Regeling opleiding en examen bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML

Geraadpleegd op 25-12-2024.
Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Regeling houdende regels met betrekking tot opleidingen en examens ter verkrijging van bewijzen van bevoegdheid voor onderhoudstechnici (Regeling opleiding en examen bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L 315) en de artikelen 13, eerste lid, 14, derde lid, 15, tweede en derde lid en 16 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • typebevoegdheid: bevoegdheid tot het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan een bepaald type vliegtuig met een maximum startmassa van 5700 kg of minder;

  • verordening (EU) nr. 1321/2014: verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU 2014, L 362).

Hoofdstuk 3. Examinatoren

Artikel 3

De ingevolge artikel 15, tweede lid, van het Besluit bewijzen van bevoedheid voor de luchtvaart benoemde examinatoren en examinatoren in dienst van erkende opleidingsinstellingen zijn bevoegd tot het afnemen van het examen waarmee wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de eisen inzake basiskennis of typekennis voor de afgifte van de bijzondere bevoegdverklaringen die kunnen worden vermeld op een AML of een Part-66 AML conform respectievelijk de Regeling bijzondere bevoegdverklaringen AML en Part-66 AML en bijlage II bij verordening (EU) nr. 1321/2014.

Artikel 4

  • 1 De minister stelt ten minste eenmaal per twee jaar het aantal examinatoren vast en biedt gelegenheid aan erkende onderhoudsorganisaties, erkende opleidingsinstellingen en examinatoren, bij een vacature personen voor te dragen.

  • 2 De minister kan een voorgedragen persoon voor ten hoogste twee jaren benoemen als examinator, nadat is aangetoond, dat hij of zij beschikt over de kennis, ervaring en bekwaamheid die voor het afnemen van het examen relevant is.

Artikel 5

  • 1 Een examinator heeft recht op een vergoeding voor de door hem verrichte werkzaamheden.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, is samengesteld uit:

    • a. een honorarium voor het examen basisbevoegdheden, bestaande uit € 50 per gemaakte examenset, € 25 per uur voor bij het examen vereiste aanwezigheid en € 5 per beoordeeld examenresultaat;

    • b. een honorarium voor het examen typebevoegdheden, bestaande uit € 400 per voorbereiding van een type-examen en € 25 per uur voor het afnemen van het examen;

    • c. een vergoeding volgens het Reisbesluit binnenland voor gemaakte reis- en verblijfkosten voor alle werkzaamheden ten behoeve van de commissie.

  • 3 Het eerste lid is niet van toepassing op de examinator die rijksambtenaar is en de betreffende werkzaamheden verricht tijdens diensttijd.

Artikel 6

De examinator is verplicht tot geheimhouding met betrekking tot de examenopgaven en de overige gegevens waarvan de vertrouwelijke aard is vastgesteld.

Artikel 7

  • 1 De benoeming tot examinator kan worden geschorst wanneer een ernstig vermoeden bestaat dat de examinator in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 6, of het examenreglement.

  • 2 De benoeming tot examinator kan worden ingetrokken wanneer de examinator in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 6, of het examenreglement.

Hoofdstuk 4. Examenreglement

Artikel 9

  • 1 De basiskennismodules die deel uitmaken van het examen voor de in tabel 1 genoemde bevoegdverklaringen op een AML zijn vastgelegd in tabel 2 en nader gespecificeerd in de bij deze regeling behorende bijlagen 1 tot en met 3.

    Tabel 1.

    Bevoegdverklaring

    Basiskennis

    Examen duur

    A

    bijlage 1

    tabel 2

    B

    bijlage 2

    tabel 2

    C

    bijlage 3

    tabel 2

    Tabel 2. Examen voor de bevoegdverklaringen A, B of C
     

    Examen (schriftelijk) in minuten

    Examen basiskennismodule

    A

    B

    C

    Voorschriften

    60

    60

    60

    Vliegtuigen

    90

    45

    45

    Motoren

     

    60

     

    Vliegtuiginstrumenten

    45

       

    Motorinstrumenten

     

    30

     

    Elektrische installaties

    30

    45

     

    Elektrische en elektronische installaties

       

    90

  • 2 Het examen, bedoeld in het eerste lid, is met goed gevolg afgelegd wanneer de examinandus in een periode van ten hoogste twee jaren voor iedere module ten minste het cijfer 6,0 heeft behaald.

  • 3 Wanneer de examenkandidaat houder is van een AML omvat het examen, bedoeld in het eerste lid, de modules zoals opgenomen in tabel 3.

    Tabel 3. Examen voor deelnemers die houder zijn van een AML x = examenmodule die deel uitmaakt van het examen

    Examen

    Modules

    Houder van de bevoegdverklaring

       

    A

    B

    C

    A

    Voorschriften

    n.v.t.

       
     

    Vliegtuigen

    n.v.t.

    X

    X

     

    Vliegtuiginstrumenten

    n.v.t.

    X

    X

     

    Elektrische installaties

    n.v.t.

       

    B

    Voorschriften

     

    n.v.t.

     
     

    Vliegtuigen

     

    n.v.t.

     
     

    Motoren

    X

    n.v.t.

    X

     

    Motorinstrumenten

    X

    n.v.t.

    X

     

    Elektrische installaties

    X

    n.v.t.

    X

    C

    Voorschriften

       

    n.v.t.

     

    Vliegtuigen

       

    n.v.t.

     

    Elektrische en elektronische installaties

    X

    X

    n.v.t.

  • 4 Indien voor een bevoegdverklaring de module Voorschriften is behaald, is het niet verplicht deze module in het kader van het behalen van een andere bevoegdverklaring opnieuw af te leggen, mits niet reeds 3 jaren zijn verstreken na het behalen van genoemde module.

  • 5 Indien voor de bevoegdverklaring A de module Vliegtuigen is behaald is het niet verplicht deze module in het kader van het behalen van een andere bevoegdverklaring opnieuw af te leggen, mits niet reeds 3 jaren zijn verstreken na het behalen van genoemde module.

  • 6 Het examen typebevoegdheid wordt afgelegd op basis van de onderhoudsdocumentatie van het vliegtuigtype, waarvoor examen wordt afgelegd. De examinandus biedt daartoe de bijgewerkte onderhoudsdocumentatie aan de examencommissie ter inzage.

  • 7 Het examen voor typebevoegdverklaring wordt afgenomen op basis van Bijlage III bij verordening (EU) nr. 1321/2014 en betreft vliegtuigtypen bedoeld in Bijlage III van verordening (EG) nr. 2042/2003.

  • 8 Het examen, bedoeld in het zesde lid, bestaat uit een theorie- en een praktijkgedeelte en duurt ten hoogste 120 minuten. Het examen typebevoegdheid is met goed gevolg afgelegd wanneer de examinandus het cijfer 6,0 of hoger heeft behaald.

Artikel 11

  • 1 Als regel wordt tweemaal per jaar gelegenheid gegeven tot het afleggen van het examen.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan, wanneer in een jaar het aantal examenkandidaten minder dan 10 bedraagt, de minister besluiten dat in het daaropvolgende jaar slechts eenmaal gelegenheid wordt gegeven tot het afleggen van het examen.

Artikel 12

  • 1 Aanmelding van het examen vindt plaats bij de minister.

  • 2 Een ieder, die daartoe een aanvraag indient, wordt met inachtneming van het derde lid tot het examen toegelaten.

  • 3 Toelating vindt plaats nadat de kosten volgens de Regeling tarieven luchtvaart zijn vergoed en de examinandus een wettig en geldig legitimatiebewijs heeft overgelegd.

