Bijlage
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
1. Achtergrond Daey Ouwens Fonds
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
1.1. Amendement Ferrier-Samsom
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Bij de behandeling van de begrotingsvoorstellen van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken voor het jaar 2006/2007 in de Tweede Kamer is op 31 oktober 2006 het amendement
van de leden Ferrier en Samsom aangenomen. Dit amendement beoogt het vrijmaken van
gelden ter bevordering van kleinschalige projecten op het gebied van duurzame en arbeidsgenererende
energievoorziening in ontwikkelingslanden. Het betreft de besteding van beleidsmatig
nog niet ingevulde middelen voor beleidsartikel 4.3 van de begrotingsstaten (Ondernemersklimaat
ontwikkelingslanden). Het amendement beoogt een aanzet te geven tot een vergelijkbare
besteding in de jaren na 2007. De onderhavige beleidsregels zijn mede ingegeven door
dit amendement.
1.2. Internationale millennium ontwikkelingsdoelen
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
De internationaal overeengekomen leidraad voor ontwikkeling wordt gevormd door de
acht Millennium Development Goals (MDG’s). Het Nederlandse kabinet heeft deze Millennium
Ontwikkelingsdoelen onderschreven. In het coalitieakkoord van het kabinet Balkenende
IV is afgesproken dat Nederland zich extra zal inzetten om de achterstanden bij het
behalen van deze doelen in 2015 te verminderen. De MDG’s luiden als volgt:
-
1. Het aantal mensen dat in extreme armoede leeft is in 2015 minstens tot de helft teruggebracht
ten opzichte van 1990;
-
2. In 2015 gaan alle kinderen, zowel jongens als meisjes, in de hele wereld naar de basisschool;
-
3. In 2015 hebben mannen en vrouwen dezelfde rechten;
-
4. In 2015 is het aantal kinderen dat in ontwikkelingslanden overlijdt voor de vijfde
verjaardag met tweederde teruggebracht ten opzichte van 1990;
-
5. Het aantal vrouwen dat in het kraambed overlijdt, is voor 2015 met driekwart verminderd
ten opzichte van 1990;
-
6. Voor 2015 is de verspreiding van HIV/Aids, malaria, TBC en andere grote ziektes stopgezet
en teruggedrongen;
-
7. Het aantal mensen dat geen toegang heeft tot veilig drinkwater is in 2015 gehalveerd
ten opzichte van 1990. Verder zijn de levensomstandigheden van ten minste honderd
miljoen bewoners van krottenwijken in 2020 verbeterd. Regeringen zetten zich blijvend
in voor de bescherming van het milieu;
-
8. Alle regeringen in de wereld zetten zich in voor armoedebestrijding en maken heldere
en eerlijke afspraken over goed bestuur en rechtvaardige handel. Er komt een oplossing
voor het schuldenvraagstuk en rijke landen zorgen voor meer en betere hulp.
Binnen het kabinet voert de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking de regie over
de Nederlandse inzet op de MDG’s en coördineert hij de internationale inzet van de
Nederlandse overheid op dit terrein.
De ontwikkeling van kleinschalige hernieuwbare-energieprojecten in ontwikkelingslanden
past binnen het millenniumdoel 1: het terugdringen van extreme armoede. De opzet van
kleinschalige hernieuwbare-energieprojecten zal op de lokale of landelijke economie
van ontwikkelingslanden een stimulerend effect hebben, niet alleen door de spin off
van de toegenomen beschikbaarheid van energie, maar ook door de toename van de werkgelegenheid
die de uitvoering en de exploitatie van de projecten met zich mee zal brengen. Voorts
dragen de toepassing van kleinschalige hernieuwbare-energieprojecten bij aan millenniumdoel
7: zorgen voor een duurzaam leefmilieu.
2. Doel van het Daey Ouwens Fonds
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Het doel van de subsidieverstrekking uit het Daey Ouwens Fonds is om meer mensen in
de Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) toegang tot energie te geven door de bevordering van kleinschalige energieprojecten
op het gebied van hernieuwbare- en arbeidsgenererende vormen van energievoorziening.
Onder hernieuwbare energie wordt in het kader van deze beleidsregels verstaan: zonne-energie,
windenergie, energie uit duurzame biomassa voor lokaal gebruik en energie uit mini-waterkrachtopwekking.
