minister;

    • c. de melding, bedoeld in onderdeel b, vergezeld heeft doen gaan van een assurance-rapport van een register-accountant of een accountant-administratieconsulent waaruit blijkt dat in het kalenderjaar voorafgaande aan de melding is voldaan aan het criterium, bedoeld in onderdeel a, en

    • d. voorts telkens éénmaal in de vier jaar, te rekenen vanaf de melding, bedoeld in onderdeel b, de Minister een rapport heeft doen toekomen als bedoeld in onderdeel c, waaruit blijkt dat in het kalenderjaar voorafgaande aan de toezending van het assurance-rapport nog steeds is voldaan aan het criterium, bedoeld in onderdeel a.

  • 3 Bij de bepaling van het areaal, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt mede begrepen het oppervlak aan viswater waarvoor vergunning is verleend ingevolge de artikelen 12 en 36, met uitzondering van het viswater waarvoor vergunning is verleend voor recreatief vissen voor uitsluitend eigen gebruik met maximaal twee fuiken of met beperkte lengte hoekwant tot maximaal 200 meter, of met beperkte lengte staand want tot maximaal 150 meter.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdelen c en d, kan een rapport als bedoeld in die onderdelen gezamenlijk voor ten minste tien verschillende meldingen worden ingediend, indien uit dat rapport blijkt dat ten aanzien van ten minste 25% van degenen waarop de aanvraag ziet door de accountant bij wijze van steekproef is vastgesteld dat aan de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is voldaan.

  • 5 Het aantal personen waarvan op grond van het vierde lid bij wijze van steekproef de gegevens wordt gecontroleerd, wordt, in voorkomend geval, afgerond op het naaste hele getal.

Artikel 56

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is niet van toepassing op de visrechthebbende en de houder van een schriftelijk toestemming, die:

    • a. beschikt over minimaal 250 hectare viswater;

    • b. zich daartoe heeft gemeld bij de Minister;

    • c. de melding, bedoeld in onderdeel b, vergezeld heeft doen gaan van:

    • d. gedurende een periode van twee jaren voorafgaande aan de melding, bedoeld in onderdeel b, niet heeft gevist op basis van de in het eerste lid bedoelde vrijstelling.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, onder 2˚, kan een rapport als bedoeld in dat onderdeel gezamenlijk voor ten minste tien verschillende meldingen worden ingediend, indien uit dat rapport blijkt dat ten aanzien van ten minste 25% van degenen waarop de aanvraag ziet door de accountant bij wijze van steekproef is vastgesteld dat aan het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is voldaan.

  • 4 Het aantal personen waarvan op grond van het vierde lid bij wijze van steekproef de gegevens wordt gecontroleerd, wordt, in voorkomend geval, afgerond op het naaste hele getal.

Artikel 57

Van het verbod, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is vrijgesteld degene die de visrechthebbende of de houder van de schriftelijke toestemming, bedoeld in de artikelen 55, eerste lid, en 56, eerste lid, behulpzaam is bij het vissen met een vistuig, dat niet door één persoon kan worden bediend.

Artikel 57a

  • 1 Artikel 55, eerste lid, en de vrijstellingen, bedoeld in artikel 56, eerste en tweede lid, en 57, gelden onder de voorwaarden dat:

    • a. eidragende zeekreeften, pas verschaalde zeekreeften en zeekreeften die zijn gevangen tussen 15 juli en de laatste donderdag van maart, onmiddellijk na de vangst in het water worden teruggezet;

    • b. door of vanwege de visrechthebbende of de houder van de schriftelijke toestemming, bedoeld in de artikelen 55, eerste lid, en 56, eerste lid, op de wateren waarvoor de vrijstelling geldt, het aantal natuurlijke personen dat daadwerkelijk of feitelijk vist, gemiddeld niet meer bedraagt dan één persoon per 83 hectare viswater, en

    • c. hij aan de Minister opgave heeft gedaan van de namen van de personen, bedoeld in onderdeel b.

  • 2 Opgave van personen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, geldt per kwartaal en wordt gedaan uiterlijk op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober voor het daaropvolgende kwartaal. De opgave kan tussentijds niet worden gewijzigd.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, kan de Minister in bijzondere gevallen tussentijdse wijziging van de opgave toestaan, indien dat naar zijn oordeel aangewezen is om onevenredig nadeel te voorkomen.

Artikel 58

Werknemers die vissen in dienst van de visrechthebbende of de houder van een schriftelijke toestemming, bedoeld in de artikelen 55, eerste lid, en 56, eerste lid, hebben het bewijs van dit dienstverband bij de uitvoering van de visserij bij zich.

Artikel 59

De Minister bevestigt binnen drie weken de ontvangst van de melding, bedoeld in de artikelen 55, eerste lid, onderdeel b, en 56, eerste lid, onderdeel b, en de ontvangst van het assurance-rapport, bedoeld in artikel 55, eerste lid, onderdeel c.

Artikel 60

  • 2 Indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in het eerste lid, kan de Minister besluiten dat de vrijstelling, bedoeld in artikel 55, eerste lid, niet geldt gedurende een periode van maximaal 2 jaar, te rekenen vanaf de datum van dit besluit.

Artikel 60a

Van artikel 1 en 2 van het Reglement minimummaten en gesloten tijd 1985 en artikel 7a van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 is vrijgesteld, degene die ten gevolge van plotselinge vissterfte, of van de dreiging daarvan, gebruik maakt van de vistuigen, bedoeld in artikel 7a van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, mits de vis, die met dat gebruik wordt verkregen, onverwijld wordt uitgezet in een nabij gelegen water waar een dergelijke dreiging zich niet voordoet.

§ 4.10. Vrijstelling visserij op baars en snoekbaars

Artikel 61

  • 2 De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing op het vissen in het IJsselmeer.

§ 4.11. Vrijstelling uitzet graskarpers

Artikel 62

  • 1 In afwijking van het verbod van artikel 28, onderdeel d, is het uitzetten van graskarpers toegestaan indien:

    • a. de eigenaar van het water waarin de graskarper wordt uitgezet hiermee instemt, en

    • b. het uitzetten van de graskarper plaatsvindt in een water dat:

      • 1°. niet in enige open verbinding staat met andere wateren dan wel;

      • 2°. van andere wateren is gescheiden door een hekwerk, bestaande uit een spijlenhek met een onderlinge afstand tussen de spijlen van ten hoogste 3 cm of een gaashek, gegalvaniseerd en gelast met vierkante mazen van ten hoogste 2,5 cm.

  • 2 Het hekwerk, bedoeld in het eerste lid, moet:

    • a. in bodem en talud zijn ingegraven;

    • b. voorzien zijn van een springflap van circa 50 cm schuin omhoog geplaatst onder een hoek van circa 45 graden in de richting van het water waarin de graskarper wordt uitgezet;

    • c. met inbegrip van de in onderdeel b, bedoelde springflap bij de hoogste waterstand ten minste 50 cm boven water uitsteken, en

    • d. aanwezig blijven en in deugdelijke staat te worden gehouden zolang de graskarper in het water dat met het hekwerk wordt afgesloten, aanwezig is.

§ 4.13. Vrijstellingen IJsselmeer

Artikel 64

  • 2 Vis van andere soorten dan spiering dient onmiddellijk nadat deze is opgehaald weer in hetzelfde water te worden teruggezet.

Artikel 65

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 29, eerste lid, onderdelen a en b, is het toegestaan te vissen met de grote fuik en de schietfuik binnenvisserij ten behoeve van de vangst van spiering gedurende een periode die de Minister daartoe jaarlijks kan vaststellen, welke periode maximaal drie weken duurt en een aanvang neemt na 1 maart.

Artikel 66

Het verbod, bedoeld in artikel 30, geldt niet gedurende de door de Minister krachtens artikel 65, eerste lid, vastgestelde periode.

Artikel 67

  • 1 Van het verbod, bedoeld in artikel 32, wordt vrijstelling verleend indien de Minister:

    • a. een producentenorganisatie voor het IJsselmeer heeft erkend overeenkomstig artikel 14 van de verordening;

    • b. heeft vastgesteld dat het aantal bij de producentenorganisatie aangesloten producenten tenminste 59% bedraagt van het totaal aantal vergunninghouders, en

    • c. de statuten en het huishoudelijk reglement van een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer alsmede het door die organisatie opgestelde visplan voor het eerstvolgende visseizoen heeft goedgekeurd;

    • d. en van oordeel is dat de naleving van deze regeling en van de afspraken die zijn gemaakt binnen een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer voldoende verzekerd is.