Artikel 13

  • 1 De examinandus kan door de examinator van verdere deelname aan het examen worden uitgesloten indien deze in strijd handelt met het reglement, bedoeld in hoofdstuk 4 van deze regeling.

  • 2 De minister wordt door de examinator over een uitsluiting, bedoeld in het eerste lid, geïnformeerd.

Artikel 14

  • 1 Het examenresultaat wordt als regel beoordeeld door de examinator die het examen heeft afgenomen. De minister kan een andere examinator voor de beoordeling van het examenresultaat aanwijzen.

  • 2 De uitslag van het examen wordt namens de minister vastgesteld door de beoordelende examinator. Bij een uitsluiting bedoeld in artikel 13, het eerste lid, wordt als uitslag van het examen het cijfer 1,0 of 0% vastgesteld.

  • 3 De uitslag van het examen wordt uiterlijk zes weken nadat het examen is afgelegd schriftelijk aan de examinandus bekend gemaakt.

Artikel 14a

Ten behoeve van een ordentelijk verloop van het examen stelt de examencommissie een huishoudelijk reglement vast waarin in ieder geval zijn omschreven het toezicht, de ordemaatregelen en consequenties van het plegen van onregelmatigheden.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen die ter inzage worden gelegd bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings

Bijlage 1. Basiskenniseisen bevoegdverklaring A

Inhoud

Korte omschrijving modules

Module Voorschriften

Module Vliegtuigen

Module Vliegtuiginstrumenten

Module Elektrische installaties

Korte omschrijving modules

Voorschriften

De Nederlandse Luchtvaartvoorschriften, voorzover deze van belang zijn voor onderhoudstechnici in de luchtvaart.

Vliegtuigen

De theorie van het vliegen, de materialen, de constructie, gewicht- en zwaartepuntbepaling, het monteren en demonteren van het zweefvliegtuig, het verwisselen van onderdelen, de uitvoering van installaties, de uitvoering van het onderhoud, de uitvoering van eenvoudige herstellingen, het vinden en verhelpen van storingen.

Vliegtuiginstrumenten

De indeling, de constructie en werking, de uitvoering van de installaties, het verwisselen van instrumenten, de uitvoering van het onderhoud, het vinden en verhelpen van storingen.

Elektrische installaties

De opbouw en werking, de uitvoering van installaties, het verwisselen van onderdelen, de uitvoering van het onderhoud, het vinden en verhelpen van storingen.

Voorschriften

Vliegtuigen

  • 1. Algemeen

    • 1.1 De atmosfeer

      • opbouw van de atmosfeer;

      • samenstelling van de lucht;

      • soortelijk gewicht;

      • luchtdichtheid;

      • absolute temperatuur;

      • luchtdruk.

    • 1.2 Standaard atmosfeer

      • begrip en doel.

  • 2. Theorie van het vliegen

    • 2.1 Draagvlaktheorie

      • profielkenmerken, dikte, koorde, welving, skeletlijn, symmetrisch en asymmetrisch profiel;

      • stroming om het profiel, invalshoek, luchtsnelheid, luchtdruk, stuwpunt;

      • vleugelvorm, spanwijdte, slankheid, profielverdraaiing en -variatie;

      • luchtkrachten en momenten, hun componenten en coëfficiënten, drukpunt;

      • vorm-, wrijvings-, profiel-, geïnduceerde, schadelijke en interferentieweerstand, oorzaken en invloeden;

      • verband tussen invalshoek, liftcoëfficiënt en weerstandscoëfficiënt;

      • draagkrachtformule, weerstandsformule;

      • overtrekken.

    • 2.2 Toepassingen

      • assenstelsel, zwaartepunt;

      • instelhoek van de vleugel, V-stelling, pijlstelling;

      • statische stabiliteit om de langs-, dwars-, en topas;

      • factoren die de stabiliteit beïnvloeden;

      • functie van de vaste staartvlakken;

      • besturing om de drie assen, hoogteroer, richtingsroer en rolroer;

      • stationaire, horizontale, rechtlijnige vlucht, evenwicht van massa (gewicht) en luchtkrachten (en trekkracht bij motorzweefvliegtuigen);

      • aerodynamische balans van roeren;

      • haken van rolroeren, differentiaalrolroeren, Frise rolroeren;

      • statische en dynamische balans van roeren, flutter;

      • triminrichting;

      • remkleppen, duikremkleppen en verstoorders;

      • stijg- en daalvlucht, evenwicht van krachten, beschikbare en benodigde trekkracht (motorzweefvliegtuigen);

      • lierstart, sleepstart en -vlucht, optredende krachten.

  • 3. Gewicht- en zwaartepuntbepaling

    • 3.1 Het wegen

      • weegapparatuur;

      • weegprocedure, waterpas stellen, weegomstandigheden;

      • ijkgegevens.

    • 3.2 Opstellen van het weeg- en zwaartepuntrapport

      • toepassing van de momentenstelling voor het bepalen van de zwaartepuntsligging en voor het berekenen van correcties na het uitvoeren van wijzigingen aan het vliegtuig;

      • gewichts- en zwaartepuntsgrenzen, aanbrengen van ballast;

      • inventarislijst.

  • 4. Sterkteleer

    • 4.1 Begrippen

      • krachten en spanningen, trek, druk, buiging, afschuiving, torsie en knik;

      • (specifieke) sterkte en stijfheid;

      • elastische vervorming;

      • elasticiteitsmodulus;

      • spanning rekdiagram;

      • wisselende belasting en vermoeiing.

    • 4.2 Definities

      • mogelijke belasting;

      • belastingsfactor;

      • veiligheidsfactor;

      • waarden van deze factoren voor de verschillende categorieën (motor) zweefvliegtuigen.

  • 5. Materialen

    • 5.1 Staal

      • soorten van in de zweefvliegtuigbouw toegepast ongelegeerd en gelegeerd staal;

      • toevoegingen en de invloed daarvan op de eigenschappen van de legeringen;

      • doel van warmtebehandelingen, zoals harden, cementeren en nitreren;

      • toepassing in buizenconstructies, beslagen, boutverbindingen en kabels;

      • corrosie, soorten en verschijningsvormen, bestrijding van en bescherming tegen corrosie.

    • 5.2 Hout

      • structuur van de boomstam, hart of merg, kernhout, spinthout, jaarringen, schors en bast, betekenis van de zaagrichting;

      • naald- en loofhout;

      • voorkomende fouten, onregelmatige vezelstructuur, knoesten, krimp- en windscheuren, harsgangen, verkleuring door schimmels en zwammen;

      • hulpmiddelen voor keuring en selectie van hout;

      • houtsoorten, toegepast voor dragende en niet-dragende constructies: spruce, grenen, essen, balsa;

      • mechanische eigenschappen, drukvastheid, taaiheid, bepaling van deze eigenschappen;

      • bepaling van het vochtgehalte;

      • eigenschappen van triplex en multiplex;

      • toepassing van gereedschap voor houtbewerking.

    • 5.3 Lichtmetaal

      • aluminium, magnesium en de legeringen daarvan;

      • doel van veredelen, koudvervormen en warmtebehandelen;

      • corrosie, soorten en verschijningsvormen, bestrijding van en bescherming tegen corrosie.

    • 5.4 Kunststoffen

      • hoofdgroepen, thermoplasten, thermoharders en elastomeren;

      • samenstelling en eigenschappen, alsmede de toepassing van hardweefsel, kunstglas, glasfiber, epoxyharsen, polyester, schuim en rubber in dragende en niet- dragende constructies;

      • herkennen van kunststoffen;

      • vervaardiging van onderdelen uit gewapende kunststof, de keuze van de glasvezelwapening in verband met de optredende belasting;

      • eigenschappen van samengestelde delen, zoals gelamineerde en sandwichconstructies.