In het kader van het Daey Ouwens Fonds vormen de MOLs in sub Sahara Afrika de belangrijkste doelgroep. Projecten die in deze landen worden uitgevoerd, genieten
dan ook de voorkeur boven projecten uit andere MOLs. Armoedebestrijding is het hoofddoel
van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. In Afrika bedraagt het inkomen voor
300 miljoen mensen niet meer dan 1 euro per dag. Daaruit blijkt hoe serieus de armoede
is. Overigens kunnen projecten die worden uitgevoerd in andere MOLs wel worden ingediend.
De subsidie op grond van het Daey Ouwens Fonds wordt verleend binnen het raam van
de geldende Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006. De subsidieverstrekking wordt in mandaat namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
uitgevoerd door SenterNovem, agentschap van het Ministerie van Economische Zaken.
Voor bovengenoemd doel stelt de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking in totaal
€ 18.500.000,– beschikbaar. Daarvan is € 8.500.000,– beschikbaar voor aanvragen ingediend
in de eerste indieningsronde die wordt opengesteld vanaf het moment van inwerkingtreding
van deze beleidsregels tot en met 15 januari 2009. In aanvulling op het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 geldt voor subsidiëring uit deze middelen het volgende.
3. Voor subsidie in aanmerking komende projecten
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie uit het Daey Ouwens Fonds dient een
project een samenhangend geheel van activiteiten te zijn, passend binnen de doelstelling
van deze beleidsregels zoals hiervoor beschreven.
Voorwaarde is dat een project direct en blijvend toegang tot hernieuwbare energie
verschaft aan huishoudens, kleinschalige bedrijven, scholen, medische centra, telecommunicatie
of IT installaties en vergelijkbare afnemers. Het enkel investeren in hernieuwbare-energievoorzieningen
is dan ook niet voldoende, maar dient onderdeel te zijn van een groter geheel waarin
ook zaken als toegang, onderhoud en beheer van de hernieuwbare-energievoorziening
worden geregeld.
Ook de hierna genoemde ondersteunende activiteiten zijn op zichzelf genomen niet voldoende
om voor subsidie in aanmerking te komen, maar kunnen wel een belangrijke bijdrage
aan het project leveren en er als zodanig deel van uitmaken:
4. Voor subsidie in aanmerking komende partijen
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Aanvragers van subsidie kunnen ondernemingen, NGO’s, kennisinstellingen of lagere
overheden zijn, zowel uit MOLs als andere landen. Een aanvrager of een samenwerkingsverband
waar die aanvrager deel van uitmaakt kan per openstellingsperiode slechts één aanvraag
voor één project indienen.
Een NGO, een non-gouvernementele organisatie, is een organisatie met rechtspersoonlijkheid,
onafhankelijk van de overheid, die zich richt op een of meer maatschappelijk belangen
in het kader van het bevorderen van ontwikkelingswerk in ruime zin. In het kader van
de onderhavige beleidsregels dient de NGO zich (mede) te richten op armoedebestrijding
en/of milieudoelstellingen.
Het begrip ‘kennisinstelling’ omvat de Nederlandse universiteiten, hogescholen en
onderzoeksinstellingen, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), de onderwijsinstellingen bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs alsmede de geheel of gedeeltelijk met overheidsgelden gefinancierde onderzoeksinstituten,
voor zover niet reeds bedoeld in de WHW, zoals de grote technologische instituten,
TNO, NWO e.d. Ook andere instellingen buiten Nederland kunnen door de Minister als
kennisinstelling in de zin van deze beleidsregels worden aangemerkt. Dat kan elke
andere instelling betreffen die relevante en kwalitatief gelijkwaardige onderwijs-
of onderzoeksactiviteiten ontplooit als Nederlandse kennisinstellingen.
Het begrip ‘lagere overheden’ omvat alle op lokaal of regionaal niveau opererende
overheidsstructuren, derhalve niet de nationale structuren.
Overigens wordt de subsidie aan een aanvrager die niet in het MOL is gevestigd waar
het project zich op richt, of aan een samenwerkingsverband van zulke partijen, uitsluitend
verleend indien ten minste een relevante partij uit het betreffende MOL actief bij
het project is betrokken. Een relevante partij en actieve betrokkenheid wil zeggen
dat de partij kennis en ervaring heeft met het onderwerp en een duidelijke rol heeft
in het project.
5. Samenwerkingsverbanden
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Aanvragers als bedoeld in de vorige paragraaf kunnen besluiten een project gezamenlijk
met andere partners in een samenwerkingsverband uit te voeren. Onder samenwerkingsverband
wordt hier verstaan: een niet over rechtspersoonlijkheid beschikkend contractueel
samenwerkingsverband zonder winstoogmerk, bestaande uit ten minste twee, niet in een
groep verbonden rechtspersonen of lagere overheden.