  • 2 Een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid:

    • a. geldt slechts voor de bij de producentenorganisatie aangesloten producenten van wie de aansluiting dateert van vóór 1 januari van het jaar waarin de periode is gelegen waarop de vrijstelling betrekking heeft, en

    • b. gaat in op het tijdstip dat door de Minister in de Staatscourant is bekend gemaakt.

  • 3 De Minister kan de in het eerste lid bedoelde vrijstelling intrekken, indien naar zijn oordeel niet langer is voldaan aan één of meer van de in het eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedoelde voorwaarden.

  • 4 De Minister komt in ieder geval tot het oordeel dat niet langer aan het eerste lid, onderdeel d, is voldaan, indien het bestuur van een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer naar zijn oordeel onvoldoende zorgdraagt voor:

    • a. de controle op de naleving van het goedgekeurde visplan;

    • b. de controle op de naleving door de aangeslotenen van de statuten, het huishoudelijke reglement en andere binnen een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer gemaakte huishoudelijke afspraken;

    • c. het in voorkomende gevallen overeenkomstig deze regeling wijzigen van de vergunningen, bedoeld in artikel 75, derde lid, en artikel 76, eerste lid;

    • d. het voeren van een deugdelijke registratie en administratie van overdrachtstransacties van delen van vergunningen door aangeslotenen;

    • e. het voeren van een deugdelijke administratie, waaruit te allen tijde blijkt:

      • 1°. wie aangeslotene is en vanaf welk tijdstip;

      • 2°. ten behoeve van wie een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer namens de Minister een vergunning heeft gewijzigd, alsmede de reikwijdte van die vergunningen;

    • f. het terstond berichten aan de Minister welke aangeslotenen de erkende producentenorganisatie hebben verlaten;

    • g. het onverwijld doorgeven aan de Minister van elke wijziging van de statuten en huishoudelijke reglementen;

    • h. het aan de Minister te allen tijd inzage geven in de gegevens, bedoeld in de onderdelen d, e, en f, en

    • i. het desgevraagd onverwijld verstrekken aan de Minister van een afschrift van de in de onderdelen d, e en f bedoelde gegevens.

Artikel 68

  • 1 Goedkeuring door de Minister van een visplan als bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c, kan slechts plaatsvinden indien:

    • a. het plan vóór 1 januari van het desbetreffende jaar ter goedkeuring aan de Minister is voorgelegd;

    • b. het plan aangeeft welke maatregelen genomen worden om de ten tijde van de inwerkingtreding van deze regeling op basis van artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 toegestane visserij-inspanning van de aangeslotenen te reduceren, waarbij de reductie met ingang van het jaar 2007 is vastgesteld op 32%, en

    • c. het plan aangeeft welke maatregelen genomen worden om een duurzame wijze van vissen te waarborgen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan ten genoegen van de Minister een andere datum dan 1 januari worden aangehouden mits deze zich naar het oordeel van de Minister verdraagt met het doel en de effectiviteit van het visplan.

Artikel 69

Aan de aangeslotenen bij de Coöperatieve Producentenorganisatie Nederlandse Vissersbond-IJsselmeer U.A. wordt vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 67, eerste lid.

§ 4.14. Vergunning garnalenvisserij

Artikel 70

  • 1 Een vergunning als bedoeld in artikel 36, bestemd voor het vissen met enig vistuig geschikt voor het vangen van garnalen in de visserijzone, het zeegebied of de kustwateren, bevat met ingang van 1 januari 2002 de volgende gegevens:

    • a. de naam van de vergunninghouder, en

    • b. de lettertekens, het nummer, het motorvermogen en de tonnage van het visservaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend.

  • 2 Indien de Minister niet binnen de in artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid heeft beslist en de aanvraag is in overeenstemming met het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid, is de vergunning van rechtswege verleend overeenkomstig de aanvraag.

  • 3 Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt ten aanzien van een vissersvaartuig slechts verleend indien:

    • a. het vissersvaartuig dient ter vervanging van een vissersvaartuig of vissersvaartuigen ten aanzien waarvan een vergunning als bedoeld in het eerste lid is verleend en de vergunninghouder afstand heeft gedaan van zijn gehele vergunning ten gunste van de aanvrager van de vergunning en het totaal verleende aantal vergunningen als bedoeld in het eerste lid niet toeneemt;

    • b. het motorvermogen van dat vissersvaartuig niet meer bedraagt dan het motorvermogen van het vissersvaartuig of de vissersvaartuigen die worden vervangen;

    • c. de aanvrager een meetrapport van een onderneming die is erkend op grond van artikel 87a van de Uitvoeringsregeling zeevisserij, overlegt dat niet ouder is dan twee maanden en waaruit het motorvermogen blijkt van het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is aangevraagd.

  • 4 In afwijking van het derde lid, onderdelen a en b, kan de Minister op hun verzoek aan twee houders van vergunningen als bedoeld in het eerste lid, nieuwe vergunningen verlenen ten aanzien van hun vissersvaartuigen, onder de voorwaarde dat de som van het motorvermogen van die vaartuigen niet toeneemt.

  • 5 De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt ingetrokken indien:

    • a. de vergunninghouder afstand van de vergunning heeft gedaan als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a;

    • b. de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is verleend definitief worden beëindigd als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337), en ten aanzien van de beëindiging door de Minister of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verleend.

  • 6 De Minister kan de vergunning, bedoeld in het eerste lid voor een periode van twee weken schorsen, indien naar het oordeel van de Minister met het vissersvaartuig ten behoeve waarvan de vergunning is toegekend is gehandeld in strijd met artikel 22, of met artikel 50.

  • 7 Indien binnen een jaar na afloop van de schorsing, als bedoeld in het vorige lid, naar het oordeel van de Minister nogmaals met het vaartuig in strijd met artikel 22, of met artikel 50, wordt gehandeld, kan de Minister de vergunning voor een periode van vier weken schorsen.

§ 4.15. Vergunning IJsselmeervisserij

Artikel 72

Een vergunning, als bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, wordt slechts verleend, voor zover:

  • a. de bij de desbetreffende vergunning behorende merkjes op of aan het betrokken vistuig of de betrokken vistuigen zijn bevestigd;

  • b. niet wordt gevist met meer of andere vistuigen dan het aantal onderscheidenlijk de soort of soorten vistuigen waarmee de betrokken ondernemer op grond van de hem verleende vergunning gerechtigd is te vissen, en

  • c. niet wordt gevist in strijd met de nadere voorschriften zoals deze in de desbetreffende vergunning zijn opgenomen.

Artikel 73

  • 3 De reikwijdte van de vergunning, bedoeld in het tweede lid, wordt vastgesteld met inachtneming van de historische rechten waarover de desbetreffende ondernemer in de periode van 1 juni 1995 tot en met 31 mei 1996 op basis van artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 kon beschikken, met een minimum van 30 merkjes.

  • 4 Indien de Minister niet binnen de in artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn op een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid heeft beslist en de aanvraag is in overeenstemming met het bepaalde in het eerste, tweede en derde lid, is de vergunning van rechtswege verleend overeenkomstig de aanvraag.

Artikel 74

  • 1 Overdracht van een gehele vergunning als bedoeld in artikel 8 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, is slechts mogelijk in het geval dat :

    • a. ten behoeve van de ondernemer een pandrecht op een vergunning is verleend, indien een verklaring van de pandhouder is overgelegd waaruit blijkt dat deze met de overdracht instemt, en

    • b. in het geval dat een aangeslotene is betrokken, indien een schriftelijke verklaring van een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer is overgelegd waaruit blijkt dat deze organisatie een afschrift van de desbetreffende overdrachtstransactie heeft ontvangen.

  • 2 De instemming van de pandhouder, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is slechts vereist indien de pandhouder de Minister door middel van een afschrift van de akte van verpanding in kennis heeft gesteld van het gevestigde pandrecht.

  • 3 De overdracht vindt plaats door een gelijktijdige kennisgeving door de Minister aan de aanvrager en aan de ondernemer aan wie de vergunning van het Reglement voor de binnenvisserij 1985, wordt overgedragen, dat laatstgenoemde deze vergunning is verleend.

Artikel 75

  • 2 Een overdracht als bedoeld in het eerste lid, ongeacht of deze tijdelijk dan wel voor onbepaalde tijd is, is slechts mogelijk indien:

    • a. De vrijstelling, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van kracht is, en

    • b. zowel degene die overdraagt als degene aan wie wordt overgedragen, aangeslotene zijn.

  • 3 In geval van een overdracht als bedoeld in het eerste lid, wijzigt een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer namens de Minister de desbetreffende vergunningen dienovereenkomstig, op verzoek van de betrokken aangeslotenen, mits is voldaan aan het tweede lid.