    • 5.5 Textiel

      • eigenschappen van bespanningsstoffen als linnen, katoen en synthetische stoffen;

      • methoden ter beoordeling van de kwaliteit.

    • 5.6 Lakken

      • eigenschappen van lak op nitro-cellulose basis alsmede van synthetische- en olie-lakken;

      • verwerking van lakken, impregneren van bespanningsstoffen;

      • herkennen van lakken in onverwerkte en verwerkte toestand;

      • voorbehandelingen;

      • grondlakken;

      • behandelingen t.b.v. verfverwijderen.

    • 5.7 Lijm

      • kunstharslijm, soorten, samenstelling, eigenschappen, gebruiksaanwijzing i.v.m. hardingstijden en bereiken van maximale sterkte;

      • caseïnelijm, samenstelling en eigenschappen;

      • herkennen van lijmsoorten in onverwerkte en verwerkte toestand;

      • reparatie van gelijmde constructie-elementen en de beperking in de combinatie van verschillende lijmsoorten;

      • constateren van fouten in een lijmverbinding.

    • 5.8 Materiaalverbindingen

      • permanente verbindingen zoals klinken, lassen, solderen en lijmen;

      • las- en soldeermethoden;

      • niet- permanente verbindingen zoals bout en moer, schroef, tapeind, klem, scharnier en bajonet;

      • typen en soorten van bouten en moeren;

      • momentsleutel, betekenis van het begrip voorspanning, gebruik van de momentsleutel;

      • passingen en oppervlaktegesteldheid, aanduidingen.

    • 5.9 Materiaalonderzoek

      • destructief onderzoek, doel, methoden;

      • sterkte-, kerfslag-, kruip-, vermoeiingsproef;

      • niet-destructief onderzoek, doel, methoden: visueel, penetratie-, magnetisch onderzoek, hardheidsbepalingen.

    • 5.10 Keuring van materialen, halffabrikaten en onderdelen

      • kwalitatieve beoordeling op oppervlaktetoestand, vorm en afwerking van toegeleverde materialen en onderdelen;

      • betekenis van de afleveringscertificaten van bedrijven met een door de Minister hiertoe erkende inspectie-organisatie.

  • 6. Constructie

    • 6.1 Benaming

      • primaire en secundaire constructie;

      • benaming van alle onderdelen en constructie-elementen van de primaire constructie;

      • benaming van de stuur- en hulpvlakken.

    • 6.2 Bouwwijze

      • vakwerk-, ligger- en schaalconstructies, materiaalkeuze en verwerking;

      • dragende en niet dragende constructiedelen;

      • toepassing in romp, vleugel en staartvlakken;

      • benaming van de onderdelen;

      • onderlinge verbinding van grotere delen d.m.v. beslagen;

      • samenstelling en bevestiging van stuurvlakken,

      • vleugelkleppen en verstoorders;

      • samenstelling en bevestiging onderstel;

      • krachtdoorleiding in alle samengestelde en enkelvoudige onderdelen;

      • stuurinrichting.

    • 6.3 Tekeningen

      • lezen van werktekeningen;

      • begrip van de daarbij gebruikte symbolen en afkortingen.

    • 6.4 Afwijkingen

      • constateren en beoordelen van schade na ongeval, het maken van een duidelijk verslag met schetsen;

      • adviseren omtrent de wijze waarop herstellingen moeten worden uitgevoerd;

      • constateren van fouten en maatafwijkingen van onderdelen en samengestelde delen, zowel in gemonteerde als gedemonteerde toestand;

      • aangeven van de wijze waarop afwijkingen moeten worden gecorrigeerd.

  • 7. Montage en demontage

    • 7.1 Werkwijze

      • montage en demontage van alle in Nederland ingeschreven typen zweefvliegtuigen;

      • afstelling van de stuurvlakken met de daarbij behorende aansluitingen en bedieningen van deze zweefvliegtuigen, meten van kabelspanningen, met inachtneming van de juiste volgorde;

      • werking van het differentiaal in de genoemde zweefvliegtuigen.

  • 8. Veiligheid

    • 8.1 Gevaarlijke stoffen

      • inzicht in de aard van het gevaar (brand, explosie, vergiftiging e.d.) van alle toegepaste stoffen zoals lak, lijm, zuurstof, al dan niet in combinatie met andere stoffen.

    • 8.2 Maatregelen

      • inzicht in de maatregelen om genoemde gevaren te vermijden.

  • 9. Inspecties

    • 9.1 Periodieke inspecties

      • inspectiecyclus;

      • tijdstip van uitvoering en geldigheidsduur van de verschillende onderhoudsbeurten.

    • 9.2 Bijzondere inspecties

      • na een harde, een traverserende of een tiplanding;

      • aard van schade of vervorming bij staalbuisromp, hout- en kunststofconstructies, secundaire kenmerken, die op dieper liggende schade of vervorming duiden.

Vliegtuiginstrumenten

  • 1. Algemeen

    • 1.1 Indeling Vliegtuiginstrumenten

      • hoogtemeter;

      • snelheidsmeter;

      • verticale snelheidsmeter;

      • kompas;

      • kunstmatige horizon;

      • bochtaanwijzer.

    • 1.2 Eisen te stellen aan vliegtuiginstrumenten

      • algemeen:

        • a. nauwkeurigheid;

        • b. gewicht;

        • c. afmetingen;

        • d. afleesbaarheid;

        • e. verlichting;

        • f. parallax.

      • toleranties:

        • a. begrip tolerantie;

        • b. klasse indeling;

        • c. tolerantiegrafieken.

      • oorzaken miswijzing;

      • ijken van instrumenten.

    • 1.3 Meten van drukken

      • algemene begrippen:

        • a. absolute druk;

        • b. relatieve druk.

      • drukmeetelementen:

        • a. membranen;

        • b. membraandozen;

        • c. bourdonbuizen;

        • d. balgen.

      • toepassingen in vliegtuiginstrumenten.

    • 1.4 Pitot- en statische systemen in vliegtuigen

      • doel van het pitot-statische systeem;

      • begrippen:

        • a. stuwdruk;

        • b. statische druk;

        • c. totale druk.

      • relatie tussen vliegsnelheid en stuwdruk;

      • statische openingen:

        • a. plaats;

        • b. vorm;

        • c. afwerking omgeving;

        • d. voorkomen foutieve drukmeting (gieren).

      • pitot openingen:

        • a. plaats;

        • b. vorm;

        • c. functie en plaats draingat;

        • d. voorkomen bevriezing.

      • pitot-statisch leidingsysteem:

        • a. leidingloop i.v.m. indringen van water;

        • b. luchtdichtheid van het leidingstelsel;

        • c. normen luchtdichtheid;

        • d. uitvoeren lektest;

        • e. wanneer moet lektest worden uitgevoerd.

  • 2. Hoogtemeter

    • 2.1 Meetprincipe

      • drukhoogte;

      • standaardatmosfeer met inachtneming van:

        • a. luchtdruk op zeeniveau;

        • b. temperatuur;

        • c. breedtegraad;

        • d. temperatuurgradiënt;

        • e. luchtdrukverloop.

      • begrippen:

        • a. Q.F.E.;

        • b. Q.N.H.;

        • c. Q.N.E..