Ingeval er sprake is van een project dat door een samenwerkingsverband zal worden
uitgevoerd geldt ten aanzien van subsidieaanvragen en subsidieverstrekking het volgende:
De subsidie wordt door één deelnemer van het samenwerkingsverband aangevraagd. Per
samenwerkingsverband kan er slechts één aanvrager/subsidieontvanger zijn. Deze subsidieontvanger,
tevens penvoerder, is jegens de Minister ten volle aansprakelijk voor de naleving
van alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ook indien de subsidie mede strekt
tot bekostiging van andere deelnemers in het samenwerkingsverband dan deze aanvrager
zelf of de activiteiten (deels) worden uitgevoerd door een andere deelnemer dan de
aanvrager. Omdat de subsidieontvanger voor de naleving van die verplichtingen mede
afhankelijk is van zijn partners in het samenwerkingsverband, moet die medewerking
expliciet in een samenwerkingsovereenkomst gewaarborgd zijn. Op die wijze wordt de
nakoming van de verplichtingen van de aanvrager/subsidieontvanger jegens de Minister
gewaarborgd.
Voor zover de subsidie mede strekt tot bekostiging van andere partijen in het samenwerkingsverband
dan de partij die aanvrager en subsidieontvanger is, moet dat blijken uit de subsidieaanvraag.
De aanvraag dient inzicht te bieden in ieders aandeel in de uitvoering van de activiteiten
en de daarmee gemoeide kosten. In de beschikking tot subsidieverlening zal worden
bepaald dat de subsidieontvanger een deel van de middelen ter beschikking moet stellen
aan diens partners. Dat maakt die partners in economische zin tot subsidieontvangers
– ook al zijn ze dat in de relatie tot de Minister niet – en niet tot ‘onderaannemers’.
6. Cumulatie van subsidies
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Geen subsidie wordt verleend ten behoeve van activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks
of middellijk ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
subsidie is of wordt verleend. Dat betekent dat uit het Daey Ouwens Fonds geen subsidies
worden verleend voor activiteiten die al door de Minister worden gesubsidieerd of
waarvoor reeds een bijdrage is ontvangen van een door de Minister gesubsidieerde organisatie
en die bijdrage wordt betaald uit de subsidie van de Minister aan die derde organisatie.
Voor een project waarvoor reeds rechtstreeks subsidie is verstrekt door een ander
Nederlands bestuursorgaan of door de Europese Commissie kan slechts aanvullend subsidie
worden verkregen tot in totaal het bedrag dat onder deze beleidsregels aan subsidie
kan worden verstrekt.
Voorts wordt geen subsidie verstrekt aan een organisatie die reeds een instellingssubsidie
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ontvangt als bedoeld in Afdeling 3 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.
7. Omvang van de subsidie
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Het is de bedoeling dat de aanvragers van subsidie met goed doordachte en uitgewerkte
projectideeën komen, waaraan zij zelf substantieel met kennis, geld, netwerken en
menskracht bijdragen. De subsidies op grond van deze beleidsregels zijn niet bedoeld
als enige dan wel grootste financiële bijdrage aan een concreet project.
De subsidie bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele projectkosten tot een
maximum subsidie van € 2.500.000,– per project. In geval van een samenwerkingsverband
wordt 50 procent van de subsidiabele kosten van elke deelnemer van het samenwerkingsverband
afzonderlijk in aanmerking genomen tot in totaal, voor alle deelnemers gezamenlijk,
de genoemde maximum subsidie per project.
8. Subsidiabele projectkosten
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Als subsidiabele projectkosten worden uitsluitend in aanmerking genomen de volgende
rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen, na de indiening van
de aanvraag door de aanvrager of door de partijen van het samenwerkingsverband gemaakte
kosten:
-
a. loonkosten op basis van een uurtarief berekend overeenkomstig de Handleiding tariefberekening
Daey Ouwens Fonds. Deze handleiding is te raadplegen en te downloaden op www.SenterNovem.nl/DaeyOuwensfonds.