  • 4 In afwijking van het eerste en het tweede lid is een overdracht van een deel van een vergunning mogelijk, indien niet is voorzien in een goedgekeurd visplan en indien de vrijstelling, bedoeld in artikel 67, eerste lid, niet van kracht is, voor zover die overdracht ziet op het gebruik van het aalkistje, de schietfuik, de grote fuik en het staand net.

  • 5 Een overdracht als bedoeld in het vierde lid dat op het gebruik ziet van het staand net, is slechts mogelijk, voor zover het aantal verhuurde staand netten in de periode van 1 juli tot en met 31 mei niet het aantal staand netten overschrijdt dat de verhuurder maximaal mag inzetten in deze vergunningsperiode.

  • 6 In afwijking van het eerste en tweede lid, is een overdracht van een deel van een vergunning mogelijk, indien niet is voorzien in een goedgekeurd visplan en indien de vrijstelling, bedoeld in artikel 67, eerste lid, niet van kracht is, voor zover deze overdracht ziet op het gebruik van de zegen en voor onbepaalde tijd wordt aangevraagd. Een overdracht krachtens dit lid betekent tevens een overdracht van de dagen, bedoeld in artikel 29, vierde lid.

  • 7 Een overdracht als bedoeld in het eerste, vierde en zesde lid, ongeacht of deze tijdelijk dan wel voor onbepaalde tijd is, is slechts mogelijk, indien daarvan uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de eerstvolgende vergunningsperiode waarvoor de overdracht geldt, een aanvraag is ingediend bij de Minister.

Artikel 75a

  • 1 Een overdracht van het aantal dagen, bedoeld in artikel 29, vierde lid, is slechts mogelijk, voor zover het totale aantal dagen wordt overgedragen en het een tijdelijke overdracht betreft voor een aaneengesloten periode van ten hoogste 12 maanden, gerekend vanaf 1 juli.

  • 2 Een overdracht als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk, indien daarvan uiterlijk op 1 april voorafgaand aan de eerstvolgende vergunningsperiode waarvoor de overdracht geldt, een aanvraag is ingediend bij de Minister.

Artikel 76

  • 1 Een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer wijzigt namens de Minister jaarlijks, voor zover nodig, de vergunningen van de aangeslotenen, om de reductie te bereiken van de visserij-inspanning, zoals vastgesteld in het goedgekeurde visplan, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onderdeel c.

  • 2 Indien met het oog op de te bereiken reductie, bedoeld in het eerste lid, een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer merkjes van aangeslotenen inneemt en op hun naam reserveert, vindt de berekening ten behoeve van de wijziging van de vergunningen, bedoeld in het eerste lid, plaats aan de hand van de omrekentabel, opgenomen in bijlage 12 bij deze regeling.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid is slechts van toepassing indien de vrijstelling in artikel 67, eerste lid, van kracht is.

Artikel 77

  • 1 Indien de vrijstelling, bedoeld in artikel 67, eerste lid, wordt ingetrokken, worden de vergunningen van de aangeslotenen door de Minister vervangen door een nieuwe vergunning.

  • 2 Bij een verlening van een nieuwe vergunning als bedoeld in het eerste lid is artikel 73, tweede lid, van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het in artikel 73, derde lid, bedoelde minimumaantal van 30 merkjes.

  • 3 In afwijking van het tweede lid, worden bij de vaststelling van de reikwijdte van de nieuwe vergunning van de ondernemer, die ten tijde van de intrekking van de vrijstelling per saldo gedeelten van zijn vergunning voor onbepaalde tijd heeft overgedragen, die overgedragen gedeelten niet in aanmerking genomen.

  • 4 Indien een aangeslotene een erkende producentenorganisatie voor het IJsselmeer verlaat, door welke oorzaak ook, zijn voorgaande leden van overeenkomstige toepassing.

§ 4.16. Vergunning mosselzaadinvanginstallatie

Artikel 77a

Een vergunning voor een mosselzaadinvanginstallatie wordt op aanvraag door de Minister verleend aan rechthebbenden op een vergunning als bedoeld in artikel 36 om met een vissersvaartuig op mosselen te vissen in de Waddenzee.

Artikel 77b

Een vergunning voor een mosselzaadinvanginstallatie wordt kan op aanvraag door de Minister worden verleend aan personen die in de jaren 2008 en 2009 met een mosselzaadinvanginstallatie hebben geëxperimenteerd in de kustwateren en waarvoor door de Minister een ontheffing van het verbod, bedoeld in artikel 17, is verleend.

Artikel 77d

De locaties in de gebieden, waarvoor een vergunning voor een mosselzaadinvanginstallatie kan worden verleend, worden voor een door de Minister te bepalen periode aangewezen.

Artikel 77e

  • 1 De verlening van een vergunning voor een mosselzaadinvanginstallatie op een locatie in de gebieden, bedoeld in artikel 77d, aan een aanvrager als bedoeld in artikel 77a, geschiedt op basis van een door de Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur opgesteld visplan.

  • 2 Het visplan, bedoeld in het eerste lid, vermeldt de afmetingen en coördinaten van elke locatie in de gebieden, bedoeld in artikel 77d.

  • 3 Indien er voor 31 december van het kalenderjaar waarin de termijn van de vergunning voor een mosselzaadinvanginstallatie afloopt, geen visplan voor de aanvrager, bedoeld in artikel 77a, is vastgesteld, geschiedt de verlening van de vergunning door middel van loting.

Artikel 77g

Een vergunning voor een mosselzaadinvanginstallatie wordt verleend voor een door de Minister te bepalen termijn. De vergunning kan worden verlengd met een door de Minister te bepalen termijn.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 79

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling visserij.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden gepubliceerd.

Den Haag, 19 september 2008

De

Minister

van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Bijlage 1. , behorend bij artikel 2

Vissen, schaal- en schelpdieren, bedoeld in artikel 1, tweede lid, letter a, onderscheidenlijk letter b, van de wet:

Vissen

1.

Aal/paling, Anguilla anguilla (Linnaeus, 1758)

2.

Alver, Alburnus alburnus (Linnaeus, 1758)

3.

Amerikaanse hondvis, Umbra pygmaea (de Kay, 1842)

4.

Ansjovis, Engraulis encrasicolus (Linnaeus, 1758)

5.

Baars, Perca fluviatilis (Linnaeus, 1758)

6.

Barbeel, Barbus barbus (Linnaeus, 1758)

7.

Beekforel, Salmo trutta fario, (Linnaeus, 1758)

8.

Beekridder, Salvelinus alpinus (Linnaeus, 1758)

8a.

Bermpje, Barbatula barbatulus (Linnaeus, 1758)

9.

Blankvoorn, Rutilus rutilus (Linnaeus, 1758)

10.

Blauwe leng, Molva dypterygia (Pennant, 1784)

11.

Blauwe wijting, Micromesistius poutassou (Risso, 1826)

12.

Bot, Platichthys flesus (Linnaeus, 1758)

13.

Brasem, Abramis brama (Linnaeus, 1758)

14.

Bronforel, Salvelinus fontinalis

15.

Diklip harder/Harder, Chelon Labrosus (Risso, 1826)

16.

Doornhaai, Squalus acanthias (Linnaeus, 1758)

17.

Driedoornige stekelbaars, Gasterosteus aculeatus, Linnaeus, 1758

18.

Dunlipharder, Liza ramada (Risso, 1826)

19.

Dwergtong, Buglossidium luteum (Risso, 1810)

20.

Elft, Alosa alosa (Linnaeus, 1758)

21.

Fint, Alosa fallax (Lacépède, 1803)

22.

Geep, Belone belone (Linnaeus, 1758)

23.

Gewone rog, Raja clavata, Linnaeus, 1758

23a.

Giebel, Carassius gibelio (Bloch, 1782)

24.

Gladde rog, Raja Montagui, Fowler, 1910

24a.

Graskarper, Ctenopharyngodon idella (Valenciennes, 1844)

25.

Grauwe poon, Eutrigia gurnardus (Linnaeus, 1758)

26.

Griet, Scophthalmus rhombus (Linnaeus, 1758)

27.

Groenlandse heilbot/Zwarte heilbot, Reinhardtius hippoglossoides (Walbaum, 1792)

28.

Grote maerene, Coregonus lavaretus (Linnaeus, 1758)

29.

Haring, Clupea harengus, Linnaeus, 1758

30.

Heek, Merluccius merluccius (Linnaeus, 1758)

31.

Heilbot, Hippoglossus hippoglossus (Linnaeus, 1758)

32.

Horsmakreel, Trachurus trachurus (Linnaeus, 1758)

33.

Hozemond, Lophius piscatorius (Linnaeus, 1758)

34.

Kabeljauw, Gadus morhua, Linnaeus, 1758

35.