    • 2.2 Opbouw en werking

      • membranen;

      • overbrenging membraanbeweging op wijzers;

      • noodzaak drukschaal;

      • temperatuurcorrectie;

      • wrijvingsfout;

      • balansfout;

      • hysteresis;

      • controle drukschaal;

      • presentatie.

  • 3. Snelheidsmeter

    • 3.1 Meetprincipe

    • 3.2 Opbouw en werking

      • membranen;

      • overbrenging membraanbeweging op wijzer;

      • druk in membraan;

      • druk om membraan;

      • invloed hoogte op aanwijzing;

      • presentatie;

      • schaalverdeling.

  • 4. Stijgsnelheidsmeter (variometer)

    • 4.1 Meetprincipe

    • 4.2 Opbouw en werking

      • stuwschijftype;

      • membraantype;

      • begrip T.A. compensatie;

      • gebruik;

      • doel en plaats van thermosfles;

      • venturibuis;

      • compensatiedoos in stroomschema.

    • 4.3 Optredende fouten

      • instrumentfouten;

      • fouten t.g.v. temperatuurvariaties;

      • poortlocaties en flesvolumevariaties.

    • 4.4 Bijzondere uitvoeringen

      • algemene kennis van variometersystemen welke langs elektrische/elektronische weg tot een gecompenseerde aanwijzing komen, eventueel aangevuld met audio-informatie.

  • 5. Kompas

    • 5.1 Meetprincipe

      • aardmagnetisch veld;

      • afwijkingen aardmagnetisch veld:

      • declinatie;

      • inclinatie.

      • stand kompasnaalden in aardmagnetisch veld;

      • richtend moment kompasnaalden.

    • 5.2 Opbouw en werking

      • naaldondersteuning t.o.v. zwaartepunt;

      • dempingsvloeistof;

      • kompasroos;

      • zeilstreep;

      • uitzettingsmembraan;

      • oorzaak versnellingsfout;

      • oorzaak draaifout;

      • bronnen van storende vliegtuigmagnetische velden;

      • begrip deviatie;

      • doel van compenseren;

      • compensatiemiddelen;

      • begrippen A, B en C fouten.

  • 6. Gyroscopische instrumenten

    • 6.1 Eigenschappen van de gyroscoop

      • standvastigheid;

      • precessie;

      • invloed toerental en traagheidsmoment van de gyro op voornoemde eigenschappen;

      • vrijheidsgraden van beweging;

      • invloed mechanische onvolkomenheden op standvastigheid van de gyro;

      • toepassing verticale gyro;

      • toepassing horizontale gyro;

      • noodzaak richtmiddelen;

      • toepassing oprichtmechanisme;

      • invloed van versnellingen.

  • 7. Bochtaanwijzer

    • 7.1 Meetprincipe en werking

      • hoeksnelheid;

      • precessie;

      • invloed toerental van de tol op de aanwijzing;

      • invloed vliegsnelheid op de aanwijzing.

    • 7.2 Opbouw

      • richting tolas;

      • graden van bewegingsvrijheid;

      • noodzaak omkeermechanisme;

      • demping;

      • functie ijkveer;

      • presentatie;

      • voeding van het instrument.

Elektrische installaties

  • 1. Gelijkstroomtechniek

    • stroomsterkte, spanning, weerstand en vermogen;

    • wet van Ohm, 1e en 2e wet van Kirchhoff, Brug van Wheatstone;

    • de magnetische werking van de stroom: elektromagneet;

    • lood- en nikkelcadmium accumulatoren:

      • a. constructie, werking en opbouw;

      • b. capaciteit en capaciteit afhankelijkheid t.a.v. de stroom;

      • c. verloop soortelijk gewicht bij laden en ontladen;

      • d. spanning per cel tijdens laden, in bedrijf of in ontladen toestand;

      • e. inwendige weerstand;

      • f. voor- en nadelen nikkelcadmium- t.a.v. loodaccumulatoren.

  • 2. Materialen

    • 2.1 Weerstanden

      • eenheid van weerstand;

      • temperatuur afhankelijkheid;

      • vermogen;

      • parallel- en serieschakeling.

    • 2.2 Kabels

      • doel en opbouw van:

        • a. normale kabel;

        • b. afgeschermde kabel;

        • c. coaxiale kabel.

      • isolatiematerialen.

    • 2.3 Verbindingsmiddelen

      • mogelijkheid trekontlasting;

      • vergrendeling en borging;

      • kabelschoenen;

      • kabelverbinders;

      • pluggen;

      • schakelaars.

  • 3. Werkwijzen

    • 3.1 Kabels

      • draadstrippen;

      • solderen van bedrading.

    • 3.2 Kabelschoenen

      • aanbrengen van kabelschoenen;

      • verbuigen van kabelschoenen;

      • aansluiten van kabelschoenen.

    • 3.3 Kabelverbinders

      • aanbrengen van kabelverbinders op draad zonder afscherming;

      • aanbrengen van kabelverbinders op draad met afscherming;

      • aanbrengen van meerdere kabelverbinders in draadbundels;

      • meervoudige lasverbindingen.

    • 3.4 Bevestigen en opbinden van elektrische bedrading

      • buigstralen;

      • speling in draadlengten;

      • afdruipbochten;

      • gebruik van draadbeugels;

      • gebruik van bindmiddelen.

  • 4 Installatie

    • 4.1 Beveiliging van electrische leidingen

      • doel beveiliging;

      • kabel doorsnede i.v.m.:

        • a. stroomsterkte;

        • b. omgevingstemperatuur;

        • c. spanningsverlies;

        • d. mechanische sterkte.

      • thermische beveiliging:

        • a. maximaal schakelaars (circuit breakers), principe en werking;

        • b. smeltveiligheden (fuses), principe en werking.

      • selectiviteit.

    • 4.2 Doel en uitvoering van:

      • aarding;

      • bonding;

      • afscherming.

  • 5. Gereedschappen, meetinstrumenten

    • principe en gebruik van:

      • a. stripgereedschap;

      • b. kabelschoentang;

      • c. universeelmeter.

Bijlage 2. Basiskenniseisen bevoegdverklaring B

Inhoud

Korte omschrijving modules

Module Voorschriften

Module Vliegtuigen

Module Motoren

Module Motorinstrumenten

Module Elektrische installaties

Korte omschrijving modules

Voorschriften

De Nederlandse Luchtvaartvoorschriften, voorzover deze van belang zijn voor onderhoudstechnici in de luchtvaart.

Vliegtuigen

De theorie van het vliegen, de materialen, de constructie, gewicht- en zwaartepuntbepaling, de uitvoering van het onderhoud.

Motoren

De constructie, de materialen, de brandstoffen, de smeeroliën, de werking, de bediening, het verwisselen van de motor, het verwisselen van onderdelen, de uitvoering van de installaties, het vinden en verhelpen van storingen, het afstellen.

Motorinstrumenten

De indeling, de constructie en werking, de uitvoering van de installaties, het verwisselen van instrumenten, de uitvoering van het onderhoud, het vinden en verhelpen van storingen.

Elektrische installaties

De opbouw en werking, de uitvoering van installaties, het verwisselen van onderdelen, de uitvoering van het onderhoud, het vinden en verhelpen van storingen.

Voorschriften

Vliegtuigen

  • 1. Algemeen

    • 1.1 De atmosfeer

      • opbouw van de atmosfeer;

      • samenstelling van de lucht;

      • soortelijk gewicht;

      • luchtdichtheid;

      • absolute temperatuur;

      • luchtdruk.

    • 1.2 Standaard atmosfeer

      • begrip en doel.