De juistheid van het uurtarief dient te worden aangetoond door middel van een accountantsverklaring;
-
b. investeringskosten. Indien de aanvrager of een partij van het samenwerkingsverband
de betreffende machines, apparatuur, gebouwen of grond inbrengt, geldt alleen de netto
kostprijs exclusief winstopslag;
-
c. aan derden verschuldigde kosten voor diensten die de aanvrager of de partijen van
het samenwerkingsverband niet zelf kunnen uitvoeren. Eventuele aan derden verschuldigde
kosten voor het indienen van de aanvraag tot subsidieverlening en -vaststelling, waaronder
begrepen de kosten van accountantsverklaringen, en kosten van juridische procedures
zijn niet rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen en vallen
derhalve niet onder de subsidiabele kosten;
-
d. internationale en binnenlandse reiskosten op basis van economy class tarieven;
-
e. verblijfkosten, berekend op basis van DSA tarieven van de Europese Unie in euro’s.
De geldende DSA tarieven zijn te raadplegen op www.SenterNovem.nl/DaeyOuwensfonds;
Alle kosten worden exclusief omzetbelasting in aanmerking genomen, tenzij de partij
die de kosten maakt de omzetbelasting niet kan verrekenen of anderszins kan compenseren.
9. Drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Om in aanmerking te komen voor een subsidie uit het Daey Ouwens Fonds voor kleinschalige
hernieuwbare-energieprojecten dient een aanvraag in elk geval te voldoen aan de volgende
drempelcriteria:
-
a. de organisatie van de aanvrager behaalt een voldoende score op de organisatietoets
op basis van de Checklist for Organisational Capacity Assesment (COCA);
-
b. de geraamde subsidie voor een project bedraagt tenminste € 100.000,–;
-
c. geen subsidie wordt verstrekt indien het aannemelijk is dat project ook zonder subsidie
tot stand zal komen.
-
d. projecten dienen uiterlijk 30 juni 2011 gereed te zijn.
10. Rangschikkingscriteria
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
De Minister rangschikt de aanvragen die voldoen aan de drempelcriteria als bedoeld
in onderdeel 9 en aan de overige voorwaarden uit deze beleidsregels. De rangschikking
geschiedt zodanig, dat een project hoger gerangschikt wordt naarmate het meer bijdraagt
aan de doelstellingen, genoemd in artikel 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 en zoals uitgewerkt in deze beleidsregels. Bij de rangschikking worden, onverminderd
het bepaalde in artikel 8 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken, de hiernavolgende criteria gehanteerd. Een aanvraag dient om in aanmerking te komen
voor subsidie bovendien voldoende te scoren op deze criteria.
-
a. De organisatie van het project en de kwaliteit van het projectvoorstel:
-
– het DRAM-gehalte: de koppeling tussen Doelen, Resultaten, Activiteiten en Middelen
-
– het SMART-gehalte: Specificiteit, Meetbaarheid, Acceptatie, Resultaatgerichtheid en
Tijdsgebondenheid van de resultaten;
-
b. De subsidie-effectiviteit:
-
– de gevraagde subsidie gedeeld door het aantal reëel geraamde kW geïnstalleerd opwekkingsvermogen
van de hernieuwbare-energievoorziening;
-
– de gevraagde subsidie gedeeld door het aantal reëel geraamde aantal aansluitingen
op de hernieuwbare-energievoorziening;
-
– een reële raming van het aantal gebruikers van de hernieuwbare-energievoorziening
dat onder de armoedegrens leeft.
-
– de bijdrage aan de MDG’s.
-
c. De kwaliteit van de risicoanalyse op financieel, organisatorisch en technisch vlak,
alsmede op het gebied van duurzaamheid, in verband met de levensvatbaarheid en continuïteit
van de hernieuwbare-energievoorziening na afloop van het project. Daarbij worden in
elk geval de volgende aspecten in aanmerking genomen:
-
– het gebruik van een bestaande en bewezen technologie;
-
– het gebruik van een geschikte technologie voor de doelgroep in de betreffende regio;
-
– het draagvlak ter plaatse, waaronder begrepen de rol van de lokale partij;
-
– de mate van opschalingsmogelijkheden na afloop van het project;
-
– het beheer van de energievoorziening: organisatiestructuur en verantwoordelijkheden;
-
– onderhoud en de opleiding en training van mensen voor het onderhoud;
-
– de betrokkenheid van vrouwen bij de organisatie van het project en het beheer van
de energievoorziening;
-
– een reële raming van de toekomstige inkomsten en uitgaven over meerdere jaren;
-
– reserveringen voor onderhoud, vervanging van onderdelen, herinvesteringen en administratie;
-
– recycling of verwerking van afvalproducten, zoals batterijen en accu’s, na de levensduur
van de hernieuwbare-energievoorziening of onderdelen daarvan;
-
– toepassing van lokale transportmiddelen ter voorkoming van onnodige transportstromen.