Karper, Cyprinus carpio, Lionaeus, 1758

36.

Kever, Trisopterus esmarkii (Nilsson, 1855)

37.

Klein maerene, Coregonus albula (Linnaeus, 1758)

38.

Knorhaan, Vottus scorpius (Linnaeus, 1758)

39.

Kolblei, Blicca bjoerkna (Linnaeus, 1758)

40.

Koningsvis, Lampris guttatus (Brünnich, 1788)

41.

Kopvoorn, Leuciscus cephalus (Linnaeus, 1758)

42.

Kroeskarper, Carassius carassius (Linnaeus, 1758)

43.

Kwabaal, Lota lota (Linnaeus, 1758)

44.

Lange schar/Schotse schol, Hippoglossoides platessoides limandoides (Bloch, 1787)

45.

Leng, Molva molva (Linnaeus, 1758)

46.

Lodde, Mallotus villosus (Müller, 1777)

47.

Lom, Brosme brosme (Ascanius, 1772)

48.

Makreel, Scomber scombrus, Linnaeus, 1758

48a.

Meerval, Silurus glanis (Linnaeus, 1758)

49.

Meun, Ciliata mustela (Linnaeus, 1758)

50.

Mul, Mullus surmuletus, Linnaeus, 1758

51.

Neushaai, Lamna nasus (Bonnaterre, 1788)

52.

Pelser, Sardina pilchardus (Walbaum, 1792)

53.

Pieterman, Trachinus draco, Linnaeus, 1758

54.

Pijlstaartrog, Dasyatis pastinaca (Linnaeus, 1758)

55.

Pollak/Witte koolvis, Pollachius pollachius (Linnaeus, 1758)

56.

Pos, Gymnocephalus cernua (Linnaeus, 1758)

57.

Puitaal, Zoarces viviparus (Linnaeus, 1758)

58.

Regenboogforel, Salmo gairdneri, Richardson, 1836

59.

Rietvoorn, Scardinius erythrophthalmus (Linnaeus, 1758)

60.

Riviergrondel, Gobio gobio (Linnaeus, 1758)

60a.

Rivierprik, Lampetra fluviatilis (Linnaeus, 1758)

61.

Rode poon, Trigla lucerna, Linnaeus, 1758

62.

Roodbaars, Sebastes marinus (Linnaeus, 1758)

62a.

Roofblei, Aspius aspius (Linnaeus, 1758)

63.

Ruwe haai, Galeorhinus galeus (Linnaeus, 1758)

64.

Schar, Linanda limanda (Linnaeus, 1758)

65.

Scharretong, Lepidorhombus whiffiagonis (Walbaum, 1792)

66.

Schelvis, Melanogrammus aeglefinus (Linnaeus, 1758)

67.

Schol, Pleuronectes platessa, Linnaeus, 1758

68.

Serpeling, Leuciscus leuciscus (Linnaeus, 1758)

69.

Sluismeester, Phycis blennoïdes (Brünnich, 1768)

70.

Sneep, Chondrostoma nasus (Linnaeus, 1758)

71.

Snoek, Esox lucius, Linnaeus, 1758

72.

Snoekbaars, Stizostedion lucioperca (Linnaeus, 1758)

73.

Snotdolf, Cyclopterus lumpus, Linnaeus, 1758

74.

Spiering, Osmerus eperlanus (Linnaeus, 1758)

75.

Sprot, Sprattus sprattus (Linnaeus, 1758)

76.

Steenbolk, Gadus luscus (Linnaeus, 1758)

77.

Tarbot, Scophthalmus maximus (Linnaeus, 1758)

78.

Tiendoornige stekelbaars, Pungitus pungitus (Linnaeus, 1758)

79.

Tong, Solea solea (Linnaeus, 1758)

80.

Tongschar, Microstomus kitt (Walbaum, 1792)

81.

Tonijn, Thunnus thynnus (Linnaeus, 1758)

82.

Toonhaai, Mustelus mustelus (Linnaeus, 1758)

83.

Vetje, Leucaspius delineatus (Heckel, 1843)

84.

Vlagzalm, Thymallus thymallus (Linnaeus, 1758)

85.

Vleet, Raja batis, Linnaeus, 1758

86.

Voshaai, Alopias vulpinus (Bonnaterre, 1788)

87.

Wijting, Merlangius merlangus (Linnaeus, 1758)

88.

Winde, Leuciscus idus (Linnaeus, 1758)

89.

Witje/Hondstond, Glyptocephalus cynoglossus (Linnaeus, 1758)

89a.

Witvingrondel, Romanogobio albipinnatus (Lukasch, 1933)

90.

Zalm, Salmo salar, Linnaeus, 1758

91.

Zandspiering, Ammodytidae

92.

Zeebaars, Morone labrax (Linnaeus, 1758)

93.

Zeeforel, Salmo trutta trutta, Linnaeus, 1758

94.

Zeekarper, Spondyliosoma cantharus (Linnaeus, 1758)

95.

Zeelt, Tinca tinca (Linnaeus, 1758)

96.

Zeepaling, Conger conger (Linnaeus, 1758)

97.

Zeeprik, Petromyzon marinus (Linnaeus, 1758)

98.

Zeewolf, Anarhichas lupus, Linnaeus, 1758

99.

Zonnevis, Zeus faber (Linnaeus, 1758)

100.

Zwarte koolvis/Koolvis, Pollachius virens (Linnaeus, 1758)

Schaaldieren

100a.

Californische rivierkreeft, Pacifastacus leniusculus (Dana, 1852)

100b.

Geknobbelde Amerikaanse rivierkreeft, Orconectes virilis (Dana, 1852)

100c.

Gestreepte Amerikaanse rivierkreeft, Procambarus acutus

100d.

Gevlekte Amerikaanse rivierkreeft, Orconectes limosus (Dana 1852)

100e.

Marmerkreeft, Procambarus sp.

101.

Noordzeegarnaal, Crangon crangon (Linnaeus)

102.

Langoeste, Palinurus elephas (Fabricius)

103.

Noordzeekrab, Cancer pagurus, Linnaeus

104.

Noorse garnaal, Pandalus borealis (Krøyer)

105.

Noorse kreeft/Langoestine, Nephrops norvegicus (Linnaeus)

105a.

Rode Amerikaanse rivierkreeft, Procambarus clarkii

106.

Steurkrab, Palaemon species

107.

Strandkrab, carcinus meanas (Linnaeus)

107a.

Turkse rivierkreeft, Astacus leptodactylus (Entscholtz, 1823)

108.

Wolhandkrab, Eriocheir sinensis, H. Milne-Edwards

109.

Zeekreeft, Homarus gammarus (Linnaeus)

110.

Zwemkrab, Portunus holsatus, Fabricius

Schelpdieren

111.

Alikruik, Littorina littorea (Linnaeus)

112.

Amerikaanse oester, Crassostrea virginica (Gomelin)

113.

Clam, Venus mercenaria, Linnaeus

114.

Grote mantel, Pecten maximus (Linnaeus)

115.

Inktvis, Octopus vulgaris, Lamarck

116.

Japanse oester, Crassostrea gigas (Thunberg)

117.

Kokkel, Cerastoderma edule (Linnaeus)

118.

Mossel, Mytilus edulis, Linnaeus

119.

Nonnetje, Macoma balthica (Linnaeus, 1758)

120.

Oester, Ostrea edulis, Linnaeus

121.

Pijlinktvis, Loligo vulgaris (Lamarck)

122.

Portugese oester, Crassostrea angulata (Lamarck)

123.

Slipper, Crepidula fornicata (Linnaeus)

124.

Strandschelp, Spisula spp.

125.

Tapijtschelp, Venerupis decussata (Linnaeus)

126.

Wulk, Buccinum undatum, Linnaeus

127.

Zeekat, Sepia officinalis (Linnaeus)

128.

Zwaardschede en Mesheft, Ensis spp.

Bijlage 2. , behorend bij artikel 24: gebieden waar het is verboden te vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur vóór zonsopgang

  • 1. Het Houtwiel, ten noorden van Veenwouden (Fr.);

  • 2. Het Rottighe Meente, in de gemeente Weststellingwerf (Fr.);

  • 3. De Deelen, begrensd door de Buitendijkse Hoofdvaart, de Deelenweg, de Hooivaartsweg, Tweede of Nieuwe Deel, de lijn van oost naar west door de lange warren langs de dwarssloten, het Binnenkanaal, de Hooivaartsweg, de vaart tussen het gemaal Dijksman en de P. C. Otterweg en het Stroomkanaal.