  • 2. Theorie van het vliegen

    • 2.1 Draagvlaktheorie

      • profielkenmerken, dikte, koorde, welving, skeletlijn, symmetrisch en asymmetrisch profiel;

      • stroming om het profiel, invalshoek, luchtsnelheid, luchtdruk, stuwpunt;

      • vleugelvorm, spanwijdte, slankheid, profielverdraaiing en -variatie;

      • luchtkrachten en momenten, hun componenten en coëfficiënten, drukpunt;

      • vorm-, wrijvings-, profiel-, geïnduceerde, schadelijke en interferentieweerstand, oorzaken en invloeden;

      • verband tussen invalshoek, liftcoëfficiënt en weerstandscoëfficiënt;

      • draagkrachtformule, weerstandsformule;

      • overtrekken.

    • 2.2 Toepassingen

      • assenstelsel, zwaartepunt;

      • instelhoek van de vleugel, V-stelling, pijlstelling;

      • statische stabiliteit om de langs-, dwars- en topas;

      • factoren die de stabiliteit beïnvloeden;

      • functie van de vaste staartvlakken;

      • besturing om de drie assen, hoogteroer, richtingsroer en rolroer;

      • stationaire, horizontale, rechtlijnige vlucht, evenwicht van massa (gewicht) en luchtkrachten (en trekkracht bij motorzweefvliegtuigen);

      • triminrichting;

      • remkleppen, duikremkleppen en verstoorders.

  • 3. Gewicht- en zwaartepuntbepaling

    • 3.1 Het wegen

      • weegapparatuur;

      • weegprocedure, waterpas stellen, weegomstandigheden;

      • ijkgegevens.

    • 3.2 Opstellen van het weeg- en zwaartepuntrapport

      • toepassing van de momentenstelling voor het bepalen van de zwaartepuntsligging en voor het berekenen van correcties na het uitvoeren van wijzigingen aan het vliegtuig;

      • gewichts- en zwaartepuntsgrenzen, aanbrengen van ballast;

      • inventarislijst.

  • 4. Sterkteleer

    • 4.1 Begrippen

      • krachten en spanningen, trek, druk, buiging, afschuiving, torsie en knik;

      • (specifieke) sterkte en stijfheid;

      • elastische vervorming;

      • elasticiteitsmodules;

      • spanning rekdiagram;

      • wisselende belasting en vermoeiing.

  • 5. Materialen

    • 5.1 Staal

      • soorten van in de zweefvliegtuigbouw toegepast ongelegeerd en gelegeerd staal;

      • toevoegingen en de invloed daarvan op de eigenschappen van de legeringen;

      • toepassing in buizenconstructies, beslagen, boutverbindingen en kabels;

      • corrosie, soorten en verschijningsvormen, bestrijding van en bescherming tegen corrosie;

      • de verschillende onderhoudsbeurten.

    • 5.2 Hout

      • houtsoorten, toegepast voor dragende en niet-dragende constructies: spruce, grenen, essen, balsa;

      • mechanische eigenschappen, drukvastheid, taaiheid, bepaling van deze eigenschappen;

      • bepaling van het vochtgehalte;

      • eigenschappen van triplex en multiplex;

      • toepassing van gereedschap voor houtbewerking.

    • 5.3 Lichtmetaal

      • aluminium, magnesium en de legeringen daarvan;

      • corrosie, soorten en verschijningvormen, bestrijding van en bescherming tegen corrosie.

    • 5.4 Kunststoffen

      • hoofdgroepen, thermoplasten, thermoharders en elastomeren;

      • samenstelling en eigenschappen, alsmede de toepassing van hardweefsel, kunstglas, glasfiber, epoxyharsen, polyester, schuim en rubber in dragende en niet-dragende constructies;

      • herkennen van kunststoffen;

      • eigenschappen van samengestelde delen, zoals gelamineerde en sandwichconstructies.

    • 5.5 Lijm

      • kunstharslijm, soorten, samenstelling, eigenschappen, gebruiksaanwijzing i.v.m. hardingstijden en bereiken van maximale sterkte;

      • caseïnelijm, samenstelling en eigenschappen.

    • 5.6 Materiaalverbindingen

      • permanente verbindingen zoals klinken, lassen, solderen en lijmen;

      • las- en soldeermethoden;

      • niet-permanente verbindingen zoals bout en

      • moer, schroef, tapeind, klem, scharnier en bajonet;

      • typen en soorten van bouten en moeren;

      • momentsleutel, betekenis van het begrip voorspanning, gebruik van de momentsleutel;

    • 5.7 Materiaalonderzoek

      • non-destructief onderzoek, doel, methoden: visueel, penetratie-, magnetisch onderzoek, hardheidsbepalingen.

    • 5.8 Keuring van materialen, halffabrikaten en onderdelen

      • kwalitatieve beoordeling op oppervlaktetoestand, vorm en afwerking van toegeleverde materialen en onderdelen;

      • betekenis van de afleveringscertificaten van bedrijven met een door de Minister hiertoe erkende inspectie-organisatie.

  • 6. Constructie

    • 6.1 Benaming

      • primaire en secundaire constructie;

      • benaming van alle onderdelen en constructie-elementen van de primaire constructie;

      • benaming van de stuur- en hulpvlakken.

    • 6.2 Bouwwijze

      • vakwerk-, ligger- en schaalconstructies, materiaalkeuze en verwerking;

      • dragende en niet- dragende constructiedelen;

      • toepassing in romp, vleugel en staartvlakken;

      • benaming van de onderdelen;

      • stuurinrichting.

    • 6.3 Tekeningen

      • lezen van werktekeningen;

      • begrip van de daarbij gebruikte symbolen en afkortingen.

  • 7. Veiligheid

    • 7.1 Gevaarlijke stoffen

      • inzicht in de aard van het gevaar (brand, explosie, vergiftiging e.d.) van alle toegepaste stoffen zoals lak, lijm, zuurstof, al dan niet in combinatie met andere stoffen.

    • 7.2 Maatregelen

      • inzicht in de maatregelen om genoemde gevaren te vermijden.

  • 8. Inspecties

    • 8.1 Periodieke inspecties

      • inspectiecyclus;

      • tijdstip van uitvoering en geldigheidsduur van de verschillende onderhoudsbeurten.

Motoren

  • 1. Arbeidsproces

    • de begrippen arbeid en vermogen;

    • het werkingsprincipe van viertakt en tweetakt motoren;

    • het indicateurdiagram (P.V. diagram) en het kleppendiagram (openings en sluitingstijden van de kleppen);

    • de invloed van de atmosfeer (temperatuur, druk en vochtigheid), het ontstekingstijdstip en de benzine-luchtmengverhouding op het motorvermogen;

    • de redenen waarom van variable voorontsteking en verschillende benzine-luchtmengverhoudingen gebruik gemaakt wordt;

    • het begrip detonatie (pingelen, kloppen), de omstandigheden waaronder dit kan optreden en de gevolgen hiervan;

    • het begrip voortijdige ontsteking (pre-ignition).

  • 2. Opbouw

    • de samenstelling en uitvoeringsvorm van de meest voorkomende motortypen voor motorzweefvliegtuigen;

    • de constructieve bijzonderheden van de onderdelen:

      • a. carter;

      • b. zuiger;

      • c. zuigerveren;

      • d. cylinders;

      • e. kleppen;

      • f. klepbedieningsmechanisme;

      • g. drijfstangen;

      • h. krukassen;

      • i. tandwieloverbrengingen.

    • de smering en koeling van bovengenoemde onderdelen en lageringen;

    • de belangrijkste eigenschappen van materialen die gebruikt worden bij de constructie van de motor.