-
d. De mate van innovativiteit van het project;
-
e. Het land van uitvoering, waarbij een project uitgevoerd in een MOL in sub Sahara Afrika
hoger wordt gewaardeerd.
11. De aanvraag
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Het indienen van een aanvraag geschiedt schriftelijk overeenkomstig het bepaalde in
artikel 2 van dit besluit. De aanvraag dient rechtsgeldig te zijn ondertekend en in tweevoud
te worden ingediend en dient bij SenterNovem te zijn ontvangen uiterlijk op 15 januari
2009 te 17:00 uur (Nederlandse tijd). De aanvraag kan in de Nederlandse dan wel Engelse
of Franse taal worden gesteld.
Met inachtneming van het voorgaande kan een aanvraag worden ingediend door:
-
a. verzending per post aan:
SenterNovem
Afdeling Mondiale Samenwerking Energie en Klimaat
Postbus 8242
3503 RE Utrecht, Nederland
-
b. aflevering in persoon (bijvoorbeeld door een koeriersdienst) op het volgende adres:
SenterNovem
Catharijnesingel 59
3511 GG Utrecht, Nederland.
Van de aflevering zal bij de balie in de ontvangsthal een ontvangstbevestiging worden
afgegeven.
Voor een efficiënte afhandeling van de aanvraag wordt aan aanvragers verzocht van
de schriftelijk ingediende aanvraag tevens een kopie per e-mail te zenden naar het
volgende e-mailadres: DaeyOuwensfonds@SenterNovem.nl. Hiermee wordt echter niet beoogd
elektronische indiening van een aanvraag mogelijk te maken. De aanvraag wordt daarom
alleen als tijdig ingediend beschouwd, als dat schriftelijk is gebeurd op een van
de hiervoor beschreven wijzen. Indien aanvragers niet voldoen aan het verzoek tot
verzending van een kopie van de schriftelijke aanvraag per e-mail, heeft dat geen
nadelige gevolgen voor een tijdig ingediende schriftelijke aanvraag.
Correspondentie betreffende de aanvraag zal door SenterNovem in de Nederlandse, Engelse
of Franse taal worden gesteld.
12. Quick Scan
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
Indien een potentiële subsidie-aanvrager twijfelt of er voldoende aansluiting bestaat
tussen diens project en de doelstellingen en eisen van de regeling, dan bestaat de
mogelijkheid om vooraf advies te vragen. Via www.SenterNovem.nl/DaeyOuwensfonds kan
toegang worden verkregen tot een zogenaamde ‘quick scan’. Dit is een geheel vrijblijvende
beperkte projecttoets waarin een aantal vragen beantwoord moet worden over het voorgenomen
project. Het ingevulde formulier kan per e-mail worden verzonden naar DaeyOuwensfonds@SenterNovem.nl.
Na ontvangst van het formulier zal een projectadviseur van SenterNovem zo spoedig
mogelijk contact opnemen om de resultaten van de quick scan te bespreken. Het advies
is niet bindend en heeft geen rechtsgevolg. Er kunnen geen verwachtingen aan worden
ontleend ten aanzien van een later daadwerkelijk ingediende aanvraag. Het staat ieder
vrij om een aanvraag in te dienen zonder of ondanks de uitkomst van een quick scan.
13. Aanvullende verplichtingen van de subsidieontvanger
[Regeling vervallen per 01-07-2011]
De subsidieontvanger dient de resultaten van het project en de kennis die uit het
project is verkregen op verzoek van de Minister of op verzoek van derden aan derden
ter beschikking te stellen. Indien deze terbeschikkingstelling plaatsvindt aan een
onderneming binnen de Europese Unie, geschiedt dit op basis van marktconforme voorwaarden.
Voorts dient de aanvrager op verzoek van de Minister binnen redelijke grenzen zijn
medewerking te verlenen om de resultaten van het project en de kennis die uit het
project is verkregen te presenteren in het kader van workshops, seminars of andere
publieke bijeenkomsten die niet door de aanvrager worden georganiseerd.
Tot slot dient de aanvrager op verzoek van de Minister zijn medewerking te verlenen
aan een door of namens de Minister uit te voeren evaluatie van de subsidieverstrekking
op grond van deze beleidsregels.