  • 4. De Beulakerwijde (incl. de Kleine Beulakerwijde);

  • 5. Het IJsselmeer;

  • 6. De wateren, gelegen in het Ilperveld, begrensd door de Purmerlander rijweg, het Noord-Hollandschkanaal, de gemeentegrens tussen Ilpendam en Landsmeer (Banscheiding) en de rijweg Landsmeer–den Ilp–Purmerland;

  • 7. De wateren gelegen in het gebied begrensd door het Noord-Hollandschkanaal, de Purmerringvaart tussen Ilpendam en Het Stinke Vuil, het Stinke Vuil, de Gouwzee, het IJsselmeer, het Buiten IJ en de in aanleg zijnde noordelijke ringweg van Amsterdam tussen de Schellingwouderbrug en de IJtunnelweg bij Nieuwendam, met uitzondering van het Kinselmeer, de binnen de bebouwde kommen gelegen wateren, alsmede de langs openbare wegen gelegen wateren voor zover wordt gevist vanaf de wegzijde;

  • 8. De wateren, gelegen in het gebied begrensd door de Zaan, de Knollendammervaart, het Noord-Hollandschkanaal, de noordelijke Ringvaart en de Wijde Wormer, het verbindingskanaal tussen de twee laatstgenoemde wateren, de Braak en de Poel;

  • 9. De Oude Zederik, gelegen tussen Ameide en Meerkerk;

  • 10. De Hooge Boezem van de Nederwaard;

  • 11. De Hooge Boezem van de Overwaard;

  • 12. De Nieuwkoopse plassen, begrensd door de weg van de Noordse buurt naar Noorden en Nieuwkoop, de Ziendeweg, de Meije, de Kadewetering tot Slikkendam en de provinciale weg Slikkendam–Noordse buurt, met uitzondering van de Noordeinderplas tot het Brampjesgat en de Maarten Freekerweg en de Zuideinderplas.

Bijlage 3. Aanduiding van het referentiegebied in de Waddenzee, behorend bij de artikelen 11, 18, tweede lid, 34 en 35, eerste lid, onderdeel a en b

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

53°29.7110' NB en 06°36.8450' OL

53°31.9450' NB en 06°37.2260' OL

53°32.4210' NB en 06°37.0408' OL

53°32.5704' NB en 06°36.9446' OL

53°32.9445' NB en 06°36.5232' OL

53°32.5774' NB en 06°31.1897' OL

53°33.2763' NB en 06°28.9006' OL

53°33.4951' NB en 06°27.3228' OL

53°32.9249' NB en 06°26.3971' OL

53°32.2225' NB en 06°27.2745' OL

53°31.8188' NB en 06°27.5629' OL

53°31.1084' NB en 06°27.7142' OL

53°30.8232' NB en 06°27.8172' OL

53°30.5652' NB en 06°27.8245' OL

53°30.2091' NB en 06°27.8895' OL

53°29.9693' NB en 06°27.9813' OL

53°29.4464' NB en 06°28.0920' OL

53°28.5000' NB en 06°29.1850' OL

Bijlage 3a. , behorend bij de artikelen 13, onder b, en 35, eerste lid, onderdelen b en c: aanduidingen van gebieden in de Vlakte van de Raan

I. Vlakte van de Raan

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

 

NB

 

OL

51.

30.79

03.

09.28

51.

32.12

03.

11.96

51.

31.84

03.

12.38

51.

30.53

03.

09.78

II. Vlakte van de Raan

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

 

NB

 

OL

51.

32.26

03.

14.07

51.

33.34

03.

15.08

51.

33.74

03.

15.95

51.

33.36

03.

16.54

51.

31.97

03.

14.46

III. Vlakte van de Raan

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

 

NB

 

OL

51.

31.488

03.

20.924

51.

31.516

03.

22.450

51.

30.573

03.

24.536

51.

29.816

03.

25.237

51.

29.187

03.

24.948

51.

30.840

03.

21.349

IV. Vlakte van de Raan

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

 

NB

 

OL

51.

25.100

03.

19.328

51.

25.100

03.

23.059

51.

24.210

03.

22.647

51.

24.210

03.

20.053

Bijlage 3b. Aanduidingen van gebieden in de Vlakte van de Raan, behorend bij artikel 13, onder b, en bij artikel 35, eerste lid

[Vervallen per 01-04-2016]

Bijlage 4. Gebieden in de visserijzone, buiten de 12-mijlszone, behorend bij artikel 17, sub a

Gebied 1 (het Friese Front)

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

D_1_D:

3° 38' 8'

OL

55° 38' 41'

NB

D_2_D:

4° 15' 36'

OL

55° 21' 54'

NB

D_3_GB:

2° 45' 44,6'

OL

54° 22' 38'

NB

D_4_GB:

2° 53' 48,4'

OL

54° 37' 15,4'

NB

D_5_GB:

3° 12' 26,9'

OL

55° 22' 51,7'

NB

Gebied 2 (de Doggersbank)

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

FF_1

5° 14' 1,4'

OL

54° 13' 23,9'

NB

FF_2

5° 13' 37,6'

OL

53° 49' 47,1'

NB

FF_3

4° 12' 57,6'

OL

53° 24' 59,3'

NB

FF_4

4° 12' 53,9'

OL

53° 47' 59,4'

NB

Gebied 3 (de Klaverbank)

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

KB_1

3° 18' 57'

OL

54° 11' 57,8'

NB

KB_2

3° 19' 3,6'

OL

53° 49' 47,1'

NB

KB_3_GB

2° 54' 14'

OL

53° 50' 11,2'

NB

KB_4_GB

2° 51' 54,9'

OL

53° 57' 45,3'

NB

KB_5_GB

2° 48' 22,5'

OL

54° 12' 5,2'

NB

Bijlage 5. Aanduidingen van gebieden in de Waddenzee en de Oosterschelde, behorend bij de artikelen 13, 18, derde lid, 35, eerste lid, onderdeel b en 48

Gebied 1 Balgzand en Breehorn

Het gebied gelegen binnen de grenzen van de volgende punten en coördinaten; In het westen en het zuiden begrensd door de kust van Noord-Holland vanaf het sectorlicht achter Berghaven te Den Helder, en de lijn die gevormd wordt door de volgende coördinaten:

1.

52.57.667 N

004.48.141 O

2.

52.58.170 N

004.48.571 O

3.

52.58.349 N

004.49.919 O

4.

52.58.719 N

004.50.940 O

5.

52.59.020 N

004.51.722 O

6.

52.59.330 N

004.52.519 O

7.

52.59.349 N

004.54.009 O

8.

52.59.143 N

004.56.324 O

9.

52.57.128 N

004.56.159 O

10.

52.56.139 N

004.56.640 O

11.

52.56.305 N

004.57.436 O

12.

52.56.628 N

004.57.361 O

13.

52.56.698 N

004.58.233 O

14.

52.56.884 N

004.58.494 O

15.

52.56.848 N

005.01.010 O

16.

52.56.740 N

005.01.606 O

17.

52.56.727 N

005.02.051 O

18.

52.56.631 N

005.02.317 O

19.

52.56.567 N

005.02.307 O

naar de kop dam bij haveninloop Den Oever.

Gebied II Terschellingerwad en Jacobsruggen

Het gebied gelegen tussen de kust van Terschelling en de lijn die loopt over de volgende coördinaten:

1.

53.20.784 N

005.11.011 O

2.

53.20.179 N

005.11.094 O

3.

53.19.643 N

005.09.324 O

4.

53.18.334 N

005.12.468 O

5.

53.18.221 N

005.13.770 O

6.

53.18.646 N

005.14.717 O

7.

53.19.680 N

005.16.289 O

8.

53.20.372 N

005.17.996 O

9.

53.20.470 N

005.20.703 O

10.

53.21.945 N

005.23.165 O

11.

53.22.116 N

005.22.907 O

12.

53.22.854 N

005.24.409 O

13.

53.22.317 N

005.25.164 O

14.

53.22.660 N

005.25.689 O

15.

53.22.795 N

005.28.794 O

16.

53.24.421 N

005.31.077 O

17.

53.25.312 N

005.31.630 O

18.

53.25.792 N

005.33.611 O

19.

53.26.595 N

005.33.580 O

20.

53.26.583 N

005.32.933 O

Gebied III Piet Scheve plaat

Het gebied gelegen tussen de lijn die gevormd wordt door de volgende coördinaten:

1.

53.24.313 N

005.44.501 O

2.

53.25.224 N

005.47.017 O

3.

53.24.865 N

005.47.740 O

4.

53.24.189 N

005.48.502 O

5.

53.24.249 N

005.49.319 O

6.

53.24.510 N

005.49.971 O

7.

53.24.327 N

005.50.507 O

8.

53.24.022 N

005.50.647 O

9.