  • 3. Carburatie

    • de samenstelling en het werkingsprincipe van de meest voorkomende vlottercarburateurs;

    • de wijze waarop de juiste mengverhouding gehandhaafd wordt bij verschillende toerentallen,

    • de hoogtemengselregeling, het acceleratiesysteem;

    • de afstelling van het mengsel, gasklep en de bedieningsorganen;

    • de werking van de benzinepomp.

  • 4. Ontsteking

    • de procedure voor het afstellen van een hoogspanningsmagneetontsteking op de motor en de hierbij te gebruiken hulpmiddelen;

    • het herkennen en de betekenis van de aanslag c.q. vervuiling en slijtage op de bougie elektroden.

  • 5. Motorinstallaties

    • de wijze van bevestiging van de motor aan de motorbok en aan het vliegtuig;

    • de wijze van aansluiting van uitlaten, flexibele en starre leidingen op de motor;

    • carburateurvoorverwarmingssysteem, werking en bediening.

  • 6. Luchtschroeven

    • de samenstelling en werking van de luchtschroef met vaste spoed;

    • de invloed van de instelhoek en de invalshoek op de trekkracht;

    • de redenen welke geleid hebben tot de invoering van luchtschroeven met variabele spoed;

    • de wijze van bevestiging en centrering van houten en metalen luchtschroeven op de motoras.

  • 7. Brandstof en smeerolie

    • de belangrijkste eigenschappen welke de kwaliteit van benzine bepalen;

    • de definitie van ‘octaangetal’;

    • de invloed van de volgende toevoegingen in de brandstof:

      • a. tetra-ethyl lood (TEL);

      • b. inhibitors.

    • de belangrijkste eigenschappen welke de kwaliteit van smeerolie bepalen.

  • 8. Brandstofinstallatie

    • 8.1 Brandstoftank

      • inbouw;

      • voorzieningen voor vullen, aftappen en ventileren.

    • 8.2 Installatie

      • pompen, filters, leidingen.

    • 8.3 Bedrijfsklaar maken

      • brandstof vullen en controleren.

  • 9. Kajuitverwarmingsinstallatie

    • 9.1 Opbouw

      • onderdelen, locatie.

    • 9.2 Werking

      • warmtebron;

      • regeling van temperatuur en ventilatie.

Motorinstrumenten

  • 1. Algemeen

    • 1.1 Indeling motorinstrumenten

      • toerenteller;

      • cylinderkoptemperatuurmeter;

      • olietemperatuurmeter;

      • oliedrukmeter;

      • brandstofstandmeter.

  • 2. Toerenteller

    • 2.1 Meetprincipe

      • draaistroom toerenteller;

      • wisselstroom toerenteller.

    • 2.2 Opbouw en werking

      • draaistroom toerenteller:

        • a. constructie generator;

        • b. output generator;

        • c. constructie aanwijzer;

        • d. aanloopvoorzieningen aanwijzer;

        • e. wervelstroomkoppeling;

        • f. functie torsieveer;

        • g. presentatie;

        • h. invloed bedrading.

      • wisselstroomtoerenteller:

        • a. constructie generator;

        • b. output generator;

        • c. soort aanwijsinstrument;

        • d. noodzaak gelijkrichter;

        • e. soort gelijkrichter;

        • f. nadelen wisselstroom toerenteller;

        • g. invloed bedrading;

        • h. presentatie.

  • 3. Temperatuurmeting

    • 3.1 Meetprincipe

      • bimetaalthermometer;

      • weerstandsthermometer;

      • thermo-elektrische temperatuurmeter (pyrometer).

    • 3.2 Opbouw en werking

      • bimetaalthermometer:

        • a. constructie bimetaal;

        • b. vormen bimetaal;

        • c. materialen;

        • d. nauwkeurigheid;

        • e. presentatie;

        • f. toepassing.

      • weerstandsthermometer:

        • a. constructie meetelement;

        • b. opbouw meetschakeling;

        • c. soort aanwijsinstrument;

        • d. invloed spanningsvariaties op aanwijzing;

        • e. middelen om deze invloed te verminderen c.q. te elimineren;

        • f. werking draaispoelverhoudingsmeter;

        • g. toepassing.

      • thermo-elektrische temperatuurmeter:

        • a. opbouw meetelement;

        • b. materialen meetelement;

        • c. meetschakeling;

        • d. begrippen: warme las, koude las;

        • e. temperatuurconstante;

        • f. soort aanwijsinstrument;

        • g. invloed bedrading op aanwijzing;

        • h. temperatuurcompensatie;

        • i. presentatie;

        • j. transport.

  • 4. Brandstofstandaanwijzer

    • 4.1 Meetprincipe

      • vlottertype;

      • capacitieve standmeting;

      • peilglas.

    • 4.2 Opbouw en werking

      • vlottertypen:

        • a. constructie vlottertankunit;

        • b. opbouw meetschakeling;

        • c. soort aanwijsinstrument (verhoudingstype – 3 spoeltype);

        • d. invloed bedrading op aanwijzing;

        • e. invloed spanningsvariaties op aanwijzing;

        • f. invloed temperatuur op aanwijzing;

        • g. presentatie.

      • capacitieve standmeting:

        • a. constructie meetelement;

        • b. aantal meetelementen;

        • c. opbouw meetschakeling;

        • d. werking meetschakeling;

        • e. functie referentiecondensator;

        • f. functie follow-up potentiometer;

        • g. functie ‘empty’ en ‘full’ potentiometer;

        • h. richtingsgevoeligheid;

        • i. servo-amplifier;

        • j. soort servometer;

        • k. soort indicator;

        • l. afstelprocedure;

        • m. presentatie.

      • peilglas:

        • a. constructie peilglas;

        • b. afleesmogelijkheid.

  • 5. Oliedrukken

    • 5.1 Meetprincipe

    • 5.2 Opbouw en werking

      • constructie drukmeetelement;

      • overbrenging naar wijzer;

      • presentatie;

      • nauwkeurigheid.

Elektrische installaties

  • 1. Gelijkstroomtechniek

    • stroomsterkte, spanning, weerstand en vermogen;

    • wet van Ohm, 1e en 2e wet van Kirchhoff, Brug van Wheatstone;

    • de magnetische werking van de stroom: elektromagneet;

    • lood- en nikkelcadmium accumulatoren:

      • a. constructie, werking en opbouw;

      • b. capaciteit en capaciteit afhankelijkheid t.a.v. de stroom;

      • c. verloop soortelijk gewicht bij laden en ontladen;

      • d. spanning per cel tijdens laden, in bedrijf of in ontladen toestand;

      • e. inwendige weerstand;

      • f. voor- en nadelen nikkelcadmium- t.a.v. loodaccumulatoren.

  • 2. Materialen

    • 2.1 Weerstanden

      • eenheid van weerstand;

      • temperatuur afhankelijkheid;

      • vermogen;

      • parallel- en serieschakeling.

    • 2.2 Kabels

      • doel en opbouw van:

        • a. normale kabel;

        • b. afgeschermde kabel;

        • c. coaxiale kabel.

      • isolatiematerialen.

    • 2.3 Verbindingsmiddelen

      • mogelijkheid trekontlasting;

      • vergrendeling en borging;

      • kabelschoenen;

      • kabelverbinders;

      • pluggen;

      • schakelaars.

  • 3. Werkwijzen

    • 3.1 Kabels

      • draadstrippen;

      • solderen van bedrading.

    • 3.2 Kabelschoenen

      • aanbrengen van kabelschoenen;

      • verbuigen van kabelschoenen;

      • aansluiten van kabelschoenen.