53.23.371 N

005.48.238 O

10.

53.22.745 N

005.47.331 O

11.

53.22.715 N

005.46.688 O

12.

53.22.927 N

005.46.160 O

13.

53.23.913 N

005.45.805 O.

Gebied IV (Groningerwad)

Het gebied in het noorden begrensd door de basislijn van de territoriale zee van Nederland tussen coördinaten:

1.

53.31.445 N

06.27.345 O, en

2.

53.32.340 N

06.34.311 O.

In het oosten begrensd door de lijn die gevormd wordt door de volgende coördinaten:

1.

53.33.30 N

06.37.40 O

2.

53.32.70 N

06.39.50 O

3.

53.31.72 N

06.39.70 O

4.

53.30.53 N

06.41.33 O

5.

53.29.80 N

06.42.30 O

6.

53.27.74 N

06.50.14 O (Westelijk havenhoofd Eemshaven).

In het zuiden begrensd door de kust van de Provincie Groningen, door de lijn:

53.27.74 N 06.50.14 O (Westelijk havenhoofd Eemshaven);

tot positie:

53.26.28 N– 06.34.81 O (Haven Noordpolderzijl).

In het westen door de lijn getrokken over de posities:

1.

53.31.44 N

06.27.34 O

2.

53.30.36 N

06.27.21 O

3.

53.29.85 N

06.26.92 O

4.

53.29.29 N

06.26.74 O

5.

53.28.96 N

06.26.77 O

6.

53.28.70 N

06.26.75 O

7.

53.28.50 N

06.26.87 O

8.

53.27.85 N

06.27.69 O

9.

53.27.42 N

06.28.64 O

10.

53.26.96 N

06.30.00 O

11.

53.27.06 N

06.30.70 O

12.

53.27.17 N

06.31.54 O

13.

53.27.35 N

06.32.38 O

14.

53.27.60 N

06.33.07 O

15.

53.27.03 N

06.34.42 O

16.

53.26.52 N

06.34.71 O

17.

53.26.28 N

06.34.81 O (Haven Noordpolderzijl).

Gebied V (De Hond en de Paap in de Eems)

Het volgens de nieuwste uitgave van de Hydrografische kaart nr. 1812.6 droogvallend gebied van de Hond en de Paap, inclusief de geultjes en prielen.

Gebied VI (Noordelijke tak van de Oosterschelde)

Het gebied in het zuidwesten begrensd door een lijn tussen de sectorlichten van de Hoek van Ouwerkerk (51°36.8664' NB en 03°58.2515' OL); en de haven van Stavenisse (51'35.6824' NB en 04°⁠00.2696' OL) en ten noordwesten van de lijn begrensd door de kusten van Schouwen-Duiveland, Tholen en Sint-Philipsland, alsmede de Grevelingendam en de Philipsdam. Onder het gesloten gebied zijn het Slaak en de Krabbenkreek mede begrepen.

Gebied VII (Westelijk deel van de Roggenplaat)

  • In het oosten begrensd door een lijn tussen punt 1 gelegen op 51°40.7364' NB en 03°46.5961' OL in de Hammen en punt 2 gelegen op 51°38.8313' NB en 03°46.6712' OL in de Geul van de Roggenplaat. Deze lijn raait op de Plompetoren op de kust van Schouwen.

  • In het zuiden begrensd door een lijn die loopt tussen punt 2 en punt 3 gelegen op 51°38.9013' NB en 03°43.1611' OL op de Oosterscheldekering, tot het snijpunt met de grens van het verboden vaargebied van de Oosterscheldekering in het Schaar van de Roggenplaat en vandaar in noordwestelijke richting naar de havendam van de Roggenplaathaven.

  • In het westen begrensd door de havendam van de Roggenplaathaven en de grens van. het verboden vaargebied van de Oosterscheldekering in het stroomgat Hammen, naar de kust van Schouwen.

  • In het noorden begrensd door de kust van Schouwen, de Westbout en de havendam van Burghsluis tot punt 4 gelegen op 51°⁠40.3513' NB en 03°⁠45.1211' OL, vandaar in zuidoostelijke richting naar punt 5 gelegen op 51°40.0513' NB en 03°45.4711' OL en vervolgens in overwegend noordoostelijke richting naar punt 1.

Bijlage 5a. Aanduidingen van gebieden in de Waddenzee, behorend bij artikel 35, tweede lid

I. Terschellinger Wad

Het gebied dat wordt begrensd door de Waddenzeekust van Terschelling en de lijn lopend over de volgende coördinaten:

NB

 

OL

 

53

24 258

5

26 012

53

23 770

5

28 519

53

24 303

5

30 146

53

23 376

5

30 156

53

22 639

5

25 703

53

21 732

5

24 201

53

21 851

5

23 033

53

20 454

5

20 691

53

20 373

5

18 478

53

20 096

5

17 504

53

19 623

5

16 415

53

19 083

5

15 562

53

19 292

5

14 477

53

19 998

5

13 378

53

20 719

5

11 236

53

21 269

5

13 158

doch met uitzondering van de hierna genoemde drie gebiedjes:

  • 1). Het Groene strand, gelegen aan de Waddenzeekust;

  • 2). Havenkom, gelegen aan oostzijde van haven van West-Terschelling;

  • 3). Strook van 150 meter tussen de havenkom van West-Terschelling en de Boschplaat, gerekend vanaf Waddenzeekust.

II. Uithuizerwad

Het gebied dat wordt begrensd door de lijn lopend door de volgende coördinaten:

NB

 

OL

 

53

27 630

6

49 853

53

27 850

6

48 890

53

27 743

6

48 518

53

28 027

6

47 420

53

28 226

6

44 754

53

28 190

6

41 800

53

27 877

6

39 273

53

26 743

6

34 587

53

26 422

6

32 220

53

26 742

6

31 043

53

27 966

6

27 991

53

28 710

6

26 834

53

29 467

6

28 098

53

28 517

6

29 221

53

29 690

6

36 740

53

31 110

6

40 042

53

29 270

6

43 258

53

27 741

6

49 943

Bijlage 6. Gebiedsaanduiding (Dollard-Zuid) behorend bij de artikelen 20 en 35, onderdeel c

Het gebied, begrensd door de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

53°

18,819

N

11,447

E

53°

14,751

N

12,433

E

53°

14,118

N

12,349

E

53°

14,170

N

11,840

E

53°

14,277

N

11,161

E

53°

14,374

N

10,745

E

53°

14,464

N

10,375

E

53°

14,687

N

9,701

E

53°

14,978

N

7,971

E

53°

15,714

N

5,903

E

53°

15,981

N

5,043

E

53°

16,135

N

4,773

E

53°

16,924

N

5,115

E

53°

16,994

N

5,063

E

53°

17,450

N

4,897

E

53°

17,779

N

5,088

E

53°

17,964

N

5,388

E

53°

18,130

N

5,585

E

53°

18,213

N

5,713

E

53°

18,233

N

5,903

E

53°

18,414

N

5,970

E

Bijlage 7. , behorend bij artikel 25: de wateren waarin het verboden is te vissen met de hengel in de periode van 1 april tot en met 31 mei.

  • 1. Het Houtwiel, ten noorden van Veenwouden (Fr.);

  • 2. Het Rottighe Meente, in de gemeente Weststellingwerf (Fr.);

  • 3. De Deelen, begrensd door de Buitendijkse hoofdvaart, de Deelenweg, de Hooivaartsweg, Tweede of Nieuwe Deel, de lijn van oost naar west door de lange warren langs de dwarssloten, het Binnenkanaal, de Hooivaartsweg, de vaart tussen het gemaal Dijksman en de P.C. Otterweg en het Stroomkanaal;

  • 4. De wateren, gelegen in het Ilperveld, begrensd door de Purmerlanderrijweg, het Noord-Hollandschkanaal, de gemeentegrens tussen Ilpendam en Landsmeer (Banscheiding) en de rijweg Landsmeer-Den Ilp-Purmerland;

  • 5. De wateren gelegen in het gebied begrensd door het Noord-Hollandschkanaal, de Purmerringvaart tussen Ilpendam en het Stinke Vuil, het Stinke Vuil, de Gouwzee, het IJsselmeer, het Buiten IJ en de noordelijke ringweg van Amsterdam tussen de Schellingwouderbrug en de IJtunnelweg bij Nieuwendam, met uitzondering van het Kinselmeer, de binnen de bebouwde kommen gelegen wateren, alsmede de langs openbare wegen gelegen wateren voor zover wordt gevist vanaf de wegzijde;

  • 6. De wateren, gelegen in het gebied begrensd door de Zaan, de Knollendammervaart, het Noord-Hollandschkanaal, de noordelijke Ringvaart en de Wijde Wormer, het verbindingskanaal tussen de twee laatstgenoemde wateren, de Braak en de Poel;

  • 7. De Oude Zederik, gelegen tussen Ameide en Meerkerk;

  • 8. De Hoge Boezem van de Nederwaard;

  • 9. Het gebied van de Nieuwkoopse plassen begrensd door de weg van de Noordse buurt naar Noorden en Nieuwkoop, de Ziendeweg, de Meije, de Kadewatering tot Slikkendam en de provinciale weg Slikkendam-Noordse buurt, met uitzondering van:

    • a. de Noordeinderplas tot het Brampjesgat;

    • b. de Maarten Freekerwei;

    • c. de Zuideinderplas;

    • d. (zuidelijk deel) Ziendevaart vanaf Ziendesluis tot Elleboog vaart;

    • e. ’t Wije ten zuiden begrensd door jachthaven Lelieveld en ten noorden door Tatje;

    • f. de Voorwetering langs het Zuideinde, Dorpsstraat, Noordense weg en Simon van Capelweg tot hotel de Watergeus;

    • g. de Meijewetering vanaf de ten noorden van dit water gelegen camping de Balvert tot Vliet;

    • h. de gemeentevaart lopende vanaf ’t Wije tot de zwemsteiger op de zuidoostelijke punt van Meijepark;

    • i. de gemeentevaart ten noorden van ’t Wije aanvangende bij Tatje tot aan de Noordeinderplas;

    • j. het gebied gelegen ten noorden van de Zuideinderplas en begrensd door de jachthaven Lelieveld in het noorden, ten westen door de weg Zuideinde en ten oosten door land grenzend aan de gemeentevaart;

    • k. het water Vliet lopend vanaf de Simon van Capelweg ten noorden en tot aan de Meijewetering ten zuiden;

    • l. de Kadewetering lopend vanaf Vliet ten westen tot de Slikkendammersluis;

    • m. ’t Wije achter Van der Weijden;

    • n. de Kleine Polder;

    • o. het Brampjesgat;

    • p. de Schepengaten;

    • q. het Wijhe van de Vliet;

    • r. het Schippersgat en

    • s. de verbindingsvaart tussen het Wijhe van der Vliet en het Schippersgat.

Bijlage 8. , behorend bij artikel 30: gebieden in het IJsselmeer waarin het is verboden te vissen met schietfuik binnenvisserij.

  • a. het gebied begrensd door de kust van Friesland, de Meerdijk van de Noordoostpolder en de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

    • 52°45.89' NB en 005°35.78' OL;

    • 52°49.11' NB en 005°34.97' OL;

    • 52°49.35' NB en 005°21.18' OL;

    • 52°50.78' NB en 005°19.27' OL;

    • 52°52.59' NB en 005°21.62' OL;

    • 52°53.19' NB en 005°21.14' OL;

    • 53°04.12' NB en 005°19.68' OL;

  • b. het gebied begrensd door de Noord-Hollandse kust en de lijn lopend tussen de punten met de coördinaten:

    • 52°46.47' NB en 005°06.79' OL;

    • 52°45.30' NB en 005°12.47' OL;

  • c. het gebied begrensd door de Houtribdijk, de Krabbersgatdam en de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

    • 52°42.24' NB en 005°18.45' OL;

    • 52°43.15' NB en 005°20.43' OL;

    • 52°40.26' NB en 005°29.37' OL;

    • 52°39.55' NB en 005°28.92' OL;

    • 52°38.00' NB en 005°24.96' OL;

  • d. het gebied begrensd door de Houtribdijk, de Noord-Hollandse kust en de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

    • 52°38.00' NB en 005°24.96' OL;

    • 52°38.97' NB en 005°14.03' OL;

    • 52°36.56' NB en 005°08.32' OL;

    • 52°37.86' NB en 005°03.88' OL;

    • 52°35.95' NB en 005°01.46' OL;

  • e. de Gouwzee voor zover gelegen ten zuiden van de lijn lopend tussen de punten met de coördinaten:

    • 52°29.55' NB en 005°04.60' OL;

    • 52°29.32' NB en 005°05.63' OL;

de havens van het IJsselmeer, voor zover gelegen landinwaarts van de lijn lopende over het groene en rode licht van de haveningang(en), met inbegrip van de Vluchthaven van het Oostvaardersdiep en de havens van Lelystad en met inbegrip van de Pampushaven voor zover gelegen landinwaarts van de lijn lopende over het rode licht van de haveningang en het punt met de coördinaat 52°22.84' NB en 005°07.48' OL.

Bijlage 9. , behorend bij artikel 31: gebieden in het IJsselmeer waarin het is verboden te vissen met de aaskuil.

  • a. Het gebied begrensd door de kust van de Noordoostpolder, de Friese kust, de Afsluitdijk, de Noord-Hollandse kust en de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

    • 52°45.89' NB en 005°35.78' OL;

    • 52°49.35' NB en 005°21.18' OL;

    • 52°50.78' NB en 005°19.27' OL;

    • 52°52.59' NB en 005°21.62' OL;

    • 52°53.19' NB en 005°21.14' OL;

    • 53°00.25' NB en 005°19.18' OL;

    • 52°50.75' NB en 005°06.82' OL;

    • 52°45.30' NB en 005°12.46' OL;

  • b. Het gebied begrensd door:

    • 1°. de kust van Noord Holland;

    • 2°. de kust van Flevoland;

    • 3°. de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

      • 52°44.50' NB en 005°16.94' OL;

      • 52°43.15' NB en 005°20.43' OL;

      • 52°42.24' NB en 005°18.45' OL;

  • 4°. de lijn lopend over de Leidam van het Krabbersgat en over de punten met de coördinaten:

    • 52°41.06' NB en 005°16.55' OL;

    • 52°38.97' NB en 005°14.03' OL;

    • 52°35.96' NB en 005°07.65' OL;

    • 52°27.59' NB en 005°08.35' OL;

    • 52°23.08' NB en 005°07.28' OL;

  • 5°. de lijn lopend over de Oostvaardersdijk, over de havenmonden en over de punten met de coördinaten:

    • 52°34.10' NB en 005°28.07' OL;

    • 52°34.84' NB en 005°31.64' OL.

Bijlage 10. Behorend bij artikel 38, vijfde lid

Inschrijvingsletter en nummer vaartuig

Roepnaam vaartuig

A 17

Snip

A 32

Sofie

A 149

Jim

Bou 4

Astrid

Bou 6

Anja

Bou 7

De Enige Zoon

Bou 11

Exodus

Bou 24

Beatrix

Bou 26

Sabrina

Bou 136

Hurricane

R 21

Twee Gebroeders

Bijlage 12. , behorend bij artikel 76, tweede lid: omrekentabel merkjes

Categorie vistuig

Omrekenwaarde

Aantal merkjes per vistuig

1 grote fuik

5 (vangst)eenheden

1 merkje1

1 schietfuik binnenvisserij(stelletje)

2 (vangst)eenheden

1 merkje

1 kist

1 (vangst)eenheid

1 merkje

1 net van 100 meter

1 (vangst)eenheid

1 merkje

Bijlage 15. , behorend bij artikel 23b: gebieden in de visserijzone, het zeegebied en de kustwateren waar het verboden is te vissen op aal en wolhandkrab

  • het Beerkanaal met de daaraan gelegen open havens;

  • het Calandkanaal met de daaraan gelegen open havens;

  • de havens van IJmuiden en de toeleidingskanalen naar het Noordzeekanaal tot de meest zeewaarts gelegen waterkeringen;

  • de Nieuwe Waterweg tot de lijn gaande van het oostelijk havenhoofd van Maassluis naar het groene scheepvaartgeleidelicht no. 14;

  • de Maasmond tot de denkbeeldige lijn getrokken vanaf de buitenzijde van de Zuiderpier tot aan het eindpunt van de Noorderpier;

  • het deel van het Zeegat van Goeree dat is gelegen binnen een afstand van 500 meter van de Haringvlietsluizen.