    • 3.3 Kabelverbinders

      • aanbrengen van kabelverbinders op draad zonder afscherming;

      • aanbrengen van kabelverbinders op draad met afscherming;

      • aanbrengen van meerdere kabelverbinders in draadbundels;

      • meervoudige lasverbindingen.

    • 3.4 Bevestigen en opbinden van elektrische bedrading

      • buigstralen;

      • speling in draadlengten;

      • afdruipbochten;

      • gebruik van draadbeugels;

      • gebruik van bindmiddelen.

  • 4 Installatie

    • 4.1 Beveiliging van electrische leidingen

      • doel beveiliging;

      • kabel doorsnede i.v.m.:

        • a. stroomsterkte;

        • b. omgevingstemperatuur;

        • c. spanningsverlies;

        • d. mechanische sterkte.

      • thermische beveiliging:

        • a. maximaal schakelaars (circuit breakers), principe en werking;

        • b. smeltveiligheden (fuses), principe en werking.

      • selectiviteit.

    • 4.2 Doel en uitvoering van:

      • aarding;

      • bonding;

      • afscherming.

  • 5. Gereedschappen, meetinstrumenten

    • principe en gebruik van:

      • a. stripgereedschap;

      • b. kabelschoentang;

      • c. universeelmeter.

  • 6. Motorinstallatie

    • werking van:

      • a. startmotor;

      • b. generator;

      • c. natte accu;

      • d. verschillende relais.

Bijlage 3. Basiskenniseisen bevoegdverklaring C

Inhoud

Korte omschrijving modules

Module Voorschriften

Module Vliegtuigen

Module Elektrische en elektronische installaties

Korte omschrijving modules

Voorschriften

De Nederlandse Luchtvaartvoorschriften, voorzover deze van belang zijn voor onderhoudstechnici in de luchtvaart.

Vliegtuigen

De theorie van het vliegen, de materialen, de constructie, gewicht- en zwaartepuntbepaling, de uitvoering van het onderhoud.

Elektrische en elektronische installaties

De opbouw en werking, de uitvoering van installaties, het verwisselen en testen van apparaten, de uitvoering van het onderhoud, het vinden en verhelpen van storingen.

Voorschriften

Vliegtuigen

  • 1. Algemeen

    • 1.1 De atmosfeer

      • opbouw van de atmosfeer;

      • samenstelling van de lucht;

      • soortelijk gewicht;

      • luchtdichtheid;

      • absolute temperatuur;

      • luchtdruk.

    • 1.2 Standaard atmosfeer

      • begrip en doel.

  • 2. Theorie van het vliegen

    • 2.1 Draagvlaktheorie

      • profielkenmerken, dikte, koorde, welving,skeletlijn, symmetrisch en asymmetrisch profiel;

      • stroming om het profiel, invalshoek, luchtsnelheid, luchtdruk, stuwpunt;

      • vleugelvorm, spanwijdte, slankheid, profielverdraaiing, en -variatie;

      • luchtkrachten en momenten, hun componenten en coëfficiënten, drukpunt;

      • vorm-, wrijvings-, profiel-, geïnduceerde, schadelijke, en interferentieweerstand, oorzaken en invloeden;

      • verband tussen invalshoek, liftcoëfficiënt en weerstandscoëfficiënt;

      • draagkrachtformule, weerstandsformule;

      • overtrekken.

    • 2.2 Toepassingen

      • assenstelsel, zwaartepunt;

      • instelhoek van de vleugel, V-stelling, pijlstelling;

      • statische stabiliteit om de langs-, dwars- en topas;

      • factoren die de stabiliteit beïnvloeden;

      • functie van de vaste staartvlakken;

      • besturing om de drie assen, hoogteroer, richtingsroer en rolroer;

      • stationaire, horizontale, rechtlijnige vlucht, evenwicht van massa (gewicht) en luchtkrachten (en trekkracht bij motorzweefvliegtuigen);

      • triminrichting;

      • remkleppen, duikremkleppen en verstoorders.

  • 3. Gewicht- en zwaartepuntbepaling

    • 3.1 Het wegen

      • weegapparatuur;

      • weegprocedure, waterpas stellen, weegomstandigheden;

      • ijkgegevens.

    • 3.2 Opstellen van het weeg- en zwaartepuntrapport

      • toepassing van de momentenstelling voor het bepalen van de zwaartepuntsligging en voor het berekenen van correcties na het uitvoeren van wijzigingen aan het vliegtuig;

      • gewichts- en zwaartepuntsgrenzen, aanbrengen van ballast;

      • inventarislijst.

  • 4. Sterkteleer

    • 4.1 Begrippen

      • krachten en spanningen, trek, druk, buiging, afschuiving, torsie en knik;

      • (specifieke) sterkte en stijfheid;

      • elastische vervorming;

      • elasticiteitsmodules;

      • spanning rekdiagram;

      • wisselende belasting en vermoeiing.

  • 5. Materialen

    • 5.1 Staal

      • soorten van in de zweefvliegtuigbouw toegepast ongelegeerd en gelegeerd staal;

      • toevoegingen en de invloed daarvan op de eigenschappen van de legeringen;

      • toepassing in buizenconstructies, beslagen, boutverbindingen en kabels;

      • corrosie, soorten en verschijningsvormen, bestrijding van en bescherming tegen corrosie.

    • 5.2 Hout

      • houtsoorten, toegepast voor dragende en niet-dragende constructies: spruce, grenen, essen, balsa;

      • mechanische eigenschappen, drukvastheid, taaiheid, bepaling van deze eigenschappen;

      • bepaling van het vochtgehalte;

      • eigenschappen van triplex en multiplex;

      • toepassing van gereedschap voor houtbewerking.

    • 5.3 Lichtmetaal

      • aluminium, magnesium en de legeringen daarvan;

      • corrosie, soorten en verschijningsvormen, bestrijding van en bescherming tegen corrosie

    • 5.4 Kunststoffen

      • hoofdgroepen, thermoplasten, thermoharders en elastomeren;

      • samenstelling en eigenschappen, alsmede de toepassing van hardweefsel, kunstglas, glasfiber, epoxyharsen, polyester, schuim en rubber in dragende en niet-dragende constructies;

      • herkennen van kunststoffen;

      • eigenschappen van samengestelde delen, zoals gelamineerde en sandwichconstructies.

    • 5.5 Lijm

      • kunstharslijm, soorten, samenstelling, eigenschappen, gebruiksaanwijzing i.v.m. hardingstijden en bereiken van maximale sterkte;

      • caseïnelijm, samenstelling en eigenschappen.

    • 5.6 Materiaalverbindingen

      • permanente verbindingen zoals klinken, lassen, solderen en lijmen;

      • las- en soldeermethoden;

      • niet-permanente verbindingen zoals bout en

      • moer, schroef, tapeind, klem, scharnier en bajonet;

      • typen en soorten van bouten en moeren;

      • momentsleutel, betekenis van het begrip voorspanning, gebruik van de momentsleutel.

    • 5.7 Materiaalonderzoek

      • non-destructief onderzoek, doel, methoden: visueel, penetratie-, magnetisch onderzoek, hardheidsbepalingen.

    • 5.8 Keuring van materialen, halffabrikaten en onderdelen

      • kwalitatieve beoordeling op oppervlaktetoestand, vorm en afwerking van toegeleverde materialen en onderdelen;

      • betekenis van de afleveringscertificaten van bedrijven met een door de Minister hiertoe erkende inspectie-organisatie.

  • 6. Constructie

    • 6.1 Benaming

      • primaire en secundaire constructie;

      • benaming van alle onderdelen en constructie-elementen van de primaire constructie;

      • benaming van de stuur- en hulpvlakken.