Bijlage 16. , behorend bij artikel 28b: wateren waar het verboden is te vissen op aal en wolhandkrab

  • de Afgedamde Maas;

  • de Amer;

  • het Amsterdam-Rijnkanaal vanaf het IJ tot en met de spoorbrug bij Weesp;

  • de Beneden-Merwede;

  • het Bijlands kanaal;

  • de Bergsche Maas;

  • de Boven-Merwede;

  • de Boven-Rijn stroomafwaarts vanaf de grensovergang bij Spijk;

  • de Dordtsche Kil;

  • het gebied in het IJsselmeer dat wordt begrensd door de Zuidermeerdijk, de IJsselmeerdijk, de Ketelbrug en de lijn lopend over de punten met de coördinaten:

    • 52°37.448΄NB en 005°38.650΄ OL

    • 52°36.800΄NB en 005°37.466΄ OL

    • 52°36.339΄NB en 005°37.783΄ OL

  • het Haringvliet;

  • het Hartelkanaal;

  • Het Heusdensch Kanaal;

  • het Hollandsch Diep;

  • de Hollandsche IJssel stroomafwaarts vanaf de Veerlaan te Haastrecht;

  • het IJ;

  • de IJssel;

  • het Julianakanaal;

  • het kanaal Gent-Terneuzen;

  • het kanaal Wessem-Nederweert;

  • het Ketelmeer met uitzondering van het Ramsdiep, met als scheiding met het Vossemeer een lijn haaks op het einde van de zuidelijke dam van het Keteldiep ter hoogte van de provinciale grens, met als oostelijke grens de Ramspolbrug en met als westelijke grens de Ketelbrug (rijksweg A6);

  • het Krammer Volkerak voor zover gelegen ten oosten van de Grevelingendam en de Philipsdam en tot aan de ingang van het Schelde- Rijnkanaal;

  • het Lateraalkanaal Linne-Buggenum;

  • de Lek;

  • de Maas stroomafwaarts vanaf de grensovergang bij Eijsden en met uitzondering van de Boschmolenplas;

  • het Maas-Waalkanaal;

  • de Nederrijn;

  • de Nieuwe Maas;

  • de Nieuwe Merwede;

  • de Noord;

  • het Noordzeekanaal inclusief de zijkanalen A tot en met H, met uitzondering van het afgesloten gedeelte van zijkanaal B, gelegen tussen de A9 en het Noordzeekanaal;

  • de Oude Maas;

  • het Pannerdensch Kanaal;

  • de Roer;

  • het Scheur;

  • het Spui;

  • het Vossemeer;

  • de Waal;

  • het Wantij.

Bijlage 17. , behorend bij artikel 52a, tweede lid

Gebieden waar de vrijstelling voor de recreatieve visserij met het vistuig staand want, niet geldt

  • 1. De Oosterschelde, het Zeegat van Goeree, het Brouwershavensche Gat, de buitenhavens van Delfzijl en het Nederlandse gedeelte van de Dollard.

  • 2. In de Waddenzee:

    Verhuurde schelpdierpercelen, met bakens gemarkeerd; het hele kombergingsgebied van het Engelschmangat; het Normerven ten noordwesten van Hippolytushoef en een zone van 1.000 meter er omheen; de groene lijngebieden waartoe krachtens artikel 2.5, eerste lid, van de Wet natuurbescherming beperkte toegang mogelijk is, zoals aangegeven op de meest recente hydrografische kaarten nummer 1811 en 1812 van de Dienst der Hydrografie; de bij laagwater droogvallende platen ten noorden, oosten en zuiden van Noorderhaaks voor zover gelegen ten oosten van de lijn van de lichttoren Kijkduin bij Den Helder naar de positie 52‘58’24”NB en 4‘39’30”OL op Noorderhaaks gelegen en vervolgens naar de oriënteertafel op het Loodsmansduin te Texel; alle aan de Waddenzee gelegen open havens en spuihavens; het gedeelte ter breedte van 100 meter langs de Afsluitdijk van Den Oever tot de Kop Afsluitdijk; het gedeelte ter breedte van 100 meter langs de Friese dijk vanaf de Kop Afsluitdijk tot dijkpaal 9.4 bij Koehool; een gedeelte ter breedte van 100 meter langs de havendammen en leidammen van de aan de Afsluitdijk gelegen havens; het gedeelte ter breedte van 100 meter langs de Noorder- en Zuiderpier te Harlingen; het gedeelte ter breedte van 100 meter langs de pieren te Roptazijl; het bij laagwater droogvallende gedeelte langs de Noordvaarder, genaamd Groene Strand; het Oostelijk ras en de Boschplaat inclusief de slenken oost van Rimkeskooi; het gedeelte ter breedte van 200 meter langs de westelijke havendam van Lauwersoog en de Friese Lauwersdijk vanaf het groene havenlicht tot dijkpaal 2.1; het gedeelte ter breedte van 200 meter langs de oostelijke havendam van Lauwersoog en de Groningse Lauwersdijk vanaf het rode havenlicht tot dijkpaal 86,5 en van dijkpaal 85,5 tot dijkpaal 84,5 en het gedeelte ter breedte van 250 meter langs de rijsdam van de toeleidingsgeul naar de haven van Noordpolderzijl.

  • 3. In het Nederlandse gedeelte van de Eems:

    De Eemshaven, het gedeelte ter breedte van 200 meter langs de buitenzijde van de strekdammen van de Eemscentrale; tussen de strekdammen van de Eemscentrale, de Eemsdijk vanaf de oostelijke strekdam van de Eemscentrale in zuidelijke richting tot dijkpaal 38; het gedeelte van het Eemswad begrensd door de noordelijke pier van het Zeehavenkanaal en de lijn tussen het groene havenlicht op de oostelijke punt van de pier en de ton BW 11 van het vaarwater Bocht van Watum en vandaar in zuidelijke richting naar de noordelijke pier; een gedeelte ter breedte van 500 meter van het Borgsweerder wad langs de Oterdumpier; een gedeelte ter breedte van 100 meter van het Borgsweerder wad langs de westelijke strekdam van de haven van Termunterzijl; de buitenhavens van Termunterzijl; een gedeelte ter breedte van 250 meter van het Termunterwad langs de oostelijke strekdam van de haven van Termunterzijl; een gedeelte ter breedte van 500 meter van het Termunterwad gelegen langs de zeedijk vanaf de oostelijke strekdam van de haven van Termunterzijl tot de lijn die gevormd wordt door de kerktoren van Termunten en dijkpaal 16,5 op de dijk; het droogvallende gedeelte vanaf de lijn die gevormd wordt door de dijkpalen 14,5 (nabij het gemaal de Fiemel) tot de meest oostelijke punt van de Punt van Reide.

Bijlage 18. , behorend bij artikel 52a, derde lid, onderdeel a

Gebieden waar de recreatieve visserij met een maximale netlengte van 100 meter is toegestaan

  • 1. Ten oosten van Texel:

    Het gedeelte aan de westzijde begrensd door de kust en de lijn over de punten op 500 meter ten zuiden van de meest zuidelijke punt van Texel, 500 meter ten zuidwesten van de zuidpunt van de Mokbaai, 500 meter ten zuidoosten van het rode licht van de NIOZ-haven, 500 meter ten zuidoosten van het rode licht van de haven van Oudeschild, 500 meter ten zuidoosten van de kust bij het Gemaal, 500 meter ten oosten van Het Noorden en vandaar een lijn van 500 meter naar de kust van Texel.

  • 2. Ten zuiden van Vlieland:

    Het gedeelte aan de westzijde begrensd door de kust ter breedte van 500 meter vanaf paal B 1 op het Posthuiswad tot de groene ton VS 7.

  • 3. Ten zuiden van Terschelling:

    Het gedeelte aan de noordwestzijde begrensd door de kust en de lijn over de volgende punten: het groene havenlicht van de haven van West-Terschelling, de rode ton O 2, vervolgens over de rode tonnen van het vaarwater Oosterom tot de positie 53’22’85”NB en 05’27’13”OL en vervolgens in een rechte lijn naar de kust met positie 53’24’25”NB en 05’26’17”OL (Rimkeskooi).

  • 4. Ten zuiden van Ameland:

    De droogvallende aan Ameland grenzende wadplaten, gelegen tussen de nieuwe veersteiger van Ameland tot de meest westelijke punt van Ameland; het gedeelte aan de noordzijde begrensd door de kust ter breedte van 500 meter vanaf de lichtopstand van de Nieuwe Veersteiger tot aan het Hek op de scheiding van het Nieuwlandsrijd en de Rijksgronden.

  • 5. Ten zuiden van Schiermonnikoog:

    De droogvallende aan Schiermonnikoog grenzende wadplaten, gelegen tussen de veersteiger van Schiermonnikoog tot de meest westelijke punt van Schiermonnikoog.

Bijlage 19. , behorend bij artikel 52b, eerste lid

Gemeenten waarvoor de vrijstelling, bedoeld in artikel 52b, eerste lid, geldt

Schiermonnikoog

Ameland

Terschelling

Vlieland

Texel

Zijpe

Katwijk

Westland

Zandvoort

  1. De bijlage dient als volgt te worden gelezen: een grote fuik heeft een omrekenwaarde van 5 (vangst)eenheden; aan een dergelijk vistuig is 1 merkje bevestigd. ^ [1]