    • 6.2 Bouwwijze

      • vakwerk-, ligger- en schaalconstructies, materiaalkeuze en verwerking;

      • dragende en niet-dragende constructiedelen;

      • toepassing in romp, vleugel en staartvlakken;

      • benaming van de onderdelen;

      • stuurinrichting.

    • 6.3 Tekeningen

      • lezen van werktekeningen;

      • begrip van de daarbij gebruikte symbolen en afkortingen.

  • 7. Veiligheid

    • 7.1 Gevaarlijke stoffen

      • inzicht in de aard van het gevaar (brand, explosie, vergiftiging e.d.) van alle toegepaste stoffen zoals lak, lijm, zuurstof, al dan niet in combinatie met andere stoffen.

    • 7.2 Maatregelen

      • Inzicht in de maatregelen om genoemde gevaren te vermijden.

  • 8. Inspecties

    • 8.1 Periodieke inspecties

      • inspectiecyclus;

      • tijdstip van uitvoering en geldigheidsduur van de verschillende onderhoudsbeurten.

Elektrische en elektronische installaties

  • 1. Gelijkstroomtechniek

    • stroomsterkte, spanning, weerstand en vermogen;

    • wet van Ohm, 1e en 2e wet van Kirchhoff, Brug van Wheatstone;

    • de magnetische werking van stroom: elektromagneet;

    • lood- en nikkelcadmium accumulatoren:

      • a. constructie, werking en opbouw;

      • b. capaciteit en capaciteitsafhankelijkheid t.a.v. de stroom;

      • c. verloop soortelijk gewicht bij laden en ontladen;

      • d. spanning per cel tijdens laden, in bedrijf of in ontladen toestand;

      • e. inwendige weerstand;

      • f. voor- en nadelen nikkelcadmium- t.a.v. loodaccumulatoren.

  • 2. Componenten/materialen

    • 2.1 Weerstanden

      • eenheid van weerstand/kleurcodering;

      • temperatuur afhankelijkheid;

      • vermogen;

      • parallel- en serieschakeling;

      • instelbare en variabele weerstand;

      • temperatuur gevoelige weerstand (NTC).

    • 2.2 Spoelen

      • eenheid van zelfinductie;

      • wisselstroom weerstand;

      • opgeslagen energie in spoel;

      • parallel-, serie schakeling;

      • stroom-, spanningverloop.

    • 2.3 Condensatoren

      • eenheid van capaciteit;

      • wisselstroom weerstand;

      • opgeslagen energie in condensator;

      • parallel-, serie schakeling;

      • stroom-, spanningverloop.

    • 2.4 Resonantie kringen

      • parallel/serie kring;

      • resonantie frequentie;

      • impedantie;

      • kwaliteits factor;

      • selectiviteits factor;

      • bandbreedte.

    • 2.5 Filters

      • hoog/laag doorlaatfilters;

        • a. werking;

        • b. uitvoering.

      • bandfilters:

        • a. koppel factor;

        • b. soorten koppeling;

        • c. beïnvloeding bandbreedte door: koppeling, kwaliteits factor, verstemming.

    • 2.6 Dioden

      • lagen dioden:

        • a. opbouw en werking;

        • b. drempelspanning silicium-germanium dioden;

        • c. capaciteit en sperrichting.

      • zener dioden:

        • a. stroom-spanning karakteristiek;

        • b. temperatuur afhankelijkheid.

    • 2.7 Transistoren

      • opbouw (NPN en PNP) en werking;

      • relatie basis-, collector-emitter-stroom;

      • fundamentele schakelingen:

        • a. gemeenschappelijke basis schakeling (G.B.S.);

        • b. gemeenschappelijke emitter schakeling (G.E.S.);

        • c. gemeenschappelijke collector schakeling (G.C.S.).

    • 2.8 Kabels

      • opbouw, eigenschappen en gebruik van:

        • a. normale kabel;

        • b. afgeschermde kabel;

        • c. coaxiale kabel: karakteristieke impedantie,

      • stroom- en spanningsverloop langs de kabel (staande golfverhouding).

    • 2.9 Verbindingsmiddelen

      • mogelijkheid trekontlasting;

      • vergrendeling en borging;

      • kabelschoenen;

      • kabelverbinders;

      • pluggen;

      • schakelaars.

  • 3. Werkwijzen

    • 3.1 Kabels

      • draadstrippen;

      • solderen van bedrading.

    • 3.2 Kabelschoenen

      • aanbrengen van kabelschoenen;

      • verbuigen van kabelschoenen;

      • aansluiten van kabelschoenen.

    • 3.3 Kabelverbinders

      • aanbrengen van kabelverbinders op draad zonder afscherming;

      • aanbrengen van kabelverbinders op draad met afscherming;

      • aanbrengen van meerdere kabelverbinders in draadbundels;

      • meervoudige lasverbindingen.

    • 3.4 Bevestigen en opbinden van electrische bedrading

      • buigstralen;

      • speling in draadlengten;

      • afdruipbochten;

      • gebruik van draadbeugels;

      • gebruik van bindmiddelen.

  • 4. Installatie

    • 4.1 Beveiliging van electrische leidingen

      • doel beveiliging;

      • kabel doorsnede i.v.m. :

        • a. stroomsterkte;

        • b. omgevingstemperatuur;

        • c. spanningsverlies;

        • d. mechanische sterkte.

      • thermische beveiliging:

        • a. maximaal schakelaars (circuit breakers), principe en werking;

        • b. smeltveiligheden (fuses), principe en werking;

      • selectiviteit.

    • 4.2 Doel en uitvoering van:

      • aarding;

      • bonding;

      • afscherming.

  • 5. Radiotechniek

    • 5.1 Electromagnetische golven

      • voortplantingssnelheid;

      • polarisatie;

      • golflengte en frequentie.

    • 5.2 Basisschakelingen (principiële werking)

      • gestabiliseerde voeding;

      • oscillatoren;

      • frequentie synthesizer;

      • frequentie vermenigvuldiger;

      • mengschakelingen;

      • AM- modulatoren;

      • AM- detectoren;

      • versterkers;

      • squelch schakelingen:

        • a. carrier squelch;

        • b. signal/noise squelch.

    • 5.3 VHF -antennes

      • werking en uitvoering;

      • installatie voorschriften;

      • stroom- en spanningsverloop langs een enkelvoudige dipool;

      • invloed antenne-hoogte op de te overbruggen afstand in het VHF-gebied (30-300 MHz).

    • 5.4 Basisbegrippen (bekendheid met)

      • algemeen:

        • a. amplitide modulatie;

        • b. modulatie diepte;

        • c. vervorming;

        • d. decibel (dB).

      • ontvangers:

        • a. automatische volume controle;

        • b. ontvangst gevoeligheid;

        • c. selectiviteit;

        • d. bandbreedte.

      • zenders:

        • a. zendvermogen;

        • b. frequentie stabiliteit;

        • c. afluistersignaal.

  • 6. Transponders

    • 6.1 Basisbegrippen (bekendheid met)

      • a. mode A;

      • b. mode C;

      • c. mode S;

      • d. squawk;

      • e. ondervraging, communicatie.

  • 7. Gereedschappen, meetinstrumenten

    • principe en gebruik van:

      • a. stripgereedschap;

      • b. kabelschoentang;

      • c. universeelmeter;

      • d. frequentieteller;

      • e. output-meter;

      • f. signaal generatoren-meetzenders;

      • g. oscillograaf;

      • h. LF -millivolt meter;

      • i. reflectometer.